Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over studenten lerarenopleiding die steeds vaker de vraag krijgen om al te beginnen werken
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister en iedereen die ik nog niet heb gezien, mijn allerbeste wensen voor een fantastisch 2019, waar uiteraard gezondheid het belangrijkste punt is om het werk dat van ons wordt verwacht te kunnen doen.
Minister, het wordt ongeveer een wekelijkse traditie dat men in kranten en andere media kan lezen over het lerarentekort. Ook nu, na het afsluiten van het eerste trimester, zijn een aantal artikels verschenen over een drastisch tekort.
VDAB spreekt over 1675 openstaande vacatures. Ik weet wel dat onderwijsmensen zeer creatief zijn, ook directeurs, om daar een antwoord op te bieden. Ik heb onlangs cijfers gevraagd over bijvoorbeeld jonggepensioneerden die terugkeren naar hun school om in te kunnen spelen op dat lerarentekort en over mensen die langer blijven werken. Minister, ik heb daarover onlangs een heel toffe radioreportage gehoord, waarin een creatieve directeur zelfs stagiairs, die hij dan betaalt, inzet om te kunnen tegemoetkomen aan dat tekort.
Die creatieve oplossingen kunnen ondanks alle goede wil niet leiden tot voldoende leerkrachten. We lezen dat heel wat leerlingen gedurende langere tijd geen lessen wiskunde of Frans krijgen. Een maand geen wiskunde is al geen uitzondering meer. Dat zijn natuurlijk zware elementen om te vernemen.
Minister, er zijn al heel wat acties gepland. U hebt in het recente verleden al een aantal initiatieven in dezen genomen. Hebt u nog andere zaken in het achterhoofd, in de pijplijn zitten om de aantrekkelijkheid van het beroep nog te vergroten?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, ook ik wil iedereen een gelukkig nieuwjaar wensen.
Minister, het is een open deur intrappen als ik zegt dat alle kinderen de zekerheid verdienen om degelijk onderwijs te genieten. Dat begint bij goed opgeleide leerkrachten, gemotiveerde leerkrachten, maar vooral voldoende leerkrachten. Daar maak ik mij zorgen over.
Elk jaar zien we een groter wordende daling van startende studenten in de opleiding onderwijs. Er is ook een daling van het aantal studenten dat uiteindelijk afstudeert met een diploma op zak. Als we daarenboven weten dat we tegen 2024 tussen de vijfduizend en de zevenduizend extra vacatures zullen moeten kunnen invullen, boven op de tekorten die we vandaag hebben, dan denk ik dat onze ongerustheid niet meer dan terecht is.
Directeurs moeten creatief zijn, en ze zijn dat ook, om die vacatures te kunnen invullen. Ze zetten studenten die nog geen diploma op zak hebben, al aan het werk. Of ze laten gepensioneerde leerkrachten terugkeren. Dat is allemaal wel sympathiek, dat is allemaal wel goed, maar structureel is dat niet oké. Op die manier wordt er helemaal niet structureel gewerkt. Frappant is het feit dat zestien schooldirecteurs bij het Kinderrechtencommissariaat klacht hebben ingediend omdat ze de garantie niet meer kunnen geven om zorg en onderwijs op maat te geven aan onze kinderen. Ook op de werkvloer, als je praat met directies en leerkrachten, hoor je de ongerustheid die er heerst.
Minister, we zijn bijna aan het einde van onze legislatuur. Welke structurele maatregelen, ook gekoppeld aan financiële gevolgen, wilt u nog nemen om enerzijds die problematiek aan te pakken maar vooral ook om de mensen op de werkvloer wat meer gerust te stellen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik wil eerst en vooral verwijzen naar het debat dat we hier gevoerd hebben op 15 december 2018. Daar werden exact dezelfde vragen gesteld. Het ging toen nog niet over de stagiairs, maar het ging ook over de krapte, de nood aan leraars enzovoort.
