Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de wachtlijsten voor de persoonsvolgende financiering, naar aanleiding van de petitie van de Gezinsbond
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega's, mensen willen zorgen voor elkaar. Ouders willen zorgen voor hun kinderen. Ze doen dat met liefde. Ze doen dat met overtuiging. En wat ze vragen, is dat, wanneer het hen overstijgt, de overheid er staat, dat u er dan voor hen staat, minister.
Daarom hebben wij allerlei procedures. Om toegang te hebben tot zorg, moet je gescreend worden en moet je een erkenning krijgen. Mensen doorlopen die procedure, maar zelfs als ze die erkenning hebben en als de overheid zegt ‘ja, u hebt een handicap, ja, u hebt recht op zorg en ja, het is niet mogelijk om dat enkel vanuit uw eigen omgeving te doen’, zelfs dan blijft de deur dicht en is de enige deur die er is, de deur van de wachtkamer.
In die wachtkamer, collega's, zitten 14.000 mensen. Daar zitten 14.000 mensen met een handicap, die een akkoord en een erkenning hebben, maar die geen budget krijgen om de zorg ook effectief te krijgen. Sommige van die mensen zitten daar al meer dan 10 jaar. In het begin van de legislatuur zaten er 14.000 mensen in die wachtkamer. Nu, op het einde van de legislatuur, zitten er nog steeds 14.000 mensen in de wachtkamer. De mensen zijn dat wachten beu. De Gezinsbond start vandaag een petitie: ‘Genoeg gewacht’. Dat is een heel duidelijke boodschap: de mensen zijn dat wachten beu. En terecht, want wij leven in een rijke, warme regio, en bij ons moeten mensen die zorg nodig hebben de zorg krijgen waar ze recht op hebben.
Mijn vraag voor u is heel eenvoudig, minister. Ik vraag u niet om te herhalen wat u al allemaal deed. Ik weet wat u gedaan hebt. Ik weet welke miljoenen er zijn geïnvesteerd. Maar ik vraag u wat u aan die 14.000 mensen gaat zeggen die nu in de wachtkamer zitten. Welk perspectief gaat u hun bieden? Niet over 5 jaar, niet over 10 jaar, maar nu, want ze hebben nu recht op zorg.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, we hebben in deze legislatuur een ongeziene oefening gedaan op budgettair vlak. Niet minder dan 330 miljoen euro is er extra naar de sector gegaan. Dat is vooral mensen in prioriteitengroep 1 en 2 ten goede gekomen, en terecht. Maar mensen uit prioriteitengroep 3, waar er nog een netwerk is en waar de nood niet als ‘heel erg dringend’ wordt gekwalificeerd, wachten zeer lang.
Zoals collega Van den Brandt zei, hebben we allemaal contacten met ouders van kinderen met een beperking en met mantelzorgers, en dan zien we hoeveel die mensen kunnen dragen, hoe groot het draagvlak van dat netwerk is, hoeveel ze kunnen opbrengen vanuit de liefde voor hun kinderen en naasten. Maar wat zij allemaal terecht vragen, is uitzicht op een regeling voor als het eens niet meer zou gaan. Bij de invoering van het persoonsvolgende budget (PVB) is beloofd dat er een inschatting zou kunnen komen – dat moet niet morgen zijn – van het tijdstip waarop dat budget zou kunnen worden toegekend.
Ik heb dan ook dezelfde vraag, minister. Wanneer kunnen mensen met een beperking aan wie in principe een budget is toegekend, weten wanneer ze over dat budget zullen kunnen beschikken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, het Perspectiefplan 2020, dat we op dit moment uitvoeren, heeft een dubbele doelstelling: aan de ene kant zorggarantie voor de mensen met de grootste ondersteuningsnood en aan de andere kant evolueren naar een vraaggestuurd financieringssysteem, waardoor mensen zelf meer impact hebben op de wijze waarop ze de ter beschikking gestelde middelen kunnen inzetten. Dat plan loopt tot 2020.
We zijn nu uiteraard in een heel cruciale fase gekomen, niet alleen omdat we dat plan consequent moeten uitvoeren, maar ook omdat in 2019 een nooit gezien extra budget ter ondersteuning van personen met een beperking zal worden ingezet. Als je alle op- en aftelsommen maakt – de budgetten die vrijkomen door uitstroom en de nieuwe budgetten – zal er ongeveer 100 miljoen euro alleen voor PVB’s voor volwassenen ter beschikking zijn.
