Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, ik zal beginnen met een persoonlijk feit. De koosnaam die de heer Janssens me hier net toedicht, is van het vriendelijkst wat ik van de zijnen de laatste jaren te horen heb gekregen en ik ben daar inderdaad fier op. (Applaus bij de meerderheid, sp.a en Groen)
Een goed idee is als goede wijn die men graag laat rijpen. We verzamelen volk rond de tafel om het idee en de wijn te degusteren wanneer de tijd rijp is. We hebben dat net met zijn allen gedaan over de verlaging van de leerplicht. We hebben daar minstens met zijn allen lippendienst aan bewezen, en ik denk dat het ook tijd is om dat te doen met een idee waar al heel vaak over gediscussieerd is in dit halfrond, namelijk de noodzaak aan een nieuwe plek voor levensbeschouwelijk onderricht op school.
De context is de voorbije tientallen jaren gewijzigd in Vlaanderen. Enerzijds is de samenleving in sneltreinvaart gediversifieerd met een veelheid aan religies en is er de laïcisering in ons traditioneel cultureel katholiek Vlaanderen. Anderzijds vinden we het zelf heel belangrijk dat de nood aan levensbeschouwelijke geletterdheid en de dialoog tussen jongeren maximaal wordt gestimuleerd. Dat kan men niet in een gesegregeerde omgeving. Vandaar dat we een nieuwe plek vragen voor levensbeschouwelijk onderricht op school, dat in academische kringen al heel vaak en lang wordt bediscussieerd door Leni Franken, door Patrick Loobuyck aan verschillende instellingen, dat ook door sp.a en andere collega’s al heel vaak op de agenda is gezet van dit parlement. Dat wordt ook gevraagd door het Katholiek Onderwijs Vlaanderen met zijn oproep voor een nieuw vak mens en samenleving, zij het ten koste van Nederlands, wat we geen goed idee vinden, en gisteren nogmaals door het Gemeenschapsonderwijs, met het pleidooi om één uur levensbeschouwing te vervangen door een gedeeld vak actief burgerschap. We vragen de Vlaamse Regering daartoe de verantwoordelijkheid te nemen.
Minister, hoe zult u dat vanuit uw bevoegdheid stimuleren?
Minister Crevits heeft het woord.
Dit is een heel interessante thematiek, en het is goed dat die hier aan bod komt. Ik wil twee opmerkingen maken.
Zo vind ik het ontzettend belangrijk dat jongeren in onze Vlaamse scholen met zijn allen lessen burgerschap krijgen. Dat staat ook expliciet in de eindtermen. Ik heb gemerkt dat zowel het Katholiek Onderwijs, dat gisteren een memorandum heeft voorgesteld, als het GO!, dat zijn nieuwjaarsontmoeting hield, veel aandacht besteedden aan dat burgerschap. We merken ook dagelijks hoe nodig het is dat jongeren lessen burgerschap krijgen. Maar ik heb het moeilijk, en op dat vlak verschillen we soms van mening, om burgerschap als een spiegel voor levensbeschouwing te bekijken. Voor mij zijn lessen levensbeschouwing op school ook bijzonder relevant. Van het ene wat wegnemen om lessen burgerschap te geven, smaakt voor mij minder goed. De wijn is dus nog niet lekker genoeg, om het met uw woorden te zeggen.
We geven nu twee uur levensbeschouwing in het officieel onderwijs. Jongeren die geen levensbeschouwelijk onderwijs willen, kunnen dat zelf invullen.
Daar moeten we een oplossing voor vinden. Het zijn er nu ongeveer tweeduizend. Dat is nog altijd maar 0,2 procent van het totaal. Maar de groep groeit. Dus moeten we wel bekijken hoe we dat op een moderne manier zullen invullen. Bij mij rijst de vraag of het niet mogelijk is om daar veel meer aandacht te besteden aan het interlevensbeschouwelijke. Dat is wat professor Loobuyck soms aanhaalt. Hij gaat meer in de richting van burgerschap, maar ik kijk meer naar het interlevensbeschouwelijke. Sommige ouders of leerlingen wensen geen levensbeschouwing. Voor mij is het echt wel relevant om te bekijken of we daar, naast burgerschap, geen interlevensbeschouwelijke uren kunnen van maken.