Ik ga dat debat dus niet herhalen, maar ik wil wel een aantal zaken meegeven. Ten eerste wat de cijfers betreft: het klopt dat VDAB nieuwe cijfers gegeven heeft, waaruit blijkt dat er bijna 1800 vacatures zijn in het onderwijs. Dat is veel. Dat is absoluut veel. Maar dit moet je natuurlijk ook zien in een totaalkader in Vlaanderen waarbij er een heel grote arbeidskrapte is. Er is gewoon heel veel werk in alle sectoren. Je ziet ook dat bedrijven heel hard op zoek zijn naar extra werknemers. Zoek maar eens een sector waar er geen jobs zijn: u zult er geen vinden.
Ten tweede hebben we ook – onder andere collega De Ro was daar een fel voorstander van – gevraagd aan scholen om hun vacatures bekend te maken bij VDAB. Dat geeft natuurlijk sowieso al een groot resultaat, want je ziet dat scholen dat nu veel vaker doen. Ik vind dat goed. Maar je mag niet zomaar, een-op-een, zeggen dat er meer vacatures zijn omdat er geen leerkrachten zijn. Dat heeft ook te maken met het feit dat er meer gemeld wordt.
Ten derde: er zijn ook nog werkzoekende leraars. Ik zal jullie die cijfers geven. Ten opzichte van 505 vacatures in het basisonderwijs zijn er vandaag 1117 beschikbare leerkrachten. Ten opzichte van 1008 vacatures in het secundair zijn er 2411 beschikbare leerkrachten.
Dat zijn er dus meer dan er plaatsen zijn, maar in onderwijs heb je geen een-op-eenrelatie, zeker in het secundair onderwijs niet. VDAB heeft onderwijs als knelpuntberoep erkend in het secundair voor Frans en technische vakken. Ik denk dat het dringend tijd is dat we dat veel breder gaan doen. U kent de effecten natuurlijk: als VDAB onderwijs als knelpuntberoep catalogeert, heeft dat ook een aantal voordelen voor wie de opleiding wil volgen. Ik zal daarover zeker in overleg gaan, om dat met onmiddellijke ingang proberen te verbreden.
Ten tweede moeten we een aantal maatregelen nemen. Vooreerst moeten we voldoende jongeren aantrekken. Hoe kunnen we jongeren aantrekken? Uiteraard door ons positief uit te spreken over onderwijs – jullie doen dat in hoge mate, collega’s, dat weet ik. We hebben een campagne gepland, die gaat morgen al van start, want morgen starten de SID-ins. Mijn administratie zal aanwezig zijn op de SID-ins met een bijzondere stand rond onderwijs, om daar ook jongeren mee te helpen overtuigen om te kiezen voor dat lerarenberoep.
Collega’s, en in het bijzonder collega Vandenberghe, voor mij is het echter ook van belang dat jongeren die kiezen voor een lerarenopleiding, ook effectief een diploma halen. Die cijfers zijn vandaag ontluisterend: als er tien jongeren starten, zijn er vijf à zes die effectief afstuderen. Ik vind dit een veel te groot verschil. Dus voor mij telt niet de instroom, maar wel de kwalitatieve uitstroom. Dat is de reden waarom we in het onderwijs als eerste een toelatingsproef ingevoerd hebben, om die spiegel voor te houden en om te kijken op welke manier we kunnen zorgen dat jongeren die een keuze maken voor het onderwijs, ook effectief dat diploma halen. De uitstroomcijfers blijven tot op vandaag stabiel. Die zijn eigenlijk al stabiel sinds 2010. Je hebt soms een beetje meer, soms een beetje minder, maar er is geen structurele daling. Ik ben evenwel zeker gealarmeerd, maar we kunnen uiteraard aan de hogescholen ook niet vragen om een diploma te geven aan wie geen diploma verdient. Het moet onderwijs op niveau zijn.
