Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, snelheid is nog altijd een van de belangrijkste oorzaken van dodelijke ongevallen. Daarover zijn we het eens. Trajectcontrole is een goede manier om snelheid te handhaven. Daarover zijn we het ook eens. Waar ik wel vragen bij heb – en ik heb daar al eens een vraag over gesteld – is de manier waarop we bepalen waar we een trajectcontrole inplanten. Het liefst zouden we dat natuurlijk over heel Vlaanderen doen, op elke weg waarvan we vinden dat er te snel gereden wordt, maar dat is op dit moment onbetaalbaar. Er moeten dus keuzes worden gemaakt.
Ik heb u hier midden vorig jaar eens over bevraagd, omdat ik begrepen had dat de gemeentes niet geconsulteerd waren en omdat ik van verscheidene politiezones gehoord had dat ze daarin niet gekend waren. Ik heb u toen de vraag gesteld over die trajectcontroles, en u hebt gezegd: ‘Als wij aan al die gemeentes en al die politiezones moeten gaan vragen waar die trajectcontroles moeten komen, dan gaan we een opbod krijgen over waar die moeten komen. Daar gaan we nooit uit komen. Trouwens, wij betalen die trajectcontroles voor de volle 100 procent. En wie betaalt, die bepaalt. Wij baseren ons voor die trajectcontroles op de ‘floating car data’ en op ongevallenstatistieken.’
Er zijn nu weer een aantal trajectcontroles bij gekomen. Ondertussen zijn er 25 operationeel in heel Vlaanderen. 4 daarvan zijn in Limburg, waarop ik dan meteen de kritiek lees dat die in Hechtel volledig door het bos loopt. Ik heb u daarnet horen zeggen: ‘Doe geen uitspraken voordat je eens ter plaatse bent gaan kijken.’ Dat ben ik helemaal met u eens. Ik ben dus eens gaan kijken aan de eerste trajectcontrole in Limburg, de Wagemanskeel. Ik heb er een foto van meegebracht. Ik had nog een hele tijd kunnen blijven staan om daar ook een mooie video van te maken. Dat is een weg die door het bos loopt, waar eigenlijk helemaal geen verkeer passeert. En iedereen zegt: ‘Wij kunnen 20 andere wegen aanhalen voor veel betere trajectcontroles.’
Minister, hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst het veiligheidsrisico meer meespeelt in de bepaling van de trajectcontrole?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat was de situatie vroeger? Vroeger betaalden wij vanuit de Vlaamse overheid 50 procent voor die trajectcontroles en de lokale overheden en politiezone de andere helft. Vervolgens werd er gediscussieerd, in sommige gevallen zeer lang, over de precieze locatie van die trajectcontroles. Dat heeft geleid tot discussies van in sommige gevallen meer dan drie jaar, waarna er uiteindelijk nog niets tot stand kwam.
Daarom heb ik gezegd dat we het zouden omdraaien: wij gaan 100 procent financieren en wij gaan inderdaad aanduiden waar die trajectcontroles komen, op basis van objectieve data. Enerzijds zijn er de ongevallenstatistieken. En dan gaan we kijken naar de ‘floating car data’, waarbij we data gebruiken uit de zwarte dozen van wagens, aangevuld met data van gsm-operatoren. Zo kunnen we een rangschikking maken van de tracés met heel veel ongevallen. Vervolgens gaan we kijken of je op die tracés gemiddeld genomen ook kunt vaststellen dat de maximale snelheid er wordt overschreden. En zo komen we tot een prioritering.
We kijken dan niet of er langs die baan huizen of bomen of wat dan ook staan. We bekijken gewoon objectief of er veel ongevallen zijn en of men van die ongevallen redelijkerwijs kan aannemen dat ze vooral gebeuren door overmatige snelheid. Dat zijn de objectieve gegevens. En het is mogelijk dat dat door bos loopt, want bewoning heeft altijd een snelheidsverlagend effect. Het is dus niet onlogisch dat er overdreven snelheid wordt toegepast in stukken die door een bos lopen. Ik ken die casus nu niet, maar er lijkt mij enige logica mogelijk te zijn.