Ik zou het sneu vinden indien de ene leerling meer uren burgerschap zou hebben dan de andere. Ik vind dat voor elke leerling even belangrijk. Mevrouw Gennez, we delen dus voor een deel dezelfde sokkel, maar de invulling zie ik een beetje anders. Waar u zeker een punt hebt, is dat we meer aandacht moeten hebben voor diegenen die dat niet willen en die een andere invulling willen. Dat zijn er nu iets meer dan tweeduizend. De vraag is hoe je daar een zinvolle invulling aan kunt geven, zonder dat men is aangewezen op zelfstudie.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat te horen. We hebben inderdaad zelf ook al gepleit voor een zinvolle invulling voor al die leerlingen die vandaag een vrijstelling vragen voor levensbeschouwelijk onderricht. We zijn het er ook mee eens dat we burgerschap en interlevensbeschouwelijke competenties maximaal moeten garanderen voor alle leerlingen, ongeacht het net of de school. Daarom willen wij het voorstel omkeren. Je moet het recht op levensbeschouwelijk onderricht garanderen binnen de schoolmuren, maar buiten de schooluren. Elke ouder of elk kind die dat wenst, kan daarop een beroep doen. Maar binnen het curriculum is het in elke school naar ons gevoel wenselijk om effectief levensbeschouwing, ethiek, burgerschap en daarover filosoferen aan alle kinderen aan te bieden en ze niet te segregeren naar de levensbeschouwing van de ouders.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, burgerschap staat in de nieuwe eindtermen van de eerste graad en zal ook verder worden doorgetrokken in de tweede en de derde graad. Voor de N-VA is het absoluut belangrijk dat ook op onze scholen jongeren leren hoe onze Vlaamse democratische maatschappij draait, hoe de waarden van de verlichting voor ons cruciaal zijn. Dat is ook een deel van het onderwijs.
Ik wil het ook wel omdraaien. Burgerschap is geen levensbeschouwing. Als ik bepaalde mensen binnen het onderwijs hoor zeggen dat men burgerschap wil bekijken met een levensbeschouwelijke bril, dan krijg ik toch wat schrik rond mijn hart want dat is iets anders. Burgerschap is niet een extra uur godsdienst. Minister, ik vraag u om dit te bewaken. Het kan niet zijn dat we burgerschap vanuit de Bijbel of een ander levensbeschouwelijk boek bekijken.
De heer Kennes heeft het woord.
Het is erg belangrijk dat jonge mensen kansen krijgen om die burgerschapscompetenties te ontwikkelen, met samenleven en diversiteit, beargumenteerd in dialoog gaan, democratische besluitvorming en democratische cultuur, maar ook, zoals het in onze Grondwet staat, dat zij ook het recht hebben op een morele of religieuze opvoeding. Je kunt zeggen dat Vlaanderen is veranderd en dat de verschillende erediensten en hun programma’s daar volop op inspelen. Ze trekken ook de kaart van de interlevensbeschouwelijke dialoog en van het ontwikkelen van interlevensbeschouwelijke competenties. Ze zijn zich er heel goed van bewust dat het Vlaanderen van vandaag een ander Vlaanderen is dan het Vlaanderen van gisteren.
Als we het een beetje wereldwijd bekijken, spelen punten zoals secularisatie veel minder. Als je de jongeren wilt voorbereiden op een universeel mensdom, burgerschap en menszijn, mag je niet ontkennen dat religie een belangrijke factor is in de maatschappij.
Wij zijn dus voor een goed religieus onderwijs. De kinderen hebben daar recht op. We zijn ook voor absoluut goede burgerschapscompetenties. We moeten ze niet in concurrentie met elkaar uitspelen en ook niet door elkaar halen.
De heer De Ro heeft het woord.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Ik wil hierop aansluiten.
Wat collega Kennes zegt, is terecht. Je hebt een aantal grondrechten. De vraag is – en die stellen steeds meer mensen zich luidop – of dat ingevuld moet worden zoals dat de afgelopen veertig, vijftig of zestig jaar gebeurd is. Is Vlaanderen anno 2019 niet anders dan het Vlaanderen ten tijde van het Schoolpact uit 1958? Het antwoord daarop is voor een klein aantal misschien nee, maar voor de rest ja. Vlaanderen is geëvolueerd. Waar hebben de jongeren dan het meeste baat bij? Burgerschapseducatie mag absoluut geen overlap gaan zijn. Dat is iets anders. Wat levensbeschouwing betreft, vinden wij echt, minister, dat de kennis van de eigen levensbeschouwing belangrijk is, maar om te kunnen samenleven in het Vlaanderen en het Europa van 2019, is het minstens even belangrijk om ook in dialoog te leren gaan met mensen die een andere levensbeschouwing hebben.
