Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Tommelein.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, vorige vrijdag werd in het Brusselse Parlement een ordonnantie goedgekeurd die ervoor zorgt dat een voorgaande vergunning van eentalige unicommunautaire rusthuizen van de Commission Communautaire Française (COCOF) of de Franse Gemeenschapscommissie worden gelijkgeschakeld met vergunningen voor de bicommunautaire Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC).
Mijn partijgenote Liesbeth Dhaene heeft daar fel tegen gefulmineerd. Als juriste houdt ze vol dat die regeling de grondwettelijke toets niet doorstaat. Bovendien maken zij en ook mijn fractie zich serieuze zorgen over het respect voor de tweetaligheid in de rusthuizen die worden overgedragen. Uw collega en partijgenoot minister Gatz, die hier niet aanwezig kan zijn, heeft als minister van Brussel een raadgevende stem in het Verenigd College van de GGC.
Minister, welk advies heeft minister Gatz op de verschillende etappes van het traject in de GGC gegeven?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Persyn, dank u wel voor uw vraag. Ik zal antwoorden namens minister Gatz, die in het buitenland zit.
Het is goed de zaken te scheiden. Eerst en vooral is er het fundamentele en politieke debat over de tweetaligheid van rusthuizen in Brussel. Ten tweede is er ook het technisch ontwerp van ordonnantie, dat vrijdag laatstleden werd besproken in de Verenigde Vergadering van de GGC.
Met betrekking tot de technische ordonnantie kan ik u meedelen dat de reden van die ordonnantie de volgende is: nadat de Franse Gemeenschapscommissie en de bicommunautaire GGC op 20 november een protocolakkoord sloten in 2014, werden in de periode 2015 en 2016 de Franstalige rusthuizen overgeheveld van de Franse commissie in Brussel naar de tweetalige sector. De reden hiervoor lag bij de Bijzondere Financieringswet die ingevolge de zesde staatshervorming werd aangepast.
Alle middelen die bestemd zijn voor de instellingen voor ouderenzorg in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest werden overgemaakt aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, en de ordonnantie die vrijdag in de Verenigde Vergadering werd besproken, is technisch omdat de COCOF-regelgeving die de rusthuizen financierde via een zogenaamd principeakkoord moest worden omgezet naar de regelgeving van de GGC.
De Raad van State zegt absoluut niet dat de ordonnantie, die alleen een wettelijke basis heeft, ongrondwettelijk is. Het gaat hier over het functioneren van de rusthuizen en meer specifiek over de opvang van ouderen. Minister Gatz is niet tegen deze ordonnantie, die noodzakelijk is om de continue werking te waarborgen.
Minister Gatz en ikzelf delen uw bezorgdheden over de tweetaligheid van de bicommunautaire sector. Er werden hierbij concrete acties ondernomen: het lanceren en coördineren van functionele taallessen voor het verzorgend personeel van de rusthuizen op locatie; de organisatie van conversatietafels, dagen van het Nederlands en andere open kansen; en, op vraag van de Brusselse rusthuizen, het testen van het taalniveau van de werknemers en het hen oriënteren naar de cursus.
Conclusie: de bezorgdheid over een goede tweetaligheid van de Brusselse rusthuizen is meer dan terecht. Ze verdient en krijgt de nodige aandacht maar blijft door de krapte aan tweetalig personeel wel een bijzonder grote uitdaging.
Het is inderdaad niet makkelijk. Het institutioneel kluwen in Brussel heeft wel meer tong- en hersenbrekers voor ons in petto.
Minister, u verwijst naar het principeakkoord van 20 november 2014 tussen het college van de Commission Communautaire Française (COCOF) en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Wij stellen ons daar serieuze vragen bij. Het was een principeakkoord dat toen niet gelegitimeerd is. Kan het de toets van de Grondwet en de geest en de letter van de zesde staatshervorming doorstaan?
Vorige week stonden hier vier collega's samen over de problematiek in de rusthuizen: de kwaliteit en de continuïteit van zorg en de betaalbaarheid. Ik heb hier ook al een paar keer met andere collega's gestaan om te hameren op het belang van de taal. Ik heb zelfs al eens Lingala gesproken om aan te tonen hoe moeilijk het is als je elkaar niet verstaat.
Minister, voor ons zitten er heel wat haken en ogen aan dat verhaal. Collega Dhaene heeft onlangs nog gezegd dat slechts 6 procent – 3 van de 50 rusthuizen – de taalwetgeving respecteert. Voor ons is lippendienst niet voldoende.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijnheer Persyn, ik dank u voor deze vraag. Het is een ongelooflijk belangrijk thema voor ouderen in Brussel.
Het was aanvankelijk een goed idee om van eentalig Franstalige ziekenhuizen tweetalige ziekenhuizen te maken, een beweging die we toejuichen. Daaruit moet natuurlijk voortvloeien dat in de praktijk rusthuizen ook effectief tweetalig zijn.