We zijn nu bezig met de aanduiding van twintig trajectcontroles per jaar. Er zijn inderdaad sommige gemeentebesturen die ter zake tegenwerken. Gelukkig is dat een zeldzaamheid, en geen voorbeeld dat navolging verdient. Wij zullen resoluut doorgaan met het inplanten op zo veel mogelijk plaatsen van trajectcontroles, op basis van zo veel mogelijk objectieve data van ongevallen, gekoppeld aan snelheidsovertredingen.
Minister ik mag hopen dat het niet te veel gemeentebesturen zijn die tegen een trajectcontrole zijn. Er zijn er gelukkig driehonderd die graag meewerken.
Ik wil u graag uitnodigen om dit traject eens mee af te fietsen en dan zult u het met mij eens zijn dat er heel wat andere punten zijn waar het beter kan. U zegt dat u objectieve criteria gebruikt – en ik ben het met u eens –, alleen zijn die vandaag onvolledig. Wat doet u? U meet de te hoge snelheid en neemt de ongevallenstatistieken. Navraag bij een politiezone kan ook al veel leren over de achtergrond van die ongevallen. Hebben ze met snelheid te maken? Er zijn ook nog andere achtergronden. Minister, u zult het mij eens zijn dat er ook andere veiligheidsrisico’s zijn zoals oversteekplaatsen, scholen enzovoort. U bent het toch met mij eens dat wij objectief moeten zoeken naar die weg waar het veiligheidsrisico het hoogste is om daar een trajectcontrole in te planten. Dan is het belastinggeld goed besteed. We moeten zoeken naar de meest objectieve methode, en die is vandaag onvolledig. (Applaus bij CD&V)
De heer Keulen heeft het woord.
Het overleg met de gemeenten, maar ook met de politiezone, is van cruciaal belang. Ik kan alleen maar getuigen van de praktijk met de N77 in Lanaken. We hebben met de diensten van AWV samengezeten en gevraagd om dit voorlopig on hold te zetten omdat we bang zijn voor sluipverkeer op de zogenaamde Bessemerweg. Eerlijk gezegd, dat overleg met de gewestelijke diensten was voorbeeldig: de politiediensten samen met de gemeente en AWV rond de tafel om met gedragen voorstellen te komen, die uiteindelijk uitmonden in meer verkeersveiligheid.
Ik heb dus een andere ervaring dan die die collega Ceyssens schetst en die op bepaalde plaatsen misschien wel klopt. Ik heb dus een andere ervaring.
Mijnheer Ceyssens, ik heb u net het antwoord gegeven. We doen dat op basis van een koppeling. We nemen het aantal ongevallen waarmee we een rangschikking maken. Vervolgens projecteren we en gaan we na of op al de aangeduide tracés de maximale snelheid wordt overschreden. Daaruit kun je logischerwijze toch enig verband detecteren tussen het aantal ongevallen en snelheidsovertredingen. Er is meestal een causaal verband. Op basis daarvan komt men tot een prioritering. Omdat het objectief is, kijkt men niet of er in de omgeving bewoning is en of er bomen staan. Er is geen criterium. Men doet het net objectief. Wat u voorstelt, is net een subjectieve aanpak. U zegt dat we moeten kijken naar de lokale ideeën en hoe men dat wil gebruiken in functie van eventuele doorstroming of andere elementen. Dat is net een subjectivering van een en ander. Ik vind het nog altijd het meest correcte om uit te gaan van objectieve data zoals we die vandaag voorhanden hebben. Ik denk dat in de huidige stand van de wetenschap de ‘floating car data’ wel heel betrouwbare gegevens zijn.
Minister, zal ik u eens uitleggen wat het verschil is tussen onze redeneringen? U redeneert vanuit de auto, vanuit de overdreven snelheid van de auto. Wij redeneren vanuit de risico's voor elke weggebruiker. Ik vind wel degelijk dat als er voetgangersoversteken zijn, als er fietsovergangen zijn, als er fietspaden zijn die kruisen, we daar rekening mee moeten houden. U hebt driehonderd bondgenoten in Vlaanderen, zijnde de driehonderd Vlaamse gemeenten om mee te overleggen. (Applaus bij CD&V)
De actuele vraag is afgehandeld.