Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het armoedebeleid van de Vlaamse Regering, naar aanleiding van de recente cijfers van Kind en Gezin en de VREG.
We hadden de ministers Homans, Tommelein, Vandeurzen en Muyters uitgenodigd, maar verwelkomen ook minister Crevits in ons midden.
Het debat is geopend.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren ministers, collega’s, we hebben het al eerder gezegd, als er één beleidsdomein is waarin goed nooit goed genoeg kan zijn, dan is het de armoedebestrijding. Als er één beleidsdomein is waar een scherpe ambitie en een structurele aanpak hand in hand moeten gaan, dan is het de armoedebestrijding. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de ministers in deze Vlaamse Regering ook letterlijk schouder aan schouder staan en zitten om armoede in Vlaanderen aan te pakken. Niemand in deze regering, zeker niet mijn partij, neemt genoegen met een middelmatig resultaat als het om het terugdringen van armoede gaat. We zijn nog nooit een debat over dit onderwerp uit de weg gegaan. We doen dat ook vandaag niet, integendeel, we hebben zelf aangedrongen op het houden van dit actualiteitsdebat omdat we het nodig vinden de discussie duidelijk te stellen.
Gisteren publiceerde Kind en Gezin nieuwe cijfers over kinderen in kansarmoede. Voor Vlaanderen steeg de index van 12,9 naar 13,8 procent, een stijging met bijna een procentpunt. Een sterk signaal, collega’s, dat we niet kunnen negeren. Tegelijkertijd hier toch een paar bedenkingen. Niet op de website gisteren, maar wel in het volledige hoofdstuk over kinderen en kansarmoede gaf Kind en Gezin meteen het volgende mee: “De kansarmoede-index lijkt ons dan ook minder geschikt om het succes of falen van recente beleidsbeslissingen aan te tonen. De index is vooral een signaalindicator (…).” Opnieuw niet op de website, wel in het volledige hoofdstuk legt Kind en Gezin ook uit waarom dit zo is.
Ik citeer opnieuw: "Onder meer omdat het gaat om een momentopname voor gezinnen met heel jonge kinderen en dus inspanningen voor alle kinderen niet onmiddellijk zichtbaar zijn in de cijfers. Ook omdat inspanningen en trajecten die worden opgezet in concrete gezinnen niet leiden tot een nieuwe beoordeling en omdat structurele factoren zoals opleiding en arbeidssituatie pas na geruime tijd effect hebben op de meting.”
Maar we zijn het met iedereen eens die vindt dat deze cijfers een belangrijke signaalindicator zijn. Laat daarover geen misverstand bestaan.
Als we zoeken naar een verklaring voor deze stijging van de cijfers, komen we al snel terecht bij de discussie over de impact van de recente vluchtelingencrisis. In het document dat vandaag ter beschikking werd gesteld van dit parlement staat duidelijk vermeld bij grafiek 4.16 dat “de algemene index wordt beïnvloed door de sterkere stijging van de kansarmoede-index bij kinderen met een moeder van niet-Belgische origine”. Dat lijkt mij ook logisch. We weten ondertussen dat het profiel van de vluchtelingen die in Vlaanderen worden opgevangen niet het hoge profiel is dat sommigen ooit hebben verkondigd.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
U kent het verschil tussen een vluchteling en een niet-Belg.
Ik kom daartoe.
Toch zegt u hier heel bewust dat de oorzaak ligt bij de vluchtelingen en u hanteert cijfers over niet-Belgen. (Opmerkingen)
Dat heeft hij net gezegd.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik heb een technische vraag voor de heer De Bruyn. In welke mate en op basis van welke bevragingscijfers legt u de link tussen niet-Belgische origine en vluchtelingen? Ik zou dat heel graag weten, al is het maar omdat met name Kind en Gezin iets als verblijfsduur niet kan meten en niet bevraagt. Het is dus bijzonder moeilijk om die twee in één zin te gebruiken. Dat is een technische vraag, en ik wil u graag de kans geven om dit te verduidelijken, maar dit plaatst een aantal reacties wel absoluut tegen het licht. Ik vraag mij af waarop u zich baseert.
Ik had eigenlijk gewoon verder kunnen gaan, want ik kom uiteraard tot het punt dat u net schetst.
De kansarmoede-index bij kinderen van niet-Belgische origine waarvan Kind en Gezin vorig jaar zelf zei, en ik citeer uit het rapport van vorig jaar: "We zien tot slot ook het effect van ingeweken kinderen geboren in de jaren 2014 en 2015. We stellen vast dat vele moeders van deze kinderen afkomstig zijn uit landen in Azië, waaronder Syrië en Afghanistan. In die gezinnen ligt kansarmoede veel hoger, wat logisch is wanneer het om vluchtelingen gaat." Met andere woorden, het lijkt mij logisch dat wat Kind en Gezin vorig jaar zelf constateerde dit jaar niet is verdwenen, want ook voor dit jaar blijkt dat het aandeel van kinderen in kansarmoede volgens de eerste nationaliteit van de moeder verder stijgt voor wat betreft de groep uit Azië. Het blijft de sterkst stijgende groep in de groep van kansarme geboortes. Hun aandeel – dat komt uit het rapport van 2017 – steeg tussen 2014 en 2017 met bijna 38 procent en bedraagt nu 13,9 procent in het totale aandeel van kansarme geboortes.
En neen, het klopt dat Kind en Gezin niet registreert wat de status van een dergelijk gezin is. Dus kunnen we strikt genomen niet zeggen dat dit een op een om vluchtelingen gaat. Maar is er in alle ernst hier iemand die, wetende wat Kind en Gezin vorig jaar heeft gezegd, twijfelt dat er een rechtstreeks verband is tussen deze stijging en de stijging van het aantal vluchtelingen dat ondertussen in Vlaanderen is opgenomen? (Opmerkingen. Rumoer)
Denkt iemand in alle ernst dat het gaat om toeristen die hebben besloten hier langer te blijven hangen? Ik denk het niet. Het probleem niet durven en willen zien en niet willen zeggen dat de vluchtelingencrisis een impact op de armoedecijfers heeft, maar niet de enige factor is, is als het ontkennen van het licht van de zon. Daar is nog nooit iemand beter van geworden. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer De Bruyn, is er armoede onder vluchtelingen? Ja. Is dat een probleem? Ja. Is er armoede onder niet-Belgen? Ja. Is dat een probleem? Ja.
De impact van de vluchtelingencrisis is berekend. U hebt gezegd dat het geen een-op-eenrelatie is. Een wetenschappelijk expert heeft berekend dat als alle vluchtelingen in armoede zouden leven – wat niet het geval is – de impact op het eindcijfer 0,002 procent zou zijn. Er is een impact, maar die impact is klein. Waar zit het grote verschil? Er zijn Belgen en niet-Belgen, en er is meer armoede bij niet-Belgen. Blijkbaar vindt u dat minder erg dan de armoede bij Belgen. (Rumoer)
Als u dan toch zo graag dat onderscheid maakt en we enkel naar de Belgen en de kinderen van Belgische moeders kijken, blijkt dat er ook daar een stijging van de kinderarmoede van 5,1 procent tot 6,1 procent is. De minister die heeft beloofd de armoede te halveren, is daar niet in geslaagd. Ook bij de Belgische kinderen is er een stijging. Het armoedebeleid heeft gefaald. (Applaus bij Groen en bij sp.a)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, het is duidelijk dat elk kind in armoede er eentje te veel is. Ik denk dat de heer De Bruyn daar duidelijk mee is begonnen. Wat dit betreft, kan de lat niet hoog genoeg liggen.
Wat hij echter ook heeft gedaan, is eerst een analyse maken. Waar zitten de problemen? Hij diagnosticeert en zodra hij aan zijn diagnose begint, staan sommigen al op hun achterste poten. Natuurlijk moeten we initiatieven nemen en voor minder armoede zorgen bij Belgen en niet-Belgen en bij vluchtelingen en niet-vluchtelingen. Het eerste wat we moeten doen, is echter diagnosticeren en vervolgens nagaan welke maatregelen we moeten nemen. We moeten eerst dat punt maken in plaats van zaken uit te kramen alsof de N-VA het onderscheid wil maken. We willen eerst diagnosticeren en dan gepast handelen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Van Dijck, ik heb een simpele vraag. Hoeveel tijd denkt u nog nodig te hebben om die diagnose op te stellen, en hoeveel tijd zult u vervolgens besteden om eindelijk eens maatregelen te nemen? De vaststelling is dat de legislatuur er bijna op zit. Bij het begin van de legislatuur is gezegd dat de kinderarmoede zou worden gehalveerd, maar we staan nu dichter bij een verdubbeling. Hoeveel tijd denkt u nog nodig te hebben? (Applaus bij sp.a en Groen)
Mijnheer Van Malderen, ik heb een kort antwoord: daar gaat dit debat niet over. We kunnen hier verder over debatteren, maar de kinderarmoede is er niets ineens gekomen. Die was er al. We moeten hier geen spel spelen en zeggen dat de ene of de andere minister verantwoordelijk is en de enige schuldige is. We zijn allemaal gedeeltelijk medeverantwoordelijk voor de situatie waarin we ons bevinden.
De heer Depoortere heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, ik wil me hier zeker niet opwerpen als de verdediger van de N-VA, maar u hebt gelijk in uw analyse. U hebt de cijfers aangehaald. Het armoedebeleid heeft gefaald, maar links moet eindelijk eens beseffen hoe dat komt. Het gaat niet op een armoedebeleid op poten te zetten als we de grenzen blijven openzetten. Open grenzen en een open sociale zekerheid, dat gaat niet. Die conclusie moet u nog trekken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik vind de houding van Groen en van sp.a bijzonder hypocriet. De heer De Bruyn verwijst terecht naar de cijfers en we moeten die kinderarmoede inderdaad zo veel mogelijk aanpakken en ervoor zorgen dat geen enkel kind in armoede leeft. Ik heb de cijfers bekeken van het enige gewest waar sp.a nog aan de macht is, en kinderarmoede was dan nog wel een prioriteit voor die Brusselse Regering.
In de cijfers van de Koning Boudewijnstichting en van de Université Libre de Bruxelles (ULB) staat letterlijk dat vier op de tien Brusselse kinderen in armoede leven. Waar is het sociaal beleid van sp.a en van de PS? (Applaus bij de N-VA)
Ik heb verwezen naar de studie van de Koning Boudewijnstichting, maar ik wil die ook gerust vergelijken met de armoede-index van Kind en Gezin. Het is bijzonder interessant om die vergelijking te maken. Sp.a en de PS waren gedurende 15 à 20 jaar aan de macht en wat zie ik in de cijfers? De kansarmoede-index bedroeg 15,67 procent in 2001. In tien jaar tijd is dat gestegen naar 26 procent in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest waar u verantwoordelijk bent. En als we dan de vergelijking maken voor een kortere periode, dan blijkt dat de kinderarmoede in drie jaar tijd is gestegen van 23,5 naar 26,5 procent, tijdens een periode waarin uw beleid is gevoerd. (Applaus bij de N-VA)
Ik ga ervan uit dat men dit debat ook in het Brussels Parlement zal voeren, maar misschien, mijnheer Vanlouwe, had u daarnet beter naar de heer De Bruyn moeten luisteren. Die heeft namelijk het omgekeerde gedaan van wat u net hebt gezegd. U legt de link tussen de cijfers die Kind en Gezin heeft gepubliceerd en het beleid zoals dat op een termijn wordt gevoerd. De heer De Bruyn zegt dat men dat net niet mag doen.
Mijnheer Vanlouwe, ik begrijp dat u heel ijverig bent om van hieruit oppositie te voeren tegen andere fora en beleidsniveaus, maar het zou u sieren indien u zou luisteren naar uw eigen collega en het zou u nog meer sieren indien ik van u nu eindelijk eens een oplossing zou horen, een stap voorwaarts waarmee we aan die cijfers iets doen. Want al twee dagen hoor ik de ene analyse en de andere zwartepiet verklaren waarom die cijfers zijn wat ze zijn maar ik hoor geen oplossingen. En die zou ik graag wel eens van u vernemen, mijnheer Vanlouwe. (Applaus bij sp.a en Groen)
Dames, wanneer de heer Van Malderen een vraag stelt aan de heer Vanlouwe, is het in een debat nogal logisch dat de heer Vanlouwe de kans krijgt om die te beantwoorden. U krijgt allemaal het woord, maar u moet wel even geduld hebben.
