Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, over de betonstop hebben we hier al dikwijls gesproken. En nogmaals, dat is geen betonstop, maar een ruimte-innamestop. Nog eens voor het goede begrip: destijds werd in Vlaanderen 12 hectare open ruimte per dag ingenomen, met de komst van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is dat gehalveerd naar 6 hectare per dag. En dat is nog te veel. We waren het er hier in het parlement over de partijgrenzen heen over eens dat we dat moesten terugbrengen naar nul. Voor sommigen moest dat sneller gaan, maar we hebben de realistische doelstelling vooropgesteld dat we in 2040 nog nul hectare open ruimte zouden innemen.
In het debat daarover hebben wij als CD&V heel duidelijk gezegd dat we ons daarachter scharen, dat open ruimte het belangrijkste goed is dat we kunnen hebben voor de toekomst, niet alleen omdat het voor onthaasting en recreatie bijzonder dienstig kan zijn, maar ook in het kader van heel onze waterberging, van heel het klimaatdebat, van onze voedselverstrekking, van onze natuur, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Verdichten en open ruimte bewaren zijn dus de ordewoorden. Wij hebben daarvan gezegd dat er taken liggen voor Vlaanderen, voor onze gemeentebesturen, voor de bouwsector en de architecten. Maar, we hebben er tegelijkertijd het volgende bij gezegd. We hebben vroeger het gewestplan gehad, maar als wij vandaag allemaal samen vinden dat het anders moet, laat ons er dan ook voor zorgen dat het individu dat daar het slachtoffer van wordt, daar op een correcte manier voor wordt vergoed. Dat was voor ons een heel belangrijk uitgangspunt.
Afgelopen maandag las ik de opinie van twee wetenschappers in de krant, die zeggen: ‘Schaf de gewestplannen af, dat zou het allemaal zo veel vergemakkelijken.’ Dat was nu net niet wat wij bedoelden. Want leg het maar uit aan de burger die op basis van de gewestplannen die de overheid vastlegde, een spaarcentje opzij heeft gelegd om een bouwgrond te kopen voor zijn kinderen. Aan hem zeggen we op die manier: ‘Sorry, we bekijken het vandaag allemaal anders. Dat geld bent u kwijt.’
Minister, mijn vraag is: blijft u achter het standpunt staan dat de mensen van wie de gronden door de betonstop niet meer kunnen worden ontwikkeld, op een correcte manier voor de volle 100 procent vergoed worden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, laat me beginnen met te zeggen dat ik bijzonder blij ben dat het maatschappelijke debat over het vrijwaren van de open ruimte, of de betonstop, of de bouwshift, om het met een veel beter woord te zeggen, volop leeft. Je ziet dat ruimtelijke planners daarmee bezig zijn. Architecten, mensen die moeten bouwen, aannemers, bouwfirma’s, professoren, politici, lokale besturen: iedereen is daarmee bezig. We hebben een heel belangrijke stap gezet door het goedkeuren van het strategisch plan en het kader dat daarbij hoort. Ik ben ervan overtuigd dat we naar een kantelpunt zijn gegaan.
Ik vind het ook geweldig dat er soms gedroomd wordt over hoe we dat nog beter en nog sneller kunnen doen. Ik heb inderdaad ook het opiniestuk van de twee professoren gelezen die zeiden dat het misschien een oplossing is om gewoon het gewestplan te schrappen zodat heel veel van die open ruimte gevrijwaard zal worden. We moeten intellectueel eerlijk zijn: ze hebben er ook bij gezegd dat het maar een denkpiste is en dat het juridisch zal moeten worden verfijnd, want het zal niet evident zijn.
