Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het lerarenloopbaanpact
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, het lerarentekort is spijtig genoeg nog nooit zo hoog geweest als tegenwoordig. Cijfers van VDAB van begin oktober gaven aan dat ruim 1200 vacatures niet ingevuld raken. We weten ondertussen ook dat we tot 2024 op jaarbasis 6000 leerkrachten nodig zullen hebben. Het is natuurlijk ook zo dat wanneer er onvoldoende leerkrachten zijn, dit ten koste gaat van de leerlingen. Zij zitten ofwel in vervanglestijden, of ze krijgen vervanguren. Er worden oplossingen gezocht, maar dit komt het kennen en het kunnen van die leerlingen natuurlijk niet ten goede.
U bent onlangs op bezoek geweest bij de Nederlandse collega’s, en zij kampen voor een stuk met hetzelfde probleem. Als je die informatie bij elkaar legt en problematieken bij elkaar legt, kan dat alleen maar helpen bij het zoeken naar een oplossing. Want het tekort is er nu eenmaal; de instroom in de lerarenopleiding en de zijinstromers kunnen het tekort absoluut niet opvangen, en dus schreeuwt de werkvloer om een oplossing op korte termijn.
Daarom is mijn vraag: wat kunt u doen, hoe kunt u een tandje bij steken om de scholen op korte termijn uit de nood te helpen?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Maandag 5 november 2018, de eerste schooldag na de vakantie. Scholengroep Stroom, een gemiddelde scholengroep in regio Oostende, telt zeventien directeurs basisonderwijs, en zeven van die directeurs hadden een of meer vacatures openstaan die ze moeilijk, amper of niet konden invullen. De school waar ik vroeger directeur was, kon zelfs vier vacatures amper invullen.
Minister, u weet dat ik, als voormalig leerkracht en schooldirecteur, heel erg begaan ben met het onderwijs. En het doet pijn aan mijn hart als ik merk dat er te weinig mensen nog gemotiveerd zijn of interesse hebben om in het onderwijs te stappen, maar ook dat er de voorbije jaren te veel leerkrachten en directeurs ofwel uit het onderwijs zijn gevallen, of het onderwijs definitief hebben verlaten – ook capabele en heel goede leerkrachten. Het is ook zorgelijk dat we tot en met 2024 zesduizend tot zevenduizend nieuwe leerkrachten zullen moeten vinden om tegemoet te komen aan de noden in ons onderwijslandschap.
Minister, u hebt ook al een aantal initiatieven ondernomen. Mijn collega heeft het net aangehaald: u hebt samen met uw collega’s uit Nederland een taskforce opgericht, en u bent ook al een drietal jaar bezig met de onderhandelingen rond het loopbaanpact. Dat loopbaanpact heeft tot op vandaag te weinig gestructureerd en concreet resultaat opgeleverd op de werkvloer. Dat is wat ik hoor bij mijn collega-leerkrachten, en bij mijn collega-directeurs. En het is vooral de werkonzekerheid bij leerkrachten die heel erg zwaar weegt – daar heeft mijn collega ook net op gewezen. Vandaar mijn concrete vraag: verwacht u nog voor het einde van deze legislatuur te landen met uw o zo belangrijk en vooruitstrevend loopbaanpact? (Applaus bij sp.a)
Minister Crevits heeft het woord.
Na deze oorverdovende uiting van grote appreciatie voor de vragen, waar ik mij bij aansluit, wil ik toch even antwoorden. Diegenen waarover het gaat, zijn intussen binnengekomen. Als ik me niet vergis, zijn dat leerlingen van het lager onderwijs. Het gaat over jullie meesters en juffen, waarvan we er heel wat nodig hebben in de toekomst.
Ik zal misschien starten met het goede nieuws. Wij hebben inderdaad heel veel leraren nodig, en ik wil jullie toch een cijfer geven dat tot de verbeelding spreekt: als we teruggaan naar 2011, en we kijken naar vandaag, dan zijn er alleen al in het basisonderwijs tienduizend extra leraren aan de slag gegaan. We hebben ze allemaal gevonden, en ze zijn aan de slag. Dat zijn spectaculaire cijfers als je het mij vraagt. Op minder dan tien jaar tijd zijn er meer dan tienduizend leraren aan de slag.