De cijfers zijn gespreid over vijftien jaar, het afgelopen jaar was er zelfs een stijging van 3 procent. Ik heb het Brussels regeerakkoord gezien en gelezen. Dat is ondertekend door uw partij, mijnheer Van Malderen, en door meerdere linkse partijen. En toch stel ik vast dat de armoede daar fenomenaal blijft stijgen. Dus de maatregelen, uw voorstellen in Brussel werken gewoonweg niet. U hebt dan ook niet het recht om hier kritiek te komen leveren. U moet er in uw partij voor zorgen dat de kansarmoede en de kinderarmoede worden aangepakt in Brussel. (Applaus bij de N-VA)
Ik vraag ten derde male naar concrete voorstellen, maar ik krijg ze niet. Wanneer wat de heer De Bruyn zegt, geldt voor Vlaanderen, dan geldt dat ook voor andere niveaus. Dan betekent dit dat dit absoluut een zeer sterke signaalfunctie is om daarmee aan de slag te gaan. U doet net het omgekeerde van wat de heer De Bruyn hier zegt. Spreek eens af in uw eigen fractie wat nu de lijn is.
Die is duidelijk.
Blijkbaar is dat niet goed afgesproken en overroept u nu de heer Vanlouwe. Geen probleem, maar waar blijven die oplossingen?
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, ik ben soms wat ongeduldig wanneer het over armoede gaat.
Het is in deze legislatuur het vierde debat dat we over armoedebestrijding houden. We blijven eigenlijk steken in het welles-nietesspel over cijfers, over interpretaties van cijfers, over trendbreuken, over de al dan niet betrokkenheid van het middenveld bij de opmaak van een Vlaams actieplan rond armoedebestrijding. Dit debat verdient veel beter. (Applaus bij CD&V, Open Vld, sp.a en Groen)
We hebben het over 150.000 kinderen, 150.000 kinderen die we niet geven waarop ze recht hebben: de kans op een mooie toekomst. En wat kan ons kleur of afkomst schelen? Wat helpen zwartepieten en politiek opbod ons vooruit?
Tot mijn ergernis heb ik deze ochtend op het Twittertribunaal opnieuw de welles-nietesspelletjes gezien. Dit debat verdient veel meer. Als er twee thema's zijn waarover er geen platte partijpolitieke spelletjes tussen meerderheid en oppositie moeten worden gevoerd, dan zijn het armoede en gezondheid wel. Met die thema’s solt men niet in aanloop naar de verkiezingen. (Applaus bij CD&V, Open Vld, Groen en sp.a)
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik wil mij hier volmondig bij aansluiten. Ik ben bijzonder verontwaardigd. We hebben hier bijzonder pijnlijke 15, 20 minuten beleefd.
Ik zie hier een boksmatch tussen rechts enerzijds en links anderzijds. Het gaat hier om kinderen. We zijn allemaal moeder, vader, oma of opa, nonkel of tante van kinderen die zich soms in een moeilijke situatie bevinden. We kennen allemaal zulke mensen. Graag een beetje sereniteit langs beide kanten. Het zou ons sieren indien we hier tot oplossingen komen. De mensen zijn dat gepingpong beu. ‘Het is de schuld van links, het is de schuld van rechts’: daar kopen we niets mee.
Er zijn hier ministers verenigd. We moeten niemand de zwartepiet geven. Het is té belangrijk. Laten we gaan naar oplossingen, naar beleid. Laten we samen, vanuit dit Vlaams Parlement, het krachtige signaal geven dat we verenigd zijn, dat we er samen iets aan willen doen, los van de beschamende boksmatch tussen links en rechts. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik vroeg het woord om mijn verontwaardiging te uiten. Maar ondertussen heeft mevrouw Franssen voortreffelijk verwoord wat onze emotie is.
Ik wil graag een oproep doen. Het gaat hier over kinderarmoede. Het is heel eenvoudig: kinderarmoede, dat zijn kinderen van arme ouders. Of ze nu wonen in Brussel, in Wallonië, in Lanaken, daarover gaat het niet. De ministers zijn hier verenigd. Ik denk – en mevrouw Franssen zal dat straks namens onze fractie duidelijk maken – dat het veel verder gaat dan kijken welke minister van onze partij is en over welke thema's we het wel of niet zullen hebben. Daarover gaat het vandaag niet. Het gaat vandaag over energie-armoede, over wonen, over werk, over onderwijs, over welzijn. Dan kunnen we het misschien, collega de Bruyn, ook daarover hebben? En niet over in welke mate de vluchtelingen nu wel of niet verantwoordelijk zijn? (Opmerkingen van Piet De Bruyn)
Ik denk echt dat dit debat beter verdient. Ik wil het graag hebben over het armoedebeleid van de Vlaamse Regering, want daar is het tot nu toe weinig over gegaan. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Als we hier over kansarmoede spreken, denk ik dat we allemaal een beetje bescheiden moeten zijn. Wanneer ons de vraag wordt gesteld of we wel genoeg doen, dan is het antwoord daarop dat we daarover nederig moeten zijn, dat we moeten zeggen: we doen niet genoeg, we moeten nog meer doen.
Wij allemaal, bijna alle regeringspartijen hier, hebben daarin een verantwoordelijkheid te dragen. Ik stel voor dat we hier inderdaad eerder de discussie aangaan over hoe we dit probleem in godsnaam zullen oplossen. (Applaus bij Open Vld)
Voorzitter, blijkbaar heb ik iets gedaan dat not done is.
Ik denk dat mijn eerste betoog heel duidelijk was: laat ons het over de inhoud hebben, laat de heer De Bruyn zijn analyse voortzetten. Ik had kritiek op het feit dat hij, op het moment dat hij de pijnpunten duidde, al werd onderbroken. Dát was mijn kritiek.
Ik wil vervolgens in alle sereniteit het debat voeren. Ik heb namelijk duidelijk gezegd, collega’s, dat eender welk kind, van eender welke afkomst, het recht heeft om op te groeien in ‘niet-kansarmoede’ en in ‘niet-armoede’. Laat dat duidelijk zijn. Blijkbaar is het echter gemakkelijk om onmiddellijk dan maar het geweer van schouder te veranderen en te debatteren over de non-issues in het debat.
Mijn excuses dus voor mijn tussenkomst van daarstraks. Laten we echter de heer De Bruyn verder zijn zeg laten doen, zodat u ook weet wat voor ons belangrijk is om die armoede aan te pakken.
Voor ik mijn betoog hervat, wil ik me even richten tot mevrouw Van den Brandt. Er is iets wat ik u bijzonder kwalijk neem. U hebt me niet eens de vraag gesteld. U hebt me daarnet verweten dat ik de armoede van een Belgisch kind belangrijker vind dan de armoede van een niet-Belgisch kind. Ik vind dat degoutant. Ik neem u dat bijzonder kwalijk. Ik ben eerlijk gezegd van u een debat gewoon op basis van de inhoud en niet op basis van dit soort sentiment. Ik vind dit zeer betreurenswaardig. (Applaus bij de N-VA. Opmerkingen)
U mag straks reageren. De heer De Bruyn werd nu al een kwartier onderbroken. Laat eerst de heer De Bruyn zijn verhaal afmaken. Daarna kunt u reageren. (Opmerkingen)
Mijnheer Vanbesien, ik denk niet dat er hier iemand tekortgedaan wordt qua tussenkomsten in dit debat. Ik heb begrepen dat de heer De Bruyn nog een aantal thesissen wil ontwikkelen. Laat hem die eerst tot uiting brengen en dan kunt u daarna reageren. Ik bepaal hier de orde.
Collega’s, is een zoveelste debat over cijfers en de interpretatie van cijfers belangrijk? Ja en neen. Ja, omdat sommigen in dit halfrond en ook daarbuiten met een selectieve lezing van de cijfers en met het achterwege laten van de nodige context en nuances proberen het debat op een onaanvaardbare manier te sturen. Tegelijkertijd is dit debat over cijfers, komma’s en de interpretatie ervan minder belangrijk omdat deze Vlaamse Regering het signaal wel degelijk begrepen heeft.
Ik breng even – met de nodige schroom, maar ik doe het toch – in herinnering dat Vlaanderen in Europees perspectief niet eens zo slecht scoort wat het armoederisico betreft. Slechts weinig landen en regio’s doen het beter. Maar nooit, nooit is er iemand geweest uit de meerderheid of op de regeringsbanken die genoegzaam achterover heeft geleund. Integendeel. De gezamenlijke inspanning van deze hele regering blijft erop gericht om welvaart en welzijn in Vlaanderen te vergroten voor iedereen, inclusief de vluchtelingen die hier opgevangen worden, die hier welkom zijn en die we alle kansen geven om zich in onze Vlaamse samenleving te integreren.
Collega’s, de strijd tegen armoede is een strijd die op vele fronten gevoerd moet worden en waar nooit één instrument het hele antwoord zal bieden. Het is wel mijn overtuiging en de overtuiging van mijn fractie dat de hoge inzet op de factor werk een terechte keuze is. Het hebben van een job is de beste manier om niet in armoede terecht te komen en tevens de sterkste hefboom om uit armoede te geraken.
De beleidsbeslissingen die op dat vlak, zowel federaal als Vlaams, werden en worden genomen, schieten hun doel ook niet voorbij. Dat zien we vandaag al. Er kwamen de voorbije jaren vele tienduizenden jobs bij in de private sector. Dat zijn evenveel gezinnen die er een inkomen uit arbeid bij krijgen. Werken wordt op verschillende manieren opnieuw lonend gemaakt. U kent de voorbeelden.
Collega’s, ook het inkomen, ruimer dan het inkomen uit arbeid, is een belangrijke indicator in de index van Kind en Gezin. Toch moeten we even kijken naar de feiten op het vlak van kinderbijslag. Er wordt in dit debat, en terecht, ook verwezen naar de kinderbijslag. We kunnen daarover van mening verschillen en dat doen we ook. Dat debat hebben we al vaak gevoerd. Besef echter wel dat een andere toekenning van de kinderbijslag geen impact zou hebben op de cijfers van Kind en Gezin. Kijk eens goed naar de methodologie die Kind en Gezin gebruikt: de kinderbijslag valt daarbuiten. Voer het debat over kinderbijslag, maar betrek dat niet bij de cijfers van Kind en Gezin.
Collega’s, een andere nooit geziene inspanning die deze Vlaamse Regering levert, betreft een ander element in de index voor kinderarmoede, namelijk wonen. Ook op dat vlak weet u dat de inspanning van de Vlaamse Regering historisch genoemd mag worden. Ik kies heel bewust voor het woord ‘historisch’. In 2015 werd 1,3 miljard uitgetrokken voor de renovatie en bouw van sociale woningen.
Dit werd sindsdien nog aangevuld met ongeveer 685 miljoen euro extra bovenop de reeds historisch grote post die daarvoor werd vrijgemaakt. Samengevat wil dit zeggen dat Vlaanderen iedere maand opnieuw en terecht 180.000 gezinnen direct ondersteunt in hun woonbehoeften.
Collega’s, ik besluit. Ikzelf, en met mij mijn hele fractie, bevestigen zonder aarzeling, zonder enige weifel en zonder enig cynisme opnieuw het vertrouwen in deze minister en in deze regering wat betreft het voeren van een actief, sociaal en structureel armoedebeleid. Ik heb de voorbije uren en dagen al veel vragen gehoord, veel kritiek, veel verwijten, maar zoals collega Vanlouwe al zei, bijzonder weinig oplossingen. Het is mijn vaste overtuiging dat het dubbele spoor dat wordt bewandeld waarbij enerzijds maximaal wordt ingezet op jobcreatie en het lonend maken van werk en anderzijds op een inclusief beleid dat aan iedereen die het nodig heeft, extra steun en veerkracht geeft, tot verdere positieve resultaten zal leiden. Deze regering bestuurt verder. Vol vertrouwen en vast van koers. (Applaus bij de N-VA)
Ik herhaal het nog eens. Wat zijn de cijfers? Er is een stijging van de armoede. Daar zijn we het over eens. We zijn het erover eens dat het niet goed is en dat er een daling zou moeten zijn. We zijn het erover eens dat de minister had beloofd om de armoede te halveren en dat het niet gelukt is. De vraag is dan wat we eraan kunnen doen. U zegt dat we goed bezig zijn en dat we een goed beleid aan het voeren zijn: ‘Kijk naar wat we doen: het is historisch’. Wat historisch is, is het aantal kinderen dat in armoede leeft, het aantal kinderen wier ouders twijfelen of ze naar de dokter gaan of de schoolfactuur zullen betalen. Dat is historisch hoog. De vraag is: wat gaat u doen? En u antwoordt: we doen gewoon voort. We doen gewoon voort.
We hebben vastgesteld dat tijdens deze regeerperiode de kinderopvang duurder is geworden. U kunt die ook verlagen. We hebben vastgesteld dat de schoolfactuur, de maximumfactuur, is verhoogd. U zou die opnieuw kunnen verlagen. We hebben vastgesteld dat de kinderbijslag zal worden hervormd en dat de impact op armoede marginaal is, maar uw partij zegt dat dat niet het hoofddoel is van de kinderbijslag. We stellen van alles vast. De minister zegt in een interview zelf over de 1 euromaaltijden dat ze nooit heeft gezegd dat ze daarmee de kinderarmoede ging aanpakken.
