Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de uitbouw van een succesvol openbaar vervoer als alternatief voor de wagen en de eventuele bijkomende middelen die hiervoor nodig zijn
Actuele vraag over de inspraak van lokale besturen bij De Lijn
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, enkele dagen geleden kopte een krant dat burgemeesters zich ergeren aan De Lijn. In dat artikel kwamen lokale bestuurders uit Antwerpen, Gent, Leuven en Kortrijk aan het woord, van alle gezindten, die getuigenis aflegden over de soms problematische samenwerking met De Lijn. Dat zijn allemaal bestuurders uit steden die echoden wat wij eerder ook al lazen in een andere krant in de reeks ‘De Lijn bolt niet meer’, enkele maanden geleden. Daar waren het landelijke burgemeesters uit de Westhoek die ook hun beklag deden over de samenwerking met De Lijn.
Minister, u bent volop bezig met de omslag naar basisbereikbaarheid. De regering heeft er al heel wat teksten rond goedgekeurd. Het is de bedoeling om Vlaanderen in te delen in vijftien vervoerregio's en om de lokale besturen mee aan tafel te zetten om hen toe te laten om mee het openbaar vervoer van de toekomst uit te tekenen.
In theorie klinkt dat zeer goed, maar het valt mij wel op wanneer ik die krantenartikelen lees, dat heel wat lokale bestuurders nu al grote twijfels uiten over de werkbaarheid van dat verhaal. Dan zie ik vooral twee kritieken opdoemen. Enerzijds heb je er een aantal, vooral uit de steden, die zeggen dat ze niet voldoende beslissingsbevoegdheid zullen hebben om echt lokaal mee te kunnen beslissen over hoe trams en bussen moeten rijden in onze stad. Anderzijds heb je bestuurders, eerder uit de meer landelijke gebieden, die vrezen dat er te weinig middelen op tafel zullen liggen om het openbaar vervoer in hun gemeente, in hun regio uit te bouwen tot effectief een beter alternatief voor de wagen.
Gelet op het feit dat het decreet op de basisbereikbaarheid nog besproken en goedgekeurd moet worden in het parlement, is mijn vraag welke initiatieven u nu nog gaat nemen om een draagvlak te vinden bij de lokale bestuurders voor uw hervorming.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, files, luchtvervuiling: wij denken dat de roep naar kwaliteitsvol, groener openbaar vervoer alleen maar sterker wordt. U bent inderdaad bezig met de omslag naar basisbereikbaarheid. Wat is dat nieuwe systeem van openbaar vervoer? Dat is in de eerste plaats vraaggestuurd en dat is elementair.
Maar wat ook heel belangrijk is, is dat de gemeenten, die De Lijn nu soms verwijten dat ze te weinig te zeggen hebben, een volwaardige inspraak krijgen. Voor het vervoer op maat, de ‘first’ en ‘last mile’, gaan ze zelfs zelf kunnen beslissen wat dat allemaal precies zal moeten inhouden. Ook over de budgetten kunnen ze beslissen. Maar over die budgetten gaat het nu. U hebt altijd gezegd dat dit een budgettair neutrale operatie moet worden. Een deel van het geld dat nu naar De Lijn gaat, zal naar die vervoerregio's moeten gaan, waar de gemeenten in zitten. Het is alleen nog niet duidelijk hoeveel en hoe dat allemaal gaat gebeuren. En nu beginnen de protesten al te komen. We hebben een advies van de Mobiliteitsraad (MORA) gekregen, dat zegt dat er misschien toch wat geld bij zal moeten komen met het nieuwe systeem, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) vraagt bijkomende middelen, en gisteren hebben we kunnen lezen wat sommige burgemeesters er allemaal over vinden.
Voor ons is ‘budgetneutraal’ geen fetisj. Ik heb u dat in de commissie ook al gezegd. Dat kan geen fetisj zijn. U hebt trouwens zelf onlangs in bijkomend aanbod voorzien op een aantal lijnen om die te versterken. Als je vraaggestuurd wilt werken, moeten we ook in voldoende aanbod kunnen blijven voorzien, en dat mag niet standaard betekenen dat er dan maar ergens anders een bus, die misschien ook nog heel wat klanten heeft, zomaar moet verdwijnen. Dat zal toch allemaal met een zeker evenwicht moeten worden benaderd.