In het secundair is dat iets minder: er zijn er iets meer dan tweeduizend extra aan de slag gegaan. Maar we moeten ons daar weinig illusies over maken, want de babyboom die geleid heeft tot die extra leraren in het basisonderwijs, zal zich de komende jaren doorzetten in het secundair. Het is dus zeker – en ik kijk heel in het bijzonder naar collega Vandenberghe – dat we die extra leraren de komende jaren vooral in het secundair onderwijs zullen nodig hebben.
U zegt dat ik nog geen extra maatregelen genomen heb – u zegt het misschien niet zo cru – en u vraagt wanneer het lerarenloopbaanpact er komt. Ik zal daar straks iets over zeggen, maar ik wil toch eerst aanhalen dat wij een aantal ingrepen gedaan hebben die wel tot op de werkvloer merkbaar zijn. De allerbelangrijkste maatregel ligt in het basisonderwijs: de lerarenplatforms zijn er dit jaar voor de eerste keer. Ik heb met mijn Nederlandse collega overlegd; daar hebben ze ook platformen. Die zijn niet helemaal gelijk opgericht, maar ze hebben effect.
In mijn hele omgeving, in West-Vlaanderen, hebben alle jonge mensen die ik ken die afgestudeerd zijn om les te geven in het basisonderwijs, werk. Of bijna allemaal, er zijn er nog een aantal die geen job hebben, maar de meesten hebben een job. Dat is op zich een goede zaak. Het toont aan dat die platformen ook een meerwaarde bieden, en ook een meerwaarde zouden moeten bieden ten opzichte van de directeurs. Maar uiteraard heb je in het onderwijs geen een-op-eenrelatie. Iemand die in Antwerpen afstudeert, zal niet zo makkelijk in West-Vlaanderen komen werken en omgekeerd.
Wat ik ook van belang vind, is dat nog niet zo lang geleden VDAB van het leraarschap opnieuw een knelpuntberoep gemaakt heeft. Dat betekent dat je voor een aantal vakken opnieuw de herscholing kunt gaan doen, en je er ook de voordelen van hebt. Ook hier zien we dat deze maatregelen effect hebben. Het is ook interessant om hierover met Nederland te overleggen. Als je er opnieuw een knelpuntberoep van maakt, met de voordelen die eraan hangen, kun je meer mensen leiden tot het beroep.
Waar we weinig impact op hebben, is op het aantal jongeren dat effectief ervoor kiest om leraar te worden. Vanaf volgend jaar start een totaal nieuw systeem: de lerarenopleiding wordt hervormd en je zult kunnen kiezen om leraar te worden vanaf je achttiende door de educatieve masteropleidingen die in het leven geroepen worden, en ik verwacht daar ook veel van. We hebben toelatingsproeven ingevoerd voor het leraarschap. Deze zijn niet bindend. Nederland heeft ook dergelijke zaken gedaan; ze hebben een dipje gekend in het aantal inschrijvingen, maar nu gaan die weer omhoog.
Het is heel interessant – collega Celis, u verwees ernaar – om die krachten van Nederland en Vlaanderen te bundelen. We hebben ongeveer dezelfde structuur van het leraarschap, we hebben dezelfde uitdagingen. We kunnen campagnes voeren, maar we moeten vooral beleidsmaatregelen nemen die de aantrekkelijkheid van dat beroep gaan verhogen. De platformen kunnen daarbij helpen, de hervorming van de lerarenopleiding kan daar uiteraard bij helpen.
Moet er nog meer gebeuren? Ja. Zoals jullie weten, is er een tijdsbestedingsonderzoek gevraagd door de sociale partners. We hebben nu de resultaten. Ik heb de sociale partners ook ontvangen om daarmee aan de slag te gaan, om te kijken welke extra maatregelen we moeten nemen in functie van die loopbaan. Ze hebben een aantal extra onderzoeksvragen gesteld aan de mensen die het onderzoek gedaan hebben, en samen met hen kijk ik op welk moment we de onderhandelingen ook effectief kunnen hervatten. Want het is zeker mijn bedoeling om daar hard aan verder te werken.
