Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, collega’s, begin deze week werden we opgeschrikt door berichten in de media over personen met dementie die vermist waren geraakt. Gelukkig zijn ze tijdig teruggevonden. Door de vrieskou vertoonden ze al ernstige onderkoelingsverschijnselen. Naar verluidt zijn ze ondertussen buiten levensgevaar.
Gisteren bleek uit cijfers, door Alain Remue ter beschikking gesteld, dat de Cel Vermiste Personen vorig jaar niet minder dan 91 dossiers behandelde van verontrustende vermissingen of verdwijningen van risicopersonen met dementie. Dat zijn er bijna 2 per week. Van die 91 zijn er 86 personen tijdig teruggevonden. Zij leefden nog. 5 waren al overleden.
Dat gaat alleen nog maar over de verdwijningen die als verontrustend worden opgegeven. Daarnaast zijn er nog tal van korte verdwijningen die binnen een aantal uur opgelost worden.
Het aantal personen met dementie in Vlaanderen wordt momenteel op 132.000 geschat. In 2035 zou het, naar verluidt, om een kleine 200.000 mensen gaan, een stijging van 40 procent. Vandaar heb ik de volgende vraag, minister. Er zijn al maatregelen genomen, maar welke maatregelen kunt u nog extra nemen om te vermijden dat mensen met dementie niet alleen uit woonzorgcentra, maar ook uit een thuissituatie, langdurig vermist raken.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, u maakt de juiste analyse. De uitdaging hoe we in onze samenleving omgaan met personen die getroffen worden door dementie, een fenomeen dat er de volgende jaren uiteraard niet minder op zal worden, is een heel belangrijke maatschappelijke uitdaging. De Vlaamse overheid heeft de laatste jaren al heel wat geïnvesteerd om onze samenleving dementievriendelijk te maken. Ik durf zelfs zeggen dat we daarin op het internationale forum best wel tot de toplanden behoren, maar de waarheid gebiedt natuurlijk ook wel te zeggen dat het bijna onmogelijk is om uit te sluiten dat mensen met dementie verdwalen. Het gaat om mensen in een thuissituatie, in een woonzorgcentrum of een ziekenhuis. Eigen aan dementie is dat er een desoriëntatie in tijd en ruimte plaatsvindt en dat maakt het natuurlijk ook heel moeilijk.
Natuurlijk moeten we proberen dat risico zo klein mogelijk te maken. Het enige goede antwoord is ook vanuit de hulp- en zorgverlening met de juiste competenties aan de slag te gaan. Dat betekent dat we, als het gaat over risico op dwaalgedrag, een goede risicotaxatie moeten maken, goed moeten begrijpen welke risico’s er bij een concrete dementerende zijn en dan moeten kijken hoe je eigenlijk kan voorkomen en proberen te verhinderen dat mensen verdwalen. Dat moet gebeuren met groot respect voor hun integriteit en menswaardigheid. Dat is meteen ook de afweging die we voortdurend moeten maken, tussen autonomie aan de ene kant en veiligheid en beveiliging aan de andere kant. Dat weet u als arts uiteraard beter dan wie dan ook.
Onze ervaring is toch – en dat is wat onder andere in de vorming wordt meegegeven — dat je dat toch heel concreet moet zien ten opzichte van elke persoon met dementie. Er zijn mensen die absoluut nood hebben aan bewegen. Dan moet je kijken of dat kan onder begeleiding van oppas. Er zijn mensen die zich nog vrij autonoom kunnen verplaatsen, maar bij wie een trackingsysteem misschien verantwoord is. Dat zijn verschillende formules en dat moet in concreto afgewogen worden.
Wij denken ook dat er veel kan gebeuren door een goede voorbereiding, waardoor er snel en adequaat opgetreden kan worden, wanneer iemand vermist raakt. In samenwerking met de Cel Vermiste Personen hebben we daarom ook een soort vermissingsfiche gemaakt, een document dat mantelzorgers, mensen in de thuiszorg en mensen in woonzorgcentra met de mantelzorg en familie kunnen invullen en waardoor een aantal gegevens op voorhand goed beschikbaar zijn. Op het moment van een mogelijke verdwijning, kan men dan vrij snel iedereen mobiliseren met de juiste informatie.