De vraag is wat we nu wel gaan doen en hoe we echt gaan inzetten op werk, hoe we echt gaan zorgen dat de inkomens boven de armoedegrens komen, hoe we gaan zorgen dat kinderbijslag kinderen uit de armoede kan halen, dat de scholen betaalbaar zijn, dat de kinderopvang betaalbaar is. Dat zijn de vragen die hier vandaag voorliggen. Dat betekent niet gewoon verder doen met wat we doen. Dat betekent het roer omgooien en een ander beleid op poten zetten, vanaf vandaag. U hebt nog een jaar te gaan. (Applaus bij Groen en sp.a)
Optimist als ik ben, had ik gedacht dat u op zijn minst zou beginnen met u te verontschuldigen voor uw verwijt van daarnet. Ik stel vast dat u dat niet doet.
Verder denk ik dat niemand van ons heeft gezegd – ik niet, mijn collega’s niet – dat er niets moet gebeuren, dat we dit niet als blijvend aandachtspunt naar voren moeten schuiven. Ik heb wel aangetoond dat we dat doen. Ik heb ook aangetoond dat het instrument waar u naar grijpt om te zeggen dat het allemaal geen effect heeft, zelf zegt dat het daarvoor niet dient. Het dient niet voor het meten van de beleidsdaden en beleidsinitiatieven die ik heb opgesomd en om daar onmiddellijk een weerslag van te zien in de indexcijfers. Dat zal niet gebeuren, gebruik het instrument daar dan ook niet voor.
En ja, we hebben inderdaad vertrouwen dat het blijven inzetten op arbeid, op jobs en op het zorgen dat die jobs bij mensen terechtkomen die het het meest nodig hebben, het meeste effect zal hebben. We zijn ervan overtuigd dat de bijkomende investering in sociale woningbouw, in onderwijs, in welzijn, in werktrajecten, hun effect zullen hebben. Daar zijn wij van overtuigd. (Applaus bij de N-VA)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega's, wie het elke maand moeilijk heeft om rond te komen, wie problemen heeft om aan een job te geraken, wie verstoken is van een basisopleiding, wie elke dag wordt geconfronteerd met precaire huisvesting, wie moeite heeft om aan zijn kinderen een kader en een degelijke opvoeding te geven die hun kansen geeft die ze verdienen, wie leeft in een omgeving die eigenlijk slecht is voor de gezondheid, kijkt heel vaak naar ons. Die zoekt naar beleidsmakers, naar parlementsleden, naar een regering die hen niet met de vinger wijst maar die hun de hand reikt.
En die zoekt naar een regering en ministers, die niet zomaar wat verklaren op het moment dat ze geconfronteerd worden met tegenvallende cijfers, maar die de hand aan de ploeg willen slaan. De eerste vraag die ik dus wil stellen, is: waar vinden we zulke beleidsmakers? Waar vinden we zo’n regering, waar vinden we zo’n minister? Bent u, leden van de regering, bereid om zo’n minister te zijn? Een minister die aan de zijde gaat staan van armen en die hun – het kan gerust aanklampend zijn – de hand geeft en met hen een traject aflegt. Ze zijn met velen. Eén op de zeven peuters groeit vandaag op in zo’n gezin. Dit is inderdaad een signaal, maar het is niet het enige signaal. We hebben de afgelopen weken een jammerlijke reeks cijfers gezien, van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), maar evengoed uit het rapport van de VREG over mensen die problemen hebben om hun energiefactuur te betalen. Ik zie één constante: een steeds groter wordende groep gaat erop achteruit. We zijn dichter bij een verdubbeling van het cijfer dan bij een halvering van het cijfer.
Wat ik ook jammerlijk vind, als constante, is dat die ene dag dat de cijfers bekendgemaakt worden, de kranten vol staan met analyses en reacties, maar dat de volgende dag de karavaan verder trekt, en er gezwegen wordt over armoede en dat de mensen in armoede opnieuw worden achtergelaten. Over de beleidsniveaus heen zouden armoede en armoedebestrijding ons aller verantwoordelijkheid moeten zijn. Dat betekent ook dat de oplossingen van ons allemaal zouden moeten komen. Ik wil mijn tussenkomst vooral richten op oplossingen en het bieden van perspectief, op nieuwe antwoorden op de vragen van vandaag en op een nieuwe bescherming, op nieuwe emancipatie die broodnodig is. Dat vergt een correcte analyse, dialoog en actie. Het is stellig mijn mening dat we vandaag op elk van die drie vlakken, veel beter kunnen doen.
Een groot deel van de kwalitatieve duiding die ik gisteren gehoord heb bij de cijfers, blijkt vandaag nergens op te slaan. Er wordt hier gezegd dat het een momentopname is. Ja, maar we doen die momentopnames ook al zo lang dat we toch wel de trend moeten zien. Het is een signaalfunctie. Ja, maar ze hoort thuis in een verhaal van vele knipperlichten die ons zeggen dat er vandaag in onze samenleving wel degelijk iets aan de hand is.
De minister verwees in haar reactie naar de crisis. Die crisis dateert van 2008. Hoe komt het dat we er niet in slagen om de economische groei, die vandaag jammer genoeg bij de laagste in Europa ligt, aan te grijpen om echt iets te veranderen aan de levensomstandigheden van die mensen aan de onderkant van de samenleving?
Er is verwezen naar de vluchtelingen. Hoewel Kind en Gezin inderdaad het verblijfsstatuut en de verblijfsduur niet kan meten, hebben die vluchtelingen zelf wel een statuut. Ze zijn hier aanvaard als vluchteling en daardoor maken ze voortaan ook wel deel uit van onze gemeenschap. We moeten verantwoordelijkheid opnemen voor hen en je kunt niet zomaar zeggen ‘return to sender’ aan de mensen die hier zijn.
Minister, wat doet u concreet, geconfronteerd met die cijfers, om de precaire positie van die groep echt te verbeteren?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, net zoals de andere sprekers, geeft u blijk van het feit dat het armoededebat het best zonder te veel commotie wordt gevoerd. Daarover ben ik het volledig met u eens. De toon die u aanslaat, is goed en hoort thuis in een debat als dit. Ik dank u daarvoor.
Gisteren verschenen de cijfers van Kind en Gezin over het risico op kinderarmoede. Rond de middag waren de cijfers beschikbaar op de webstek van de VRT. Ik zeg niet dat u het was, collega Van Malderen, maar wel mensen van uw partij en mensen van Groen, zelfs de partijvoorzitter, en die hebben onmiddellijk gereageerd op sociale media, websteks van kranten en Belgaberichten, en al dan niet gevraagd om mijn ontslag omdat ik zou hebben gelogen.
Misschien is het u al opgevallen, maar ik heb gewacht tot 18.30 uur vooraleer ik zelf heb gecommuniceerd. Waarom? Omdat de cijfers die waren verschenen op de webstek van Kind en Gezin, niet de volledige cijfers waren die in het rapport stonden. Mijnheer Van Malderen, dat is wel belangrijk als u zegt dat ik bepaalde zaken aanhaal. Ik herhaal, tot nu toe en ik ga ervan uit, tot het einde van uw betoog, voert u dit debat op een serene manier, maar u moet me natuurlijk geen woorden in de mond leggen die ik niet heb uitgesproken. Dat is heel belangrijk.
Collega's, ik wil hier geen welles-nietesspelletje van maken, maar als ik een half uur voor ik naar hier vertrek, lees dat de fractie van Groen een motie van wantrouwen tegen mij wil indienen die mij beschuldigt van liegen, dan kunt u mij toch niet kwalijk nemen dat we hier toch wel even de puntjes op de i willen zetten. Dat is toch de logica zelve. Dat is heel belangrijk.
Mijnheer Van Malderen, u hebt dat niet gedaan en uw partij heeft dat ook niet gedaan, maar ik laat me er niet van beschuldigen dat ik lieg in dit debat. Ik laat dat niet toe en ik zal dat ook in de toekomst niet toestaan. Ik vind dat zeer laag-bij-de-gronds en het is totaal niet waar. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Van Malderen, …
De heer van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik was nog niet klaar.
Mijnheer Van Malderen, wat was nu eigenlijk de essentie waarom ik heb gewacht op het volledige rapport van Kind en Gezin dat vorig jaar wel volledig is vrijgegeven? De heer De Bruyn heeft al toegelicht wat er ontbrak aan gegevens en data op de webstek van Kind en Gezin, wat we daarna hebben gekregen en wat enkele uren geleden op vraag van de voorzitter van het parlement ook op de webstek van Kind en Gezin is verschenen. Ik ga het dus niet meer hebben over die vluchtelingen. Het aandeel is duidelijk. Ik heb gezegd: is een van de oorzaken. Ik heb ook nog andere oorzaken meegenomen in mijn communicatie.
Mijnheer Van Malderen, in uw laatste zin verwijst u naar de economische crisis. Ik heb het dan wel over Pact 2020 dat in 2008 is afgesloten. Toen is er wel een economische crisis geweest. Nu zijn we 2018. Mijnheer Van Malderen, je kunt toch onmogelijk zeggen dat de situatie vandaag in 2018 gelijkaardig is aan de situatie in 2008. Dat kun je toch gewoon niet blijven beweren, dat is niet zo.
Ik zal de laatste zijn om dat te beweren.
Dank u wel dat u mij bijvalt in deze uitspraak. Mijn persmededeling is voor iedereen beschikbaar, want er wordt uit geciteerd in allerlei communicaties. Het is de enige communicatie die ik heb gedaan. Ik heb verschillende oorzaken aangehaald. De stijging van het aantal en het aandeel vluchtelingen is slechts één oorzaak, dat heb ik heel duidelijk gezegd. Ik heb ook gezegd dat sinds 2008 een aantal externe factoren een impact hebben op de kansarmoede-index, zoals bijvoorbeeld de economische crisis een effect heeft gehad. Ik heb ook gewezen op de arbeidsparticipatie van vrouwen van buitenlandse origine.
Ik hoop dat het voor iedereen duidelijk is dat ik niet heb gelogen. Er waren wel degelijk zaken die niet beschikbaar waren op de webstek van Kind en Gezin. Die zijn er nu wel. In de perscommunicatie van 2016 wordt de link heel duidelijk gelegd voor die bepaalde groep, maar dat heeft de heer De Bruyn al uitgelegd.
Ik wil toch nog afronden met te zeggen dat dit inderdaad een zeer belangrijk debat waard is. Iedereen zegt: u hebt beloofd de kinderarmoede te halveren en u hebt dat gezegd in 2016. Dat was inderdaad een van de doelstellingen van het Pact 2020, dat is afgesloten in 2008.
Ik heb in 2016 die ambitie inderdaad herbevestigd. Ik denk dat dat ambitieus is. Ik denk dat het heel moeilijk zal worden, ik heb dat de afgelopen jaren in de commissie, waar u altijd zeer actief aanwezig bent, ook gezegd. Maar zeg nu zelf, mijnheer Van Malderen, als ik nu die ambitie compleet zou loslaten, dan zou u zeggen dat dat niet goed is. Als ik zou zeggen dat we dat met de vingers in de neus zullen halen, dan ben ik onrealistisch. Collega's, ik denk dat het zeer moeilijk zal zijn om die halvering te halen, maar we moeten erop blijven inzetten met de voltallige regering. Ik denk inderdaad dat we over bepaalde maatregelen kunnen spreken. Er zijn hier al een aantal zaken aangehaald. Ik hoop, collega's, door deze tussenkomst – ik zal de andere uiteenzettingen afwachten – dat we het over de inhoud en de beleidsmaatregelen kunnen hebben. (Applaus bij de N-VA)
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega's, aangezien de minister zich afvraagt waarom wij een motie van wantrouwen neerleggen, wil ik dat onderbouwen. Minister, dat heeft niet enkel te maken met uw communicatie van gisteren, die trouwens vandaag door Kind en Gezin formeel is tegengesproken, dat het rapport waarover u gisteren communicatie hebt gevoerd, wel degelijk op die vluchtelingen kon tellen. Maar u hebt wel het rapport aangegrepen om een bepaald beeld te schetsen. U schetst een bepaald beeld waarbij u een constante hanteert in uw communicatie, waarbij u uw eigen falend beleid constant afschuift op de meest kwetsbaren in deze samenleving. Op basis van een rapport waar Kind en Gezin – dat is toch de Vlaamse administratie – vandaag zelf van zegt: ‘Sorry, maar dat staat niet in het rapport, dat hebben wij in 2017 in dat rapport niet geteld’, hebt u gisteren toch een vinger uitgestoken en gezegd: ‘schuld van de vluchtelingen’.
