Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, we zitten in een tijd van peilingen en we zijn daar allemaal heel erg mee bezig maar in tempore non suspecto heeft ook Sport Vlaanderen een grote peiling gedaan. 18.257 werknemers van 162 verschillende deelnemende bedrijven zijn gepeild en daaruit is gebleken dat de meeste werknemers wel aan sport zouden willen doen maar het eigenlijk niet doen. Meestal is het een probleem van tijd en motivatie.
Wat ook naar voren is gekomen, is dat 60 procent van de ondervraagden met het openbaar vervoer of met de wagen naar het werk gaat terwijl een derde van die mensen op minder dan 10 kilometer van het werk woont.
Minister, op welke manier kunt u sporten op het werk of van en naar het werk nog meer bevorderen?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Wouters, u hebt gelijk. Uit die bevraging komt duidelijk naar voren dat motivatie en tijd de belangrijkste redenen zijn waarom een sporter of iemand die zou willen sporten, toch niet sport. Daarom proberen wij de volgende filosofie te hanteren: kunnen we sport op de een of andere manier echt in het leven van de mensen brengen? Zodat ze, als ze op zondagochtend ontbijten met het gezin en bekijken wat ze gaan doen, sporten een mogelijkheid kan zijn, net zoals naar de markt gaan of naar de bomma. Sporten kan ook tijdens de verplaatsing van en naar het werk of tijdens het werk. En om die tijd beter te benutten, is die verplaatsing van en naar het werk interessant, maar ook tijdens de lunchpauze en heel vaak ook onmiddellijk na het werk.
Wat doen wij op dat vlak? Sport Vlaanderen neemt een scan van de bedrijven die dat wensen. Ze vragen de werknemers welke behoefte naar bewegen en sporten zij hebben. De mensen van Sport Vlaanderen trekken dan met de resultaten naar de directie van het bedrijf, voor overleg. Ze kunnen hun goede voorbeelden geven van wat er in andere bedrijven is gebeurd, tips en tricks, maar ze kunnen hun bijvoorbeeld ook de randvoorwaarden geven. Want misschien hebben ze er niet aan gedacht om te zorgen voor een veilige fietsstalling, voor een douche of een kleedkamer, waardoor mensen er niet voor kiezen zich al sportend te verplaatsen van en naar het bedrijf. Ook kan het ontbreken van een fitnessorganisatie in de buurt misschien worden opgevangen door in een ruimte van het bedrijf fitnesstoestellen te plaatsen.
We hebben zo effectief al 162 scans gedaan en meer dan 18.000 werknemers bevraagd. Wat specifiek de verplaatsing van en naar het werk betreft, gaan we bijvoorbeeld ook werken met de reeds bestaande aanbieders. Er zijn aanbieders die een totaalpakket hebben rond gezond leven en sporten. Er zijn ook verwijzingen naar fietsleasemaatschappijen of pendelfondsen en dergelijke.
Sport Vlaanderen zal niet alles zelf doen of alles zelf doorgeven, maar zal de regie in handen nemen, informatie geven aan dat bedrijf en ervoor zorgen dat alles gebeurt. Op die manier geeft Sport Vlaanderen een pakket aan werkgevers dat kan maken dat ze hun werknemers kunnen stimuleren om effectief aan het sporten te slaan. Als er ondertussen meer dan 18.000 werknemers bevraagd zijn, lijkt mij dat een eerste goede stap om meer mensen aan het sporten te krijgen, tijdens de verplaatsing van en naar het werk of tijdens het werk.
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is logisch dat we niet van vandaag op morgen iedereen aan het sporten zullen krijgen. Dat begrijp ik. Ik ben heel blij dat u zich daar verder voor wilt inzetten. U kunt daarvoor in mij een partner vinden.
De voordelen van het sporten op het werk zijn voor de hand liggend: de teamgeest, de gezondheid die verbetert enzovoort. Er zijn zoveel win-winsituaties, zowel voor de werkgever als de werknemer, dat we deze kansen echt moeten aanbieden en verder promoten. De sport- en beweegscan is daarvan een voorbeeld. Het is belangrijk dat we gemotiveerd blijven om de mensen aan het sporten te krijgen, voor of na het werk.
Minister, hoe zult u de bedrijven verder opvolgen?
De heer Moyaers heeft het woord.
Collega Wouters, ik dank u om het actieplan 'Sport op het werk' nog even onder de aandacht te brengen. Het is een plan waarmee men, naast de grote ondernemingen, toch ook de kleine en middelgrote ondernemingen aan het werk wil krijgen. Gezonde werknemers, sportende werknemers, zijn ook gelukkiger op het werk en presteren beter. Het is dus een win-winsituatie.
Naast het aanbieden van die sport- en beweegscans was een van de actiepunten dat de ondernemingen een fit-o-meter konden installeren. Uit het antwoord op een vraag die ik daar verleden jaar over stelde, bleek dat geen enkele onderneming dat al had gedaan, maar dat het wel de planning was dat Sport Vlaanderen met sportdiensten en parkbeheerders van kmo-zones daarover een overleg zou plannen. Is dat ondertussen gebeurd? En heeft dat ook nieuwe fit-o-meters opgebracht?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, het klopt wat u zegt. Sporten voor, tijdens of na het werk is een heel goede zaak. Ik denk dat als je dit binnen de context van je werk kunt doen, dit ook een oplossing is of voor een stuk toch een tegemoetkoming is aan een ander thema waarover we al heel vaak hebben gediscussieerd, namelijk werkbaar werk. Ik denk dat sport enerzijds goed is voor de mentale toestand, het mentale welzijn. Anderzijds zorgt dit ervoor dat mensen zich na de werkuren niet moeten reppen of nog druk voelen om ergens te gaan sporten en dingen te combineren. Zo zorg je ervoor dat je twee vliegen in een klap slaat. 162 bedrijven die daarop hebben ingetekend, is heel goed, 18.000 mensen, ook heel goed, maar ik vraag me wel af wat de ambitie is. Op welke manier wordt dit op dit moment naar de bedrijven gecommuniceerd? Weten de bedrijven dat dit er effectief is en dat ze daarop kunnen intekenen? En wat is uw ambitie? Ik denk dat dit een heel goed instrument is, maar we moeten er meer op inzetten. Waar wilt u net naartoe gaan?