Bovendien hebben we aan die gemeenten gevraagd om in die vervoerregio's met innovatieve ideeën te komen voor dat vervoer op maat. Ik lees verkiezingsprogramma's waarin men spreekt over elektrische en zelfs zelfrijdende shuttles en zo, maar dat kost allemaal geld. Bent u bereid om te overwegen om in bijkomende middelen te voorzien voor het openbaar vervoer in Vlaanderen, zeker vanaf het moment dat het nieuwe systeem van start zou gaan in 2020?
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik denk dat het devies van De Lijn vandaag is: no money, no love. In heel wat landelijke kernen in Vlaanderen, en zo zijn er heel wat, heb je eigenlijk alleen nog een bussenaanbod tijdens de woon-werk- en de woon-schoolspits, en daarbuiten niet, tenzij als je daar als gemeente apart voor betaalt. Wij hebben dat als gemeentebestuur van Lanaken gedaan.
Vandaag zijn mobiliteit en openbaar vervoer sowieso een issue in de gemeentelijke campagne: verkeersveiligheid, parkeren, alles wat te maken heeft met openbaar vervoer. In tegenstelling tot de twee vorige sprekers moet ik vaststellen dat heel wat collega's die op lijsten aantreden, zelfs het concept ‘vervoerregio’ niet kennen. Men weet eigenlijk niet dat de lokale besturen vanaf 2020 een stem in het kapittel krijgen, en zelfs niet alleen inspraak krijgen, maar zelfs mee de regie kunnen voeren wat betreft de organisatie van het openbaar vervoer op hun grondgebied.
En dus is mijn vraag, minister, om een tandje bij te steken in de communicatie – iets wat u nochtans goed kunt – om die lokale besturen duidelijk te maken dat zij een stem in het kapittel krijgen, dat het geen verkapte besparingsoperatie is, en dat zij meer te bieden kunnen hebben op het vlak van openbaar vervoer voor de reizigers op hun grondgebied.
Minister Weyts heeft het woord.
We hebben op 20 juli in de schoot van de Vlaamse Regering het ontwerp van decreet basisbereikbaarheid goedgekeurd. Dat is nu voor adviezen in de verdere procedure gestoken. Daarin delen we Vlaanderen in in vijftien vervoerregio's. In die vijftien vervoerregio's zetten we eindelijk eens op structurele basis iedereen samen die bezig is met mobiliteit: het Agentschap Wegen en Verkeer, het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, De Lijn, NMBS, Infrabel en ook de lokale besturen. En eindelijk geven we die lokale besturen rechtstreeks zeggenschap en beslissingsmacht over de organisatie van mobiliteit en de organisatie van De Lijn.
Heel concreet hebben we het aanbod van De Lijn opgedeeld in een kernnet, een aanvullend net en vervoer op maat. Wat dat kernnet betreft, hebben die vervoerregio's een adviesbevoegdheid, maar als het gaat over het aanvullend net en het vervoer op maat, hebben zij zeggenschap en beslissingsmacht. Als het over vervoer op maat gaat, krijgen ze zelfs een budget, waarbij zij autonoom kunnen beslissen: als er vandaag een bus of een belbus van het dorpsplein naar een bedrijventerrein rijdt, en zij vinden dat ze dat zelf beter kunnen doen via bijvoorbeeld een private maatschappij, dan kunnen ze dat vanaf volgend jaar zelf beslissen. We zorgen er ook voor dat er binnen die vervoerregio's een vervoersplan wordt opgemaakt, zodat de neuzen in dezelfde richting staan tussen de lokale besturen en alle mobiliteitsspelers.
Waarom doen we dat? Er zijn twee hoofdredenen. Een, omdat we meer vraaggestuurd willen werken en efficiënter met de middelen willen omspringen. Twee, om ervoor te zorgen dat die lokale besturen rechtstreeks inspraak krijgen.
De burgemeesters hebben altijd gezegd: ‘Wat De Lijn doet, met haar middelen, dat kunnen wij beter.’ En ik geloof dat ook. Maar dat zal men dan wel moeten bewijzen. Niets is zo gemakkelijk als zeggen: ‘Ik kan beter doen met meer budget.’ Het is nogal evident dat je dat kunt.
