Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2019
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2019, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2019 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019.
Mobiliteit en Openbare Werken
We bespreken nu het onderdeel Mobiliteit en Openbare Werken.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, het einde van het jaar nadert, net zoals het einde van deze legislatuur. En zoals dat op het einde van een jaar gaat, is het dan goed om even terug te blikken op wat gebeurd is en om goede voornemens te maken voor wat komen gaat.
Als we de balans opmaken, minister, is de eerste en belangrijkste vaststelling dat u erin geslaagd bent hoge investeringsbudgetten binnen te rijven voor uw departement, historisch hoog, zoals u het zelf ook graag hoort. Wij treden u daarin bij. Het investeringsbudget is deze legislatuur gestegen van 3 naar 4,1 miljard euro, en dat is positief. Ik heb ook in de commissie gezegd dat ook onze fractie ervan overtuigd is dat wij mee een bescheiden bijdrage hebben geleverd, dat u mee geschiedenis kunt schrijven met die historische bijdrage.
Toenmalig minister Crevits heeft de kilometerheffing voor vrachtwagens uitgewerkt, goed voor om en bij de 250 miljoen euro extra middelen per jaar. Minister Schauvliege heeft het Klimaatfonds in het leven geroepen, goed voor minstens 22 miljoen euro extra, en een belangrijke bijdrage geleverd voor het groener maken van onze busvloot. En dankzij de zesde staatshervorming kunt u beschikken over een pot met geld van het Verkeersveiligheidsfonds.
U hebt middelen vrijgemaakt voor de vergroening van het openbaar vervoer, voor fietsinvesteringen, voor combimobiliteit. U hebt samen met de intendant het Oosterweeldossier vlot getrokken. Het participatiemodel heeft vruchten afgeworpen. Het totaal aantal verkeersslachtoffers is deze legislatuur gedaald. De hervorming van de rijopleiding en het algemeen vastleggen van de snelheidslimiet op de gewestwegen op 70 kilometer per uur zullen daar zeker toe hebben bijgedragen, en dat juichen we ook toe. U wilt ons openbaar vervoer performanter maken en u durft daarbij te kiezen voor een ander vervoersmodel, waarbij de lokale besturen meer inspraak krijgen.
Maar wij hebben ook een aantal kanttekeningen, minister, en dat zijn er vijf.
Ten eerste, de hoge investeringscijfers. Vanmorgen heeft collega Vandenbroucke er ook even naar verwezen. In onze fractie kunnen wij ons soms toch niet van de indruk ontdoen dat er op sommige vlakken toch wat lucht in zit. Mijn collega Martine Fournier zal het straks nog hebben over de fietsinvesteringen. Ikzelf had ook hetzelfde voorbeeld als collega Vandenbroucke, de middelen voor de combimobiliteit. Als er van dat bedrag van 100 miljoen euro slechts 1 miljoen euro op dit moment wordt aangewend voor die verhoogde participatie in Blue Mobility, en als heel die pot jaar na jaar telkens wordt opgeschoven zonder concrete plannen, dan hebben wij daar toch wel vragen bij.
Is die combimobiliteit niet de pijler van uw beleid?
En dan is er de filedruk. We kunnen daar niet tevreden over zijn. De filezwaarte is deze legislatuur met meer dan 20 procent gestegen. De vraag is of u niet meer kunt doen.
Onze fractievoorzitter heeft vanmorgen ook al verwezen naar het aantal fietsslachtoffers. We maken ons echt zorgen. Volgens de laatste verkeersveiligheidsbarometer steeg het aantal fietsdoden met 40 procent en nam ook het aantal fietsslachtoffers toe. Uit onderzoek van Fietsberaad blijkt dat de Vlaming zich niet veilig voelt op de fiets, en dat is jammer. Wij zijn ervan overtuigd dat veilig fietsen, meer fietsen betekent. Wij verwachten betere resultaten op dat vlak.
Ten vierde, ons openbaar vervoer. Voor het eerst reden meer bussen niet dan wel op tijd en werden er nog nooit zoveel ritten geschrapt. De stiptheid en de performantie kan beter.
Ten vijfde, het STOP-principe. Voor CD&V is dit een heilig principe en we vinden dit eigenlijk terug in uw beleid. Wij zijn wel tevreden dat dit het uitgangspunt zal worden van het ontwerp van decreet Basisbereikbaarheid en van uw mobiliteitsplan, twee belangrijke dossiers waar we op wachten.
Minister, u hebt het vaak over het verleiden van mensen om zich duurzaam te verplaatsen. U hebt een flinke spaarpot verzameld waaruit u kunt putten om uw verleidingspogingen kracht bij te zetten. Voorlopig hebben uw avances nog niet tot het verhoopte resultaat geleid. We vragen u om niet op te geven. Hoe meer moeite men moet doen, hoe zoeter de smaak wanneer het wel lukt. We wensen u hierbij alvast alle succes toe.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, andermaal kan ik eigenlijk niet zoveel toevoegen aan wat de heer de Kort heeft gezegd, namelijk dat u graag in superlatieven spreekt over het beleid: historische investeringen, recordinvesteringen, en sinds vorige week is er een superlatief bijgekomen: ‘de giga-investering’.
Helaas kunnen we niet in superlatieven spreken over de resultaten van uw beleid en is eerder het omgekeerde waar. De heer de Kort heeft er al naar verwezen: de recordfiles, de stiptheid van bussen en trams die historisch laag is. Ik voeg eraan toe dat ook het aandeel van bus en tram in het woon-werkverkeer historisch laag is. Het aandeel van de wagen in het woon-werkverkeer is hetzelfde als tien jaar geleden. Met andere woorden: u krijgt de tanker niet gekeerd.
Hoe komt dat? U hebt het zelf gezegd in de commissie: het komt door het eeuwige en-enverhaal waaraan u blijft vasthouden. Een mobiliteitsbeleid waar er weliswaar wordt geïnvesteerd in alternatieven, maar dat er in de grond nog altijd op gericht is om een bijkomend aantal en steeds groeiend aantal autokilometers te blijven accommoderen.
Minister, daar schort het. U moet het roer omgooien. U moet geen anti-autobeleid voeren, daar pleiten wij niet voor. Maar ik vind wel dat investeren in collectief vervoer, in gedeelde mobiliteit, in de fiets resoluut voorop moet staan zodat meer Vlamingen kunnen beschikken over meer alternatieven en ze de keuze kunnen maken om zich duurzamer te verplaatsen.