Waarom leggen wij die motie van wantrouwen neer? U hebt wel degelijk een aantal beloftes gedaan die u niet haalt. Uw beleid faalt. Dan is het logisch dat een jaar voor de beleidsperiode afloopt, we daar een evaluatie van maken. Bovendien, minister, hebt u op vlak van communicatie en interpretatie van cijfers een behoorlijk brokkenparcours afgelegd als het gaat over armoede. Wij hebben in februari 2017 een actualiteitsdebat gevoerd waarbij u beweerde dat er een trendbreuk was in de armoedecijfers, dat het positief was, dat uw beleid impact heeft. Voorzitter, we hebben toen nog de zitting geschorst om die cijfers op te vragen. Ik heb ze bij. Als historicus heb ik altijd een stevig archief. We hebben toen een A4’tje gekregen waaruit bleek dat u communiceerde over cijfers van 2014. Daar zie ik opnieuw dat u die cijfers gewoon op een in mijn ogen leugenachtige manier framet in uw eigen beleid.
Ik ga nog verder terug. U hebt op een gegeven moment zelfs gezegd dat 47 procent van de vluchtelingen die binnenkwamen, niet konden lezen en schrijven. Naderhand is dat cijfer bijgesteld naar 17 procent. Waar het mij om gaat, is het volgende. Langs de ene kant is er een Vlaamse Regering die zegt: ‘Dit is het beleid op vlak van armoede, daar willen we naartoe gaan.’ Maar keer op keer slaagt u er niet in om enige verbetering te brengen en zet u bij wijze van spreken een falend beleid gewoon door. Telkens communiceert u op de kap van degenen die u de hand zou moeten reiken en schuift u bij wijze van spreken de meest kwetsbaren in de samenleving de zwartepiet toe.
Ik vind dat een minister in een Vlaamse Regering, die onder het mom van ‘vertrouwen, verbinden, vooruitgaan’ communiceert namens die Vlaamse Regering, die een standpunt inneemt namens die Vlaamse Regering, die een standpunt inneemt over armoede en armoedebeleid en die, geconfronteerd met die cijfers, deze op zich zou moeten nemen en als minister het beleid zou moeten bijsturen, een analyse moet maken en kijken wat men extra kan doen en kijken of alles wel de juiste impact heeft. Wat doet u? U schuift keer op keer de zwartepiet door naar degenen aan wie u de hand zou moeten reiken. Minister, we kunnen het niet langer aanzien, we hebben er lang over getwijfeld, maar er komt een moment dat alle Vlamingen recht hebben op een minister van Armoedebeleid die langs de kant gaat staan van degenen die ze zou moeten verdedigen.
Wij willen dus op basis van al die elementen een constructieve motie van wantrouwen indienen. Zeg nu niet dat die oppositie geen voorstellen heeft gedaan, want we hebben in verschillende debatten voorstellen gedaan. Er is gedebatteerd over kinderbijslag – en ik volg collega De Bruyn wat de analyse betreft van het rapport van Kind en Gezin, dat heb ik ook nooit anders beweerd. We hebben wel degelijk voorstellen gedaan als het ging over de huurwaarborg, waarbij we wel degelijk, en met ons heel wat experten, hebben aangetoond dat het voor mensen in een kwetsbare positie moeilijk is om van twee maanden naar drie maanden huurwaarborg te gaan. Er zijn wel degelijk elementen naar voren geschoven, ook door de oppositie, om het beleid in die zin, met zijn allen, samen vooruit te helpen, maar mijn fractie is het eigenlijk moe dat de minister keer op keer, geconfronteerd met die cijfers, eigenlijk niets anders doet dan de paraplu openslaan en dan vooral de zwartepiet naar die kwetsbare mensen stuurt. Dat is in mijn ogen geen beleid. Een minister neemt haar verantwoordelijkheid, en op het moment dat ze geconfronteerd wordt met dergelijke cijfers, dan neemt ze die cijfers binnen en dan gaat ze ook aan de slag om die cijfers te verbeteren. Die dure eed hebt u gezworen dat u de helft van de kinderarmoede ging wegwerken. U kunt het ons dus niet kwalijk nemen, mevrouw de minister, dat na heel die analyse we wel degelijk zeggen, in mijn ogen terecht: dit kan zo niet verder. (Applaus bij Groen en van Yasmine Kherbache)
De heer Van Malderen heeft het woord.
U hebt wel vijf keer gezegd: “Ik heb het niet gedaan. Mijn partij heeft het niet gedaan.” Maar u hebt wel enige keren de kans gemist om op mijn vraag te antwoorden, met name op de vraag wat u gaat doen als u geconfronteerd wordt met een aantal problemen: ten eerste, de cijfers waarover het vandaag gaat. Maar wat gaat u doen als u vaststelt dat ook bij moeders met een Belgische afkomst, met een Belgische nationaliteit, het armoederisico de afgelopen drie jaar met 20 procent is toegenomen? Wat gaat u doen als u vaststelt dat de participatie aan opleiding van anderstaligen amper een op vijf bedraagt en dat ze met 16 procent daalt? De cijfers over participatie aan de opleiding door anderstaligen zijn opgevraagd. Wat gaat u doen als uw beleid, dat inzet op zelfredzaamheid, op jobs, in woorden, er in de praktijk niet toe leidt dat de arbeidsparticipatie van die precaire groepen effectief ook toeneemt? Wat gaat u doen? Welke lessen trekt u eigenlijk uit al die cijfers? In plaats van snel snel een verklaring bij elkaar te schrijven en hier te komen uitleggen wat u waarom gecommuniceerd hebt en op welk moment, had ik verwacht dat u in een regering zou zitten, verenigd, zoals gezegd, die hier een rits aan maatregelen meedeelt en die ons voorlegt dat ze vaststelt dat de nodige trendbreuk er vooralsnog niet gekomen is en dat niets laat vermoeden dat die er ook komt, en dat ze bijgevolg eerlijk aangeeft dat een koerswijziging nodig is en ze de maatregelen voorlegt die daarvoor nodig zijn. Dat had ik verwacht van deze regering, maar ik hoor hier ‘vastberaden verder op koers’, verder weg van het doel en helemaal geen sprake van een halvering van de armoedecijfers.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Wij hebben daarnet even wat cijfers vergeleken. U hebt dat dan wat in twijfel getrokken. Maar nu zegt u: welke lessen moeten we trekken? Welke maatregelen moeten er genomen worden? Welke trendbreuk is er? Maar als ik dan terugkijk naar Brussel, dan vraag ik me af: moeten we uw lessen trekken, de lessen die uw partij daar voorstelt? Zijn dat de lessen die we moeten trekken? Zijn dat de maatregelen die we hier moeten invoeren? Of moeten we andere lessen trekken? Ik denk niet dat u hier aan ons in het Vlaams Parlement die maatregelen kunt komen voorleggen, terwijl u goed weet dat dit niet tot een succes leidt inzake de aanpak van kinderarmoede.
Na alweer een constructieve en serene bijdrage van de collega in het debat zou ik u, minister, willen voorstellen om in dialoog te gaan. Praten helpt, als je weet waar je naartoe gaat. Ik heb daarnet gezegd dat zowel op analyse, op dialoog, als op actie deze regering volgens ons te weinig doet. Praten helpt. Ga praten met armen. Ga praten met het middenveld. Ga bijvoorbeeld ook eens praten met het federale niveau, waar trouwens een partijgenoot van u dezelfde bevoegdheid heeft.
Er is in deze legislatuur nog geen enkele interministeriële conferentie geweest. Werk daar samen aan oplossingen. Ga praten binnen de Vlaamse Regering om maatregelen bij te sturen. De kinderbijslag, er is naar verwezen, is absoluut een gemiste kans. Ga praten met uw collega van Werk, minister Muyters, om effectief werk te maken van een doelgericht beleid naar mensen in armoede. We weten dat gezinnen met een zeer lage werkintensiteit een gigantisch risico lopen op armoede. Waarom zijn zij geen specifieke groep in ons beleid?
Ga praten binnen nu eigen kabinet, minister, om werk te maken van een stringenter woonbeleid. U zet stappen voorwaarts, maar we konden vandaag lezen: ‘Huursubsidies kunnen veel breder toegepast worden’. Een huurwaarborgfonds, het preventiebeleid op uithuiszettingen, het zouden allemaal stappen voorwaarts kunnen zijn die kunnen bijdragen aan de trendbreuk die we nodig hebben.
Ga praten met de steden en gemeenten die op het terrein het beleid inzake kinderarmoede body moeten geven.
De tijd dringt. Ik denk dat we hier jaar na jaar de cijfers van Kind & Gezin en andere instituten bespreken. U moet één ding weten, die leeftijd van 0 tot 3 jaar is determinerend voor een heel mensenleven. De kansen die men op dat moment mist, zijn ongelooflijk moeilijk terug in te halen. We hebben echt geen tijd te verliezen.
U hebt, minister, ongeveer zes maanden voor de nieuwe colleges en gemeenteraden in Vlaanderen aan de slag gaan. Ik hoop dat ze vanaf dag één aan de slag kunnen inzake armoedebeleid. Dat betekent dat ze een kader hebben om aan te werken, en dat ze een budget hebben. Het zou vandaag eigenlijk uw opdracht moeten zijn om de komende zes maanden te gebruiken om ervoor te zorgen dat de colleges en gemeenteraden vanaf dag één aan de slag kunnen.
U zou bijvoorbeeld brugpersonen kunnen inzetten. U zou bijvoorbeeld werk kunnen maken van een woonbeleid. U zou – dat is een voorstel van ons – de sociale correcties op de waterfactuur veel breder kunnen toepassen dan vandaag. U zou – zoals hier al zo vaak bepleit, maar zo weinig gerealiseerd – tegemoetkomingen veel meer automatisch kunnen toekennen. We vragen naar een maximumfactuur in het onderwijs. U zou ervoor kunnen zorgen dat men een abonnement bij De Lijn gespreid kan betalen zodat september niet altijd de zwaarste maand is voor gezinnen in armoede. We zijn voorstander van een fast lane naar werk.
Het zijn voorstellen die wij u voorleggen, minister, bij gebrek aan antwoorden.
Mijnheer Van Malderen, ik zal proberen een aantal van uw vragen te beantwoorden die rechtstreeks betrekking hebben op mijn bevoegdheden.
Inzake Wonen siert het u dat u zegt dat er al grote stappen zijn gezet. Dat klopt. Het investeringsvolume toont een stijging aan van 3,1 miljard euro naar 4,6 miljard euro. U hebt dat altijd toegejuicht. U vindt dat een goede zaak. Maar dat is niet altijd evident geweest. Ik wil zeggen dat we dat investeringsvolume de dag van vandaag alleen nog maar voortzetten. De indicatoren van Kind & Gezin en Huisvesting: 55,4 procent van de mensen met een kindje in armoede scoort slecht wat betreft huisvesting.
Alles kan beter. We hebben al historische investeringen, maar dat neemt niet weg – minister Tommelein bevoegd voor financiën en begroting zal dat kunnen beamen – dat ik bij elke begrotingsronde, opmaak of controle, altijd als eerste aan de deur klop voor extra geld voor sociale huisvesting.
Het investeringsvolume voor de sociale leningen is gestegen van 2,6 miljoen euro naar 3,5 miljoen euro. Daar komt nu ook nog geld bij. We steken echt wel meer dan een tandje bij. De huursubsidies zijn significant gestegen naar meer dan 35 miljoen euro.
U vraagt maatregelen, ik geef u de maatregelen die we al genomen hebben, en waar we nu versterkt op inzetten. Zeker wat sociale huisvesting betreft, doen we jaar na jaar extra inspanningen. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat we die mensen uit de armoede willen helpen.
Ik geef u nog een ander voorbeeld, en daarmee kom ik een klein beetje op het terrein van collega's hier, maar als ze zich geroepen voelen, moeten ze zelf maar tussenkomen. Een andere indicator van Kind & Gezin is het stimulatieniveau in het gezin: bijvoorbeeld de deelname aan het kleuteronderwijs.
U weet dat we bij de hervorming van de kinderbijslag een deel van die kinderbijslag afhankelijk hebben gemaakt van het al dan niet participeren aan het kleuteronderwijs. Ja, maar dat is wel een van de indicatoren om kinderkansarmoede te meten, mijnheer van Malderen. Dit is een systeem dat begin 2019 – nu kijk ik even naar collega Vandeurzen – in werking gaat. Dat is dus een nieuwe maatregel, die hopelijk ook wel voor een klein beetje een impact zal hebben op die cijfers.