Ik vind het positief dat erover wordt nagedacht. Van het principe zelf van het schrappen van de gewestplannen ben ik geen voorstander omdat het zou zijn dat we met één pennentrek, van bovenaf, allemaal bouwgronden waarin nu is voorzien om te bouwen, weghalen zonder dat daar ook maar enige compensatie voor de eigenaar tegenover staat. Dat is niet wat deze Vlaamse Regering wil en dat is ook niet wat ik als minister van Ruimtelijke Ordening wil. Als je één stap in deze richting zou zetten, dan is dat een stap die ervoor zou zorgen dat het volledige draagvlak voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen van vandaag op morgen helemaal weg zou zijn in Vlaanderen, en dat willen wij niet. De regering heeft mijn voorstel goedgekeurd dat als iemands bouwgrond of industrieterrein niet meer bebouwbaar zou zijn, daar 100 procent planschadevergoeding tegenover staat. We hebben ook zelf al onze verantwoordelijkheid genomen, we laten dat niet volledig over aan de lokale besturen. De watergevoelige ruimtegebieden bijvoorbeeld, gaan we zelf vanuit Vlaanderen aanduiden en de kosten van de planschade gaan wij zelf te onzen laste nemen. Hetzelfde geldt voor de woonreservegebieden: vanuit Vlaanderen willen we onze verantwoordelijkheid nemen en zullen wij ook 100 procent schadevergoeding voor de eigenaars die daaronder zouden vallen, te onzen laste nemen. Dit lijkt mij een veel betere piste die we samen moeten bewandelen. Daarom ben ik er geen voorstander van om met één pennentrek vanuit Vlaanderen allerlei gronden zomaar te gaan schrappen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw duidelijk antwoord. We hebben in het verleden al een aantal keren mensen gehoord die aan de alarmbel trokken en zeiden dat de ruimte-innamestop onbetaalbaar zou worden als iedereen correct moet worden vergoed. Daartegenover staat de studie waar we vorig jaar in november kennis van hebben genomen, die zegt dat niets doen ons 33 miljard euro zou kosten.
Ik denk dat we dus een hele besparing kunnen doen. Het zou ook niet correct zijn om 33 miljard euro te besparen en het getroffen individu achter te laten zonder correct te vergoeden.
Als er echter zaken zijn waarmee we die factuur naar beneden kunnen krijgen, moeten we daar mee over nadenken. In dat kader, minister, heb ik een bijkomende vraag. We kijken toch allemaal met belangstelling uit naar de verhandelbare bouwrechten. Is er hierover al enig nieuws te melden?
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u om die studie te vermelden. Een ander pervers neveneffect van deze studie is: men zegt erin dat we nog drie jaar geven om te bebouwen en dan wordt het uitgedoofd. Op die manier organiseer je eigenlijk ook een bouwrush. Iedereen zal snel bouwen en dit zal eigenlijk leiden tot nog meer inname van onze open ruimte. Het is wel belangrijk om het kind niet met het badwater weg te gooien. De intentie van de professoren is belangrijk, en we hebben zelf in het parlement beslist om 45.000 hectare harde bestemming om te vormen tot open ruimte. We zullen wel iets anders moeten doen dan het schrappen van gewestplannen. Mijn vraag, minister, is dan ook: hoe gaan we effectief bepalen wat er geschrapt zal worden, uiteraard mits een zeer correcte vergoeding? Ik denk dat alle steden en gemeenten, en wij allemaal – ook ik als toekomstig burgemeester van Kortrijk – er heel hard naar uitkijken hoe u dat zult doen.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik wil mij bij hoge uitzondering eens aansluiten bij een vraag van de heer Ceyssens, en wel de laatste die hij gesteld heeft. We zijn het er immers allemaal over eens dat we inderdaad niet anders kunnen dan een correcte vergoeding uit te betalen wanneer we aanpassen. Daar bestaat in het parlement al lang eensgezindheid over. Anderzijds komt de bezorgdheid van de professoren er natuurlijk uit voort dat zij terecht opmerken dat er, bij de opmaak van de gewestplannen jaren geleden, massaal te veel is ingetekend, massaal, op basis van dienstbetoon en van kleine telefoontjes links en rechts. Een groot deel van die 42.000 hectare die we vandaag te veel hebben, is dus eigenlijk gewoon een cadeau geweest is aan mensen die ze daar hopelijk een plezier mee konden doen. De Vlaamse bevolking betaalt nu al decennia voor de ruimtelijke wanorde en voor al de kosten die we daarmee hebben gecreëerd. En ze zal nu nog eens extra betalen om te vermijden dat het nog erger wordt. Op zich is dit natuurlijk een pure schande, en degenen die hier de historische verantwoordelijkheid voor dragen, moeten dan hun verantwoordelijkheid maar opnemen. Ik sluit mij wel aan bij de vraag van de heer Ceyssens: wat gaan we doen om te zorgen dat minstens die extra factuur voor de Vlaamse burger die niet met grond gespeculeerd heeft, zo laag mogelijk blijft?