Minister, ik wil eindigen met een zeer concrete vraag, die helemaal niets te maken heeft met mijn betoog van zonet. Ik heb vernomen dat in mijn stad, Gent, waar een stuk beton van het E17-viaduct op een bus van De Lijn is gevallen, overleg is gepleegd tussen AWV, De Lijn en het stadsbestuur. Ik vroeg me af of u kunt vertellen of het overleg iets heeft opgeleverd over de beveiliging van de onderkant van dit viaduct van Gentbrugge, waar dagelijks honderden, zo niet duizenden, mensen onder rijden, stappen en fietsen.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb bij de bespreking van de begroting in de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken al gezegd dat u de afgelopen vierenhalf jaar in een aantal domeinen inzake mobiliteit mee uw stempel hebt kunnen drukken en mee het verschil hebt gemaakt wanneer het gaat over verkeersveiligheid, over de rijopleiding, over het vlot trekken van een aantal zware mobiliteitsdossiers die in het slop zaten.
Ik denk aan de verkeersknoop in Antwerpen, aan Oosterweel. Daar hebt u mee het verschil kunnen maken.
Er zijn twee punten waarop ik nogmaals uw aandacht wil vestigen, ook namens vele collega’s hier in het halfrond, denk ik. Op de eerste plaats is er alles wat te maken heeft met filebestrijding.
Een van de mooie dingen aan de politiek is dat je jezelf ook ongelooflijk kunt ontwikkelen. Als je probeert je zaken te volgen en je bekijkt de wereld met een open blik, dan leer je eigenlijk ook alle dagen bij. Ik vind dat je dat proces nergens zo intens meemaakt als in de politiek.
Mocht u me vijf jaar geleden hebben gevraagd hoe men iets kan doen qua filebestrijding, dan zou ik daar een tweesporenantwoord op hebben gegeven: investeren in een performant, vraaggestuurd openbaar vervoer en proberen toch ook iets te doen aan bijkomende wegcapaciteit. Ik heb dat ook meermaals uitgesproken. Ik sta nog altijd achter die analyses.
Alleen denk ik dat we ondertussen – de tijd staat niet stil – ook nieuwe mogelijkheden mee in rekening moeten brengen. Als het gaat over bijkomende wegcapaciteit, dan geloof ik nog altijd heel sterk in de spitsstroken als zogenaamde quick wins.
Daarnaast moet men, waar dat eventueel kan, proberen de missing links te realiseren. Daarbij blijft de noord-zuidverbinding in Limburg natuurlijk heel centraal alle aandacht opeisen. Daarnaast heb je vandaag echter, door alle mogelijke technologische ontwikkelingen, ook heel wat nieuwe mogelijkheden. Dat doet eigenlijk ook de inzichten rijpen om die ook alle kansen te geven.
Mijn fractievoorzitter, Bart Somers, heeft deze voormiddag onder andere een vurig pleidooi voor de deelmobiliteit gehouden. Minister, u zou misschien geen kwantumsprong voorwaarts kunnen maken, maar toch wel belangrijke, beduidende stappen in de goede richting kunnen zetten als het gaat over verkeersdensiteit, over de verkeersdrukte in steden en gemeenten, als het Vlaamse Gewest inderdaad die steden en gemeenten financieel zou ondersteunen om in te zetten op die deelmobiliteit. Die willen inderdaad hun infrastructuur vrijmaken opdat men er wagens zou kunnen parkeren in het kader van de deelmobiliteit.
Hetzelfde wat de fietsen betreft. Opnieuw, mensen zijn vandaag bereid om hun gedrag in het verkeer aan te passen als ze alternatieven geboden krijgen. Minister, de 21e eeuw zal meer dan ooit de eeuw zijn waarin beschikbaarheid belangrijker is dan bezit, en dus ook op het vlak van mobiliteit kan men stimulerend werken door met Vlaamse budgetten over de brug te komen in de richting van steden en gemeenten.
Ik wil nog een ander punt onder uw aandacht brengen. Dat is een bekommernis die iedereen deelt, denk ik. We staan aan de vooravond van een nieuwe gemeentelijke legislatuur. Dat is als het ware overmorgen realiteit. Volgend jaar zullen de vijftien vervoerregio’s in Vlaanderen ook daadwerkelijk uit de startblokken komen. We hebben daar nu al meerdere jaren over gesproken. Ondertussen lopen er vier proefprojecten. Er is eigenlijk sprake van eenrichtingscommunicatie. Ik heb uw aandacht daar in het verleden ook al op gevestigd. Daarbij is men eigenlijk het positieve aspect van die vervoerregio’s, subsidiariteit op het vlak van openbaar vervoer, dat ook brengen naar de steden en de gemeenten, aan het bekladden. Men stelt het voor als een verkapte besparingsoperatie van het Vlaamse Gewest op de rug van steden en gemeenten, en dat is niet het geval. Het geeft steden en gemeenten net gewicht in de besluitvorming omtrent de beschikbaarheid van dat collectief vervoer. Men steekt daar een tand bij. Laat dat goede niet kapotmaken door een aantal mensen die ter zake toch een andere agenda hebben dan deze die wij hier in het Vlaams Parlement hadden toen we de beslissing hebben genomen om die vervoerregio’s te installeren.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, ook vanwege mijn fractie even een balans van de afgelopen vier jaar. Minister, u bent beginnen met een forse communicatie. Wat dat betreft, sluit ik me eigenlijk aan bij de vorige twee sprekers. U zei dat u voluit zou gaan voor die combimobiliteit, voor basisbereikbaarheid. Ik denk dat u toen ook wel kamerbreed, of toch zo goed als kamerbreed, steun heb gekregen. We moeten inderdaad naar een efficiënter systeem op het vlak van openbaar vervoer gaan.
Ook wij waren voorstander van het binnenhalen van nieuwe ontwikkelingen die op het terrein plaatsgrijpen en waarbij niet alleen deelmobiliteit, maar ook meer zelfredzaamheid aan de dag wordt gelegd voor de ‘last and first mile’. Op dat vlak, minister, wacht er u nog een grote taak. Ik heb op de agenda van de Vlaamse Regering gezien dat het huiswerk dat u hebt gemaakt, eindelijk klaar is en dat het er vrijdag aan komt. De hervorming omtrent combimobiliteit wordt, wat mij betreft, voor u de lakmoesproef of u al dan niet geslaagd bent in die hervorming.
