Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, vorige week en tijdens het weekend was er heel wat te doen over de cijfers met betrekking tot agressie tegen leerkrachten. In 2017 waren er 59 gevallen van fysieke agressie bekend. We waren toen heel gelukkig, en daar is ook een perscommunicatie over verschenen die aangaf dat een aantal genomen maatregelen zeker hun werk hadden gedaan.
Wat zien we nu voor 2018? Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) laat weten dat er 86 gevallen van zware fysieke agressie met arbeidsongeschiktheid als gevolg werden geregistreerd. Dat is een enorme stijging ten opzichte van 2017.
Zowel fysieke als verbale agressie kunnen niet, zeker niet in een schoolsysteem en in een schoolse situatie. Het is spijtig genoeg nog heel dikwijls taboe. De gevallen die werden gemeld, zijn opgetekend als gevolg van arbeidsverlet. Ik besef dat het maar een topje van de ijsberg is. Alle zaken die zogezegd als kleiner of minder erg werden opgetekend, werden zelfs niet officieel geregistreerd.
De scholen, en zeker scholen in een stedelijke context, zitten met de handen in het haar met betrekking tot de toenemende agressie en de schade die dit impliceert, niet alleen voor de slachtoffers maar voor het omgaan met de daders.
De acties die zijn ondernomen en waarvan we dachten dat ze een positieve impact hadden, blijken niet helemaal gewerkt te hebben. Wat kunt en wat zult u nog ondernemen om de toenemende fysieke en verbale agressie tegen leerkrachten tegen te gaan?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, ik weet dat u zeer fel geïnteresseerd bent in dit thema. We hebben vorig jaar in januari een zeer interessante gedachtewisseling in het parlement gehad over grensoverschrijdend gedrag over alle sectoren in de samenleving heen. Onderwijs is er daar uiteraard een van.
Dit is iets dat leeft in de samenleving, en zowel verbale als fysieke agressie zijn niet echt afgenomen tijdens de voorbije jaren. De cijfers waarover u het hebt, gaan over gemelde agressiegevallen via de arbeidsongevallenverzekeraar. Wellicht is dit een onderwaardering omdat niet iedereen een tussenkomst vraagt via de arbeidsongevallenverzekering.
2 jaar geleden waren er 83 gevallen, 10 jaar geleden waren er 93 aangemeld. Vorig jaar waren het er plots veel minder en nu zitten we weer op het niveau van een aantal jaren geleden. Het fluctueert dus een beetje. Het blijft stabiel, maar het daalt zeker niet structureel. U hebt zeker een punt. Zoals ik al zei, denk ik dat het een onderwaardering is, zeker als je alle gevallen, ook die van verbale agressie, zou meetellen.
U weet dat de schoolbesturen een register moeten bijhouden van gevallen van agressie. De vakbonden kijken ook toe of het register goed wordt bijgehouden. Ik heb er geen centraal zicht op. De federale diensten zijn daarvoor bevoegd. Wij kunnen hen niet vragen hoeveel gevallen er per jaar in het onderwijs zijn omdat men dit omwille van de privacy heel dicht bij de scholen wil houden.
Collega Celis, wat ik wel aan het doen ben en waar ik echt fel op wil doorwerken, is de vorming en de opleiding van vertrouwenspersonen. Vorig jaar waren er 160; intussen zijn er al 400 opgeleid. Deze mensen zijn allemaal in de scholen aan de slag en moeten uw vrees helpen wegnemen. Er moet namelijk, als er iets gebeurt op school, een contactpunt zijn dat je genoeg vertrouwt om het te kunnen melden. U hebt al gepleit voor een centraal meldpunt, maar u weet dat ik het liever decentraal houd.
Het is mijn bedoeling om er nog eens extra op in te zetten en dan ook – en dat is ook aangekondigd – met de koepels en het GO! in overleg te gaan, om na te gaan of ze naast de arbeidsongevallencijfers, via de registraties, een stijging merken in het aantal niet-aangemelde maar wel geregistreerde gevallen. Het kan anoniem blijven, maar ik wil er wel een zicht op krijgen of er een stijging is dan wel of het constant blijft of afneemt. Pas uit die cijfers kunnen we opmaken of de inzet van de vertrouwenspersonen echt rendeert of niet.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb gezegd dat het maar gaat over de geregistreerde gevallen. Het is dus het topje van de ijsberg omdat diegenen die het niet durven te zeggen, het ook niet melden aan een vertrouwenspersoon. Zeker jonge mensen die nog een hele loopbaan voor de boeg hebben, zwijgen liever. Volgend schooljaar hebben ze misschien andere leerlingen en gaat het misschien vanzelf over, wat absoluut niet het geval is. Er ontbreekt dus een contactpunt en met de vertrouwenspersonen wordt er zeker een nood gelenigd.