Maar men heeft gezegd: ‘Wij willen beslissingsmacht én budget.’ Wel, men krijgt beide. En nu is het moment aangebroken om dat vanaf volgend jaar ook aan te tonen. Maar men krijgt een fantastische start mee. We hebben namelijk nog nooit zoveel geïnvesteerd in De Lijn. We hebben ervoor gezorgd dat er ondertussen 800 bussen en 110 trams besteld zijn en daarbovenop nog eens 1200 groene bussen voor de volgende jaren. Ook gebeurt er een extra investering van 9 miljoen euro in extra aanbod van De Lijn, over heel Vlaanderen. Daar waar de vraag groot is, zullen we vanaf september van dit jaar en ook een deel van volgend jaar zorgen voor een extra aanbod van De Lijn, 9 miljoen euro extra, en nog eens 9 miljoen euro extra op vlak van de digitalisering, informatie, halteborden, reizigersinformatie. Ook daar komt er dus een extra injectie van 9 miljoen euro. Men kan dus niet zeggen dat men onder het beste gesternte aan de start begint. Maar vanaf volgend jaar kan men zelf verantwoordelijkheid nemen, zelf keuzes maken en uiteindelijk zorgen voor een betere dienstverlening, meer afgestemd op de lokale vragen. Dat is een ongelooflijke omwenteling.
U hebt gelijk dat, wat de communicatie betreft, nog niet iedereen mee is. Bij sommigen breekt er nu al een beetje koudwatervrees uit: ‘Oei, we zullen krijgen wat we gevraagd hebben.’ Dat is een groot risico dat je soms loopt. Je kunt iemand zo'n plezier doen dat je zegt: wel, je vraagt iets, je zult het krijgen ook.
En vanaf volgend jaar zal men dat krijgen. Maar ik ga ervan uit dat dat vlot zal verlopen. De proefprojecten die hebben gelopen, hebben eigenlijk positieve resultaten opgeleverd. De finale evaluatie volgt nog, maar onze terugkoppeling op dat vlak is eigenlijk wel positief. Het loopt en men slaagt erin om gezamenlijk goede keuzes te maken, beter afgestemd op het vervoer. We kunnen er samen met een gedurfd beleid voor zorgen dat er minder belastinggeld wordt gespendeerd, dat het efficiënter wordt gespendeerd, dat er meer investeringen zijn en dat er een betere dienstverlening is. Dat was het project, de ambitie van deze regering. Ik hoop dat we aan het einde ook zullen kunnen zeggen dat dat volledig geslaagd is. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, het is goed dat u nog even geduid hebt wat het plan van die hervorming precies is. Maar ik begrijp natuurlijk dat heel wat lokale bestuurders bijzonder kritisch zijn. Want wat is de ervaring van de afgelopen jaren? Dat in heel wat gemeenten en steden in Vlaanderen heel evidente zaken, zoals een buslijn naar het bedrijventerrein, een buslijn naar een hogeschoolcampus, waar elke dag duizenden mensen naartoe gaan om les te volgen of om te gaan werken, nooit tot de mogelijkheden behoorden en dat ze daarvoor zelf geld op tafel moesten leggen. Het gaat dan over buslijnen die wat mij betreft – het gaat over woon-werk- en woon-schoolverkeer – tot de kerntaak behoren van De Lijn en waarvoor we met z'n allen belastingen betalen.
Minister, een overtuigender antwoord voor mij zou zijn dat u niet alleen zegt: ‘Je krijgt meer beslissingsmacht.’ Maar ook: ‘En we zullen er ook voor zorgen dat er voldoende middelen op tafel zullen liggen om het openbaar vervoer in Vlaanderen te versterken.’ (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik wil even terugkomen op de vraag naar meer middelen. U zegt dat het budget neutraal moet zijn. Goed. Maar dan denk ik toch dat we het aan die gemeentebesturen en die toekomstige vervoerregio's verplicht zijn om hun bij de start van het nieuwe systeem mee te geven over welke middelen zij precies zullen kunnen beschikken. U zult dat niet tot op de laatste euro kunnen berekenen. Maar een startbudget, een soort planning op langere termijn, een vork waarbinnen zij eventueel kunnen gebruikmaken van een bedrag voor bepaalde initiatieven, kunt u misschien wel meegeven.
Dat is allemaal nog niet duidelijk. Voor we hierover stemmen, zou ik graag duidelijkheid krijgen over wat naar welke regio zal gaan en over een planning op langere termijn. We zullen het er in de komende maanden in de commissie allicht nog heel vaak over hebben. Op die manier zullen de burgemeesters al gedeeltelijk worden gerustgesteld. Ze weten dan of het om 2 miljoen euro of 10 miljoen euro gaat. Dat is een groot verschil. Ze weten dan wat ze al dan niet kunnen besteden. Ik denk dat het normaal is dat ze ongerust blijven zolang ze niet weten hoeveel middelen per regio op tafel zullen worden gelegd.