Zoals de heer Persyn zegt, is zorg heel belangrijk. Zorg moet je in je eigen taal kunnen krijgen. In Brussel wonen Nederlandstaligen en Franstaligen. Als er door de Brusselse overheid iets wordt georganiseerd, moet dat tweetalig zijn of zo snel mogelijk tweetalig worden. Mijnheer Persyn, u hebt ongetwijfeld gezien dat onze fractie zich onthouden heeft bij de stemming, net om dat statement te maken.
Het zal niet alleen van wetten afhangen dat het tweetalig is, maar ook van de praktijk. Zorgen dat zorgkundigen Nederlandskundig worden, zorgen dat er op de werkvloer Nederlands wordt aangeleerd, zorgen dat het Huis van het Nederlands een rol kan spelen, zorgen dat personeel wordt opgeleid, zorgen dat we in het secundair, het technisch en het hoger onderwijs zorgberoepen aanleren aan Nederlandstaligen: daaraan kan de Vlaamse overheid een bijdrage leveren om echt een tweetalig Brussel te maken.
De heer Poschet heeft het woord.
Collega Persyn, ik dank u voor de vraag. Het is een heel belangrijke thematiek.
Minister, ik ben er niet van overtuigd dat de ordonnantie die nu voorligt in de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, noodzakelijk was door de zesde staatshervorming. Ze is het gevolg van een bepaalde politieke keuze die op een bepaald moment aan Franstalige zijde is gemaakt.
Wat mevrouw Van den Brandt zegt, klopt. Als we Brussel aantrekkelijk willen houden voor de Nederlandstaligen en voor de middenklasse, dan moeten we in een voldoende en goed Nederlandstalig zorgaanbod voorzien. Er is nu al een probleem bij de ziekenhuizen en de rusthuizen die een GGC-erkenning hebben. Wat we wel zien, is dat er goede voorbeelden zijn, toevallig vaak aan Nederlandstalige zijde. Daar heeft men wel personeel dat twee- of meertalig is. Men slaagt er daar wel in om Nederlands te leren aan verzorgend personeel dat uit de Filippijnen komt, uit Mexico en uit Roemenië.
Er zijn dus mogelijkheden om de inspectie op de verplichte tweetaligheid te vergroten en om in specifieke budgetten te voorzien binnen de bicommunautaire sector om de tweetaligheid te garanderen.
Minister, het is misschien moeilijk voor u om te antwoorden namens minister Gatz, maar hoe kunt u de GGC de tweetaligheid laten vergroten?
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, u maakt terecht het onderscheid tussen het debat over de tweetaligheid van de rusthuizen in Brussel en het technisch ontwerp van ordonnantie, besproken in de GGC.
En met betrekking tot het eerste, de tweetaligheid, deel ik de bezorgdheid van collega Persyn.
Wat is het basisprobleem? Dat is hier al uitgelegd. Het is moeilijk om in die bicommunautaire sector gekwalificeerd Nederlandskundig personeel te vinden.
Ik ga ervan uit en ben ervan overtuigd dat de ministers Vanhengel en Smet hun werk doen qua opvolging. Minister, mijn vraag werd al aangebracht door mevrouw Van den Brandt: is er een rol weggelegd voor het Huis van het Nederlands? Kunt u daarover iets meer vertellen?
Inderdaad, mijn collega ondersteunt en deelt de bezorgdheden. De basis van het probleem ligt daadwerkelijk bij de krapte op de arbeidsmarkt. Het is bijzonder moeilijk om gekwalificeerd Nederlandstalig personeel te vinden.
De GGC moet op dit punt niet bij de pakken blijven zitten. Aan de inspectiediensten werd de opdracht gegeven om in het kader van de bevoegdheden toe te zien op het bicommunautaire karakter en de correcte tweetaligheid. Deze kwestie wordt door de Nederlandstalige ministers in de GGC, de ministers Vanhengel en Smet, blijvend opgevolgd.
Het Huis van het Nederlands ondersteunt inderdaad de Brusselse rusthuizen bij het ontwikkelen van een taalbeleid en het uitvoeren van acties die gericht zijn op de realisatie van tweetalige zorgverlening. Dat is belangrijk en moet aandacht blijven krijgen. Het Huis van het Nederlands krijgt daarvoor ook sinds 2012 subsidies van de GGC. Dat blijft een aandachtspunt. Het is nodig om dat te versterken en ervoor te zorgen dat het tot realisaties komt.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Collega’s, ik dank u voor de gedeelde bezorgdheid.
Inderdaad, mevrouw Van den Brandt, uw collega Verstraete heeft zich onthouden bij de stemming. Hij wees daarbij op de grote achterstand die er nu al is. En ex-minister Brigitte Grouwels – niet de eerste de beste – heeft zelfs ernstige twijfels geuit over de grondwettelijkheid van de huidige gang van zaken. Ook uitte zij de bezorgdheid over de tweetaligheid in de toekomst.
Mijn fractie blijft niet bij de pakken zitten. Wij laten onze Vlaamse ouderen in Brussel niet los. We hebben een conceptnota ingediend voor een stevige Vlaamse sociale bescherming: coherent, breed, betaalbaar en toegankelijk voor álle Vlamingen, ook in Brussel. We laten onze Brusselse Vlamingen niet los. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.