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, of het afschaffen van het gewestplan nu al dan niet een goed idee is, is volgens mij niet zo van belang. Maar het is wel duidelijk dat er een heel grote bezorgdheid is bij experts en ruimtelijke planners over de betonstop. Wordt die gerealiseerd? Uiteraard hebben we allemaal dezelfde visie, zoals ik vorige week gezegd heb. Er worden engagementen genomen waar iedereen achter staat. Maar de vraag is vooral: gebeurt het op tijd? Gaat het beleid niet te traag? Ik heb u vorige week al gezegd, minister, dat door het uit handen geven van de opmaak van de positieve en negatieve lijsten aan de gemeenten, u ook de regie voor de planning van de betonstop uit handen geeft. Dat is heel zorgwekkend. Als ik dan afgelopen week op televisie een debat over ruimte zie – waarbij u ook aanwezig was, mijnheer Tobback – en de voorzitster van Open Vld amechtig hoor pleiten dat ze toch wel mag wonen waar ze wil, dan is het duidelijk waar op het politieke niveau zand in het raderwerk gestoken wordt. Minister, we zitten op dit moment in een betonversnelling in plaats van een betonstop.
Welke vraag wilt u stellen?
Ik ga geen vraag stellen, ik doe gewoon een oproep. Wij blijven pleiten voor die positieve en negatieve lijst.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, er zijn hier een paar dingen gezegd. Ik herhaal het nog eens, ik vind het eigenlijk heel positief dat iedereen zich wel schaart achter die bouwshift en het feit dat we dat strategisch plan van het BRV hebben goedgekeurd. We hebben niet alleen die strategische visie goedgekeurd. Daarnaast ligt er eigenlijk ook een heel pakket op tafel dat er heel concreet voor zal zorgen dat we in de praktijk die open ruimte zullen kunnen veiligstellen. We hebben een ontwerp van instrumentendecreet, dat hopelijk ook snel richting parlement zal kunnen gaan wanneer alle adviezen zullen zijn verwerkt en dat definitief door de Vlaamse Regering is goedgekeurd.
Daar zit niet alleen die 100 procentvergoeding in. Mocht iemand bijvoorbeeld zijn bouwgrond verloren zien gaan, dan zullen we 100 procent schadevergoeding betalen. Daar zit inderdaad ook het instrument van de verhandelbare bouwrechten in. Als een bepaalde grond bijvoorbeeld heel verafgelegen in de open ruimte niet kan worden ontwikkeld, kan er naar een ruil worden gegaan, kan men meer rechten in de kern als kernversterking krijgen. We hebben ook de structuur voor de watergevoelige openruimtegebieden goedgekeurd, en inderdaad ook wat de woonreservegebieden betreft.
Collega Pira, wij vallen hier in herhaling. Elke keer opnieuw hebben we dezelfde discussie die we al heel veel hebben gevoerd. Als het van Groen afhangt, en dat is uw visie, gaan wij hier met een rode balpen alle reservegronden die bouwgrond zijn en eigendom zijn van mensen, met één pennentrek gewoon schrappen, zonder dat daar een deftige vergoeding tegenover staat. Dat is niet de keuze die deze Vlaamse Regering wil maken. Deze Vlaamse Regering heeft beslist dat er een samenwerking komt tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Het is dus niet alleen het lokaal bestuur dat zal beslissen. Het lokaal bestuur geeft aan welke reservegebieden het wel en niet wil ontwikkelen, Vlaanderen legt daar een advies naast, en als het dubbel positief is, dan kan het. Dat is de regeling.