U moet de lokale bestuurders ervan op de hoogte brengen dat zij op hun eigen grondgebied de regisseurs van het openbaar vervoer zullen worden. Daarnaast moet u echter ook intern, binnen uw eigen diensten, een geruststellend signaal geven. Ik denk dan aan de medewerkers van De Lijn. Ik woon vlak naast een depot van De Lijn. Ik heb medewerkers over de vloer gekregen die me vertelden dat wij dit zouden privatiseren en De Lijn zouden afschaffen. Niets is minder waar. We willen de basisbereikbaarheid en de vervoerregio’s succesvol uit de startblokken laten schieten. Dat lukt enkel indien iedereen mee is. De privésector en de openbare sector moeten samenwerken. De noden zijn zo groot dat er eigenlijk geen ideologische blokkering mag bestaan. We hebben alle aanbieders nodig.
Dat geldt voor het openbaar vervoer, maar het zou ook moeten gelden voor de zorg en dergelijke. We moeten vertrekken vanuit de noden in de samenleving. Ook op dat vlak moeten we volgens mij een tand bijsteken. We moeten iedereen in de eigen diensten meekrijgen in verband met de basisbereikbaarheid en in verband met het creëren van vervoerregio’s in Vlaanderen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik denk dat het draagvlak in het Vlaams Parlement voor de hervorming die u net hebt geschetst zeer breed is. Zeker wat de first mile en de last mile betreft, is iedereen ervan overtuigd dat we moeten hervormen. Uit wat ik uit de vervoerregio’s hoor, blijkt dat de lokale bestuurders weten dat die stappen moeten worden gezet en dat ze vragende partij zijn.
Dat lokale bestuurders vinden dat ze door De Lijn te weinig worden gehoord, is niet nieuw. Die hervorming probeert hierop aan te sluiten. Ik hoor echter ook dat er heel wat lokale en regionale vervoersnoden zijn waarop De Lijn nooit een antwoord heeft gegeven. We weten dit allemaal uit het verleden. Veel lokale bestuurders stellen nu vast dat ze met een gesloten portefeuille zitten, wat het niet gemakkelijk maakt.
Minister, indien de vervoerregio’s kunnen aantonen dat er reële noden bestaan, is er dan een mogelijkheid om die gesloten portefeuille te herbekijken om het vervoer op maat ten volle een kans te geven? Dit geldt zeker als er een nood is en ik ga er toch vanuit dat die mensen dit kunnen onderbouwen. Dat is mijn vraag.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik volg nu al een negental jaren de commissie Mobiliteit. De afgelopen jaren heb ik alleen maar gehoord dat er te veel vervuilende bussen van De Lijn zijn, dat de bussen niet rijden waar er vraag naar is en dat de burgemeesters niets te zeggen hebben over het beleid van De Lijn.
Minister, onder uw ministerschap hebben we nu een heel grote omwenteling. Het investeringsbedrag is fenomenaal gestegen. Het aantal groene en niet-vervuilende bussen neemt toe. Met de basisbereikbaarheid krijgen de lokale besturen effectief inspraak in het bus- en tramvervoer in hun eigen gemeente.
Ik zie dit als een oproep aan de lokale besturen om dit als een opportuniteit te zien. Het zijn binnenkort gemeenteraadsverkiezingen. Ik vind het een oproep aan de lokale besturen. De schepenen van Mobiliteit moeten dit in handen nemen en op het vlak van het openbaar vervoer een echt beleid op maat van de gemeente uitwerken. De instrumenten zijn er nu eindelijk.
Mijnheer Vandenbroucke, de vrees die hier soms wordt geschetst, bijvoorbeeld door u, houdt in dat we in het verleden slechte ervaringen met De Lijn hebben gehad en dat De Lijn niet wilde luisteren. Het is net op basis van die slechte ervaringen dat we die verandering doorvoeren zoals ze hier is uitgetekend. Voortaan kunnen de lokale besturen zelf beslissen. Er is een budget. Indien ze dan nog bang zijn, zijn ze bang voor zichzelf.
Het is de bedoeling dat het een budgettair neutrale oefening wordt. Het is absoluut geen besparing, zoals sommigen hier durven beweren. Dat is het absoluut niet. Ik wil er ook niet meer belastinggeld voor uittrekken. De Lijn krijgt nu een budget van 1,2 miljard euro. Ik wil de belastingen niet verhogen om daar nog boven te gaan. Het komt erop aan dit gigantisch budget zo efficiënt mogelijk en zo vraaggericht mogelijk te besteden.