De heer Poschet heeft het woord.
Voor CD&V is het de ambitie om in het Vlaams sportbeleid zo veel mogelijk Vlamingen en Brusselaars zo lang mogelijk op een zo gezond mogelijke manier te doen bewegen of aan het sporten te houden. We weten dat mensen hun levenspatroon zien veranderen. Dat mensen verwachten om op een flexibele manier en op flexibele uren aan sport te kunnen doen. We moeten daar vanuit het sportbeleid op inspelen. Daarom zijn die initiatieven zoals sporten op weg van en naar het werk absoluut een goed idee.
Minister, op welke manier wilt u die nieuwe sportbelevingsmogelijkheden duurzaam maken zodat mensen ook nadien nog aan het sporten blijven en aansluiting vinden bij het bestaande reguliere sportaanbod van clubs en federaties?
Ik zal beginnen met de heer Wouters en zijn vraag of we nog verdere stappen zullen ondernemen. We hebben een tweede publiciteitscampagne gehouden in een krant en via een aantal radiospots om nogmaals de aandacht hierop te vestigen.
Mijnheer Moyaers, ik kan u niet zeggen hoeveel fit-o-meters er zijn geïnstalleerd, maar wat ik wel als antwoord aan beide heren kan zeggen, is dat we opvolggesprekken hebben in die 162 bedrijven waar we de scan hebben gedaan. We kijken wat daar wel en niet is gebeurd. We kunnen er goede voorbeelden krijgen, goede voorbeelden waarvan ik hoop dat we die opnieuw via het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), maar ook bijvoorbeeld via de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), naar de collega’s kunnen brengen. Ik zeg ook via VDAB, dat is een van onze partners. VDAB heeft regelmatig contacten met werkgevers in hun zoektocht naar goede medewerkers.
Zo kom ik bij de heer Annouri en zijn vraag over werkbaar werk. Het element van sporten op het werk kan in de zoektocht naar goede nieuwe medewerkers en collega’s worden meegenomen. Daarom verwijst VDAB ook regelmatig naar Sport Vlaanderen en de activiteiten die er zijn rond sporten voor of na het werk, van of naar het werk, of tijdens de lunchpauze. Ik denk, mijnheer Annouri, dat op die manier wat u naar voren brengt – het werk integreren met sport – een element is van werkbaar werk, en ik ben het daarin met u eens. Ik denk dat we op die manier meer werkgevers kunnen bereiken, en ook andere werkgevers dan de grote. De kleine en middelgrote bedrijven worden via VDAB ook beter bereikt.
Ik zal op basis van de opvolggesprekken met de bedrijven en de goede voorbeelden die we daar vinden, ook aan Voka en UNIZO vragen of ze bijvoorbeeld in hun bladen die goede voorbeelden aan de bedrijven kunnen uitdragen.
Indien uit de opvolggesprekken blijkt dat die bedrijven daar intussen niets mee hebben gedaan, dan zullen we ze opnieuw proberen te motiveren met elementen, mijnheer Poschet, die u hebt aangehaald. Ik denk dat iedereen ervan overtuigd is dat dit voor iedereen een win-win is.
Ten tweede heb je een aantal aanbieders: mensen die fitnesssessies en sportlessen geven, of totaalpakketten beweging, sporten en gezondheid aanbieden. Met die aanbieders hebben we een rondetafel georganiseerd en we hebben daarbij drie vragen gesteld: wat kunnen wij nog meer doen als Sport Vlaanderen, wat kunnen zij doen, wat kunnen we samen doen? We zullen daar nu in een aantal werkgroepen in de diepte aan werken om ervoor te zorgen dat ons aanbod stijgt.
Tot slot wil ik nog kort iets zeggen over de overheid zelf, want wij hebben natuurlijk ook zelf heel wat werknemers. In de eerste golf hebben we een aantal departementen en agentschappen die meedoen. VDAB is daarin een heel grote, maar ook het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin doet daaraan mee.
Ze hebben de scan gedaan en nemen een aantal initiatieven. Ik denk dat dat een goede zaak is.
Wat we nu hebben afgesproken met het voorzitterscollege van de ambtenaren, is dat we niet per dienst werken maar per gebouw. Gebouw per gebouw gaan we de scan doen en zien wat er kan gebeuren rond sport. Ik hoop dat we daardoor nog meer sportieve ambtenaren zullen hebben dan ooit tevoren.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Heel wat steden en gemeenten hebben de sportscan al aangevraagd. Collega's, ik zou een oproep willen doen aan jullie allemaal. Collega Schiltz had het er daarnet ook al over dat er nu zondag iets te gebeuren staat wat enkele gevolgen zal hebben voor toekomstige lokale besturen. Mijn oproep aan diegenen die aan de knoppen zullen zitten, is: regel voor uw personeel dat men kan sporten, maar ga ook met bedrijven praten zodat ook zij hun mensen aan het sporten zetten. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.
Collega's, ik stel nu voor dat we twintig keer rechtstaan en gaan zitten. (Gelach)
Sport op het werk, mijnheer Diependaele.