Ik ga mee in uw redenering dat u erin geslaagd bent om binnen de Vlaamse Regering heel wat budgettaire middelen naar Mobiliteit en Openbare Werken te halen. Tegelijkertijd stel ik echter vast – u hebt dat zelf ook verschillende keren in televisiestudio's of het parlement gezegd – dat het ritme waarmee u het geld dat u binnenhaalt op het terrein kunt neerzetten, soms achterwege blijft.
Een ander punt dat ik wil maken, betreft De Lijn. Aan het begin van de legislatuur hebt u daar zeer hard op geduwd en gezegd dat u het vet van de soep zou halen, ondanks het feit dat de vorige minister van Mobiliteit altijd al zegde dat ze het er al vanaf had gehaald en dat ze in het bod zou snijden als ze nog dieper sneed. U hebt gezegd dat u de strategie zou toepassen van mensen te verleiden om de bus te nemen. Tot op vandaag hebt u op dat vlak gefaald, om de heel eenvoudige reden dat steeds minder mensen de bus nemen en dat de tevredenheidcijfers zeer laag liggen, historisch laag. Dat heeft te maken met stiptheid en met bussen die soms uitvallen als het gevolg van het feit dat ritten om de een of andere reden niet kunnen doorgaan. Dat verleiden is dus niet gelukt.
U hebt de budgetten wel verhoogd, maar de doorstroming zal voor een volgende Vlaamse Regering een stevige kluif worden.
Wat betreft de fiets, zal er meer ruimte moeten worden gemaakt voor fietsers, niet enkel in het straatbeeld, niet enkel in het gebruik van de publieke ruimte, maar ook op het vlak van de middelen. We zijn nu eindelijk de kaap van 100 miljoen euro voorbij. De volgende jaren zullen we nog veel meer middelen moeten vrijmaken om ervoor te zorgen dat iedereen op een veilige manier in Vlaanderen kan fietsen, zowel van thuis naar het werk, van thuis naar school als in de vrije tijd.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, ook namens onze fractie wil ik graag binnen het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken een aantal accenten leggen die vast te stellen zijn op het einde van de legislatuur.
Sta me toe om te beginnen met het openbaar vervoer, waar we de omslag maken naar basisbereikbaarheid en waarbij we de lokale besturen maximaal betrekken bij de uitbouw van ons openbaar vervoer. Samen met hen zorgen we er dan ook voor dat de effectieve vraag van reizigers centraal staat en niet langer het aanbod. We zorgen ervoor dat het openbaar vervoer performanter, flexibeler en aantrekkelijker wordt. Dat merken we al in de cijfers. In 2017 maakte meer dan de helft van de Brusselaars en Vlamingen minstens eenmaal gebruik van De Lijn, een stijging van 49 naar 54 procent ten opzichte van twee jaar geleden. Dat zijn geen grote cijfers, maar wel een cijfer dat in stijgende lijn gaat.
We zullen erin slagen om de Vlamingen stilaan te verleiden om meer het openbaar vervoer te gebruiken, minstens voor een deel van hun verplaatsingen. Deze koerswijziging gaat ook gepaard met grote investeringen. Ik kom daar straks op terug. Het is de allereerste keer in de geschiedenis van De Lijn dat er meer dan 1 miljard euro zal worden geïnvesteerd binnen een bestuursperiode. Hierdoor zal de vloot sneller verjongd worden. Er zijn 860 bussen, 110 trams en 14 trambussen besteld. Als kers op de taart komen daar nog eens 57 bus- en tramlijnen bij, waar mensen met een mobiliteitsbeperking niet meer voor hoeven te reserveren.
We komen ook tegemoet aan de vraag van steden en gemeenten om het hele tramnet, dat dringend toe was aan vernieuwing, te vernieuwen tussen het heden en 2023. Dat is ook nog eens een investering van maar liefst 300 miljoen euro.
Een tweede accent betreft de combimobiliteit, een modewoord misschien maar niemand kan ontkennen dat de combinatie van vervoersmiddelen enorm belangrijk is en dat daar de toekomst ligt. Daarom wordt vandaag een duidelijk beleid in die richting gevoerd, waarbij de multimodale netwerken inspelen op de vraag van de reizigers. Zo verhogen we bijvoorbeeld de park-and-ridemogelijkheden voor zowel wagens als fietsen, mochten we Whim als concrete implementatie van Mobility as a Service verwelkomen en werd een superdatabank in de startblokken gezet. Daarin kunnen we niet alleen de data vanuit onze eigen Vlaamse overheid verzamelen maar ook al die externe ontwikkelaars die nieuwe innoverende mobiliteitsoplossingen proberen te bieden.
We zagen ook nieuwe deelsystemen, waaronder elektrische steps, en we rollen een nieuw Taxidecreet uit, dat meer dan ooit de Vlaming keuze geeft om de eigen mobiliteit in handen te nemen.
En ten slotte zal ook het Blue-bike-abonnement worden geïntegreerd in een abonnement van De Lijn.
Kortom, collega’s, al deze maatregelen loodsen Vlaanderen binnen in de mobiliteit van de 21e eeuw. Maar het is niet omdat we naar die mobiliteit van de 21e eeuw gaan dat we een van onze oudste vervoermiddelen uit het oog mogen verliezen, namelijk de fiets. Het investeringsbudget voor de fiets werd opgetrokken van 90 miljoen euro in 2016 en voorgaande jaren naar 103 miljoen euro in 2017 en 110 miljoen in 2018. Voor daarna mikken we zelfs op een blijvende verhoging.
De regering heeft de afgelopen vier jaar 500 kilometer aan fietspad (her)aangelegd. De bijkomende investeringsbudgetten zorgen ervoor dat de strategische missing links zoals bruggen en tunnels sneller worden aangepakt.
Ik wil het ook nog hebben over de grote investeringen van deze regering. Ik denk dan in eerste instantie aan de Antwerpse dossiers. De werken voor de Oosterweelverbinding werden opgestart. Samen met de burgerbewegingen, de intendant en de stad heeft deze Vlaamse Regering na een jarenlange impasse een uitkomst kunnen bieden met het Toekomstverbond, dat ervoor zal zorgen dat er wordt geïnvesteerd in de bereikbaarheid en leefbaarheid van de Antwerpse regio en van Vlaanderen.
