Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, minister, onlangs heeft het Federaal Planbureau de cijfers bekendgemaakt in verband met mobiliteit in 2040. Uit die cijfers leiden wij heel duidelijk af dat we, wat betreft het personenvervoer, de komende jaren eerder gaan naar een saturatie. Maar ten opzichte van 2015 betekent het toch nog wel plus 10 procent. Er is vooral een sterke stijging op het vlak van goederenvervoer, met een belangrijk effect op de broeikasgassen.
U weet ook, en op dit moment wordt het ook onder de aandacht gebracht door heel wat jongeren, dat we bijkomende inspanningen zullen moeten doen om die broeikassen terug te dringen.
Minister, het effect op de weg zal duidelijk zijn. Het zal in heel Vlaanderen een vertraging van het verkeer met zich meebrengen met 2 procent. In Antwerpen zal het een grote invloed hebben, met 12 procent. Minister, we zouden daarom heel graag weten wat uw antwoord is met het mobiliteitsplan. Kunnen we in de toekomst mee zorgen voor een vlottere, duurzame mobiliteit?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga het niet in zijn totaliteit herhalen, maar we hebben nu een mobiliteitsbeleid uitgewerkt, vooral op basis van een investeringsbeleid, in alle vervoersmodi. Ik zal niet alles herhalen, maar wil wel een element inzake goederenvervoer aanhalen. Dat beleid is gebaseerd op prognoses van het Federaal Planbureau, waarnaar u verwijst. Nu zijn er nieuwe prognoses gekomen van het Federaal Planbureau, die iets positiever zijn wat de probleemstelling betreft, in die zin dat de prognoses wat verlaagd zijn.
Ik vergelijk even. Wat het aantal reizigerskilometers betreft, kwamen de eerste prognoses van het Federaal Planbureau voor ’12-’30 uit op een stijging met 0,6 procent. Nu spreekt men, voor de periode van ’15 tot ’40, over een stijging met 0,4 procent per jaar. Wat de tonkilometers betreft, zeg maar vrachtwagens, spraken de aanvankelijke prognoses over een stijging met 2,1 procent tussen ’12 en ’30 en over een stijging met 0,9 procent voor ’15 tot ’40. Dat is absoluut geen reden om te zeggen dat we niets gaan doen, laat staan om niets extra te doen, integendeel. Maar in dezen zijn we nu wel gesterkt in de overtuiging dat we moeten vasthouden aan wat we hebben uitgetekend met betrekking tot het investeren in weginfrastructuur maar vooral in alternatieven voor de weg. Er zijn niet alleen historisch hoge bedragen geïnvesteerd in fietsinfrastructuur, we hebben ook geïnvesteerd in openbaar vervoer en in de waterwegen. We plannen momenteel nog extra acties met focus op goederenvervoer via de waterweg, samen met de ondernemerswereld, om de ondernemers ervan te overtuigen dat er daar grote mogelijkheden weggelegd zijn voor hen en dat we nog veel meer vrachtwagens van de weg moeten maar vooral kunnen halen. Ik blijf het graag herhalen: we hebben 1100 kilometer bevaarbaar waterwegennetwerk in Vlaanderen. Dat is ongelooflijk veel. Meer dan 80 procent van onze ondernemingen ligt op 10 kilometer of minder van een bevaarbare waterweg. Het gebruik van en investeringen langs de waterwegen moeten veel meer top of mind worden bij ondernemingen. We zijn onlangs nog gesprekken gestart rond de campagne met net het oogpunt om ondernemers te verleiden om veel meer gebruik te maken van die waterwegen.
Dank u, minister. Ik vind het goed dat u aangeeft dat er verder gekozen wordt voor die modal shift, zeker en vast voor goederenvervoer via de waterweg, de binnenvaart. Als we de prognoses bekijken, merken we dat het goederenvervoer in de toekomst – en dat heeft er natuurlijk mee te maken dat de internationale economie goed draait en dat Vlaanderen een belangrijke logistieke keten is – een belangrijke blijvende impact zal hebben op ons wegennet en ook op de leefbaarheid van heel wat dorpskernen. Ik denk dus dat we daar zeker en vast verder op moeten inzetten.