Minister, het is ook belangrijk dat de directie leerkrachten die zoiets meemaken volledig ondersteunt. Men moet zich gesteund voelen door de directie of de inrichtende macht van de school.
Ik blijf hameren op het onafhankelijke meldpunt. Heel wat leerkrachten die fysieke of verbale agressie meemaken, zoeken zo'n meldpunt. Als ze met hun probleem anoniem bij zo'n onafhankelijk meldpunt terecht kunnen, kunnen ze volgens mij worden geholpen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, dit thema is in de commissie reeds meerdere keren aan bod gekomen en ik heb telkens een betoog gehouden.
Tegen elke vorm van geweld in de samenleving – op de trein, in de tram, op de bus, aan de loketten, in het verkeer of eender waar – moet worden opgetreden. Er moet preventie zijn, maar ook handhaving. In het onderwijs is dat hetzelfde.
Het is belangrijk om verder in te zetten op de vorming van vertrouwenspersonen, op preventie, maar ook om ervoor te zorgen dat schoolbesturen, directies en leerkrachten effectief de feiten melden zodat er kan worden opgetreden. Ik denk ook dat er een rol is weggelegd voor de koepels om in zeer ernstige gevallen hun scholen, teams en de directie te begeleiden zodat op een correcte manier wordt opgetreden.
De heer De Ro heeft het woord.
In het verleden heb ik vanuit mijn fractie ook gepleit om het idee van collega Celis voor zo'n meldpunt te ondersteunen. De ‘dark number’, het aantal niet-aangegeven gevallen, moet naar boven komen.
Maar die invalshoek wil ik vandaag niet nemen. Net als een aantal andere beroepen in onze maatschappij, nemen leerkrachten het op voor de gemeenschap. Zij zijn letterlijk de gemeenschap. Of het nu gaat over brandweermensen, politiemensen, leerkrachten of mensen die voor steden en gemeenten werken, zij vertegenwoordigen ons allemaal. Een betere bescherming maar ook een strengere bestraffing van volwassenen die geweld plegen tegen dat soort beroepen, is al langer niet alleen in deze assemblee maar ook in de Kamer van volksvertegenwoordigers een thema dat terugkeert. Ik denk dat we daar echt moeten over nadenken: veel meer preventie, absoluut, maar er moet zeker tegen ouders die tegen leerkrachten geweld plegen, strenger worden opgetreden, ook door parketten en Justitie, en zeker ook in de strafmaat, zoals dat ook bij brandweermensen en politiemensen gebeurt.
Mijnheer Janssens heeft het woord.
Minister, ik heb eerder deze legislatuur gelijkaardige vragen gesteld. Ik wil me dan ook aansluiten bij de zorgen die de collega zich vandaag maakt over dit onrustwekkende gegeven van agressie tegen leerkrachten. Ik heb destijds hier in de plenaire vergadering aan u gevraagd om een bevraging te doen bij de scholen en leerkrachten naar de precieze cijfers omtrent agressie tegen leerkrachten, omdat de cijfers die zich op dit moment tonen vanzelfsprekend een onderschatting zijn. Bovendien heb ik toen de oproep gedaan om agressie tegen leerkrachten strenger te sanctioneren zodat wij tenminste vanuit het parlement duidelijk het signaal geven dat we agressie tegen leerkrachten, of dat nu fysiek, verbaal of psychisch is, absoluut niet dulden.
Ik start bij wat de heer De Ro zei over de taak van onze leerkrachten. Leerkracht is een contactberoep. Elke ouder wil het beste voor zijn kind. Dat kan soms wel eens leiden tot een meningsverschil tussen ouders en leerkrachten over de ideale aanpak, over examenresultaten of over god weet wat. Maar er is geen enkele reden om in eender welke situatie verbale of fysieke agressie te uiten. Laat het ons daar allemaal over eens zijn.