We voelen aan dat dat een document is dat de ene mantelzorger snel bereid is in te vullen, omdat daarmee een stukje last van de schouders valt en omdat mantelzorgers er dan van overtuigd zijn dat ze al het nodige gedaan hebben en niet persoonlijk verantwoordelijk zijn om op elk moment van de dag beschikbaar te zijn of toezicht te houden.
Voor anderen is dat document moeilijker en voelt het aan als een proces. We trachten toch onze zorgverleners te sensibiliseren om na te gaan of ze er met een goede voorbereiding niet voor kunnen zorgen dat ze maximaal en snel kunnen interveniëren, als er zich zoiets voordoet.
We hebben daaromtrent ook duidelijke acties opgenomen in ons geactualiseerd dementieplan. Samen met de Cel Vermiste Personen hebben we een protocol opgemaakt dat aan lokale politiediensten en mensen in de voorzieningen een kader geeft om ook lokaal maatschappelijke netwerken uit te bouwen die ingezet kunnen worden, als er inderdaad iemand vermist blijkt te zijn.
Dat is vrij succesvol. Er zijn studiedagen over geweest, er is een handleiding, een draaiboek voor gemaakt, en er wordt in de opleiding van de politiemensen voldoende aandacht aan gegeven omdat het een fenomeen is waarop we ons moeten organiseren.
De afstemming met de Cel Vermiste Personen is goed georganiseerd. We zijn ervan overtuigd dat dit een van de goede methodes is: zorgen dat iedereen aan dat thema voldoende aandacht biedt.
Hierbeneden in De Schelp is nog niet zo lang geleden ons referentiekader voor kwaliteitsvolle zorg voor personen met dementie voorgesteld. Daarin zijn bladzijden besteed aan vermissingsrisico's. Daar wordt concreet aangegeven hoe je dat kunt voorkomen, dan wel hoe je je het best voorbereidt om snel te kunnen reageren.
Als er aan de Vlaamse overheid, aan het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) investeringssteun wordt gevraagd voor de bouw van voorzieningen, inzonderheid de woonzorgcentra, dan wordt er uiteraard gekeken of alles wat aanwezig moet zijn als je in je voorziening ook personen met dementie verzorgt en je dat risico wilt vermijden – ramen die niet volledig opengaan, codes en sleutels die kunnen worden gebruikt om te zorgen dat deuren niet open kunnen –, daar ook is. Enkele woonzorgcentra maken ook gebruik van alarmsystemen. Ook daarvoor bestaat ondertussen het nodige kader om dat op een ethisch verantwoorde manier te doen.
Kortom, in Vlaanderen is voor personen met dementie op het vlak van voorkomen van het risico op vermissing en het snelle optreden indien zich dat voordoet, al heel wat geoperationaliseerd. Natuurlijk moet je elke keer opnieuw zorgen dat dat thema hoog op de agenda blijft staan. Niet alleen de vermissingsrisico's zijn binnen het zoeken naar een dementievriendelijke samenleving aan de orde, maar het zal natuurlijk wel een specifiek aandachtspunt blijven.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, ik ben blij met de extra aandacht. Het zijn ongelukkige voorvallen, maar de aandacht is heel belangrijk. Collega Godderis heeft in de vorige legislatuur een gelijkaardige vraag gesteld. Er is zeker grote vooruitgang. Het expertisecentrum heeft samen met de Cel Vermiste Personen en de politiediensten een instrumentarium ontwikkeld. Het is een handige, handzame fiche die nog meer moet worden verbreid. Ik heb zopas een eenvoudige wearable laten omgespen met een gps-tracker. Dat kost 30 à 40 euro in de handel. Ik neem aan dat woonzorgcentra daar beter een gestructureerd beleid rond voeren, maar laat ons toch de moderne technologie daarvoor inzetten.