Minister Crevits heeft het woord.
Er is een andere voorzitter?
Is het beter zo, minister?
Het is West-Vlaanderen versus Limburg, dus het is even goed. Laten we het zo zeggen. Het is Wilfried of Jan. Zolang u niet in mijn oor zit, is het goed.
Doet Jan dat wel? (Gelach)
Met Jan Peumans ben ik al wakker geworden, ja. (Gelach. Opmerkingen)
In mijn oor, zoals collega Krekels, niet om over het celibaat te spreken. (Gelach)
En nu ernstig, minister.
Ja, want het is een zeer interessant en boeiend thema.
Collega Gennez, ik ben het eigenlijk eens met collega’s Kennes, Daniëls en De Ro, in die zin dat burgerschap in de eindtermen staat, voor alle leerlingen is en je er geen vrijstelling voor kunt vragen. Laat dat duidelijk zijn. Dat is voor iedereen gelijk.
Levensbeschouwing is levensbeschouwing. Daar kies je voor. Je hebt een grondwettelijk recht om les te krijgen in je levensbeschouwing. U zegt: ‘Plaats dat na de uren.’ Voor ons is dat binnen de uren. Dat is ook zo geregeld. Moet dat ten eeuwigen dage op dezelfde manier blijven? Nee, ik sta ervoor open om dat te bekijken, maar, collega’s, ik zie dat er een kleine, maar ietwat groeiende groep is die zegt dat ze geen gebruik willen maken van dat grondwettelijk recht. De vraag is dan wat je daarmee doet. Nu moet men dat zelf invullen. Ik ben aan het zoeken naar een interessante invulling die bijvoorbeeld kan gaan over interlevensbeschouwelijke competenties.
Collega’s Kennes en De Ro, voor hen die wel kiezen voor levensbeschouwing, nog altijd meer dan 99 procent van de leerlingen, hebben wij een pact gesloten. Mijn voorganger Pascal Smet heeft daar de basis voor gelegd en ik heb daarop verder gewerkt. Dat pact verplicht alle levensbeschouwingen – maar het is geen verplichting, want ze zijn het engagement aangegaan – om actief werk te maken van de interlevensbeschouwelijke competenties en dialoog. Dat gebeurt nu. Je ziet dat trouwens ook binnen het Katholiek Onderwijs gebeuren. Zij hebben een eigen project, maar staan er ook voor open om die interlevensbeschouwelijke dialoog en ontmoetingen te organiseren. Ik vind dat een goede zaak, want het is een bewijs van de veranderende tijden. Als je in een diverse samenleving woont, moet je ook bereid zijn om elkaar op dat vlak te leren kennen. Dit staat voor mij echter compleet los van de burgerschapslessen die iedereen moet volgen.
Ik ben dus zeker bereid om te kijken naar een moderne invulling, maar weet dat we ook werk maken van die interlevensbeschouwelijke dialoog en dat ik toch ook wel wil kijken om een zinvol aanbod te voorzien voor hen die geen gebruik willen maken van hun grondwettelijk recht, zonder grondwettelijke regels verkeerd toe te passen.
Voorzitter, wij staan eigenlijk voor die brede schoolse opdracht waarbij je burgerschapsvorming geeft, maar waarbij je ook die interlevensbeschouwelijke competenties en dat dialogeren over religie in het curriculum aanbiedt. Dat lijkt me de evidentie zelve in een gediversifieerde en diverse samenleving. Alleen al in mijn eigen stad, Mechelen, worden er minstens dertig religies beleefd, terwijl we er in ons onderwijs slechts zes aanbieden. De oplossing zou kunnen zijn om niet binnen het bestaande systeem aanpassingen te doen, maar wel het systeem te hervormen, zodat elk kind recht krijgt op dat levensbeschouwelijk onderricht buiten de schoolmuren, als het dat wenst, en zodat men binnen de schoolmuren initieert en onderwijst in levensbeschouwing, ethiek en filosofie.
Onze gemeenschap zou er wel bij kunnen varen en ons onderwijs kan heel wat transparanter worden georganiseerd. (Applaus bij sp.a)
De actuele vraag is afgehandeld.