Voor elke leerkracht is het ook van belang dat hij een veilige omgeving rond zich weet om, als er zich toch een incident voordoet, zich beschermd te weten en te weten waar hij terecht kan. Dan is de vraag of zo een onafhankelijk, autonoom, anoniem telefoonnummer of meldpunt de ultieme remedie is. Voor mij is het van belang, en ik wil daarover waken, dat elke school een schoolcultuur heeft waar gevallen van agressie of geweld gemeld kunnen worden, dat die bijgehouden worden om te kijken hoe alles evolueert, dat er ook maatregelen worden genomen om te vermijden dat dit gebeurt en dat ouders of leerkrachten die onderling een dispuut hebben, daarop worden aangesproken. Dit is wat we in hoofdzaak moeten kunnen bereiken. Daarom is het voor mij van belang – collega De Meyer heeft ernaar verwezen – om de komende periode intensief te investeren in die vertrouwenspersonen. Die worden onafhankelijk opgeleid en gaan terug naar de scholen om zo een cultuur teweeg te brengen waarbij die onafhankelijke persoon die de zaken behartigt en leert om daarmee om te gaan, zijn job kan doen. Dat gebeurt al in een aantal scholen.
Als ik signalen zou krijgen dat specifiek voor Onderwijs een onafhankelijk meldpunt ideaal zou zijn, dan wil ik dat best wel doen. Maar uit de gedachtewisseling van begin 2018 bleek dat de vraag is of je dat dan ook moet doen voor Sport en voor Cultuur, en of dat dan een nummer wordt voor de hele overheid. Daarmee zijn de mensen natuurlijk nog niet geholpen. Daarmee zeggen ze: ‘Er is iets aan de hand.’ Even belangrijk als zeggen dat er iets aan de hand is, zijn de oplossingen die men vindt en, zoals sommigen onder u gemeld hebben, het consequent aanpakken van degenen die zich bezondigen aan agressie.
Collega's, zoals ik daarnet al zei, ga ik met de koepels en met het GO! bekijken op welke wijze wij een beter zicht zouden kunnen krijgen op de evolutie van de registraties in het register dat elk schoolbestuur moet bijhouden. Want, zoals de collega's zeiden, zien we nu alleen de arbeidsongevallenwetgeving. Dat zijn de zwaarste gevallen. Maar daaronder zitten nog een aantal registraties. Ik kan onmogelijk vragen aan alle scholen om mij die registers te geven. Dat is trouwens totaal in strijd met de wet op de privacy. Ik kan wel vragen hoe het zit met de evolutie in die registraties. Evolueren die goed of niet? Of blijven die registers gewoon leeg? Dat zou betekenen dat er niet goed mee wordt omgegaan.
Dus dat overleg zal er zeker komen, naar aanleiding van de laatste cijfers, die u trouwens in primeur hebt gekregen als antwoord op uw schriftelijke vraag. Dat initiatief neem ik zeker. Dan kunnen we samen nog eens kijken of er extra maatregelen genomen kunnen worden.
Dank u wel, minister. De cijfers zijn natuurlijk wat ze zijn. Nog eens: het is het topje van de ijsberg en daar zit een veel grotere laag onder. Alle zaken die we kunnen ondernemen die stappen in de goede richting zijn, zullen we zeker moeten doen.
Maar, minister, ik blijf hameren op dat onafhankelijk meldpunt. Ik heb dat niet verzonnen. Het gaat om een aantal zaken. Ik heb met ontzettend veel slachtoffers gesproken. Ik heb er vorige week nog twee gezien. Zij geven dat ook aan. Zij zouden zich daar bijzonder comfortabel bij voelen.
Je haalt even de slachtoffers uit de school. Zij kunnen op een andere, authentieke manier met die situatie omgaan. Dat is dan niet op hun eigen werkvloer. Mensen geven dat ook aan.
Scholen hebben een pedagogisch project. Scholen zijn instellingen die eerst en vooral een taak hebben op het vlak van opvoeding. Ik denk dat waarden en normen gelden voor zowel leerlingen en leerkrachten als voor de ouders van die leerlingen. Want ik weet wat al die agressie, fysiek of verbaal, doet met een mens. Daar moeten we absoluut maatregelen tegen treffen.
De actuele vraag is afgehandeld.