Minister, dan merk ik toch ook, zoals vanmiddag op een persconferentie in verband met de Oosterweelverbinding, dat de vooropgestelde doelstellingen, die aanvankelijk 50/50 waren, al bijgestuurd worden naar 60/40. Dan denk ik: gaan we dan op die manier trachten de ambitieuze doelstellingen te halen, die we in Antwerpen met het toekomstverbond op 50/50 gesteld hadden, dus 50 procent meer uit de wagen halen? Gaan we die ambitieuze doelstellingen bijsturen?
De heer Keulen heeft het woord.
We praten hier over 2040, collega de Kort. Gouverner, c’est prévoir. In 1998, 21 jaar geleden, kocht ik mijn eerste gsm. Daar kon je toen zelfs niet mee sms’en. YouTube en Google en alles wat we vandaag kennen, waren toen onbekend.
Ik denk dat je altijd met de toekomst moet bezig zijn. Ik ga ervan uit dat in 2040 de technologie een heel belangrijke hefboom gaat zijn. Ik denk aan de zelfrijdende wagens, de elektrische wagens, de zero-emissievoertuigen. We moeten een stukje vertrouwen hebben in de innovatieve kracht van de medemens en de mensen die daar beroepshalve mee bezig zijn.
Ondertussen moeten we alle stappen die kunnen worden gezet, zetten. We mogen die kansen nooit onbenut laten, en we moeten ons daar ook niet altijd zo defaitistisch over uitlaten.
Ik deel uw vooruitgangsoptimisme. De oplossing voor heel de klimaatproblematiek ligt niet in minder, maar in meer economische ontwikkeling, niet in minder, maar in meer vooruitgang.
Ik wil nog iets heel concreets zeggen omdat u over de Oosterweelverbinding en Antwerpen begon. Ook daar hebben we nu specifieke projecten rond de hinterlandontsluiting, waarbij we samen met de havengemeenschappen en de bedrijven die daar actief zijn extra investeren volgens het principe van een euro voor een euro. We hebben 8 miljoen euro vanuit de Vlaamse overheid extra voorzien voor 2019. Dat moet resulteren in investeringen ter waarde van 16 miljoen euro, net om ervoor te zorgen dat je daardoor veel meer een modal shift kunt bewerkstelligen: vrachtwagens van de weg halen en op het water of het spoor zetten. Dat zijn verschillende concrete projecten ter waarde van 8 miljoen euro, die als totale doelstelling hebben om 350.000 vrachtwagenritten te vermijden. Heel concreet op het terrein, samen met de ondernemingen, bekijken we hoe ze wat ze nu op de weg organiseren, meer op het spoor of de waterweg kunnen plaatsen. Zo kunnen we 350.000 vrachtwagenritten vermijden. Dat is een heel concrete doelstelling en die past in onze gezamenlijke ambitie.
Ik hoor graag dat er bijkomende maatregelen worden genomen, en dat er ook in het Antwerpse op het gebied van het goederenvervoer maatregelen voor een betere verbinding met het hinterland worden genomen. Want het is op het gebied van het goederenvervoer, mijnheer Keulen, dat dit bijzonder belangrijk is. Voor Vlaanderen zit de uitdaging in de toekomst erin om ervoor te zorgen dat we de omslag, de mental shift maken om het goederenvervoer meer op het spoor en de binnenvaart te krijgen. Dat is cruciaal om de leefbaarheid niet alleen in Antwerpen, maar in heel Vlaanderen en heel wat dorpskernen te garanderen. Dat merk je nu al in Antwerpen, waar de saturatie van het aantal vrachtwagens, zowel op Linkeroever als op Rechteroever, zo groot is, dat er echt moet worden ingezet op die bijkomende alternatieven.
De actuele vraag is afgehandeld.