Een derde maatregel is dat we zorg moeten dragen voor onze jonge leerkrachten. Daar heb ik in deze legislatuur toch wel een aantal ingrepen moeten doen. De lerarenplatformen zijn er, we geven werkzekerheid, maar hopelijk gaat de Vlaamse Regering volgende vrijdag 26 miljoen euro goedkeuren om effectief die begeleiding te geven aan onze starters. Want in tijden met grote arbeidskrapte is het risico enorm groot dat jongeren gewoon uit ons onderwijs weggeplukt worden met betere voorwaarden. Dus we moeten die begeleiding op de werkvloer voorzien: hopelijk maken we daarvoor vrijdag 26 miljoen euro vrij.
Wat de scholen betreft, weten veel scholen het volgende nog niet. We hebben het mogelijk gemaakt dat scholen die geen vervanger vinden, die uren dan niet kwijt zijn. De situaties van vier weken geen wiskundeleraar, waarnaar collega Celis verwijst, bestaan vandaag effectief in Vlaanderen. Ze mogen die uren op een later moment inzetten, als er wel een leerkracht gevonden wordt, en dat kan natuurlijk ook heel veel impact hebben. Tot vorig schooljaar waren scholen die geen vervanger vonden, de uren gewoon kwijt. Dat betekent dat ze ze niet op een later moment of meer geclusterd konden inzetten, want het is niet aantrekkelijk om voor twee of drie weken een vervanging te doen, maar het kan het wel worden als je het voor twee maanden kunt doen.
Tot slot – voorzitter, excuses dat ik over mijn tijd ga, maar dit is een onderwerp waar je twee uur over kunt spreken – zijn er de zijinstromers. Daar is heel veel over te doen geweest de voorbije dagen. Ik ben zeker bereid om te kijken of we voor de algemene vakken al minstens de anciënniteitsregels op hetzelfde niveau kunnen brengen als voor praktische en technische vakken, wat vandaag bestaat. Maar dat is materie voor een collectieve arbeidsovereenkomst. Daar moeten we met de sociale partners over gaan spreken, en in de collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten is, heeft men voor andere maatregelen gekozen. Op mijn initiatief is er wel geïnvesteerd in jobzekerheid en coaching voor jongeren. Ik ben zeker bereid om ook rond die zijinstromers te zien wat we nog kunnen doen. Ik wil wel meegeven dat zijinstromers die de keuze maken om leraar te worden, vanaf de eerste dag van een opleiding in het secundair onderwijs kunnen lesgeven, omdat ze leraar in opleiding zijn. Ook dit is vandaag veel te weinig geweten, denk ik, en wordt ook meegenomen in de communicatiecampagne die we willen doen.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Ik denk dat u overschot van gelijk hebt wanneer u het hebt over een en-enverhaal. We gaan dus op verschillende fronten initiatieven moeten nemen of verder uitrollen. Want er zijn inderdaad ook al heel wat initiatieven genomen, ik denk bijvoorbeeld ook aan de onlangs afgesloten cao, waarin nog eens geprobeerd wordt om tegemoet te komen aan een aantal elementen die het lerarenberoep moeilijk maken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan die aanvangsbegeleiding voor de startende leerkrachten, ook aan het inkorten van de periode om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te krijgen. Dat zijn natuurlijk allemaal elementen die zeker interessant zijn en meegenomen moeten worden.
Minister, desalniettemin zien wij dat er op vier jaar tijd 20 procent minder startende studenten naar de lerarenopleiding voor kleuter- en lager onderwijs zijn gegaan. U zei daarnet dat u niet alleen naar de in- en de uitstroom kijkt. We moeten op beide inzetten. Het is belangrijk dat je gepassioneerde en degelijk opgeleide vakleerkrachten krijgt. We moeten een aantal maatregelen nemen, om die goed opgeleide mensen op de juiste plaats te krijgen.
U verwijst nog naar het contact met de sociale partners. Morgen hebben wij de bespreking van het tijdsbestedingsonderzoek. Hebt u nog gesprekken gepland? Kunnen wij daar nog bijkomende maatregelen van verwachten?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, de cijfers zijn wat ze zijn. Daar kunnen we niet rond. Mevrouw Celis heeft ze net nog eens herhaald in haar tweede repliek. Ik zal dat niet doen.