Binnen het complex project ECA werd naast de bestaande scenario’s een nieuw negende alternatief toegevoegd. Volgend jaar zal een voorkeursbeslissing voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering zodat we eindelijk zekerheid bieden over en werk kunnen maken van een capaciteitsuitbreiding voor containers in de haven.
Wat me tot slot zeer na aan het hart ligt, is de logistieke sector in Vlaanderen. Het gaat om een sterk groeiende sector waarin Vlaanderen een topspeler is in Europa. We moeten dit optimaal blijven benutten en we mogen de status die we hebben verworven, zeker niet als definitief beschouwen. We moeten verder initiatieven en vanuit de overheid maatregelen nemen om die sector te ondersteunen.
Goed en vlot op een bestemming geraken, daar gaat het vaak over op dit spreekgestoelte. De minister heeft dit zeker begrepen. Wanneer we kijken naar het onderhoud van het snelwegennetwerk dat we zo hard nodig hebben, dan zien we dat die wegen in betere staat zijn dan ooit tevoren. Het aantal wegvakken die in goede of zeer goede staat zijn, is gestegen tot 60 procent. Het aantal wegvakken in slechte tot zeer slechte staat is verder afgenomen tot 14 procent. In 2013 lag dat aantal nog op 23 procent.
Sinds 2017 wordt de kilometerheffing opgenomen in ons budget, en dat zien we aan de openbare werken die worden uitgevoerd, maar dat is niet vastgekoppeld aan de opbrengsten die we effectief hebben uit die kilometerheffing. Ik ben daar wel tevreden mee omdat we bijvoorbeeld dit jaar nog een bijkomend budget vanuit die inkomsten hebben ingeschreven van 41 miljoen euro. Die werden niet onmiddellijk toegewezen aan openbare werken maar wel aan milieuvriendelijke en veiligere vrachtwagens. Ik moedig dit heel erg aan en ben daar heel tevreden over omdat de profilering van deze sector, die niet altijd een goede naam heeft, heel belangrijk is wanneer wij de tewerkstelling en onze koppositie in die sector in Europa willen waarborgen.
Minister, als uitsmijter kan ik enkel vaststellen dat de Vlaamse Regering een recordbedrag heeft geïnvesteerd in alles wat Mobiliteit en Openbare Werken is. Het gaat om 2,4 miljard euro meer dan in de vorige legislatuur. De grote slokoppen in het budget waarover u beschikt, zijn het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), De Lijn, de Vlaamse waterwegen en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Er is tegenover de vorige legislatuur een stijging met 33 procent, zonder de grote werken aan de Oosterweelverbinding en de Brusselse ring, waarin we in totaal nog eens 6,5 miljard euro zullen investeren. Dat gebeurt allemaal binnen een begroting die klopt en na de besparingen die zijn gebeurd.
Dit stemt onze fractie zeer tevreden. Mobiliteit en verkeer vormen de ader van onze economie en de economie blijft de bron van onze welvaart. Daarom is de N-VA-fractie tevreden met het geleverde werk. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, de Vlaamse Regering heeft zich in het Vlaams regeerakkoord geëngageerd om het openbaar vervoer grondig te hervormen. Het openbaar vervoer is momenteel onvoldoende een kwaliteitsvol alternatief voor de wagen. Slechts 5 procent van de Vlamingen neemt de trein, bus, tram of metro om zich te verplaatsen. Dat kan en moet beter.
Minister, het siert u dat u voor die hervorming de handschoen hebt opgenomen. U hebt de krijtlijnen vastgelegd. Het openbaar vervoer moet vraaggestuurd worden georganiseerd volgens een watervalmodel, met de trein als ruggengraat, met hoogfrequente busverbindingen op de drukste assen die op hun beurt door minder frequente aanvoerlijnen worden gevoed en met een vervoer op maat om de overblijvende blinde vlekken in te vullen. De lokale besturen zullen daar inspraak in en zeggenschap over krijgen. Zij worden verantwoordelijk voor de organisatie van het openbaar vervoer op maat.
In theorie klinkt dit allemaal zeer mooi, en we zijn ervan overtuigd dat een goede uitwerking van deze visie meer mensen ertoe zal verleiden voor het openbaar vervoer te kiezen. We zijn echter ook bezorgd om de budgetten die zullen worden vrijgemaakt om dit nieuw systeem te laten slagen. We zijn bezorgd om de ondersteuning van de lokale besturen in hun nieuwe opdracht zodat ze hun rol van medebeslisser ten volle kunnen waarmaken. We zijn bezorgd om de dienstverlening die nog zal worden geboden aan minder mobiele personen die vandaag een beroep kunnen doen op de Minder Mobielen Centrale, die met vrijwilligers werkt. In heel deze hervorming mag het welzijnsaspect zeker niet uit het oog worden verloren. We zijn ook bezorgd om de correcte evaluatie van de proefprojecten, die momenteel eigenlijk enkel op papier bestaan en niet in de praktijk worden uitgetest.
Minister, binnenkort zult u met uw ontwerp van decreet betreffende de basisbereikbaarheid naar het Vlaams Parlement komen. We zullen de discussie ten gronde uiteraard dan voeren, maar ik wil hier kort even op het begrotingsaspect ingaan.
We zijn nog steeds in het ongewisse over de wijze waarop de middelen over de vervoerregio’s zullen worden verdeeld. Tijdens de begrotingsbesprekingen hebt u gesteld dat voor elke vervoerregio een foto is gemaakt – ik neem aan: van de huidige situatie – en een budgettair kostenplaatje, in eerste instantie voor het vervoer op maat – wat dan volgens mij enkel over belbussen kan gaan – en het aanvullend net. U hebt die foto, maar wij, en de lokale besturen met ons, zijn nog steeds in het ongewisse. Het zou goed zijn hierover snel duidelijkheid te verschaffen, zodat elke vervoerregio weet met welke riemen hij moet roeien.
