Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Björn Rzoska bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van resolutie van Wouter Vanbesien en Björn Rzoska betreffende het garanderen van een ambitieuze Europese meerjarenbegroting.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Voorzitter, om duidelijk te kunnen maken waarom het zo dringend is, moet ik kort even zeggen waarover het gaat. Het gaat dus over de meerjarenbegroting van de Europese Unie voor de jaren 2021-2027. Die discussie is nu lopende. Het is een grote discussie waar twee belangrijke aspecten in de weegschaal liggen, namelijk hoe hoog dat volledige budget moet zijn en hoeveel procent van dat budget moet worden voorzien voor uitgaven die de klimaatopwarming tegengaan.
Wat is de stand van zaken? Er is een voorstel geformuleerd door de Europese Commissie dat neerkomt op ongeveer 1,11 procent van het bruto nationaal inkomen van Europa. Dat is besproken door het Europees Parlement. Die hebben zich daartoe verhouden en zeggen dat er meer geld moet komen en dat het meer klimaatgerelateerd moet zijn.
Nu zijn de lidstaten aan de beurt. De Vlaamse Regering is betrokken om het Belgisch standpunt te bepalen. Dat is dringend onder meer omdat de Europese Commissie vorige week gezegd heeft dat de lidstaten hun standpunt moeten innemen zodanig dat daar rekening mee kan worden gehouden. Bovendien gaan op 7 maart, dus binnen een dikke week, al werkgroepen daarover van start.
Ik denk dat we als parlement de Vlaamse Regering moeten helpen, want ik heb verschillende vragen gesteld aan ministers. Het is duidelijk dat er in de Vlaamse Regering nog onduidelijkheid is en zelfs een beetje onenigheid over welk standpunt moet worden ingenomen over die begroting. Het is natuurlijk nefast wanneer je onderhandelingen start en je weet niet wat je zelf wilt. Daarom mijn vraag, nu het nog niet te laat is, vlak voor de onderhandelingen tussen de lidstaten van start gaan, dat we met het parlement een duidelijk mandaat zouden formuleren voor de Vlaamse Regering om op die manier Europa echt kansen te geven om de komende jaren een impactvol beleid te voeren.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, het is absoluut geen fenomeen dat zich alleen voordoet bij de oppositie, maar ik heb de indruk dat ‘hoogdringendheid’ steeds meer te vervangen valt door ‘te laat in gang geschoten’. Want laat ons eerlijk zijn, de eerste beslissing hierover is gevallen in september 2016 en later in maart 2017. Toen al zijn de grote lijnen van dat meerjarenplan uitgezet. Nu van hoogdringendheid spreken, is dus een beetje vreemd, zeker als het gaat over iets dat wel degelijk een grondig debat nodig heeft. Daar zijn we het wel mee eens. De heer Vanbesien spreekt over 7 maart. Dan zouden die werkgroepen inderdaad eventueel van start gaan. Maar uiteindelijk is het pas op 9 mei dat de uiteindelijke beslissingen moeten worden genomen. Wij pleiten er dus voor dat er inderdaad een debat kan worden gevoerd in de schoot van de commissie, een debat dat nodig is, want het is een ingewikkelde materie. Dat willen we niet uit de weg gaan. Maar de hoogdringendheid lijkt ons hier niet gerechtvaardigd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Dan stemmen wij bij zitten en opstaan over het voorstel tot spoedbehandeling.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel wensen aan te nemen, wordt verzocht op te staan.
De tegenproef.
Het voorstel tot spoedbehandeling is niet aangenomen. Derhalve blijft het voorstel van resolutie van Wouter Vanbesien en Björn Rzoska betreffende het garanderen van een ambitieuze Europese meerjarenbegroting naar de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed verwezen.
Het incident is gesloten.