Ik wil wel nuanceren: het is niet zo dat we ondertussen geen maatregelen genomen hebben. We zijn effectief maatregelen aan het nemen die ook wel hun effecten zullen hebben. Ik hoop de komende maanden ook met de sociale partners nog een aantal extra voorstellen te kunnen doen.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitvoerig antwoord. Ik denk dat het overleg dat er geweest is met Nederland, inderdaad bijzonder positief is. Elke stap die gezet kan worden om het tekort aan te pakken, is natuurlijk een stap in de goede richting. U verwijst zelf natuurlijk naar een aantal initiatieven die al genomen zijn. Ik denk aan die lerarenplatformen: we hebben er 329. Volgens de cijfers zou 85 procent van vervangingen daarmee ingevuld kunnen worden. Ik neem aan dat dat ook gebaseerd is op realiteiten. Want het is natuurlijk nog maar vrij recent, er is nog niet zo veel ervaring om daar mee om te gaan.
U verwijst zelf natuurlijk naar het tijdsbestedingsonderzoek dat er geweest is. Ik denk dat dat een bron is van bijzonder veel informatie, en niet alleen over mensen die het lerarenberoep uitoefenen. Je krijgt immers ook een volledige kijk op hetgeen die mensen, voor en na, met hun job doen. Dat geeft toch wel mogelijkheden om ook daar te kijken waar we kunnen tussenkomen inzake verbetering.
Het overleg met de sociale partners rond dat tijdsbestedingsonderzoek is er geweest. Wanneer denkt u dat we kunnen verdergaan met het lerarenloopbaanpact, om het te kunnen bespreken en naar de commissievergadering te brengen? Want daar zit natuurlijk iedereen op te wachten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitvoerige uitleg. Het lerarenplatform is uiteraard een eerste stap in de goede richting. Maar het is voorlopig nog altijd een beetje een druppel op een hete plaat. Ik ga weer concreet naar de Scholengroep Stroom terugkeren: ruim voor de herfstvakantie waren in het basisonderwijs de leerkrachten vanuit dat platform al volledig aan bod gekomen. Dat is ook logisch. Zij hadden recht op tien in het kleuter- en zeven in het basisonderwijs, en met ruim drieduizend leerlingen en zeventien scholen is het logisch dat de ruimte daar heel klein is.
Wat mij ook wat zorgen baart, is dat de opgevraagde cijfers over deze legislatuur zeggen dat de instroom van nieuwe leerkrachten, zowel in het basisonderwijs als in het secundair onderwijs, sterk daalt en dat de werkonzekerheid stijgt. Dat hangt allemaal aan elkaar, waardoor jongeren er niet voor kiezen om in het onderwijs te gaan. Uiteraard hebt u inspanningen gedaan, minister. Het is uiteraard ook niet allemaal uw schuld, maar ik denk dat we ook eens moeten kijken om met de netten te gaan samenwerken om die vacatures in te vullen. We hebben ook een aantal concrete voorstellen gedaan met het indienen van ons plan Basisonderwijs, het document dat wij met onze fractie hebben ingediend rond de vliegtuigloopbaan en noem maar op.
De vaststelling is en blijft dat veel vervangingen onvoldoende of niet ingevuld raken, en dat zorgt voor een enorme werkdruk voor de scholen. Daarom herhaal ik nog eens mijn concrete vraag, minister: zult u na drie jaar onderhandelen landen met uw loopbaandebat voor het einde van de legislatuur? Scholen die hun leerplan niet kunnen implementeren binnen de drie jaar, worden op de vingers getikt door de inspectie.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de zorg voor voldoende en goed opgeleide leerkrachten, en daarmee samenhangend het loopbaanpact, is natuurlijk ook onze zorg. Het is voor de collega's van de commissie Onderwijs onnodig dat ik verwijs naar mijn vele vragen en tussenkomsten daarover.
Collega Vandenberghe, met een knipoog: ik heb de twee vorige ministers van Onderwijs daar ook geregeld over ondervraagd. Maar ik zeg het met een knipoog. Ik zag aan uw lichaamstaal dat ik dat er eventjes aan moest toevoegen.