Ik rond af, en dan kom ik weer op het terrein van collega Vandeurzen, maar die zal me dat niet kwalijk nemen. Wat de kinderbijslag betreft, dat kunnen we inderdaad niet gebruiken inzake de cijfers die we van Kind en Gezin hebben gekregen, maar in het totaaldebat over armoede, meer bepaald over kinderarmoede, wil ik er toch wel op wijzen dat het bedrag dat door deze Vlaamse Regering wordt gespendeerd wat sociale toelagen en sociale correcties betreft drie keer zo hoog is. Meer nog, mijnheer Van Malderen, die toelage kan men nu niet alleen meer krijgen op basis van een uitkering, maar ook op basis van een laag inkomen uit arbeid, en dat is zo belangrijk. Ik heb in mijn communicatie gisteren ook gezegd dat we absoluut meer moeten doen en dat we ook met al die indicatoren en met al die mensen aan de slag moeten, maar deze regering zet al volop in. Ik heb ook heel open en bloot, heel duidelijk toegegeven dat we nog meer moeten inzetten op het beheersen en het verwerven van de taal, op opleiding en werk, want dat is essentieel. (Applaus bij de N-VA)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega Homans heeft terecht al een aantal punten aangegeven, maar ik wil toch ook de verdediging op mij nemen van datgene dat door Kind en Gezin wordt gerapporteerd. De heer De Bruyn heeft terecht verwezen naar de communicatie die vorig jaar is gebeurd. Toen heeft Kind en Gezin in het verslag ‘Het kind in Vlaanderen’ inderdaad een aantal commentaren en verklaringen opgenomen. Dat zal dit jaar dus ook zo zijn. Omdat ik heb gemerkt dat daar heel wat rond te doen is, heb ik Kind en Gezin gevraagd om dat stuk van het verslag, dat zoals vorig jaar op het einde van deze maand publiek zal worden gemaakt, ook aan u allen te bezorgen, maar u kunt natuurlijk ook al een aantal dingen zien aan het verslag van vorig jaar. De manier van registreren van Kind en Gezin is zo dat men elk jaar opschuift. Men meet drie jaren. Nu valt het jaar 2014 weg en komt 2017 erbij, en volgend jaar zal het jaar 2018 erbij komen en valt het jaar 2015 weg. Daardoor kan je vermoeden dat er uiteraard dus ook een evolutie in die cijfers zit.
In die zin proberen we dus ook de lokale besturen voldoende te informeren en te ondersteunen als het gaat over het werken met die cijfers. Excuseer me als ik het misschien wat cru uitdruk, maar op den duur gaan lokale besturen die zich enorm inzetten voor de stimulering van kinderen in de eerste levensjaren, met de middelen van de Vlaamse overheid, met kinderopvang, met de Huizen van het Kind, met alles wat er aan initiatieven wordt ontwikkeld, zich op een bepaald moment bijna ontmoedigd voelen omdat die cijfers jaar na jaar niet plotseling een heel andere kant op schieten. Dat heeft te maken met het feit dat de dingen waarop wij inwerken... Een voorbeeld is de kinderbijslag. Die is hier genoemd. We kunnen van mening verschillen over de mate waarin die kinderbijslag die nieuwe impact zal hebben op de armoede, maar dat die een substantiële impact zal hebben, is nu wel door meerdere wetenschappers bewezen. We zullen, denk ik, ongeveer 16 procent van de gezinnen in het nieuwe systeem over de armoedegrens helpen. Dat zijn allemaal initiatieven, zoals collega Homans ook aangeeft, die zeker niet onmiddellijk of soms zelfs helemaal niet herkenbaar zullen zijn in de methodologie die wordt gebruikt door Kind en Gezin. Dat is de voorzichtigheid die ik toch een beetje durf te suggereren. Door natuurlijk alles te focussen op de evolutie van het cijfer als een soort instrument, dreig je natuurlijk wel heel veel inspanningen die gebeuren, eigenlijk gewoon buiten beeld te houden. Als we nu echt puur instrumenteel zouden redeneren, en tegenwoordig is dat een hip woord geworden, dan zouden we de vraag moeten stellen wat de parameters zijn die bij de cijfers van Kind en Gezin de evolutie beginnen te geven, en daarop alleen gaan inwerken. Dan zou je meteen zogezegd kortetermijneffecten hebben. Maar zo zit armoede niet in elkaar en zo zitten de beleidsniveaus en de beleidsmogelijkheden ook niet in elkaar.
Natuurlijk zetten wij in op het meer proactief strijden tegen onderbescherming en zetten we met KOALA (Kind- en Ouder Activiteiten voor Lokale Armoedebestrijding) en andere initiatieven in op kinderopvang die heel erg investeert in de ouders. Er zijn heel wat initiatieven die bijdragen aan de strijd tegen armoede, maar die je niet per se allemaal kunt enten op dit soort van indicatoren. Het klinkt cynisch, en eerlijk gezegd is dit ook niet de essentie van het debat, maar je kunt nu al voorspellen dat indien je op een aantal terreinen heel grote inspanningen doet – we proberen dat ook – je die niet onmiddellijk in de cijfers van Kind en Gezin zult zien. Dat zal zijn tijd vragen, en dat vraagt een aantal evoluties die we met deze initiatieven uitdrukkelijk willen ondersteunen.
Kind en Gezin is zich zeer goed bewust van het risico dat de cijfers op een bepaalde manier een eigen leven gaan leiden. Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van de problematiek, heeft men in het verslag uitdrukkelijk aangegeven dat deze cijfers u niet in staat kunnen stellen om het kortetermijnbeleid te evalueren. Daar dienen die cijfers niet voor. Maar dat is een cijferdebat, en dat is niet de kern van de zaak.
We hebben uiteraard voor de Welzijnssector een aantal initiatieven, waaronder meer strijden tegen onderbescherming. We zien dat het gebruik van het laagste tarief in de kinderopvang enorm begint te groeien. Ongeveer 16 procent van de gebruikers van de kinderopvang gebruikt dat laagste tarief. We zetten meer in op trap 3 en op kinderopvanginitiatieven met versterkte omkadering naar de ouders. We zetten in op de strijd tegen dakloosheid en op instellingenverlaters. We zetten dus op heel wat punten extra middelen in. Ik neem aan dat wat voor Welzijn geldt, ook voor de collega’s geldt. We hebben in al onze beleidsdomeinen binnen het Vlaams actieplan specifieke initiatieven in de strijd tegen kinderarmoede en armoede. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik vond het ook heel belangrijk om aanwezig te zijn tijdens dit debat, ook al had u mijn aanwezigheid niet expliciet opgevorderd. Het zoeken naar duurzame oplossingen om risicofactoren te verminderen om in armoede te verzeilen, is een van de moeizaamste debatten die er bestaan.
Mijnheer Van Malderen, ik wil een zeer grote hervorming aanhalen waar naar mijn mening veel te weinig aandacht voor is, namelijk de hervorming van het volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie (CBE) die op stapel staat. Vandaag worden de centra gelijk gefinancierd, wat ook het profiel van de cursist is. We gaan nu naar een financiering waarbij kwetsbare mensen, mensen in moeilijke jobs, mensen zonder werk en mensen zonder diploma secundair onderwijs, een grotere financiering zullen genereren bij de centra. Dit is een van de hefbomen om mensen uit de armoedespiraal te halen. Zorg dat ze een opleiding kunnen volgen. Zorg dat ze terug goesting hebben om te leren. Probeer ze in een lerende houding te krijgen. Met een diploma of een extra vorming stijgen je kansen om een job te vinden. Deze hervorming gaat pas volgend jaar in. Ze is goedgekeurd in het parlement en zal straks ingaan, maar ik verwacht daar veel van, omdat we eindelijk de focus leggen waar hij hoort te liggen.
Vandaag, op basis van cijfers, een heel beleid afbranden, vind ik intellectueel oneerlijk. We hebben een aantal hervormingen in de steigers gezet die zeer veel effect zouden kunnen hebben en die mensen kunnen emanciperen. Ik zou het goed vinden als u daar mee de nadruk op legt en dat u de kansen wilt zien die mensen kunnen en hopelijk zullen grijpen om sterker in het leven te staan. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik heb u water horen vernoemen, maar ik heb u niet onmiddellijk het energiearmoedeprogramma en het actieplan van de Vlaamse Regering horen aanhalen. Het is natuurlijk juist, zoals gisteren of deze morgen in de media is verschenen, dat het aantal afbetalingsplannen voor energie is gestegen. De link met armoede valt niet onmiddellijk te leggen en het is zeker geen een-opeenrelatie. We zien immers dat er geen noemenswaardige stijging is van het aantal aanvragen voor budgetmeters.
Op 4 mei 2018 heb ik de Vlaamse Regering een stand van zaken gegeven in verband met het energiearmoedeprogramma. Ik heb gevraagd een grondige evaluatie te starten, een aantal zaken te evalueren en aanbevelingen uit te werken. Dat betekent dat we verder moeten optimaliseren. We zijn echt gemotiveerd en vastbesloten om op dat vlak een aantal concrete maatregelen te nemen.
Ik wil erop wijzen dat de energieheffing, die in de loop van de vorige jaren is verhoogd, ondertussen drastisch is gedaald. De Vlaamse Regering heeft beslist de energieheffing voor heel wat beschermde afnemers tot nul te brengen. Dat betekent dat de resultaten van de daling van de energiefactuur de komende maanden daadwerkelijk zullen worden gezien, zeker en vooral door mensen die in een armoedesituatie leven of die beschermde afnemers zijn.
Bovendien heeft de Vlaamse Regering beslist om de energiehuizen, die momenteel voornamelijk de rol van financier spelen en leningen verstrekken, zich meer moeten inzetten op het bewerken, motiveren en stimuleren van de beschermde doelgroep met betrekking tot energieleveranciers.
Wat de informatie over de afbetalingsplannen betreft, weet ik dat er met die afbetalingsplannen nog een aantal problemen zijn. Dat moet een onderdeel van een grondige evaluatie vormen. Ik ben er geen voorstander van die goede praktijken in verband met afbetalingsplannen verplicht te maken, maar indien uit het sociaal rapport zou blijken dat de leveranciers zich daar niet aan houden en dat het noodzakelijk zal zijn dit decretaal op te leggen, moet ik eerlijk toegeven dat ik daartoe bereid ben. Ik sta daarvoor open. Ik denk dat we de leveranciers en de spelers op het terrein op een bepaald ogenblik kunnen vragen rekening te houden met mensen in armoede. Indien we op een bepaald ogenblik zouden zien dat ze daar geen rekening mee wensen te houden en die goede praktijken niet willen hanteren, zullen we harder en strenger moeten optreden. Indien dit wenselijk is, zal het ook gebeuren. We staan in nauw contact met de distributeurs en met de leveranciers om een aantal zaken grondig aan te pakken.
Zoals hier al is gezegd, denk ik ook dat het op langere termijn allemaal vruchten zal afwerpen. We kunnen moeilijk de maatregelen nemen die we in het Energiearmoedeprogramma al hebben genomen, met verhoogde premies en bonussen voor beschermde afnemers, en vervolgens verwachten dat ze vanaf de eerste dag resultaten opleveren. Dat vraagt tijd.
De verhoogde factuur is trouwens ook een gevolg van een aantal zaken uit het verleden, maar die discussie zullen we hier niet meer voeren. Ik denk dat die discussie ondertussen al is gevoerd.
De Vlaamse Regering zet in op de bestrijding van energiearmoede. Ik ben blij dat minister Homans heeft aangehaald dat de Vlaamse Regering effectief heeft beslist ervoor te zorgen dat kinderen vanaf een bepaalde leeftijd naar school gaan een supplement op de kinderbijslag zullen krijgen. Dat is en blijft belangrijk. Het is een van de hoekstenen van het beleid dat we moeten voeren. Jonge kinderen tussen 0 en 3 jaar oud zijn belangrijk. Ik weet dat dit niet om energie gaat en mijn materie niet is, maar ik wil aantonen dat de Vlaamse Regering op het vlak van energie een prioriteit blijft maken van de strijd tegen energiearmoede.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, uiteraard zijn in het beleidsdomein Werk een aantal projecten te vinden die specifiek op mensen in armoede zijn gericht. Ik denk dan aan het geïntegreerd traject welzijnswerk voor werkzoekenden in armoede. Dat project loopt al enkele jaren en draait zeer goed. Ik denk ook aan door het Europees Sociaal Fonds (ESF) ondersteund project met betrekking tot duurzame tewerkstelling van het Netwerk tegen Armoede. Die twee mooie projecten zijn specifiek gericht op mensen in armoede.
Ik ga heel graag in op een voorbeeld dat minister Vandeurzen heeft aangehaald. We veranderen zaken aan het beleid en hierdoor krijgen mensen in armoede een grotere kans, zeker op de arbeidsmarkt. Ik denk dat heel de hervorming van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) tot het wijk-werken ervoor zal zorgen dat meer mensen in armoede door het wijk-werken hun eerste stappen naar werk kunnen zetten.
Daarnaast ziet men dat ze na dat wijk-werken en na artikel 60 de mogelijkheid hebben via de tijdelijke werkervaringsactie van VDAB, om tot 24 maanden te worden begeleid vanuit VDAB om attitudes en werkervaring op te doen. Dan denk ik dat die algemene maatregelen ten goede komen aan mensen in armoede. (Applaus bij de N-VA)
Ik ben zeer tevreden, het tegendeel had u wellicht verrast, met de tussenkomst van de verschillende ministers, en dan vooral met die van minister Vandeurzen, die ook methodologisch even heeft stilgestaan bij de betekenis van de index kinderarmoede van Kind en Gezin. Ik ben daar ook mee begonnen, en niet toevallig. De kansarmoede-index, en ik citeer, "lijkt ons dan ook minder geschikt om het succes of falen van recente beleidsinspanningen aan te tonen. Het is een belangrijke signaalindicator." Daarover moet het gaan, daartegenover staan de verschillende beleidsmaatregelen die door de collega’s zijn opgesomd en die zullen alle op hun beurt, op hun manier en op hun tijd voor resultaten zorgen.