Naast de duidelijkheid en de transparantie is de cruciale vraag of de middelen die uiteindelijk ter beschikking zullen worden gesteld, wel zullen volstaan. U hebt een aantal budgetten vrijgemaakt, een keer 6 miljoen euro en een andere keer 4 miljoen euro, maar voor ons mag een gesloten enveloppe geen fetisj zijn. Om een radicaal nieuw systeem succesvol in te voeren, zijn voldoende middelen nodig. Als bijkomende middelen nodig zijn, betekent dit dat dat dan maar zo is. Om een kwaliteitsvolle invulling te kunnen geven aan het vervoer op maat en om innovatieve ideeën te kunnen testen, moet worden voorzien in voldoende budget voor de vervoerregio’s. Ook nieuwe ontsluitingen binnen kern- en aanvullend net mogen niet om louter budgettaire redenen tot de afbouw van andere lijnen leiden.
Kortom, de hertekening mag niet tot een afbouw of een verarming van ons openbaar vervoer leiden. Op een moment dat het hele land zich vastrijdt – de files zijn tussen 2015 en 2017 met bijna 20 procent toegenomen – kunnen we dit missen als kiespijn.
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de aanpak van de fileproblematiek en het verbeteren van de Vlaamse mobiliteit is en blijft een grote uitdaging. Het is dan ook verheugend om vast te stellen dat de minister inzet op een globale aanpak, waarbij in het kader van de basisbereikbaarheid sterk wordt geïnvesteerd in het spoor als ruggengraat van de Vlaamse mobiliteit en van het openbaar vervoer.
Minister, u zet sterk in op het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer en het uitwerken van een Gewestelijk Expresnet (GEN). In het bijzonder voor het GEN rond Brussel werden recent in Vlaams-Brabant enkele stations geopend op lijnen die tot het GEN behoren. Enkel door het aanbod te vergroten en in te spelen op de behoeften van de reizigers worden mensen maximaal verleid om te kiezen voor het openbaar vervoer.
In het kader van het stimuleren van een multimodaal verkeersmodel hebt u ook aandacht voor de verdere ontwikkeling van park-and-rides aan de rand van grote steden. Bijvoorbeeld in de stad Antwerpen wordt op dit moment volop gewerkt aan de verdere uitbouw van het openbaar vervoer. De capaciteit van het openbaar vervoer wordt verhoogd door te investeren in nieuwe en vooral grotere tramstellen.
Zoals ik reeds zei, zet de minister sterk in op het spoor als de ruggengraat van het mobiliteitsbeleid en als fundament van de basisbereikbaarheid. Voor het goederentransport in het bijzonder wordt er gekeken naar mogelijkheden om eindelijk het aandeel van het spoor te vergroten. In het bijzonder voor de haven van Antwerpen wordt er naar oplossingen inzake spoorvervoer gezocht, eventueel met medewerking van het autonoom gemeentelijk havenbedrijf.
Minister, ook uw inspanningen in het dossier van de IJzeren Rijn moeten worden benadrukt. De IJzeren Rijn is van cruciaal belang voor de haven van Antwerpen en voor het stimuleren van het goederenvervoer per spoor. Na vele jaren worden nu zowel de IJzeren Rijn als het zogenaamde 3RX-tracé beschouwd als een werkbare oplossing. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is de kostenverdeling.
Tot slot is er wat de Vlaamse spoorprioriteiten betreft het goede nieuws dat Vlaanderen enkele belangrijke dossiers versneld kan laten uitvoeren. Ik denk hierbij bijvoorbeeld niet alleen aan de stad Antwerpen maar ook aan de elektrificatie van een aantal trajecten in de Kempen.
Collega’s, al deze aandachtspunten maken dat de minister in Vlaanderen een performant en onderbouwd mobiliteitsbeleid voert, met aandacht voor en met een maximale afstemming van alle vervoersmodi. Het versneld uitvoeren van een aantal dossiers en het deblokkeren van dossiers die al lange tijd aanslepen, is een zeer belangrijke verdienste van de minister. Op die manier zet hij Vlaanderen op de juiste weg met het oog op een vlottere mobiliteit. (Applaus bij de N-VA)
Zou iemand kunnen zeggen hoeveel keer de heer Van Campenhout het woord Antwerpen gebruikt heeft?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in de plenaire vergadering van vorige week beantwoordde minister Weyts een groot aantal vragen over fietsveiligheid. Deze vragen kwamen er naar aanleiding van de verkeersveiligheidsbarometer voor het derde kwartaal van Vias. Vooral de stijging van het aantal fietsslachtoffers valt op: het aantal verkeersdoden bij fietsers stijgt en ook het aantal gewonde fietsers neemt toe ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.
Minister, in uw antwoord vorige week, net zoals in uw antwoord bij de begrotingsbespreking in onze commissie, verwees u naar de historische stijging van het investeringsbudget voor fietsinfrastructuur. Voor 2018 was er 110 miljoen euro beschikbaar, voor 2019 zal dit 120 miljoen euro zijn. Investeren in kwaliteitsvolle, veilige, vlotte fietsverbindingen en in conflictvrije kruispunten is noodzakelijk wil men fietsen veiliger maken. Het vrijmaken van meer middelen hiervoor is dan ook goed.
Minstens even belangrijk, zo niet belangrijker is wat men met de vrijgemaakte middelen realiseert. De beleidsbrief leert ons dat er deze legislatuur 800 kilometer fietspad werd aangelegd of heraangelegd.
Dat cijfer verbaast ons enigszins. Ten opzichte van de vorige legislatuur werd er ondanks de historisch hoge budgetten minder dan de helft gerealiseerd. In de vorige legislatuur werden er immers 1750 kilometer nieuwe en vernieuwde fietspaden aangelegd.
Minister, volgens u is dit aantal gerealiseerde kilometers een oninteressant cijfer. U stelt te hebben geïnvesteerd in dure missing links waarbij het vaak niet om het aantal meters gaat, maar wel om het sluitend maken van bepaalde fietstrajecten aan een hogere kostprijs. Echter, ook daar werd in de vorige legislatuur werk van gemaakt. Er werden 72 fietsbruggen en -tunnels aangelegd. Op onze vraag naar hoeveel missing links er in deze legislatuur dan wel werden weggewerkt, bleef u het antwoord schuldig. Mijn collega de Kort heeft het antwoord ondertussen opgevraagd via een schriftelijke vraag. Hopelijk krijgen we daarrond binnenkort klaarheid zodat we de volledige balans kunnen opmaken.