Minister, u hebt er terecht naar verwezen dat u wel beslissingen hebt genomen – zoals het lerarenplatform, cao XI en nog een aantal andere beslissingen – op een pragmatische en diplomatische manier. Als het grote loopbaanpact deze legislatuur niet tot stand kan komen, hoop ik dat u minstens nog een aantal realistische, pragmatische maatregelen zult nemen.
Het Nederlands-Vlaamse overleg van een paar dagen geleden was een opportuniteit. En de taskforce die daar wordt opgericht, is dat natuurlijk ook. Mijn vraag is wat de juiste taakstelling van die taskforce is, en of er een bepaalde timing is afgesproken.
Voorzitter, minister, collega's, niets belet ons natuurlijk om ondertussen zelf ook regelmatig te spreken over de aantrekkelijkheid van een loopbaan in het onderwijs. Ik denk dat dat nog steeds niet verboden is en dat dat mogelijk ook kan bijdragen tot een juistere kijk op het beroep van leraar.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, u zei in uw antwoord: ‘Ik heb zelf weinig impact op het aantal jongeren dat start met de studies.’ U hebt terecht onze aandacht erop gevestigd dat er een aantal goede maatregelen zijn genomen. Wij erkennen dat ook. De platforms zijn er een van. Het enige wat er nu al drie legislaturen niet gebeurt, is het lerarenberoep opnieuw onder de aandacht brengen bij jonge mensen, maar ook andere doelpublieken – ik denk dan aan mannen, mensen die zouden kunnen zijinstromen, mensen met een migratieachtergrond. Het is geleden van 2001 of 2002 dat de Vlaamse overheid nog eens een campagne heeft gevoerd. We doen dat ondertussen wel in de zorgsector, met resultaat. We moeten dat voor de politie en de andere veiligheidsdiensten. Voor onderwijs, waar wij als Vlaamse overheid toch een heel centrale rol te spelen hebben als derde betaler, zouden wij eens opnieuw de aandacht moeten vragen voor die positieve keuze voor het lerarenberoep. En dat moeten niet altijd 22- of 18-jarigen zijn die daarvoor kiezen. Er zijn nog hopen andere doelgroepen in onze maatschappij die daar positief voor zouden kunnen kiezen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, er zijn de laatste dagen inderdaad een aantal onderzoeken en cijfers verschenen in de pers. Het ging over de tekorten en over de uitstroom. Iets langer geleden was er de werklastmeting of het tijdsbestedingsonderzoek. Er was ook een onderzoek over de verloning en een onderzoek over de extra leerkrachten die nodig zijn in de kleinste kleuterklassen.
Eén conclusie was zeer duidelijk: als we leerkrachten willen houden en als we extra leerkrachten willen aantrekken, zal het vooral belangrijk zijn dat we inzetten op werkbaar werk. Niet zozeer de verloning is een issue. Het gaat vooral om die extra ondersteuning op de klasvloer, ruimte om weer te kunnen lesgeven en niet te veel bezig zijn met allerlei andere zaken. En laat het nu net de keuze van de Vlaamse Regering geweest zijn om te gaan voor die lineaire loonsverhoging, terwijl van maatregelen die de job moeten verlichten en die het werk werkbaar moeten maken, in deze legislatuur bijzonder weinig in huis is gekomen.
Minister, welke maatregelen zijn er nog gepland om het werk op de werkvloer werkbaarder te maken voor leerkrachten? Uit de werklastmeting blijkt dat dit de belangrijkste vraag is van de leerkrachten.
Ik wil eerst een kleine bedenking maken bij de kleine opmerking van de heer Vandenberghe over het aantal jongeren dat minder zou zijn ingestroomd in het onderwijs. Ik weet niet of u uw geschiedenis kent, maar het is voormalig minister Smet die het brugpensioen heeft afgeschaft in het onderwijs. Dat heeft tot gevolg dat meer dan 2500 leerkrachten boven 50 jaar in het onderwijs zijn gebleven die misschien anders op brugpensioen zouden zijn gegaan. Als er natuurlijk duizenden leerkrachten in het onderwijs blijven, dan kunnen er minder leerkrachten benoemd worden. Dat is een evidentie. We zien dat ook aan de cijfers. Sinds 2014 stijgt het aantal 50-plussers dat in het onderwijs blijft. Ik vind dat een goede zaak, want we hebben enorm veel handen nodig.