De ambitie inzake zorggarantie wordt waargemaakt door een aantal groepen te vertellen dat ze automatisch hun budget krijgen. Het gaat om volwassenen die nog altijd in het minderjarigenaanbod worden ondersteund. Ze moeten eindelijk die stap kunnen zetten. Het gaat ook om mensen in een noodsituatie en om een aantal heel specifieke groepen. Zij krijgen de garantie dat hun een budget zal worden toegekend. Zoals reeds gezegd, gaat het bij voorrang om de mensen die in de eerste twee prioriteitengroepen zitten. Dat zal chronologisch gebeuren op basis van de data.
Dit systeem, waarmee we amper twee jaar aan de slag zijn, zal de Vlaamse Regering geleidelijk toelaten aan te geven welke budgettaire inspanningen nodig zijn om die legitieme vraag van mensen over hun perspectief op een budget concreet te beantwoorden. We moeten kunnen inschatten hoeveel nodig zal zijn voor de automatische toekenningen voor de open-end recurrente groepen en hoeveel beschikbaar is om over de prioriteitengroepen bij de volwassenen te verdelen.
De vraag van die ouders is zeer terecht. Het is absoluut de ambitie die ouders eindelijk te kunnen vertellen wat er zal gebeuren als zij die zorg niet meer op zich kunnen nemen. De overheid moet die vraag kunnen beantwoorden met een concreet perspectief. We zullen zien hoe de administratie en het raadgevend comité op het einde van de legislatuur met documenten en cijfers zullen komen om na te gaan wat de volgende jaren nodig zal zijn om de inspanningen te verruimen, bijvoorbeeld ten aanzien van prioriteitengroep 3, om het technisch uit te drukken.
Ik wil toch een paar cijfergegevens aanhalen. Tussen 2008 en 2017 hebben we in Vlaanderen bijna 33.000 mensen een handicapspecifieke ondersteuning, in welke vorm dan ook, gegeven. Gedurende diezelfde periode hebben we 46.000 mensen met hulpmiddelen, een woningaanpassing of incontinentiemateriaal extra ondersteund. Het budget dat ter beschikking is gesteld, is op tien jaar tijd met 50 procent gegroeid tot ongeveer 1,5 miljard euro. De Vlaamse overheid heeft grote inspanningen geleverd en heeft de groei van het budget gecombineerd met een enorme transitie, de overschakeling naar een persoonsvolgend systeem.
Uiteraard is hiermee niet alles opgelost. De actie van de Gezinsbond is legitiem en past in een campagne om ervoor te zorgen dat politieke partijen er zich bij de start van de campagnes en bij de formatie van de volgende Vlaamse Regering bewust van zijn dat die budgettaire inspanningen moeten worden volgehouden en dat daarvoor keuzes zullen moeten worden gemaakt.
Ik ben er echt van overtuigd dat we de ambitie inzake zorggarantie voor mensen met de grootste ondersteuningsnood en inzake een vraaggestuurd systeem effectief hebben helpen realiseren met de stappen die we tijdens deze legislatuur hebben gezet. Het is uiteraard ook juist dat die inspanningen in verband met het nieuwe systeem in de volgende legislatuur moeten worden voortgezet.
Er is me gevraagd wat ik vandaag zal doen. We zullen dat budget van 100 miljoen euro waarover we voor de rugzakfinanciering beschikken, uiteraard maximaal inzetten om in 2019 nieuwe mensen of mensen met nieuwe ondersteuningsvragen zo goed mogelijk te ondersteunen. Ik heb nooit gezegd dat we de problemen met deze gigantische oefening allemaal zouden oplossen. Ik zeg dat niet om me hierachter te verschuilen. Ik ben er echter van overtuigd dat dit een cruciale stap is om uiteindelijk tot een definitieve en voor iedereen toegankelijke zorg te kunnen komen.
Minister, u weet wat nodig is. Bij het begin van de legislatuur, vijf jaar geleden, hebt u hier een plan neergelegd waarin u een budget per jaar had opgemaakt. Naast dat plan lagen de cijfers. Hoeveel mensen hebben een handicap? Op welke handicapondersteuning hebben ze recht? Wat is het budget? We kennen de cijfers. We weten exact wat nodig is.
We hebben toen al vanop deze tribune een discussie gevoerd. We hebben u verteld dat er een kloof zat tussen waarin u voorzag en wat nodig was. Die kloof is groot en zolang u die kloof niet overbrugt, zult u wachtlijsten hebben. Dat was vijf jaar geleden zo en dat is nog steeds zo.
Ik hoor u graag zeggen wat u de afgelopen vijf jaar allemaal hebt gedaan en dat een historisch groot budget naar welzijn en naar de ondersteuning van mensen gaat. Het is echter niet de opdracht van de minister van Welzijn zo veel mogelijk geld uit te geven. Het is uw opdracht iedereen in onze rijke regio die recht op zorg heeft, die zorg te geven.