Minister, de sensibilisering loopt goed, maar toch zie je dat er nog altijd personen met dementie door de mazen van het net glippen. U zet erg sterk in op een sociaal lokaal beleid. We hebben net het nieuwe Woonzorgdecreet besproken. Zou het geen extra bijdrage kunnen leveren om nu een omzendbrief naar alle lokale besturen te sturen vanuit uw autoriteit, eventueel vanuit het agentschap, om extra te sensibiliseren, om de politiekorpsen ook bij de les te houden en om het hele lokale sociale beleid op af te stemmen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is natuurlijk geen nieuw fenomeen. Dit gebeurt wekelijks en zelfs in de beste woonzorgcentra. Een menselijke fout is snel gemaakt. Preventie is daarin heel belangrijk, alsook infrastructurele mogelijkheden. We moeten opletten met vrijheidsbeperkende maatregelen, we moeten geen mensen opsluiten en fixeren. Dat is absoluut niet de bedoeling. We moeten gewoon een veilige omgeving creëren.
Dat we dit soort zaken ooit compleet uit de wereld zullen helpen, is natuurlijk een illusie. Een goede samenwerking met de Cel Vermiste Personen, als ze daar een protocol voor hebben, is alleszins een zeer goede zaak.
De heer Bertels heeft het woord.
We kunnen zeggen dat we in Vlaanderen al een heel proces hebben gelopen. Het Expertisecentrum Dementie en het referentiekader kwaliteitsvolle zorg voor personen met een dementie, zijn stappen voorwaarts.
We zijn op weg naar de creatie van een dementievriendelijke samenleving, zoals minister Vandeurzen het heeft genoemd. Ik zeg heel bewust dat we ernaar op weg zijn. We moeten daar nog elke dag aan werken, want de voorvallen waarover we afgelopen week hebben kunnen lezen, kun je niet uitsluiten. We moeten proberen om daar lessen uit te trekken, zowel bij de woonzorgcentra als bij de inspectie, die moet optreden als er mistoestanden zijn. In het kader van de sensibilisering is het belangrijk om lessen te trekken uit de voorvallen die gebeuren.
Daar verschil ik van mening met de heer Persyn: het lijkt me niet zozeer noodzakelijk dat we een nieuwe omzendbrief moeten schrijven, want de politiediensten kennen het protocol wel. We moeten wel blijven inzetten op het promoten van dementievriendelijke gemeenten. Daarvoor bestaat een kader, en misschien moeten we dat kader wat verder uitbouwen in Vlaanderen, zodat er meer dementievriendelijke gemeenten kunnen komen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik wil u vragen om niet enkel te zoeken naar hoe we ramen kunnen afsluiten of hoe we trackingsystemen kunnen opzetten. We moeten wel kijken hoe we warme, menselijke zorg kunnen geven aan mensen met dementie.
Ik wil een anekdote vertellen. Ik las deze week de blog van een ondernemer die samen met de woonzorgcentra een app had ontwikkeld om te kijken hoe je de levensverhalen van mensen kunt bijhouden. Zo kunnen het personeel en de mensen die met hen omgaan hun levensgeschiedenis kennen. Iedereen was enthousiast, maar na een paar maand blijkt dat het niet wordt gebruikt. De ondernemer komt terug en vraagt waarom het niet gebruikt wordt. Was het geen goed product? Toch wel, maar ze hebben gewoon de tijd niet om de app in te vullen.
En dat is de realiteit. Als we willen dat er menselijke zorg is, en dat we dicht bij de mensen kunnen zitten, dan hebben we tijd nodig. We zien hetzelfde verhaal bij Huis Perrekes. Dat is een prachtig initiatief dat op een heel kleine schaal werkt met mensen met dementie, die in een huiselijke en warme setting opgevangen worden. Mijn vraag is om meer te investeren in die projecten, om te zorgen dat we mensen goed omkaderen, en dat we de mens achter de dementie blijven zien.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
De collega’s hebben intussen al heel veel gezegd. Ik wil enkel nog zeggen dat, op politiek niveau, alles in het werk gesteld werd om stappen vooruit te zetten. Mijn collega heeft het ook gezegd: er werd een protocol afgesloten enzovoort.
We hebben natuurlijk bijzonder sneeuwweer gehad deze week, maar deze week zag ik via sociale media een oproep voorbijkomen – iedereen die op sociale media zit kan die oproep gelezen hebben – die zegt: ‘Zie je mensen op de dool? Sla alarm, spreek hen aan.’ Ook deze nieuwe manieren, deze nieuwe technologieën kunnen een hulp zijn. Want er is de tijd die we niet hebben, en waarin de vermaatschappelijking natuurlijk zijn werk moet doen. Ook de familie kan belangrijke hulp bieden.