Daar zijn in het verleden flagrante fouten gebeurd waarbij men vertrok vanuit een blinde aanbodlogica, zoveel mogelijk kilometers rijden, het maakt niet uit wie op de bus zit als er überhaupt al iemand op zit en zoveel mogelijk haltes installeren. Neen, wij willen vooral vraaggestuurd werken en daar kunnen de lokale besturen, met een eigen budget, met beslissingsmacht, zelf heel goed de vertolker zijn van de lokale vraag die bestaat. Ik denk dat het een zeer positieve omwenteling is.
Maar je hebt gelijk: de wetenschap is er nog niet altijd en er is wat argwaan, ingegeven door een beperkte kennis van de zaken. We hebben natuurlijk onze communicatiecampagne achter de hand gehouden omdat onze doelgroep de nieuwe bestuurders zijn die zullen aantreden vanaf volgend jaar. Vandaar dat we er nog een beetje de rem op hebben gehouden. Zodra de nieuwe bestuurders zullen aantreden, zal resoluut de communicatie worden gevoerd naar al die nieuwe besturen die voor het eerst echte beslissingsmacht krijgen, inclusief budgetten, over de aansturing van het mobiliteitsbeleid.
Minister, voor alle duidelijkheid: sp.a steunt een hervorming waarbij er meer zeggenschap wordt gegeven aan lokale besturen om het openbaar vervoer uit te tekenen. Maar eerst vijf jaar op rij besparen op het budget om bussen en trams te laten rijden, besparingen die tot op het bot zijn gegaan, waardoor steden en gemeenten nu al uit eigen zak buslijnen moeten financieren en vervolgens zeggen dat je het met hetzelfde geld beter mag doen, dat is niet correct. Dat is valsspelen. Dat is de verantwoordelijkheid van u afschuiven nadat je het openbaar vervoer in Vlaanderen kapot hebt bespaard. (Applaus bij sp.a)
Als je weet dat er tussen 2015 en 2017 20 procent meer file is gekomen, dan moet je alles op alles zetten voor de alternatieven. Er zijn de fietssnelwegen waar u samen met de provincies heel hard aan werkt. Er zijn nog andere mogelijkheden. Er is het mobiliteitsbudget enzovoort, maar het openbaar vervoer is toch wel een essentiële schakel om van de wagen naar het openbaar vervoer te gaan en een alternatief te hebben. Als het niet op een goede manier wordt uitgebouwd, dan komen we geen stap verder.
Met de hervorming liggen er volgens mij alle kansen om het goed te doen, maar de nodige budgetten zullen er ook moeten zijn. U zegt dat het budgetneutraal is en dat we zo kunnen starten. Maar als er op een bepaald moment als alles is aangepast, als er nieuwe mobiliteitsplannen zijn waardoor de bussen hier en daar misschien al op een andere manier zullen rijden, ook nieuwe noden en vragen zijn – en die zullen er blijven komen als de files blijven toenemen –, dan zal er opnieuw geld op tafel moeten liggen. Dit is misschien voor uw opvolger. De evaluatie van het nieuwe systeem zullen wij nog moeilijk kunnen doen, want het nieuwe systeem zal maar net in werking zijn als wij al aan de volgende verkiezingscampagne bezig zijn.
Dat is mijn analyse van de zaak: op termijn zijn er misschien toch meer middelen nodig. (Applaus bij CD&V)
Voorzitter, minister, collega's, ik denk dat ik niemand moet overtuigen met het oog op 14 oktober: ‘All politics are local.’ Hoe je het ook draait of keert, dit is een positief verhaal, de nieuwe beleids- en beheerscyclus in mensentaal. De meerjarenplanning, financieel en inhoudelijk, start voor de nieuwe gemeentebesturen in 2020 tot 2025. Minister, start een ronde van Vlaanderen om die positieve krachten mee te krijgen want dit is een positief verhaal. Dit is een verhaal van subsidiariteit waar we altijd voor pleiten, de macht het dichtst bij de mensen, dus bij de steden en gemeenten.
Ik denk dat u met het nieuwe project van vervoerregio's en basisbereikbaarheid op een positieve manier uit de startblokken kunt schieten.
De actuele vragen zijn afgehandeld.