Betekent dit dat er minder leerkrachten zijn bij gekomen? Neen. Ik heb u de cijfers gegeven: plus 10.000 in het basisonderwijs op 8 jaar tijd en plus 2500 in het secundair onderwijs. Het aantal stijgt dus, maar mensen blijven langer aan het werk. Door de verhoging van de pensioenleeftijd zullen we ook in de komende jaren zien dat mensen langer aan de slag blijven.
Mevrouw Meuleman, u hebt gelijk dat als men langer aan de slag blijft, er ook moet worden gekeken op welke manier het werk werkbaar kan worden gehouden. Maar u mag niet vergeten dat we ook tijdens deze legislatuur al meer dan 30 miljoen euro in het gewoon onderwijs hebben geïnjecteerd om extra zorg mogelijk te maken, om extra handen in de klas mogelijk te maken. Het is ook zo dat we meer dan 50 miljoen euro extra investeren. U zegt dat het allemaal om lineaire loonmaatregelen gaat. Ik vind dat een opmerking die niet gepast is. Hadden we die loonmaatregel niet genomen, dan zouden de lonen in het onderwijs geen gelijke tred hebben gehouden met alle andere loonstijgingen. Dat vind ik onaanvaardbaar. In Nederland zien we trouwens dat de loonstijging in het basisonderwijs als effect heeft dat meer jongeren opnieuw kiezen voor die opleiding omdat ze zeker zijn dat ze werk hebben en dat de lonen stijgen.
Zo kom ik bij de heer De Ro, die een zeer terechte opmerking maakte. Ik heb trouwens al een jaar of twee geleden gezegd dat ik een campagne wil voeren, maar geen campagne zonder vlees. (Opmerkingen)
U begrijpt wat ik bedoel? Ik eet ook wel graag een steak met frieten, maar ik bedoel daarmee dat we met het parlement en met de regering initiatieven hebben genomen om de lerarenopleiding te hervormen. Het is mijn mening dat je maar zo'n campagne kunt voeren als die hervorming is goedgekeurd. Dat is nu zo. Ze gaat volgend jaar effectief van start. Dat biedt ook een hefboom, omdat je dan als 18-jarige die naar de universiteit gaat, onmiddellijk de keuze kunt maken om leerkracht te worden. Er worden een aantal nieuwe maatregelen genomen. De context is er. Binnenkort is het dus het moment om die campagne te voeren. Zomaar een campagne voeren in volle hervorming, kon wat mij betreft niet. Het antwoord op uw vraag is dus zeker ‘ja’. Ik ben trouwens blij dat u dit opmerkt.
Mijnheer De Meyer, u had een vraag over de timing met Nederland. We hebben afgesproken dat de Nederlandse minister en staatssecretaris bevoegd voor het leerplichtonderwijs op bezoek zullen komen in Vlaanderen. We zullen de genomen maatregelen naast elkaar leggen. Zij zullen ook onze platformen bekijken. De heer Vandenberghe zegt dat we nog niet zoveel voelen van die platformen, maar voor de platformen bestonden, was er de grote klacht met betrekking tot de vervangingen. Leerkrachten die vervangingen doen, zijn zeer werkonzeker. Ze hebben vaak maar een klein loon, zijn niet loonzeker en krijgen geen coaching. We slaan nu drie vliegen in één klap: 100 procent werkzekerheid, 100 procent zekerheid op coaching en 100 procent zekerheid op loon. Het is voor jongeren die starten in de job, erg belangrijk dat ze niet zomaar overal in het bad worden gegooid, dat ze weten dat ze een jaar werk zullen hebben en dat ze zeker zijn dat ze coaching zullen krijgen.
We hebben trouwens ook maatregelen genomen om de jobvastheid te versnellen. De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) kan sneller. De vaste benoeming kan sneller. Dat zijn allemaal zaken bedoeld om jongeren in de job te houden.