CD&V pleit al lang voor koning fiets. Ons aanvoelen is dat iedereen het er ondertussen over eens is dat fietsen een volwaardige manier is om zich te verplaatsen, niet alleen in het weekend, maar ook als een gezond alternatief voor de files. Het stemt ons hoopvol dat de vrijgemaakte middelen in stijgende lijn gaan. Voor CD&V mag dit in de volgende legislatuur nog meer zijn en moet de realisatie van kwaliteitsvolle en veilige fietsverbindingen volgen op het terrein.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, u merkte daarnet terecht op dat Antwerpen veel vernoemd is, en dat is inderdaad een belangrijke verkeersknoop in ons land, maar rond Antwerpen zijn ook nog een aantal gebieden, waaronder het Waasland en de Kempen. Heel concreet ben ik zeer tevreden dat het Waasland meer dan 76 miljoen euro krijgt toegestopt in de volgende drie jaar voor heel specifieke projecten. Dank u wel, Vlaamse Regering, en minister Weyts in het bijzonder.
We hebben toch een belangrijke oproep. Als de werken aan Oosterweel beginnen in het Waasland, vragen we dat er een coördinatie is van de verschillende werken, BAM, maar ook werken op de N70, de N403, de werken aan de brug in Temse, eventueel de uitbreiding van de waterbus. Al die werken zijn zeer goed, minister, maar zorg alsjeblieft voor een goede afstemming tussen de verschillende partners. Ik dank u. (Applaus bij de N-VA)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal ingaan op enkele punten die zijn geformuleerd en ik zal beginnen bij de heer de Kort die zich een kritisch supporter betoont van mijn mobiliteitsbeleid. Ik ben zelf Anderlechtsupporter, dus ik weet wat het is om een kritisch supporter te zijn, al denk ik dat in deze zaak een beter palmares kan worden voorgelegd. Ik zal echter niet ingaan op het laudatio van de heer de Kort, misschien wel op de puntjes van kritiek die hij aanhaalt, onder andere met betrekking tot participatie.
Gelukkig heb ik van de minister van Begroting en de andere ministers van de Vlaamse Regering de mogelijkheid gekregen om 100 miljoen euro uit te trekken voor eventuele participaties in het kader van het combimobiliteitsbeleid. U zegt dat ik niet aanduid hoeveel waaraan zal worden besteed, maar dat is natuurlijk eenvoudigweg omdat in geval van participaties het nogal onverstandig is om nog vóór er enige onderhandeling met een externe partner heeft plaatsgevonden, te zeggen hoeveel je waarin gaat investeren. Dit blijft een mogelijke financieringspot die we voorhanden hebben om kort op de bal te kunnen spelen en te kunnen investeren in opportuniteiten die zich aandienen op het vlak van combimobiliteit. Dat blijft zo.
Mijnheer de Kort, u hebt enkele kritische bemerkingen en vragen over de verkeersveiligheid. Op basis van redelijk drastische maatregelen zijn we erin geslaagd met het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid een zeer gevoelige historische daling tot stand te brengen van het aantal verkeersslachtoffers, en daar ben ik heel trots op. Ten aanzien van alle vervoersmodi is het aantal dodelijke slachtoffers sinds de start van deze regering gevoelig gedaald. We zullen op dat spoor absoluut verdergaan, specifiek met betrekking tot de fietsers. Daar kom ik later misschien nog even op terug.
U hebt een terecht punt, als het gaat over de kritische bemerkingen over de stiptheid van het openbaar vervoer. Dat is iets wat we als opdracht hebben meegegeven aan De Lijn en dat is zeker en vast een werkpunt, maar het succes daarvan zal staan of vallen met de investeringen die we doen in stedelijke centra in aparte bus- en trambanen, waar mogelijk.
Het STOP-principe (Stappen, Trappen, Openbaar vervoer en Personenwagens) blijft gehandhaafd, dus dat kan geen punt van kritiek zijn. Op dat vlak is er eigenlijk niets veranderd.
Tot slot zijn we inzake basisbereikbaarheid, het laatste puntje dat u namens uw fractie aanhaalde en waar collega Brouwers nog wat meer op doorging, afgestapt van het socialistische model van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid.
Communistisch.
Communistisch? Het is alleszins ter linkerzijde.
Het basisuitgangspunt is dat we enerzijds vertrekken vanuit een vraaggestuurd beleid, terwijl het vroeger echt vertrok vanuit een aanbodgestuurd beleid, waarbij je op 750 meter van je deur een bushalte kreeg, ook al wilde of gebruikte je die niet en deed je er niets mee. Daar stappen we van af. We gaan vooral proberen te vertrekken vanuit de vraag in plaats van het aanbod.
Gelet op dat vraaggestuurd beleid, zorgen we er verder voor dat de lokale besturen veel meer de verantwoordelijkheid toegedeeld krijgen, niet alleen op het vlak van inspraak ten aanzien van mobiliteitsbeleid, maar ook op het vlak van beslissingsmacht. Ze krijgen namelijk zelf budgetten ter beschikking om eigen keuzes te maken. De lokale besturen komen zelf mee aan het stuur te zitten van het mobiliteitsbeleid, op alle niveaus, behalve dat van het kernnet.
Daarbij worden lokale besturen voor het eerst op reguliere en structurele basis samengebracht met alle mogelijke mobiliteitsspelers: het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), De Lijn, maar evengoed het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, De Vlaamse Waterweg, de waterwegbeheerder, net zoals zelfs Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) om op reguliere basis samen te zitten en van onderuit zelf gestalte te geven aan een vraaggestuurd mobiliteitsbeleid. Men krijgt daarvoor de nodige budgetten ter beschikking gesteld.
De uitvoering van die basisbereikbaarheid zit dus volledig op schema. Tijdens de ministerraad vrijdag hebben we inderdaad, na het advies van de Raad van State, de definitieve goedkeuring gegeven van het Decreet Basisbereikbaarheid. Ik geef meteen mee dat ook de gunning van een raamovereenkomst met betrekking tot de vervoerregio’s op de agenda staat. Daarbij hebben we een raamovereenkomst gegund die ervoor zorgt dat de vervoerregio’s worden bijgestaan bij de ontwikkeling en het uittekenen van hun regionale mobiliteitsplannen. Ook dat is revolutionair. Het is revolutionair dat we die lokale besturen mee aan het stuur plaatsen van mobiliteitsbeleid en ook dat we er op het niveau van de vijftien Vlaamse vervoerregio’s voor gaan zorgen dat er een regionaal mobiliteitsplan wordt uitgetekend, waarbij we die regio’s op alle vlakken gaan laten ondersteunen door externe partners.