Mijnheer Van Malderen, ik heb een heel concrete vraag voor u, en ik stel ze u in alle collegialiteit. Het is een vraag die we al eerder hebben gesteld. Ik weet niet of de datum 13 oktober 2016 u nog iets zegt. Op 13 oktober 2016 hebt u met uw fractie een conceptnota voor nieuwe regelgeving betreffende Vlaamse hefbomen voor armoedebestrijding ingediend. Ik wacht nog altijd op het vrijgeven van die tekst om dat debat in alle sereniteit met u en uw fractie aan te gaan in de commissie. Ik merk op dat wij daar bijna twee jaar op wachten. Zo belangrijk, zo prioritair is dat blijkbaar voor u en uw fractie. (Applaus bij de N-VA)
De heer Daniëls heeft het woord.
Niet onbelangrijk bij het voorkomen van armoede is het hebben van een diploma.
Een van de indicatoren die we in onderwijs gebruiken om te zeggen dat leerlingen bedreigd zijn in hun ontwikkeling, is het niet hebben van een diploma secundair onderwijs van de moeder. Als we een langetermijnvisie willen ontwikkelen, dan komt het erop aan om ervoor te zorgen dat jongeren een diploma hebben om die generatiearmoede te doorbreken. Want het niet hebben van een diploma is de snelweg naar armoede.
Om tot een diploma te komen, en daar gaat het eigenlijk over in dit debat, zetten deze meerderheid en het beleid dat de N-VA heel hard ondersteunt en altijd heeft bepleit, wel degelijk in op het Nederlands. Taalbaden Nederlands zijn decretaal mogelijk maar scholen richten ze niet in. Jammer, een gemiste kans, want we weten uit alle internationale vergelijkingen dat het niet beheersen van het Nederlands de kansen op een diploma gigantisch onderuithaalt. We hebben gevalideerde proeven ingevoerd om te zien waar kinderen tekortschieten en om ze te kunnen bijwerken, zowel in het lager onderwijs als in het secundair onderwijs.
Met de modernisering van het secundair onderwijs voorzien we in het eerste en tweede jaar, naast uitbreidingsstof voor leerlingen die meer aankunnen, ook in remediëringsmomenten. We gaan de eindtermen ambitieuzer en concreter formuleren, dat is voor iedereen goed. Ook spijbelen zal beter worden opgevolgd. Als je ouders je al niet naar school sturen, dan is het niet evident om een diploma te behalen. Wij hebben het aantal dagen vooraleer het CLB ingrijpt, gehalveerd. Wij hebben ook gezorgd voor de automatisering van de schooltoelage. Dat is een punt waar de heer Van Dijck al jaren voor pleit. Die automatisering is er nu voor diegenen van wie we alle gegevens hebben. Verder is er ook duaal leren, waarbij jongeren willen leren op de arbeidsmarkt.
Mijnheer Van Malderen, er is een Chinees spreekwoord dat zegt dat je iemand niet elke dag vis moet geven, maar dat je die persoon moet leren vissen. Dat is de kern: het is niet alleen meer geld geven, men moet ook zorgen dat mensen zelf in staat zijn om door die armoede te breken. Bij jongeren betekent dat ervoor zorgen dat zij een diploma hebben om die generatiearmoede te doorbreken. (Applaus bij de N-VA)
Nu echt alle ministers hebben geantwoord, zou ik toch wel even willen reageren en proberen een aantal afspraken te maken.
Eerst en vooral, minister Vandeurzen, ga ik heel graag in op het aanbod om met Kind en Gezin, maar liefst ook met andere experten, eens heel goed in die cijfers te duiken om daaruit conclusies te trekken.
Mijnheer De Bruyn, ik heb geciteerd uit stukken tekst van die conceptnota. We hebben dat gebruikt om daarmee anderhalf jaar dialoog, met name ook met armoede-organisaties, aan te gaan. Ik ga heel graag het debat met u aan in de commissie. (Opmerkingen van Piet De Bruyn)
Ik kan niet op iedereen reageren. Maar, minister Homans, toch dit: niemand ontkent dat er dingen gebeuren, dat u dingen doet. Er worden middelen ingezet en op sommige plaatsen komen er zelfs middelen bij. De vraag is: slagen we erin om het verschil te maken? Ik geef twee voorbeelden. U verwijst naar de bijkomende middelen inzake sociale huisvesting. Maar dan moet u er iets bij zeggen en ook een vraagteken plaatsen: stijgt het aandeel sociale woningen in Vlaanderen? Want dat is wat we nodig hebben om het verschil te maken. Niet de middelen, maar de procenten, het aandeel om die trendbreuk te realiseren.
U zet in op participatie in onderwijs, op opleiding. Maar als we vaststellen dat de participatie van de precairste groepen daalt, dan hebben we daar een probleem. Ik heb oog voor aangekondigde hervormingen. Ik heb oog voor transitie. Maar de baseline in de vele betogen vanuit de regering is dat u in de eerste plaats verdedigt wat u doet. Ik hoor verwijzen naar projecten. En wat we nodig hebben, zijn structurele maatregelen. Wat we nodig hebben, is echt een trendbreuk forceren in iets wat in onze samenleving grondig misgaat.
Ik herhaal mijn vraag. Bent u bereid om de rest van deze legislatuur, de resterende zes maanden…. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
De komende zes maanden tot het begin van de legislatuur in steden en gemeenten, minister Crevits. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
U denkt dat het sneller verkiezingen zullen zijn?
Ik heb het over het aanreiken van maatregelen voor steden en gemeenten, die op 1 januari 2019 van start zullen gaan. Bent u bereid om de komende maanden alles in het werk te stellen opdat de steden en gemeenten aan de slag kunnen met brugpersonen, met financiële middelen om effectief de trendbreuk inzake kinderarmoede in Vlaanderen te realiseren?
Als het antwoord daarop duidelijk ‘ja’ is, dan vindt u in ons een bondgenoot. Als het antwoord daarop warrig of ‘neen’ is, dan zult u begrijpen dat we u de komende maanden met heel veel enthousiasme aan deze problematiek zullen blijven herinneren. Want voor wie in armoede leeft, is elke dag een moeilijke dag. En dan zullen we dat voor u ook zo maken. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, het zijn uw woorden: ‘Ik ga de kinderarmoede halveren. U mag mij daarop afrekenen. Mijn beleid is socialer dan ooit.’ Dat is wat we vandaag willen doen: u afrekenen op uw belofte om de kinderarmoede te halveren.
En waar staan we vandaag? De kinderarmoede is het afgelopen jaar toegenomen. Er zijn 150.000 kinderen die in armoede opgroeien in onze rijke regio Vlaanderen. Dat betekent dat het voor die kinderen niet evident is om een bril te kopen wanneer zij die nodig hebben, dat voor hun ouders het betalen van een schoolfactuur of een sportfactuur een zware klap is.
We hebben hier net een hele bloemlezing gehad van hoe fantastisch de regering bezig is, hoe geweldig de ministers zijn, historisch. We krijgen hier te horen dat het allemaal goed komt en dat we vooral de cijfers van Kind en Gezin niet mogen gebruiken om het beleid op te evalueren. Dan vraag ik mij af: waarop wel? Want alle indicatoren die we de afgelopen jaren hebben gehad, of ze nu van de Decenniumdoelen komen, van uw eigen administratie of van de armoederapporten, zeggen hetzelfde: de armoede neemt toe. De kinderarmoede neemt toe. Er is een probleem. En als we dat niet mogen gebruiken om uw beleid op te evalueren, wat dan nog wel?
Minister, er is veel gebeurd deze legislatuur. De kinderopvang werd duurder gemaakt. De energiefactuur werd duurder gemaakt. De 1 euromaaltijden doen niet wat ze moeten doen. De schoolfactuur werd duurder gemaakt. Er is veel gebeurd deze legislatuur, maar niet allemaal ten goede, niet allemaal in het voordeel van de kinderarmoede.
U kunt daar iets aan doen. Collega’s, kinderarmoede is geen natuurwet. Het is niet gemakkelijk om kinderarmoede aan te pakken, maar het kan. We kunnen dat keren. U hebt nog een jaar te gaan. U zou dat jaar kunnen gebruiken om nieuwe, extra maatregelen op poten te zetten, om ervoor te zorgen dat die maximumschoolfactuur opnieuw betaalbaar wordt, om de tarieven voor de kinderopvang opnieuw omlaag te brengen, om de kinderopvang nog socialer te maken. Wat er nu gebeurt, heeft namelijk veel te weinig invloed op de kinderarmoede.
U kunt ervoor zorgen dat die energiefactuur omlaag gaat. U kunt ervoor zorgen dat er werk is voor iedereen, ook voor mensen met een migratieachtergrond. Dat zijn allemaal maatregelen die u kunt nemen. U kunt de huurpremie, waarop mensen momenteel vier jaar moeten wachten, onmiddellijk toekennen. Nu zegt u tegen mensen: ja, u hebt recht op een huurpremie, maar we laten u eerst vier jaar wachten voor u die krijgt. We laten u vier jaar in armoede zitten en daarna kunt u aan de slag. Dat valt onder uw bevoegdheid als minister van Wonen. Dat zijn allemaal zaken die het komende jaar mogelijk zijn en die ook nodig zijn.
Minister, u hebt herhaaldelijk gezegd dat we uw persbericht moeten lezen zoals het hoort en dat we daar niets uit mogen halen dat we er niet uit mogen halen. Wel, ik wil dat doen. Ik heb het hier bij me. Ik citeer de eerste zin: “Minister Homans ziet in de toename van het aantal vluchtelingen een van de oorzaken van de stijging van de kansarmoede-index.” Drie kwart van het persbericht gaat daarover. Er staat welgeteld één zin in over de economische crisis en over de arbeidsparticipatie van vrouwen. U stuurt zelf een persbericht de wereld in dat hoofdzakelijk handelt over de link met vluchtelingen. U legt daarbij de link met Kind en Gezin. Kind en Gezin ontkent dat vandaag echter formeel. Kind en Gezin zegt dat er meer armoede is, ook bij vluchtelingen. Kind en Gezin zegt formeel dat de link tussen de stijging van de armoede en de vluchtelingencrisis niet af te leiden valt uit hun rapport.
Ik wil me excuseren bij de collega’s dat we dit debat toch weer moeten aangaan. Ik heb het daarnet al uitgelegd. Mevrouw Van den Brandt, u bent er opnieuw over begonnen. U hebt correct geciteerd uit mijn perscommunicatie, namelijk dat het “een van de oorzaken” is. Het handelt wel degelijk over meer dan alleen de vluchtelingen.
Gisterenmiddag rond 12 uur waren uw partij en andere partijen al zeer ijverig aan het communiceren over zeer onvolledige cijfers uit het rapport van Kind en Gezin. Ik heb echter het volledige rapport opgevraagd en gewacht om te communiceren tot ik dat had, rond 17 uur. Om 18.30 uur heb ik daarover gecommuniceerd. U hebt dat gezien.
Wat ik heel belangrijk vind, is de communicatie van Kind en Gezin van 2016. Ik heb hier een kopie van de persmededeling die u mag hebben. Collega De Bruyn heeft er al naar verwezen. Bij de cijfers en de data die Kind en Gezin gisteren ter beschikking stelde, was namelijk een heel belangrijke tabel niet bijgevoegd. In 2016 – jammer, collega’s, maar ik moet het nogmaals voorlezen – zegt Kind en Gezin heel duidelijk het volgende in hun perscommunicatie: “We zien tot slot ook het effect van ingeweken kinderen, geboren in de jaren 2014-2015, en we stellen vast dat vele moeders van deze kinderen afkomstig zijn uit landen in Azië, waaronder Syrië en Afghanistan. In die gezinnen ligt de kansarmoede veel hoger, wat ook logisch is wanneer het over vluchtelingen gaat.” Dat stond vorig jaar bij deze tabel, bij dezelfde groep.
Er staat dus niet dat de totale armoede …
Kind en Gezin legt in de communicatie van 2016 – in 2017 hebben ze het vooralsnog niet gedaan, maar ze hebben die tabellen ook pas vanmiddag vrijgegeven voor iedereen – wel degelijk de link met vluchtelingen. Mevrouw Van den Brandt, van twee dingen één. Als we zien dat het aandeel van kinderen in armoede uit Azië met 38 procent toeneemt, dan durven we dat toch te benoemen. Moeten we zeggen dat dat de oorzaak is van kinderarmoede? Neen, neen, neen. Dat heb ik ook helemaal niet gezegd. Als u en uw partij echter blijven weigeren om bepaalde zaken bij naam te noemen, dan raken we geen meter verder. We moeten onder andere die mensen, maar ook alle andere mensen, bijvoorbeeld attent maken op en bewust maken van de noodzaak van een opleiding, de noodzaak van eventueel een job te hebben, de noodzaak van het hebben van een inkomen uit arbeid.