De minister heeft het net gezegd: de actie ‘Vergeet dementie, onthoud mens’, die internationaal heel veel weerklank heeft, kan nu natuurlijk verder uitgerold worden op allerlei kleine manieren. Die kunnen toch wel het verschil maken om niet alleen veel minder, maar zo weinig mogelijk vermiste personen te hebben.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Veel van wat hier gezegd is, kan ik alleen maar onderschrijven. Mevrouw Van den Brandt, u moet mij er niet van overtuigen dat wij nog fors moeten investeren in meer personeel in onze woonzorgcentra, in functie van stijgende zorgzwaarte. Maar dat is natuurlijk ook geen excuus om te zeggen dat er nu niets mogelijk zou zijn.
We hebben heel wat goede, inspirerende voorbeelden – u hebt er trouwens ook naar verwezen – waar de overheid, indien nodig, de regelluwte mee helpt te organiseren, om die innoverende zorgconcepten kansen te geven. Ik geloof heel sterk dat we in Vlaanderen op dat vlak heel sterke modellen hebben voor residentiele ouderenzorg en voor voorzieningen die uitdrukkelijk kiezen om ook zeer sterk in te zetten op goede zorg voor personen met dementie.
Ik zie geen tegenstelling tussen de suggestie van de heer Bertels en die van de heer Persyn. Het concept van de dementievriendelijke gemeente is absoluut een goed concept. Het mobiliseert, en het daagt de gemeenten ook uit om 360 graden rond te kijken, en te zien wat er rond deze thematiek kan gebeuren. Het gaat dan ook over het afstemmen van de acties die gebeuren wanneer iemand vermist is.
Ik ben absoluut een voorstander van dat concept, en ik zie dat veel organisaties en ook lokale besturen dat onderschrijven. Ik hoop uiteraard dat we de aandacht daarop kunnen blijven vestigen, en dat we het aantal bondgenoten nog stelselmatig kunnen uitbreiden.
Mijnheer Persyn, u hebt verwezen naar nieuwe technologieën. Je moet daarvoor uiteraard steeds een ethisch referentiekader hebben en de afweging maken. Het gaat over integriteit, privacy, menswaardigheid. Het gaat over de verhouding tussen autonomie en veiligheid, beveiliging.
Maar ik deel wél de mening dat de nieuwe mogelijkheden daarvoor beleidsmatig ruimte moeten krijgen. Het nieuwe Woonzorgdecreet, dat we hopelijk binnenkort in de plenaire vergadering zullen goedkeuren, zal toelaten dat we de alarmsystemen niet beperken tot het klassieke systeem, maar dat daarin veel meer innovatie mogelijk is. Ik ben er absoluut van overtuigd dat we de mensen op het terrein de kans moeten geven, vanuit een goede visie op wat kwaliteitsvolle zorg is, om daarvan de opportuniteiten te benutten.
De heer Persyn heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor uw inbreng. Minister, ik dank u voor uw extra antwoorden.
Collega's, we zijn allemaal voorstander en voorvechter van warme zorg. Maar ik heb het even nagekeken: in de twee gevallen van deze week schortte het niet aan de omkadering. Er ligt inderdaad een heel instrumentarium voor. Mijn pleidooi was niet alleen gericht aan de politiediensten, die vaak reeds bij de les zijn, maar heel breed: aan hulpverleners, mantelzorgers en ook aan middenstanders, loketbedienden enzovoort.
Ik verwijs naar de ervaring van collega Van Quickenborne. Hij was verleden jaar twee dagen op zoek naar zijn oude vader. Hij spreekt van ‘leeftijdsvriendelijke’ gemeenten, dus niet alleen dementievriendelijk, maar met aandacht voor elke medeburger, van jong tot oud.
Minister, kunt u inzetten op die verschillende zaken? Kunt u het instrumentarium nog meer verbreiden en de nieuwe technologie gebruiken? Als ik u was, zou ik die omzendbrief toch maar versturen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.