Dat is een heel mooie samenwerking, en dat is eigenlijk ook hoe we graag te werk willen gaan, collega Ronse, met de verdere uitrol van dit BRV. We gaan de lokale besturen niet aan hun lot overlaten. Dat is de reden waarom we de regelgeving inzake de ruimtelijke ordening hebben aangepast, samen met het parlement, trouwens. Er liggen heel wat mogelijkheden op tafel voor lokale besturen om daar nu al mee aan de slag te gaan, en ik zie daar ook een kentering. Ik zie dat lokale besturen ook hun verantwoordelijkheid nemen en meer inzetten op die kernversterking, op het meer verweven, op het dubbel gebruik van ruimte en dergelijk meer, dus op het gaan vrijwaren van de open ruimte. Dat zal nog beter zijn wanneer het ontwerp van instrumentendecreet wordt goedgekeurd.
Nogmaals, de Vlaamse overheid neemt haar verantwoordelijkheid. Nu, in een eerste fase hebben we gezegd dat Vlaanderen de planschade die zou moeten worden betaald voor de watergevoelige gebieden en voor de woonreservegebieden, ten laste zal nemen. Het spreekt voor zich dat gaandeweg, met de verdere uitrol van dat BRV en de maatregelen, de Vlaamse overheid ook daarvoor extra middelen op tafel zal moeten leggen, om dat in de praktijk te realiseren.
Dat lijkt me echter de enige juiste weg te zijn in Vlaanderen: samen met die lokale besturen, die het best weten waar hun kernen zijn die ze moeten ontwikkelen, waar er goede ontsluitingen zijn van het openbaar vervoer, waar er crèches zijn, waar er scholen zijn, waar ze ontwikkeling willen en waar in de gemeente ze hun open ruimte willen vrijwaren. Het is heel belangrijk dat wij die lokale besturen daarin erkennen, dat dat samen gebeurt, in partnerschap met de Vlaamse overheid. Dat is wat we hebben afgesproken binnen de Vlaamse Regering en waar ik heel sterk in geloof.
Vanaf 1 januari komen er heel veel nieuwe besturen. Ik ben ervan overtuigd dat dat in heel veel van die beleidsverklaringen en -plannen voor de komende zes jaar een heel belangrijk item zal worden, en dat lokale besturen heel actief zullen nadenken over hoe ze de verdere ontwikkeling van hun ruimte zien. Je kunt een stad niet vergelijken met een plattelandsgemeente: het zal allemaal op maat moeten gebeuren. We kunnen zeker niet, collega Pira, van bovenaf zomaar alles met een rode pen gaan uittekenen, en te nemen of te laten voorleggen. Wij geloven in de bestuurskracht van de lokale besturen, in een partnerschap, samen met Vlaanderen. Daarmee zal je een veel beter gedragen beleid krijgen, zal je kunnen komen tot een betaalbaar beleid en zal je veel betere resultaten hebben op het terrein.
Minister, dank u wel. Collega Ronse, de voorzitter had het niet gehoord, maar nog heel even voor de duidelijkheid, u bent al burgemeester voor de verkiezingen hebben plaatsgevonden, maar dan mag u eigenlijk wat meer ambitie tonen, vind ik. Als burgemeester moet u dan niet aan Vlaanderen vragen hoe het dat zal doen. Als burgemeester zou ik vragen hoe we dat samen kunnen doen, want ik ben ervan overtuigd dat er voor onze lokale besturen een belangrijke rol is weggelegd.
Collega Tobback, tussen uw telefoontjes door, andermaal hangt u hier het beeld op van alle gronden in de plattelandsgemeenten dat dat allemaal speculanten zijn die daar wonen, die zich rijk maken door te speculeren op gronden.
Kom eens uit de stad en ga eens naar het platteland. Ga daar eens vaststellen dat er dikwijls mensen zijn die daar met hard werken een bouwperceeltje hebben gekocht voor hun kinderen of kleinkinderen. Als er vandaag goede redenen zijn om dat bouwperceel niet te bebouwen, staan wij ervoor in dat die mensen correct worden vergoed.
De actuele vraag is afgehandeld.