Minister, een belangrijke doelstelling in uw beleidsplan was het aantrekkelijker maken van de job van leerkracht. We zijn nog altijd niet geland met het lerarenloopbaanpact. We zijn bijna aan het eind van de legislatuur. Wat gaan we daar verder mee doen? Welke financiële gevolgen moeten wij ons daarbij voorstellen?
Binnenkort zullen we waarschijnlijk ook debatteren over het plan voor het basisonderwijs. Maar de tijd dringt na vier of vijf jaar beleid. Er zijn al initiatieven ondernomen voor operatie Tarra, maar ook daar is er nog heel wat werk aan de winkel om resultaten te hebben op de werkvloer.
Uw initiatief voor een campagne om leerkrachten naar de job te leiden is heel mooi. Maar ik had het liever omgekeerd gezien, ik had liever zo’n campagne gevoerd bij het begin van de legislatuur, om de leerkrachten warm te maken. Tegen het eind van de legislatuur, minister, moet u echt wel met gestructureerde resultaten komen. U moet de dossiers kunnen afwerken. Dat is het gevoel dat mijn fractie duidelijk heeft: we zullen op het einde van de legislatuur te weinig structureel hebben gerealiseerd. Daarom nog eens mijn concrete vraag: wat is uw planning om nog dossiers te finaliseren? En vooral, welke financiële middelen wilt u daaraan koppelen? (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, Groen wil u, met betrekking tot het lerarenkort, twee grote werven meegeven.
Ten eerste is er, zoals de heer Vandenberghe ook stelt, het lerarenloopbaanpact. Leerkrachten en directies wachten al tien jaar om hun beroep te moderniseren. Ik zeg niet dat er niets is gebeurd, en ik hoor u graag zeggen dat u vrijdag geld zult vrijmaken voor begeleiding op maat. Dat moet daar zeker deel van uitmaken. Maar dat echt grote pact, waarin leerkrachten een haalbaar lessenpakket krijgen, waarin er doorgroeimogelijkheden zijn, waar de lesopdracht wordt vervangen door een schoolopdracht: al die zaken zijn broodnodig en daar wacht iedereen al lang op.
Een andere zaak zijn de zij-instromers. U begint er zelf over. Zorg dat het aantrekkelijk is want het zou ons onderwijs deugd doen om ook kunstenaars, psychologen en ingenieurs in ons onderwijs te krijgen. Maar het moet aantrekkelijk zijn, dan mag je niet volledig je broek eraan scheuren wanneer je een andere loopbaankeuze maakt.
Minister, ik vraag u net als de heer Vandenberghe om nog deze legislatuur in te zetten op die grote werven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 5 december hebben we een soortgelijk debat gevoerd. Ik zal niet herhalen wat ik toen heb gezegd. Aan de andere kant moeten we er natuurlijk niet flauw over doen: er zijn problemen om alle vacatures ingevuld te krijgen.
Minister, u hebt terecht gewezen op een aantal maatregelen die deze regering heeft genomen. Ik herhaal nogmaals mijn oproep aan de sociale partners om effectief werk te maken van een loopbaanpact. Maar, minister, met een knipoog naar 2019 wil ik ook iedereen die te maken heeft met het leraarschap oproepen om niet alleen te spreken over de zorgen die er effectief zijn in het onderwijsveld, maar ook eens over de vele boeiende kanten van het lerarenberoep. Ik denk dat we dat soms te weinig doen. Minister, dit zou mogelijk in 2019 een duurzame en gratis ondersteuning zijn van de campagne die u vermoedelijk vrijdag zult goedkeuren en starten.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, de timing is niet onbelangrijk. Op dit moment is men in de Brabanthal in Leuven ernstig werk aan het leveren om leerlingen van het zesde middelbaar vanaf morgen te informeren op de studie- en informatiedagen.