Minister, ik herhaal dus mijn vraag: verhoog uw budget en zorg ervoor dat de mensen die nu in de wachtkamer staan, het budget krijgen waar ze recht op hebben.
Minister, ik zal ook beginnen met te herhalen wat ik daarstraks heb gezegd: dit is een ongeziene operatie geweest. Er is inderdaad niet alleen budgettair veel gebeurd, maar ook de transitie was natuurlijk niet gemakkelijk te realiseren. Er is en blijft echter de terechte vraag van vooral ouders, en ik denk dat u daar ook heel veel begrip voor hebt. Op een bepaald moment zeiden die me: ‘Als we nu eens uit elkaar zouden zijn, dan konden we misschien week om week eens ademen’. Ze vroegen hoelang het nog zou duren voor ze weten dat er uitzicht op een budget is. Ik denk dat we daar binnen de kortste keren toch een antwoord op zouden moeten kunnen geven, voor die ouders.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, het is hier inderdaad al aangehaald: deze regering heeft 330 miljoen euro extra geïnvesteerd. Het memorandum van de sector zegt dat er nog 619 miljoen euro nodig is om de wachtlijst weg te werken. Dus een blijvende investering, ook in de volgende legislatuur, is zeker broodnodig. Maar niet enkel de investering is belangrijk, ook de manier waarop het geld wordt ingezet. Efficiëntieoefeningen zijn van groot belang. Het budget dat niet is besteed, moet opnieuw worden gebruikt om extra budgetten in te zetten. Ik heb het al meerdere malen aangehaald. Wat we in deze legislatuur ook hebben gezien, is dat er bijvoorbeeld ongeveer 14.000 mensen een basisondersteuningsbudget hebben gekregen, dat dat bij sommige mensen al helpt, maar dat de vraag voor heel veel mensen toch nog niet wordt beantwoord met die 300 euro. Wij vinden het dus van groot belang dat de focus wordt gelegd op wat de mensen echt vragen, op de persoonsvolgende budgetten. Als we daarop inzetten, dan zullen we de wachtlijsten wel zien dalen en krijgen de mensen een perspectief voor hun zorgvraag.
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik denk dat het initiatief van de Gezinsbond duidelijk is: genoeg gewacht. Duidelijker kan het niet. Er zijn nog altijd mensen die op de wachtlijst staan, nog altijd mensen die de zorg niet krijgen die ze nodig hebben. Dat geeft u ook ruiterlijk toe. U beloofde jarenlang zorggarantie. Jarenlang. U komt met dezelfde oefening als deze die u vijf jaar geleden hebt gedaan, bij het begin van de legislatuur, maar die zorggarantie die u beloofde, was er gisteren niet, die is er vandaag niet en als ik u vanmorgen hoorde, is die er ook morgen nog niet. Welk perspectief geeft u nu aan die mensen die op die wachtlijst staan?
Dan moet me toch iets van het hart. U zegt geld te hebben gespendeerd, maar ik heb elke keer, bij elke begrotingscontrole en elke begroting, gewezen op niet gebruikt geld, overschotten aan geld binnen het beleidsdomein Welzijn. Minister, u hebt altijd geweigerd om dat geld te gebruiken, onder meer om die zorgnoden van personen met een handicap te lenigen. Dat is bijna schuldig verzuim. Schuif dat alstublieft niet gewoon door naar de volgende legislatuur. (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Bertels, ik ken u als een minzaam man en betreur een beetje uw woorden over schuldig verzuim. U weet heel goed dat het engageren van persoonsvolgende budgetten recurrente uitgaven zijn en dat je die uiteraard niet kunt doen door zonder meer onderbenuttingen daarvoor aan te wenden. Dat gaat gewoon niet. Dat is echter niet het punt.
Collega’s, naarmate we dichter bij het einde van de legislatuur komen, zullen politieke partijen en ook de leden van onze commissie Welzijn zich kunnen uitspreken over wat er te doen staat, en zullen we ongetwijfeld allemaal, de ene misschien sneller dan de andere, de evaluatie van de voorbije jaren maken. Dat is een heel belangrijk debat. Toen het decreet houdende de persoonsvolgende financiering in dit parlement is goedgekeurd – en dat was mét de socialisten, voor alle duidelijkheid –, hebben we ook bepaald dat bij de start van een nieuwe legislatuur de regering naar het parlement moet komen en transparant een groeipad moet voorleggen, dat dan de bakens zal geven voor de groei van de budgetten in de volgende legislatuur. We hebben dat voor de eerste keer gedaan bij de start van deze legislatuur, en dat heeft inderdaad geleid tot een ongekend groot bedrag dat is gereserveerd, ook in de moeilijke jaren, voor de uitbreiding van de handicapspecifieke ondersteuning. Die oefening staat ons opnieuw te wachten, en ik ben zeer benieuwd hoe de politieke partijen in de aanloop naar de verkiezingen in hun programma’s ook zullen aangeven hoe ze die prioriteit voor de mensen met een beperking zullen invullen.
