Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, een nieuwe studie van Econopolis heeft het onder meer over de leefbaarheid van onze eigen Vlaamse audiovisuele producties. Een van de aanbevelingen uit de studie is dat er ruimte bestaat voor het oprichten van een Vlaamse Netflix. U beklemtoonde vorige week in de commissie dat u zoiets wel wilt aanmoedigen, maar dat u vooral wilt dat het initiatief uit de sector komt. Daar waren wij het ook mee eens. U ging er daarbij van uit dat een samenwerkingsmodel tussen de verschillende spelers, omroepen en distributeurs, eigenlijk in de maak was.
Gisteren lazen we dat Telenet, een van de grote dienstenverleners, afziet van zijn medewerking aan een gezamenlijk initiatief om een Vlaamse Netflix op te richten, maar dat Telenet het eigen product Play versterkt. De CEO van Telenet, John Porter, stelde zelfs dat de Vlaamse markt gewoon te klein is voor een streamingdienst op Vlaamse schaal.
Minister, ziet u na de mededeling van Telenet nog slaagkansen voor een Vlaamse Netflix, niet als initiatief van één van de spelers, maar als samenwerkingsverband tussen de verschillende omroepen en dienstenverleners?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik ga voorlopig enkel akte nemen van de uitspraken in naam van Telenet. Het is op dit ogenblik voorbarig om welke conclusie dan ook, waarover dan ook, te trekken. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste gaan de studie en de aanbevelingen die aan de verschillende mediaspelers werden voorgelegd, wel degelijk over meer dan alleen de Vlaamse Netflix of meer dan alleen uitgesteld kijken, zelfs al zijn dat twee belangrijke dingen daarin. Ten tweede loopt, zoals u weet, de termijn voor de bedrijven om eventueel een schriftelijk antwoord te geven op onze aanbevelingen na de rondetafel van vorige week, nog tot het einde van de maand.
Met andere woorden: ik wacht nog even af. Dan kunnen er grosso modo drie dingen gebeuren. Het kan zijn dat bepaalde bedrijven – en dat staat hun volledig vrij, zoals ik vorige week al zei – niet antwoorden of hun eigen koers willen varen, of dat er een aantal puzzelstukken door de verschillende bedrijven wel op tafel gelegd worden die niet passen. Ja, dan moeten wij daar ook akte van nemen. Het kan ook zijn dat we ergens tussenin eindigen en dat sommige antwoorden van een aantal bedrijven wel op elkaar aansluiten. Dan kunnen we daarmee verder. Onverhoopt zou inderdaad zijn dat de grotere groep, de zes dienstenverdelers en de zes zenders, allemaal samen een aantal antwoorden geven die in elkaars verlengde liggen. Dan nog, mijnheer Vandaele, zullen we moeten zien wat dat voor de sector zelf betekent, welke initiatieven men zou of zal nemen en wat de – wellicht bescheiden – rol van de overheid in dat geheel kan zijn. Ik denk dus dat het voorlopig beter is om even in alle rust te laten gebeuren wat er gebeurt en de formele positionering van alle betrokken spelers af te wachten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Dank u, minister. Wat de N-VA vooral bezighoudt, is dat er ook in de toekomst voldoende middelen zijn om kwalitatieve, eigen Vlaamse producties te maken. Dat is een sterke tak van een creatieve industrie. De Vlamingen hebben, dat weten we, een hoge waardering voor die eigen producties. Daarom hebben we destijds hier ook het decreet Signaalintegriteit goedgekeurd en hebben we ook de investeringsplicht opgelegd en verruimd. We zijn het met u eens, hoor, maar naar onze mening kunnen we als overheid niet veel verder ingrijpen dan dat. Het gaat uiteindelijk in hoge mate om afspraken en contracten tussen privébedrijven. De enige uitzondering hier is onze openbare omroep, de VRT. Daarover gaat mijn bijkomende vraag aan u. Welke rol acht u weggelegd voor de VRT in dit verhaal?
De heer Caron heeft het woord.
Het is inderdaad misschien het beste om even op de vlakte te blijven in dezen. Ik begrijp dat zeker.
Ik wil alleen maar zeggen dat ik het betreur dat Telenet meteen al zijn engagement niet wil opnemen en dat ook verklaart. Dat zet één ding op scherp voor mij: Telenet is een dochter van een Amerikaans bedrijf en heeft dus weinig commerciële belangen om een front te vormen met andere Vlaamse bedrijven, om een sterke Vlaamse mediasector te hebben en een sterke Europese cultuur- en fictieproductie. Dat betreur ik. Dat wil ik gezegd hebben. Dat is geen verwijt aan u, minister, verre van, maar dat betreur ik.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Eind september heb ik een vraag gesteld in de commissie over die Vlaamse Netflix, omdat Medialaan daar toen mee naar buiten was gekomen. Medialaan zag het wel zitten om daarover te spreken met de andere actoren in het veld. U sprak toen over Netvlix, minister, wat mooi gevonden was.