Ik hoop dus dat die campagne vanaf morgen of volgende week zal lopen en dat veel meer leerlingen van het secundair onderwijs er bewust voor zullen kiezen om leraar te worden, als eerste keuze, zoals in een aantal landen waar dat beter loopt dan bij ons.
Collega’s, dank u wel voor de aanvullingen. Een leraar weet eigenlijk nooit waar zijn invloed stopt. Heel veel jongeren willen graag ‘influencer’ zijn, willen graag invloed hebben op wat er gebeurt in de samenleving. Aan al die jongeren zou ik willen zeggen: als je leraar wordt, dan heb je een hele carrière lang de tijd om een grote invloed te hebben op jonge mensen, om een grote invloed te hebben, afhankelijk van hun leeftijd, op de ontwikkeling van jonge mensen. Ik denk dat we daar inderdaad wat meer positieve aandacht voor moeten hebben. In die zin wil ik me ook aansluiten bij collega De Meyer en hem danken voor zijn woorden.
Collega De Ro, bedankt dat u ook de noodzaak inziet van zo’n campagne. Ik heb daarnet gezegd dat ze morgen start, naar aanleiding van de eerste SID-in. Het is een softe start, maar onze administratie zal daar voor de allereerste keer aanwezig zijn met een stand om specifiek dat lerarenberoep in de kijker te zetten. Ik was vorige week eigenlijk bijzonder ongelukkig omdat, toen ik ook wat uitleg gaf over die campagne, sommigen via Twitter al lieten weten dat iemand die naar de universiteit gaat, er toch nooit voor zal kiezen om leraar te worden, dat dat toch niet past. Als we zo voortdoen, als men dat zegt en dat wordt dan massaal geliket, dan zijn we zeer slecht bezig. Als je een maatschappelijke impact wil hebben, dan kan je dat doen via het leraarschap. Wij moeten ook allen daarvan overtuigd zijn.
Het tijdsbestedingsonderzoek wordt voorgesteld in de commissie. De sociale partners hebben me tijd gevraagd. Ze wilden extra vragen stellen aan de onderzoekers. Ik heb het er dan ook wat moeilijk mee als sommige vakbonden communiceren in de media dat het er al lang geweest had moeten zijn, maar aan de andere kant toch tijd vragen om dat tijdsbestedingsonderzoek te bekijken. Je moet wel consequent zijn in wat je vraagt.
Collega Vandenberghe, u bent ook oppositieraadslid, en u doet dat uitstekend. Ik begrijp dat u zegt dat dat groot loopbaanpact er nu moet komen, maar ik durf echt wel met enige trots te zeggen dat deze Vlaamse Regering in deze legislatuur al meer heeft gerealiseerd wat dat betreft dan de vorige. De verlofstelsels zijn hervormd, wat in de voorbije tien, vijftien jaar nooit is gelukt. Er is de werkzekerheid voor starters. Wie heeft dat gedaan? Wij. De platformen? Ze zijn er. De begeleiding van jonge leerkrachten is er. Hebben we daarmee alles opgelost? Neen, maar de sociale partners hebben zelf een tijdsbestedingsonderzoek gevraagd en ik ben doodgelukkig dat ik dat onderzoek heb gedaan, anders hadden we misschien wel foute maatregelen genomen. Een loopbaanpact, dat betekent dat iedereen, werkgevers, werknemers, gelukkig is en akkoord gaat. Ik vraag me af of ze in staat zullen zijn om daarover een akkoord te bereiken. De ene wil immers natuurlijk een schoolopdracht, de andere wil dat zeker niet. Ik zal me inspannen om daartoe te komen en ik hoop dat het zal lukken, maar garanties kan ik niet geven. Het is echter niet correct te zeggen dat er in het kader van de loopbaan geen structurele maatregelen zijn genomen. Ik heb dan trouwens nog niet verwezen naar de 20 miljoen euro om onze directeurs te ondersteunen, die ook structureel is, want dat komt eigenlijk in de standaardbudgetten van onze scholen.