Zijn er nog extra maatregelen nodig? Zeer zeker. De ene zegt dat ik moet landen met het loopbaandebat, de andere zegt dat ik moet landen met het loopbaanpact. Na een debat krijg je hopelijk een pact, maar een pact betekent in ons geval een goedkeuring tussen drie partijen, namelijk werkgevers, werknemers en de overheid. Als de sociale partners mij na het tijdsbestedingsonderzoek vragen om er grondig door te gaan in functie van eensgezindheid die ze willen vinden op het vlak van bepaalde maatregelen, dan vind ik het mijn plicht om daarop in te gaan.
Ik heb ze nu een keer gezien. Ondertussen worden de vragen beantwoord door de onderzoekers en ik hoop binnenkort weer aan tafel te gaan om de gesprekken ook inhoudelijk verder te zetten.
Collega’s, ik vind niet dat we hier tijd verliezen. Ik durf zelfs te zeggen dat de maatregelen die deze regering genomen heeft om, zeker naar jonge leerkrachten toe, extra zekerheid te geven, een pak sterker zijn dan de maatregelen die in de vorige legislatuur genomen zijn. (Applaus bij CD&V)
Ofwel klappen jullie goed, ofwel niet.
Minister, opnieuw bedankt voor uw uitgebreide antwoord.
Ik denk niet dat het ter discussie staat dat we maximaal willen inzetten op het niveau en de kwaliteit van ons onderwijs. Die kan natuurlijk enkel gegarandeerd worden als we voldoende goed opgeleide en goed ondersteunde leerkrachten hebben.
Maandag is er na de gemeenteraad in Geel een delegatie jongeren naar mij gekomen die in de lerarenopleiding waren gestapt en die hun aanwezigheid op de gemeenteraad met een fotootje moesten bewijzen. Ik heb die jonge mensen natuurlijk aangesproken en gevraagd wat ze volgden en met hoeveel ze waren in de opleiding. Dat was zo’n leuke en enthousiaste bende. Ze waren met tachtig studenten aan de opleiding leerkracht lager onderwijs gestart, maar er waren er al enkelen gestopt en er gingen er nog enkelen stoppen. Uiteraard is dat bijzonder cliché, dat weet ik ook, maar diegenen die er waren, waren bijzonder, bijzonder gemotiveerd. Ik heb hen allemaal een hart onder de riem gestoken, nog maar eens de getuigenis afgelegd en, zoals mijnheer De Meyer ook gevraagd heeft, gezegd hoe interessant het beroep is. Ik hoop dan ook dat we met de nodige maatregelen, die wij kunnen nemen, die mensen daadwerkelijk tot hele goede leerkrachten kunnen scholen. (Applaus bij de N-VA)
Alvast bedankt voor het mooie applaus op voorhand. (Gelach)
Minister, ik ben het regelmatig met u eens, maar ik vind het een beetje kort door de bocht om uw collega Pascal Smet met alle zonden van Israël te beladen.
Het is wel zo.
Het tekort aan leerkrachten komt ook voor een groot stuk door de werkonzekerheid en de gebrekkige aantrekkelijkheid van de job.
Dat is niet waar. Dat is niet correct. Dat is écht niet correct.
Ik zal afsluiten met één concreet voorbeeld. Mijn kabinetsmedewerker is een uitstekende leerkracht Frans in het secundair onderwijs – ik heb het even over het secundair onderwijs –, die na vele jaren van interim naar interim, van school naar school en van pakket naar pakket te gaan, moegetergd is.
Wie heeft er de poules afgeschaft? De sp.a. Komaan zeg! (Rumoer)
Oké, maar wij moeten daar wel toekomstgericht oplossingen voor zoeken. Vandaar dat ik erop aandring om werk te maken van dat loopbaanpact en om concrete beslissingen te nemen, en vooral zoals de mensen in het werkveld dat vandaag vragen: ‘Wij willen dat voelen op een gestructureerde manier.’ Dat ontbreekt vandaag de dag nog te veel en ik stap daar niet van af.
Nu mogen jullie nog eens applaudisseren. (Applaus bij sp.a. Rumoer bij de N-VA)
Fractievoorzitter, misschien moet u uw fractie tot de orde roepen, want dit loopt uit de hand.
De actuele vragen zijn afgehandeld.