Ik snap slechts gedeeltelijk dat men daarrond wat bezorgd is wat het financiële betreft. Het uitgangspunt is altijd geweest dat lokale besturen eigenlijk veel beter de lokale mobiliteitsvraag detecteren en dus ook veel efficiënter en gerichter de budgetten besteden die De Lijn vandaag besteedt. Nu geven we de lokale besturen daartoe de volledige mogelijkheid, maar ook de verantwoordelijkheid. Ga dus niet bij voorbaat zeggen dat je extra middelen moet hebben, om uiteindelijk hetzelfde te doen als wat De Lijn deed. Het uitgangspunt is dat de lokale besturen samen op het niveau van de vervoersregio nog beter kunnen doen dan De Lijn vandaag, maar met hetzelfde geld en budget.
Daarbovenop maken we zelfs extra middelen vrij voor bepaalde proefprojecten, dus ik ben zelf al een beetje afgeweken van dat uitgangspunt, om ervoor te zorgen dat er toch ook wat innovatie kan plaatsvinden. Daar zijn we dus al een beetje afgeweken, maar daarom zou ik nog niet onmiddellijk nog verder gaan afwijken, vooral omdat ik geloof in de verantwoordelijkheidszin van de lokale besturen en omdat ik geloof dat men op het niveau van de vervoerregio’s wel degelijk goede keuzes kan maken en dat we absoluut niet bang hoeven te zijn van onze eigen schaduw of van wat de lokale besturen er uiteindelijk van gaan terechtbrengen in het kader van de basisbereikbaarheid.
Mijnheer Vandenbroucke, het is u een beetje eigen geworden dat u zich focust op de slechte cijfers, met een tikje zwartgalligheid. Zelfs bij de meest positieve cijfers vindt u toch altijd een zwart stipje. Ik wil er niet bij zijn als uw partijbestuur de peilingcijfers bespreekt. U ziet alles een beetje zwartgallig.
Ik denk dat er ook heel wat lichtpunten zijn als het over de investeringen in openbaar vervoer gaat. Daar zijn we het nu toch echt wel over eens. We hebben daarin gedurfde keuzes gemaakt, waarbij ik expliciet heb gezegd dat we op de werking van De Lijn as such nog absoluut kunnen besparen. Dat is ook gebleken. De Lijn en het management van De Lijn hebben een zeer grote inspanning gedaan, succesvol. Die heeft er zelfs voor gezorgd dat niettegenstaande er minder belastingdotatie naar De Lijn gaat, er toch meer geïnvesteerd kan worden. Meer dan ooit tevoren wordt geïnvesteerd in rollend materieel. Tijdens deze regeerperiode zijn er duizend extra nieuwe bussen en trams bij gekomen. Ik denk 860 bussen en een 120-tal trams. Er is nu al de beslissing genomen om voor de volgende periode een bestelling te doen zodat we in de volgende jaren over 1200 nieuwe bussen kunnen beschikken.
Dat zijn historische investeringsbedragen, ik blijf dat zeggen. Niet alleen door investeringen in rollend materieel, dus in meer comfort, maar ook in meer plaatskilometers, dus een verhoging van de capaciteit, en ook in een verhoging van het aanbod.
We hebben in september door nieuwe lijnen of een uitbreiding van bestaande lijnen in extra capaciteit geïnvesteerd, dus in meer aanbod. Vanaf januari komt daarbovenop nog eens meer aanbod. We investeren, waardoor we echt hopen op een uitbreiding van het aantal reizigers. We investeren dus in meer reizigers, opnieuw niet met één vingerknip en over een nacht ijs, maar er is wel de ambitie om voor een sterke groei van het aantal reizigers in het openbaar vervoer te zorgen. We hebben daar alleszins de nodige middelen voor uitgetrokken.
Net zoals we, zoals mijnheer Keulen aanhaalde, ook een terechte bekommernis hebben over de capaciteit op de weg. Het geloof in de spitsstroken is een geloof dat we ook concreet gestalte geven, bijvoorbeeld op de E313-E314 bij de werken rond Wilsele en het complex. Die zijn gefaseerd per vakantieperiode in juli en augustus. Daarin investeren we ongelooflijk veel, maar we zullen daar uiteindelijk ook een spitsstrook tot stand brengen.
Ten slotte wil ik nog even terugkomen op het fietsinvesteringsbeleid. We zijn in 2014 van 89 miljoen euro vertrokken. Voor dit jaar hadden we de lat op 110 miljoen euro gelegd. We hebben dat bedrag gehaald. Voor volgend jaar ligt de lat op 120 miljoen euro. Dat is een stijging met 35 procent van de investeringsmiddelen in de fietsinfrastructuur. Ik onderschrijf dat volledig. Ik hoop dat we dat ook, zoals mijnheer Vandenbroucke dat de voorbije week heeft opgemerkt, in de respectievelijke verkiezingsprogramma’s zullen zien. Je stelt nu vast dat er een vrij breed draagvlak is om verder door te gaan op de ingeslagen weg en om die budgetten serieus te gaan verhogen.
Ik hoop dat daarmee ook de vaste wil en ambitie gepaard gaat om de procedures te herzien, zowel bij de onteigeningen als het justitieel aanvechten van beslissingen tot investeringen in infrastructuur. Dat we, of het nu over de fiets gaat of over andere investeringen in de infrastructuur ten voordele van de mobiliteit, ook daar de procedures herzien, tot en met de wetten of de Raad van State. Zodat het toch wel moeilijker wordt om stokken in de wielen te steken, en dit ten voordele van het algemeen belang, ten voordele van de mobiliteit van ons allen.
Ik hoop dat als we bereid zijn om zo veel te investeren, niet alleen financieel, maar ook in de inspraak en het draagvlak, dit ook wordt vertaald aan de andere kant ‘van den draad’. Als we aan de andere kant meer investeren in inspraak en draagvlak, dan moet dat ook zijn pendant vinden in het gegeven dat wanneer een beslissing wordt genomen, die moeilijker te dwarsbomen valt door deze of gene.