En echt, het belangrijkste is – u staat daar een beetje te lachen – het aanleren van de taal en daar zetten we met deze regering volop op in, meer dan ooit, meer dan tevoren. (Applaus bij de N-VA)
Waar ik mij toe verplicht voel om op te blijven reageren, is op de manier waarop de communicatie en de rapporteringen van Kind en Gezin worden geframed om er een politieke kwestie van te maken. Ik vind dat niet correct. Ik ben bijzonder fier op een administratie als Kind en Gezin, dat zeg ik u in alle duidelijkheid. Wat Kind en Gezin doet, is al jarenlang een kinderarmoederisico berekenen aan de hand van een formule die al een hele tijd wordt gebruikt. Het is een deel van het verslag ‘Kind in Vlaanderen’ dat ieder jaar ongeveer eind juni wordt uitgebracht. Het wordt voorafgegaan door een aantal communicaties die Kind en Gezin in volle onafhankelijkheid doet over issues die in dat jaarverslag aan bod komen. Een van die issues is het geboortecijfer dat vorige week aan bod is gekomen. Een van de communicaties gaat ook over de kansarmoede-index. Dat is wat Kind en Gezin heeft gedaan.
Minister Homans heeft terecht en juist geciteerd uit de communicatie die Kind en Gezin vorig jaar naar aanleiding van de publicatie van het hele jaarverslag heeft gedaan en waarin ze ook een aantal dingen heeft verduidelijkt. Omdat ik begreep dat er heel wat rond te doen is, heb ik aan Kind en Gezin gevraagd om op de website te zetten wat men over twee weken in ‘Kind in Vlaanderen’ zal zeggen, over de cijfers die nu ook zijn gepubliceerd en die in het verslag, net zoals vorig jaar, een stuk context krijgen. Dat is wat er gebeurt. In alle eerlijkheid vind ik het niet zo aangenaam dat het feit dat Kind en Gezin er transparant over wil zijn en communiceert, wordt gebruikt om er een soort debat met de politieke overheid van te maken. Dat heeft Kind en Gezin helemaal niet willen doen.
Ik vind de suggestie van de heer Van Malderen de enige juiste suggestie. Laat Kind en Gezin en de wetenschappers die bij Kind en Gezin die cijfers assembleren en aggregeren, toelichting komen geven over wat men in de cijfers kan lezen en niet kan lezen. Dat is de beste manier om met die cijfers aan de slag te gaan. (Applaus bij de meerderheid)
Collega's, als uit cijfers blijkt dat er meer vluchtelingen zijn – wat een feit is, want er is een oorlog in Syrië geweest en dat heeft een impact omdat we een deel van de vluchtelingen hier hebben – en als blijkt dat er in die groep armoede is, dan is dat een realiteit, maar dan staat er nog niet – en dat is belangrijk – dat het wegens die asielcrisis is dat de totale armoedecijfers stijgen. (Opmerkingen)
Blijkbaar is het vervelend als ik dat zeg.
Ik wil Kind en Gezin niet misbruiken. Ik stel alleen vast dat ze in hun eigen communicatie zeggen dat uit het rapport dat vandaag is verschenen en waarop de minister om 9 uur heeft gereageerd – en ze heeft gewacht op dat rapport om te kunnen reageren en om te citeren uit een oud rapport – men niet kan afleiden dat die link er is. En toch stuurde de minister een persbericht waarin het bijna voor 90 procent over de vluchtelingen gaat. Het was geen detail in haar persbericht, het was de insteek van het persbericht, het was de titel van het persbericht. En er staat in ‘een van de oorzaken’, ja, maar ik mis eigenlijk wel de analyse waarin al die andere oorzaken ten gronde aan bod komen.
Collega's, dan nog, zelfs al zou het de asielcrisis zijn, is die minister dan verantwoordelijk? Dat is de vraag. Wie is er vandaag verantwoordelijk voor armoede in Vlaanderen? Kunnen we daarvoor naar de minister van Armoedebestrijding kijken? Ik kijk voor drie zaken naar u, minister. Ten eerste, u bent minister bevoegd voor de armoedebestrijding. U ging de armoede halveren. Dat is niet gelukt. Dat stuk van uw beleid en van uw ministerschap is niet gelukt. Ten tweede, u wijst erop dat de armoede – en dat klopt – bij niet-Belgen, en dat is iets anders dan vluchtelingen, hoger is. Dat is waar. Maar wie is er minister van Integratie? Welke partij is er trouwens al tien jaar bevoegd voor de integratie? Als het dus niet goed gaat met die groep, dan mag u ook daarvoor in eigen boezem kijken, want u bent minister van Integratie.
Minister, wat betreft het derde punt, de vluchtelingen, waar driekwart van uw persbericht over gaat ofschoon het geen directe oorzaak is, is mijn vraag ook weer: wie is coördinerend minister voor de opvang van vluchtelingen? Ook dat bent u. Ik kijk dus naar u, wanneer er zulke cijfers zijn, omdat u de persoon bent die het anders moet doen en omdat u de persoon bent die met de veelheid aan bevoegdheden die u hebt, die armoede effectief moet doen dalen. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt heeft het bij het rechte eind als ze zegt dat er geen correlatie is tussen de instroom van vluchtelingen en de stijging van armoede. Dat is een compleet foute framing. U noemt dat een van de oorzaken. Maar de voorzitter van het OCMW van Antwerpen, de grootste stad van Vlaanderen, had het alleen maar over de vluchtelingen. Als die schandalige communicatie de wereld wordt ingestuurd, moet u die als minister corrigeren, als we dit debat dan toch op een intellectueel eerlijke en serene manier willen voeren.
Het punt dat ik nu wil maken, gaat over wat u daarnet zei, namelijk dat er veel armoede is bij niet-Belgen en bij personen met een migratie-achtergrond. Dat klopt. Al van bij het begin van deze legislatuur hamer ik daarop, zeker in de commissie Werk. Ik hoor het hier graag zeggen, dat werk een motor is voor emancipatie en een mogelijkheid biedt om uit de armoede te stappen. Deze regering beweert vandaag genoeg te doen, maar als ik naar de cijfers kijk, bijvoorbeeld van de werkzaamheidsgraad van personen die van buiten de EU komen, dan zie ik dat die gedaald is! Hetzelfde geldt voor de opleiding. Minister Crevits stipte het terecht aan, want het is zeer belangrijk. Hoe is het gesteld met de participatie van anderstalige werkzoekenden met een migratieachtergrond in die opleiding? Amper 18 procent, terwijl de helft van hen kortgeschoold is en geen diploma secundair onderwijs heeft. Sinds 2013 is die participatie met 16 procent gedaald!
Kom ons dan niet vertellen dat men genoeg doet. In plaats van telkens te proberen aan te tonen dat er eigenlijk geen inspanningen meer nodig zijn, wil ik erop aandringen om eindelijk op dat vlak een tandje bij te steken. Beweren dat men genoeg doet, is niet respectvol voor al die mensen die vandaag worstelen met die armoede.
Ik herhaal, zoals ik aan het begin van dit debat heb gezegd, dat Kind en Gezin geen uitspraken doet over de status van gezinnen. Dat klopt. Maar als we naar de cijfers kijken, stellen we helaas vast dat de stijging van kinderen die in armoede geboren worden, wat betreft de origine van de moeder, niet in alle clusters gelijkmatig gestegen zijn. Voor de cluster België daalt het cijfer ten opzichte van vorig jaar. Voor de cluster Europese Unie stijgt het, maar niet significant. Enkel voor de cluster Azië, Noord-Amerika en andere landen stijgt het met 0,9 procent. Nu kunt u nog blijven denken dat het om Amerikanen of Canadezen gaat, maar dat begrijp ik eigenlijk niet. Is het zo moeilijk om toe te geven dat landen als Afghanistan, Irak en Syrië, die in die cluster vallen, zoals letterlijk wordt gezegd in het rapport van vorig jaar, wellicht ook dezelfde groep vormen waarvan we nu onvermijdelijk het effect nog twee jaar meenemen? Dat is de meetwijze en minister Vandeurzen heeft er daarnet ook op gewezen.
Ik begrijp niet waarom u zo angstvallig wilt ontkennen dat er een verband is tussen die twee elementen. Ik probeer het te begrijpen, en dan moet ik terugkomen op wat u daarnet hebt gezegd. U denkt dat het voor ons significant is omdat we een beleid zouden voeren dat de ene welgevallig is en de andere niet. Dat is de enige verklaring die ik kan vinden voor uw hardnekkigheid om daar op deze manier mee te blijven omgaan. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Kherbache, ik denk dat niemand van de parlementsleden noch van de regering heeft gezegd dat er geen inspanningen meer nodig zijn. Dat heeft niemand hier gezegd. Tenzij ik het niet heb gehoord.
Mevrouw Van den Brandt, u hebt mij al de coördinerende minister van de vluchtelingen genoemd, maar dat ben ik niet, dat is de minister-president.
Opvang van de vluchtelingen.
U hebt mij ook minister van migratie genoemd, dus ik neem het u niet kwalijk. Als we het hebben over integratie en inburgering, dan is het budget van 2010 tot 2017 gestegen van 52,2 miljoen euro naar 78,2 miljoen euro. Kom hier alsjeblieft niet zeggen dat deze regering niet extra inzet, zowel qua intensief bezig zijn met die mensen als budgettair. Kom dat hier alsjeblieft niet zeggen.
U zegt – u geeft dat toe, wat goed is, het staat ook zwart op wit in het rapport – dat 65,1 procent van de kindjes met een risico op armoede, wordt geboren in het gezin waar de moeder niet van Belgische of autochtone origine is. Dat is heel belangrijk. U kunt natuurlijk zeggen: u moet inzetten op integratie en op inburgering. Daar hebt u gelijk in. Dat doen wij ook. Maar niet al die mensen zijn natuurlijk ook verplicht om een inburgeringstraject te volgen omdat ze hier geboren en getogen zijn.
We moeten ook durven zeggen waar het eigenlijk om gaat: inzetten op taal, maar ook absoluut inzetten op het spreken van Nederlands thuis. Absoluut. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Kherbache, ik ben in feite een beetje ontgoocheld. Als mensen vandaag naar dit debat kijken, dan zullen ze hebben gezien dat u zeer kort door de bocht gaat. We kunnen van mening verschillen, maar wat u daarnet komt te vertellen, is net het omgekeerde van wat ikzelf en mijn collega's naast en achter mij hier hebben gezegd, dat we inspanningen willen leveren, dat er nog inspanningen zullen moeten worden geleverd, dat het werk zeker nog niet klaar is en dat het voor ons een prioriteit is. U maakt er dan doodleuk en op een manier die me echt niet aanstaat, van dat deze regering zegt dat ze meer dan voldoende doet. Het is een manier waar u niemand, ook niet de mensen in armoede, mee helpt.
Ik heb de cijfers bekeken. U wilt altijd maar correlaties leggen, iedereen wil hier maar correlaties leggen. Het is de schuld van iemand of het is de schuld van de regering. Ik heb gezien dat de hoogste armoede-index voor kinderen is gestegen in de periode 2010-2011. Wil ik daarmee zeggen dat er nu niets gebeurt? Neen, we moeten effectief alle hens aan dek roepen om die kinderarmoede tegen te gaan. Maar u moet stoppen met dat belerend vingertje, met te zeggen dat het deze regering en deze minister of andere ministers zijn. Mevrouw Kherbache, in uw tijd is de armoede het meest gestegen en is de index heel duidelijk. (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil daarmee niet zeggen dat ik zulke debatten wil voeren. Ik wil wel aantonen voor de luisteraars en de kijkers die dit debat aan het volgen zijn, dat u er zelf mee lacht en u er zelf op een totaal onverantwoordelijke manier mee omgaat. Deze regering doet wat ze moet doen en zal nog veel meer doen. Dit ook ter attentie van de heer Van Malderen. (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil de sterke tussenkomst van mijn lieve collega naast mij, minister Tommelein, met een voorbeeld staven, mevrouw Kherbache. U had het daarnet over 18 procent. Elke jongere die aankomt in Vlaanderen, heeft recht op onderwijs. Elke jongere die aankomt in Vlaanderen, krijgt ook effectief onderwijs. Het is deze regering die de vervolgbegeleiding totaal heeft hervormd omdat die niet goed was, en die ervoor zorgt dat na een jaar onthaalonderwijs jongeren verder persoonlijk worden begeleid. Ik weet dus niet waar u het cijfer vandaan haalt dat maar 18 procent van de jongeren onderwijs zou krijgen. Dat is manifest onjuist, zelfs gelogen. (Applaus bij de meerderheid)
Ik ben totaal niet onder de indruk van de tussenkomst van minister Tommelein omdat hij dat aangrijpt om heel wat verontwaardiging te etaleren over zijn eigen inspanningen die ik zogezegd zou beoordelen.