Collega Van den Brandt, wat de zijinstromers betreft, ik zie die mensen van overal ook graag komen, maar dat moeten wel goed opgeleide mensen zijn. Dat betekent dus dat we van iedereen die een job zoekt in het onderwijs, ook verwachten dat die een lerarendiploma haalt.
Collega Vandenberghe, ik heb gewacht met de campagne omdat ik zekerheid wilde over de hervorming van de lerarenopleiding. Als je discussieert over een grote hervorming van de lerarenopleiding, over hoe we jongeren zullen laten starten, dan zou het toch al te gek zijn dat je eerst je campagne zou voeren en dan over maatregelen gaat nadenken. Wij doen het omgekeerd. We beslissen eerst over de maatregelen en als alles klaar is en kan worden uitgerold, dan voeren we de campagne. We kunnen daarover van mening verschillen, het is een aanpak, maar nu zijn we ook klaar met die vernieuwde opleiding en nu kunnen we ook zeggen aan onze jongeren, ook zij die naar de universiteit gaan, dat ze een educatieve master kunnen doen als ze leraar willen worden. Je kunt daar nu voor kiezen, ook in het middelbaar onderwijs. Ik vind dat een plausibele weg die we hebben gevolgd. Het is een weg die wat tijd heeft gevraagd, maar hoeveel onderwijsministers zijn er al in geslaagd om vanaf de start tot de uitrol alles in één legislatuur te realiseren? Dat zijn er niet zo veel.
Collega’s, we delen dus een aantal zorgen, en het is stap voor stap werken om te proberen het beter te maken, ook in ons onderwijs.
Minister, ik rijd al een tijdje mee. Ik herinner me perfect de uitzendingen van ‘All Creatures Great and Small’ in de jaren 1970. Iedereen had toen de intentie dierenarts te worden. Dat heeft, samen met enkele andere programma’s, toen voor een enorme instroom gezorgd. Achteraf is daar de rem op gezet vanwege het beperkt aantal invullingen van de veeartsenij zoals we ze nu kennen.
Ik hoop uit de grond van mijn hart dat we in die richting kunnen gaan met de campagne die zal worden gevoerd. Met een wervelende campagne moet het mogelijk zijn om sterke, jonge mensen te overtuigen om voor het lerarenberoep te kiezen en om direct, niet met een grote omweg, voor het lerarenberoep te kiezen. Ik herinner me een heel goede vriend die van thuis uit burgerlijk ingenieur moest worden en dat ook is geworden, maar toen aan zijn ouders heeft gevraagd of hij naar de lerarenopleiding mocht gaan. Dat is een van de beste onderwijzers geworden die ik in mijn kennissenkring heb.
Minister, het is een en-enverhaal. Ik hoop dat er u bij de poort over zult waken dat de kwaliteit van onze leerkrachten zeer hoog blijft. (Applaus bij de N-VA)
Minister, ik heb heel goed geluisterd naar het goede nieuws dat u hebt gebracht. Dat is ook uw taak als minister, net zoals ik als oppositielid kritisch moet zijn. Ik ben de voorbije jaren altijd heel constructief geweest en ik heb ook de goede zaken naar voren gebracht. We moeten echter weten dat er nog heel veel werk aan de winkel is.
Wat potentiële leerkrachten betreft, kampt ons onderwijs met een imagoprobleem. We zitten nog met mensen die voor de schoolpoorten kamperen. Het is zo dat nog heel wat dossiers inzake structurele maatregelen nog niet zijn aangepakt, laat staan afgewerkt. Ik denk dus dat we kritisch moeten blijven en dat nog een tandje moet worden bijgestoken. We moeten dit vooral doen in het belang van onze kinderen, van onze scholen en van het onderwijs in Vlaanderen. (Applaus bij sp.a)
De actuele vragen zijn afgehandeld.