U zei toen al dat we moesten wachten op die studie van Econopolis, die dan vorige week eindelijk naar buiten is gebracht. Vorige week heeft collega Lionel Bajart een vraag gesteld over één aspect van de studie. Nu stelt u, mijnheer Vandaele, een vraag over een ander aspect van de studie, nadat iemand uit de markt al gereageerd heeft. We gaan daar ten andere vrijdag op werkbezoek. We zullen daar misschien nog wat kunnen vernemen.
Hier vernemen we eigenlijk toch niks. Laten we nu eens wachten tot alle actoren gereageerd hebben – ik heb dat vorige week ook al gezegd – om dit dan te bespreken in de commissie op 6 december, samen met de studie die de VRT heeft laten maken over haar economische waarde. Dan kunnen we al die studies samen bekijken en daar ten gronde over debatteren, want dit is eigenlijk een delicate kwestie in dat al delicate ecosysteem van de media. Ik vind niet dat we daar hier elke week over moeten debatteren, want het spijt me zeer: hier kun je daar geen grondig debat over voeren.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij collega Brouwers, en ik neem ook akte van de verklaringen van Telenet, die ik zeer spijtig vind en die ik ook wel eigenaardig vind. De studie gaat over meer dan dat. Het gaat over oplossingen, maar vooral over samenwerking. Zeker in Vlaanderen zal een oplossing pas een goede oplossing zijn wanneer alle actoren er samen aan kunnen werken.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Het succes van een Vlaamse Netflix staat of valt natuurlijk met het aanbod van de VRT. Mijn fractie is niet bij voorbaat tegen het idee, maar we zullen natuurlijk nooit een project kunnen steunen waarbij de Vlaming moet betalen voor content van de VRT die nu gratis beschikbaar is via VRT NU. Het probleem van minder reclame-inkomsten van commerciële omroepen verdient een grondig debat en een grondige analyse, maar een oplossing mag uiteraard niet raken aan het kijkcomfort of de portemonnee van de kijker – dat heb ik hier vorige week ook al gezegd.
Ik wil nog eens herhalen dat de mediamarkt in dit land een vrije markt is, of in elk geval grotendeels. Ik kom zo meteen terug op de rol van de openbare omroep. Er is vrijheid van ondernemen in dit land, en er is vrijheid van meningsuiting voor elke CEO in dit land. In die zin moeten we daar akte van nemen en moeten we – denk ik – onze rol bescheiden spelen en proberen om vooral als facilitator op te treden. Dat gebeurt op dit ogenblik met de Econopolis-studie, en we zullen bekijken in hoeverre er een bereidheid ontstaat bij alle spelers, of bij een significant deel van andere spelers, om in te gaan op de toch wel grotendeels interessante en positieve aanbevelingen van de studie.
De rol van de openbare omroep is enigszins anders, collega Vandaele. Zij wordt volgens de beheersovereenkomst geacht het ecosysteem mee te ondersteunen. De studie waar we het deze en vorige week over hadden, gaat daar dus ook van uit. De VRT zal daarin haar constructieve rol spelen, en ik weet dat er op dit ogenblik ook een aantal contacten zijn met verschillende spelers. Maar ook zij kan daar pas een doorslaggevende rol in spelen vanaf het ogenblik dat de ‘coalition of the willing’ groot genoeg zou zijn. Maar nogmaals: we zullen nog even moeten wachten – dat werd door collega Brouwers en collega Bajart al gezegd. Dat was vorige week ook zo aangekondigd.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister en collega Brouwers, we kunnen inderdaad wachten, maar Telenet doet dat duidelijk niet en lost een schot voor de boeg. Er is vaak gezegd dat de verschillende Vlaamse spelers moeten samenwerken om een zo groot mogelijk deel van de koek – het gaat dan ook over reclamemiddelen – bij ons te houden, en niet te laten wegvloeien naar de grote internationale spelers. Hier lijkt alvast één reddingssloep te kapseizen. Wij zijn in elk geval benieuwd hoe de stukken op het schaakbord de komende weken zullen bewegen, en of er een oplossing komt. Wat ons betreft, komt die oplossing er het liefst zonder dat wij daar als parlement in hoeven tussen te komen. Minister, ik denk dat u die mening deelt.
De actuele vraag is afgehandeld.