Ik ben het niet eens met de stelling – maar het is niet de plaats noch het ogenblik om daarover nu uitvoerig te debatteren – dat als je maar voldoende persoonsvolgende budgetten geeft, de wachtlijsten zullen wegsmelten. Dat is niet zo. Er zijn een aantal omstandigheden die mensen ertoe brengen om zich ook te manifesteren als kandidaat voor een handicapspecifiek ondersteuningsbudget. Onze samenleving vergrijst en de mensen met een ondersteuningsnood vergrijzen ook. Het aantal mensen dat dus een beroep doet op die budgetten, stijgt.
Het vraaggestuurd systeem heeft ook een enorme aantrekkelijkheid voor sommige mensen. Ouders die er vroeger misschien niet aan dachten om een vraag te stellen, om de lijdensweg te gaan op zoek naar een plaats in een instelling, misschien ver van huis, vinden het perspectief om met een persoonsvolgend budget de zorg voor hun zoon of dochter te kunnen organiseren, een beter perspectief. En ze hebben gelijk, ze hebben gelijk. Maar dat betekent ook dat het systeem ook een grote aantrekkelijkheid heeft. Wij zullen dus ook moeten kijken hoe we in randvoorwaarden kunnen inzetten, om ervoor te zorgen, mevrouw van der Vloet, dat die budgetten effectief zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Dat wil ook zeggen: inzetten op rechtstreeks toegankelijke hulp, waar je niet al die procedures moet doorlopen, precies om mensen zo veel mogelijk de kans te geven die ondersteuning te krijgen.
Collega’s, ik ben het absoluut eens met de stelling dat ook in de aanloop naar de verkiezingen draagvlak en belangstelling opgewekt moeten worden voor deze legitieme vragen van ouders. Ik denk dat wij kunnen terugkijken op een enorm grote budgettaire inspanning in deze legislatuur, dat het systeem er zal zijn om met veel meer greep op de dingen te zien wat de budgettaire consequenties moeten zijn als je echt die datum en dat perspectief korterbij wilt brengen. We zullen ook kunnen tonen dat we voor de mensen met de grootste ondersteuningsnood effectief die stappen zetten.
Maar er zal daarvoor uiteraard in de volgende legislatuur ook echt nog een keuze gemaakt moeten worden. Ik hoop uiteraard dat we met velen zullen zijn om die keuze ook in termen van centen te maken.
Minister, Groen engageert zich om in de nodige budgetten te voorzien om te zorgen dat de wachttijden voor mensen met een handicap tot menselijke proporties worden teruggedrongen. Dat is een engagement dat ik hier maak namens mijn partij, maar dat wij vijf jaar geleden ook gemaakt hebben. Gedurende de afgelopen vijf jaar hebben we alleen maar gezegd dat wat u uittrekt voor wat nodig is, onvoldoende is. Zolang die kloof er is, zullen er wachtlijsten zijn. Wachtlijsten zijn geen natuurwet. Mensen zitten al zeventien jaar in een wachtkamer. Dat is geen overmacht, dat is geen aanzuigeffect, dat is mensen in de kou laten staan.
Minister, mijn partij engageert zich. Ik reken op alle andere partijen. Deze legislatuur is nog niet om. U kunt deze legislatuur nog stappen zetten. Ik kan het alleen maar vragen, smeken en oproepen, maar zorg dat u nog iets doet, haal alles uit de kast wat er is, maar geef zoveel mensen als mogelijk het recht op de ondersteuning. Want dit is Vlaanderen anno 2018, en daar laten wij mensen met een handicap niet in de kou staan.
Minister, ik denk dat in de regering ook OpenVld een heel constructieve en trouwe partner is geweest om de nodige budgetten uit te trekken in de welzijnssector, ook op momenten dat het budgettair niet zo gemakkelijk was.
Ik heb ook heel veel respect voor het traject dat u hebt willen lopen, wetende dat het een moeilijk traject zou zijn, om inderdaad naar die persoonsvolgende financiering te gaan.
Maar in een warme en rijke regio als Vlaanderen zouden we liever vandaag dan morgen moeten kunnen zeggen aan de mensen: ‘Als het echt nodig is, hebt u binnen die termijn’ – en dat moet niet morgen zijn – ‘binnen een afzienbare termijn de garantie dat de nodige zorg die u nodig gaat hebben, ook geregeld is.’ Ik denk dat we er allemaal kamerbreed voor moeten zorgen dat dat ook in de volgende legislatuur een lijn is die wordt voortgezet.
De actuele vragen zijn afgehandeld.