Wat investeringen in fietsinfrastructuur betreft, kunt u zeggen: ‘Het is maar 800 kilometer. Wat maakt het uit?’ Niets is zo gemakkelijk als investeren te velde in kilometerslange fietspaden. Die kunnen we heel gemakkelijk aanleggen, zonder al te veel onteigeningen en tegenspraak. Kilometerslange fietspaden, waarop dan echter weinig volk zal rijden. Dat is dan misschien heel goed voor de statistieken, maar op het vlak van woon-werkverkeer, op het vlak van de file-aanpak, wordt er uiteindelijk weinig gerealiseerd.
We kiezen er dus voor om ook de moeilijke investeringen, de dure investeringen, de complexe investeringen, niet links te laten liggen en dus ook tunnels, bruggen en dergelijke aan te leggen. Ik zeg niet dat dat in de vorige regeerperiode niet gebeurd is. Alleszins: wij laten die ook nu niet links liggen.
Meer dan ooit investeren we extra in nieuwe fietsinfrastructuur, zowel in de gemakkelijke als in de moeilijke. We pakken kruispunt per kruispunt aan, met een dynamische lijst. We investeren 65 miljoen euro extra middelen in het verkeersveiliger maken van verschillende zwarte kruispunten. We investeren in fietssnelwegen, er komen er binnenkort nog nieuwe aan.
We investeren in de schoolomgeving. Ik weet dat ik het niet al te dikwijls mag communiceren, maar ik zeg bij dezen toch nog eens dat we voorzien in een ondersteuningsprogramma ten aanzien van de lokale besturen, waarbij wij zelf 10 miljoen euro op tafel leggen. We hopen dat dat niet alleen resulteert in aan de andere kant nog eens 10 miljoen euro van de lokale besturen, maar zelfs veel meer van de lokale besturen. We maken daar nu wat promotie rond in de hoop dat die reclame ertoe zal leiden dat in de respectieve bestuursakkoorden ook wordt ingeschreven dat men effectief gaat investeren, dankzij of mede dankzij die Vlaamse middelen die ter beschikking zijn. We hopen dat dit ertoe leidt dat men op lokaal vlak gaat investeren in nieuwe fietsinfrastructuur, in een veilige schoolomgeving.
We hopen dat dat lukt, net zoals we erin geslaagd zijn om voor het eerst sinds lang het Fietsfonds op te krijgen. Dat gaat om 10 miljoen euro die de Vlaamse overheid jaar na jaar ter beschikking stelde. Dat was nogal straf, dat we geld op tafel legden voor de lokale besturen, 10 miljoen euro op jaarbasis, en dat we die niet op kregen. Dat was ten dele onze eigen fout, omdat de subsidiemogelijkheden vrij beperkt waren. Men kon enkel subsidies krijgen voor de werken zelf, bijvoorbeeld niet voor studiekosten of voor onteigeningen. Dat hebben we verruimd. In 2018 zijn die 10 miljoen euro voor het eerst effectief de deur kunnen uitgaan ten voordele van fietsinvesteringen.
Als laatste elementje van het fietsinvesteringsbeleid wil ik nog iets zeggen over het Pendelfonds. We hebben 2 miljoen euro vrijgemaakt om bedrijven te stimuleren om te investeren in bedrijfsfietsen in plaats van in bedrijfswagens. Een overweldigend succes, waardoor we de inschrijvingstermijn hebben moeten verlengen. Ik hoop dat we genoeg middelen zullen hebben om uiteindelijk aan alle vragen te kunnen beantwoorden. Het is een serieus succes, godzijdank.
Je kan dan zeggen: het is allemaal te laat en nog een beetje te weinig. Ik onderschrijf dat volledig. Ik onderschrijf dat deze regering er nog vroeger was moeten komen. Ik kan u echter zeker geruststellen: als je het vertrouwen ziet dat opnieuw blijkt uit de peilingen, dan zal deze regering waarschijnlijk wel blijven en dan zal ze nog meer kunnen investeren, tijdens de huidige en toekomstige regeerperiodes, in fiets- en verkeersveiligheid. (Applaus)
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, inzake de basisbereikbaarheid en inzake openbaar vervoer heeft onze fractie in het verleden altijd zelf mee aangebracht dat we meer vraaggestuurd moeten werken. Dat stellen we dus absoluut niet in vraag. We hebben dezelfde bekommernis als collega Marino Keulen, namelijk de wijze waarop op dit moment soms via die vervoersregio’s wordt gecommuniceerd. Daarbij geeft men wel de indruk dat er op kap van de lokale besturen bespaard zal worden, dat een stuk van de factuur doorgeschoven zal worden. Daarom denk ik dat heel wat van die lokale besturen die nu verder aan het nadenken zijn over vervoer op maat, zich afvragen hoe ze dat gaan organiseren. Met een buurtbusje, deelfietsen of deelwagens? Ik denk dus, als u toch niet onmiddellijk een invulling kunt geven aan die 100 miljoen, dat ik hiervoor vandaag de oplossing heb: dan kunt u verder participeren bij de lokale besturen op het gebied van deelmobiliteit.
Minister, u moet opletten want anderen zijn uw rekening aan het maken. De vervoerregio’s zijn inderdaad een heel belangrijk instrument om in de concrete organisatie van het openbaar vervoer subsidiariteit in de praktijk te brengen. Maar op dit ogenblik komen de vijftien vervoerregio’s onder een negatief gesternte uit de startblokken, terwijl dat inhoudelijk heel goed zit. Een belangrijk onderdeel van uw antwoord betrof de inhoudelijke ondersteuning waarin u voorziet. Maar nu moet u heel snel een tand bij steken in de communicatie. Dat is helemaal een kolfje naar de hand van Ben Weyts. Minister, u moet de lokale besturen eens precies zeggen waarover het gaat want anderen zijn uw rekening aan het maken, en dat moet u pejoratief interpreteren.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik stel vast dat wanneer je, zoals ook collega de Kort doet, cijfers citeert uit de rapporten die door u zijn besteld, het rapport van De Lijn of het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van de Vlamingen, dat je, naargelang je van de meerderheid of de oppositie bent, een kritische supporter bent of een zwartgallige opposant. Ik laat die kwalificaties voor u. Minister, ik kan alleen maar hopen dat u in plaats van zich alleen maar op te trekken aan cijfers van peilingen ook eens kijkt naar het harde cijfermateriaal uit uw eigen rapporten. Daarin staat duidelijk het resultaat van uw beleid af te lezen. Ik hoop dat u daar dan ook de nodige lessen uit trekt.
Het onderdeel Mobiliteit en Openbare Werken is afgehandeld.