Waar het om gaat, de cijfers waar ik naar verwijs… Minister Crevits, ik heb heel duidelijk verwezen naar uw tussenkomst over volwassenenonderwijs. Als ik het heb over amper 18 procent van de anderstalige werkzoekenden die in opleiding zijn – dat is uitdrukkelijk zo gezegd – dan is dat schandalig laag, wetende dat van die nieuwkomers de helft kortgeschoold is. Dus is de vraag of we dan niet voluit moeten inzetten op een opleidingspact met een 100 procentgarantie, zoals we een jeugdgarantie hebben. Dat is wat wij altijd bepleiten voor die groep, namelijk 100 procent opleidingsgarantie zodat we die herscholing en heroriëntering kunnen doen.
Als ik het heb over de participatie van vrouwen met een migratie-achtergrond: we hebben het debat gehad in de commissie. De conclusie was dat we voldoende doen. Dat is het punt dat ik hier vandaag wil maken. Keer op keer, al jaren aan een stuk, kloppen we op die nagel. Er worden geen extra inspanningen gevraagd. Ik vind de verontwaardiging van minister Tommelein echt misplaatst. Ik verwijs hem naar de antwoorden van minister Muyters, dan zal hij misschien anders reageren. (Applaus bij sp.a)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Tommelein, dank u wel voor de duidelijkheid. U had het over 2010. Dan is er inderdaad een opvallende stijging. Ik heb in het rapport gelezen dat dat te maken heeft met de wijzigingen in de registratiewijze. Dat staat er letterlijk in. Wat dat betreft, is uw steek onder water een beetje verkeerd. U moet het rapport misschien even lezen.
Al een aantal jaren neemt armoede in Vlaanderen toe. Dat blijkt uit die index. Ik heb de minister daarnet grondig beluisterd over de verschillende beleidsplannen en maatregelen die genomen zijn. Het viel me op dat daarbij gezegd werd dat Kind en Gezin zegt dat je deze cijfers niet mag gebruiken om er het kortetermijneffect van beleidsmaatregelen uit af te leiden. Langs de andere kant hoor ik u constant zeggen dat uw talrijke maatregelen die u genomen hebt, geen effect zullen hebben vanaf dag 1. Maar we zitten wel bijna in jaar 5 van deze legislatuur. Ik had graag eens vernomen welke indicator inzake armoede er tijdens deze legislatuur duidelijk in positieve zin is geëvolueerd en waarbij er dan een link kan worden gelegd met dat beleid. Ik wil u graag vrijpleiten, natuurlijk, maar we zitten wel bijna op het einde van de legislatuur en alle lichten staan op rood wat dat betreft, allemaal. Collega Van Malderen heeft een aantal voorstellen ingediend. Er is op gereageerd. Hij heeft gevraagd wat uw plannen zijn. Het enige wat u zegt is: ‘Heb nog een beetje geduld.’
Voor de mensen in armoede is elke dag een moeilijke dag. U hebt met deze regering nog goed een jaar te gaan. Dus vragen wij u om alstublieft te kijken welke bijkomende maatregelen u kunt nemen, want tot op vandaag is geen enkel cijfer citeerbaar waaruit blijkt dat er een positief effect is van de maatregelen van deze Vlaamse Regering op de evolutie van de armoede in Vlaanderen. (Applaus bij sp.a)
Het is nu duidelijk van waar uw 18 procent komt, collega Kherbache. Ik had u duidelijk verkeerd begrepen. Maar als u het daarover hebt: ik heb in mijn voorbeeld daarnet gezegd dat onze regering het volwassenenonderwijs grondig hervormd heeft met de focus op de meest kwetsbaren. De doelgroep waarnaar u verwijst, maakt daar deel van uit. Centra zullen extra gefinancierd worden. Er komt een bonus als je een diploma haalt. Net om die redenen hebben we het hele volwassenenonderwijs hervormd. Die hervorming gaat inderdaad volgend jaar van start. Het had sneller gekund, maar we moeten onze weg daarin volgen. Het had misschien ook al in de vorige legislatuur hervormd kunnen zijn. Maar we leggen nu de focus waar hij moet liggen.
Vooraleer u nog stigmatiseert: we doen het allemaal niet zo goed als het gaat over levenslang leren. Als we naar de toekomst kijken en naar de uitdagingen die er zullen zijn, zullen we met zijn allen ons hele leven moeten blijven leren. Ook op dat vlak proberen we voldoende kansen te scheppen. Maar nu hier komen zeggen dat alles wat we doen, slecht is, en dat we eens naar de cijfers moeten kijken... Ik heb u duidelijk gemaakt dat we die hervorming net in de steigers hebben gezet om het beter te maken.
Ik kan daar perfect op aansluiten. Dat is ook wat ik elke week probeer te zeggen aan mevrouw Kherbache: de hervormingen zijn genomen. We doen niet voldoende? Ja, we hebben de maatregelen genomen, maar ze moeten nog van kracht worden of ze zijn net van kracht geworden. Als we kijken naar wijk-werken, dat is gestart in januari, als we kijken naar werkervaring, daar zijn we nu mee bezig, als we kijken naar de screening van langdurig werklozen, daar zijn we mee gestart en de extra versnelling gebeurt in september. Ik zeg u: wij werken hier heel hard aan al die maatregelen, maar u verwacht elke week bijkomende maatregelen en dat zou pas slecht beleid zijn.
Waarom vind ik die cijfers van Kind en gezin ongelooflijk belangrijk? Omdat het gaat over kinderen van 0 tot 3 jaar, bij de start van het leven. Het gaat over kinderen die van bij de start de kansen niet krijgen, van bij de start in de armoede zitten. Als we ergens een doelgroep kansen moeten geven, is het die doelgroep. Daarom vind ik dit een ongelooflijk belangrijk rapport. Dan had ik gehoopt, dan had ik verwacht dat de Vlaamse Regering, de volgende reflex had: ‘Neen, wat we doen is niet voldoende. We moeten het over een andere boeg gooien. We moeten meer gaan doen. We moeten harder aan de slag.’ Maar ik stel vast dat de reactie is: ‘We hebben heel veel goede dingen op touw gezet. Wacht nog even en dan zult u zien dat het goed komt.’
Dan wordt hier het verwijt gelanceerd dat de sp.a tijdens de vorige legislatuur niet gedaan heeft wat ze moest. Het is weer de schuld van de sossen, het is misschien ook de schuld van de Brusselaars en de Walen. Maar, collega’s, CD&V en N-VA zitten al vijftien jaar in deze regering samen. Dus zeggen dat het morgen wel goedkomt, zeggen dat het later wel in orde komt, dat geduld heb ik niet meer: ik wil resultaten zien. Het enige resultaat dat ik zie, met deze indicator, maar ook met alle andere indicatoren, is dat ze in het rood zijn, dat de armoede toeneemt.
Collega’s, vandaag kan ik alleen maar concluderen dat het armoedebeleid mislukt is, want de armoede neemt toe. Dan kunnen we nog een aantal maatregelen nemen. Ik heb er van de heer Van Malderen gehoord, ik heb er zelf ook een hele reeks opgesomd. We kunnen daar nog verandering in brengen, tijdens deze legislatuur nog. Maar eerlijk gezegd, minister, hebben wij niet het geloof dat het van u zal komen, omdat u het net zo relativeert, omdat u net zegt dat het allemaal zo geweldig goed gaat en het allemaal wel goed zal komen. Minister, daarom dienen wij een motie van wantrouwen tegen u in, omdat we niet denken dat bij u die armoede een kentering zal hebben.
We dienen die motie van wantrouwen ook in – ik kom erop terug – omdat u het debat vervuilt. U stuurt een persbericht uit dat in 90 procent van de gevallen over vluchtelingen gaat en waarbij u zegt: het is de schuld van de vluchtelingen. U kunt nu wel zeggen dat het niet zo bedoeld is, dat we het fout gelezen hebben, enzovoort, maar het is heel duidelijk waar de intentie lag. Het is een vervuild debat.
Dit is trouwens niet de eerste keer, minister. We hebben u op het moment dat u heel triomfantelijk zei dat dankzij u het armoedebeleid een kentering kende, moeten betrappen op een leugen, want het klopte niet. De cijfers zeiden iets anders. We hebben u op het moment dat u zei dat 47 procent van de asielzoekers analfabeten waren, moeten corrigeren, want dat was een leugen. Dat klopte niet. Het is de derde keer op rij, minister, dat u dit doet en wij vertrouwen u niet meer. Daarom dienen wij een motie van wantrouwen in.
Mijn slotzin is aan de collega’s: u bent mee verantwoordelijk. U bepaalt of deze minister voortgaat en of dit beleid blijft, of het goed genoeg is. U mag het goed genoeg vinden, de cijfers zeggen iets anders. Ik reken erop dat u diep in uw hart kijkt en u zich afvraagt op welke manier u die 150.000 kinderen in armoede het beste helpt: door te doen alsof alles goed gaat of door verandering op poten te zetten. (Applaus bij Groen en bij sp.a)
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Bij elk debat over kinderarmoede herhalen we het: elk kind dat opgroeit in armoede is er een te veel. Die uitspraak verliest alweer aan betekenis. De uitblijvende resultaten maken haar soms sloganesk en hol. Ondanks de goede bedoelingen en de vele beleidsmaatregelen – en ik ben ook blij dat de regering en elke bevoegde minister, niet alleen de coördinerende minister, zijn beleid nog eens in de verf heeft gezet, want doen alsof er niets gebeurt, is de waarheid onrecht aandoen – boeken we geen vooruitgang. De algemene armoedecijfers blijven reeds meer dan tien jaar schommelen rond de 11, 12, 13 procent.
De kinderarmoedecijfers nemen toe. Dat moet ons allemaal tot nadenken stemmen. Dat legt een ernstige hypotheek op de samenhang van onze samenleving in de nabije toekomst. Wie niet inzet op zijn kinderen, verliest een hele generatie. Over de interpretatie van de cijfers heeft minister Vandeurzen al de juiste toelichting en toedracht gegeven. De CD&V-fractie steunt het idee om deze cijfers in de commissie met de experten en met Kind & Gezin grondig onder de loep te nemen.
In de voorbije debatten over armoedebestrijding legde ik steeds – en er is al verwezen naar de 3 V's van het Vlaams regeerakkoord – systematisch de nadruk op de meest kwetsbare groepen. Ik noem het de 4 V's: de vervrouwelijking, de verjonging, de verstedelijking en de verkleuring. De verkleuring van armoede is een niet te miskennen feit, maar heeft een structureel karakter dat veel verder teruggaat dan de huidige humanitaire crisis.
Ja, er zullen lokaal ook wel wat lichtpuntjes zijn die zullen worden aangegrepen om aan te tonen dat de ene stad beter is dan de andere. Laten we ook daar duidelijk over zijn, de kansarmoede-index is geen instrument voor lokale beleidsevaluatie.
De index mag ook niet worden verward met de reële armoedecijfers van de Vlaamse Armoedemonitor. De index schat het kansarmoederisico in op basis van zes indicatoren. Kinderen die scoren op minstens drie van die indicatoren wordt een verhoogde kans op armoede toegeschreven zonder met zekerheid te beweren dat ze ook daadwerkelijk in die armoede zullen terechtkomen. Of ze effectief in de armoede terechtkomen, is ons aller verantwoordelijkheid. Deze vaststellingen aangrijpen om de situatie te relativeren is gelijk aan schuldig verzuim.
De conclusie is simpel: we kunnen beter en we moeten beter. Het is geen schande als leidinggevende persoon om toe te geven dat we er niet in slagen om die armoede terug te dringen, ondanks goede beleidsmaatregelen, niet in deze legislatuur en ook niet in de vorige. Elk beleidsniveau is mee verantwoordelijk om de armoede aan te pakken.
Wat de kansarmoede-index wel doet, is vergelijkbaar met de kanarievogel in de koolmijnen. Hij wijst op gevaar, en geeft aan dat er elk jaar meer kinderen worden geboren in gezinnen met een verhoogde kwetsbaarheid en minder kansen. Ruim 80 procent van de kinderen in een precaire opvoedingssituatie scoren op dezelfde drie van de zes kansarmoede-indicatoren slecht.
Een laag gezinsinkomen is een indicator, en we weten uiteraard dat dat ook een federale bevoegdheid is. Laat ons daar verder werk van maken en die laagste uitkeringen optrekken naar de Europese armoederisicodrempel. Laat ons de schuldindustrie verder aanpakken en aan banden leggen.
Een precaire arbeidssituatie is een indicator, ondanks de sterke jobcreatie en de dalende werkloosheid. Als we dat niet gebruiken als hefboom, wat dan wel? De hoogconjunctuur biedt kansen om specifiek in te zetten op doelgroepen voor wie de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is.
Minister Muyters, u weet dat ik nogal een believer was van het WAW-traject (Werk, Armoede en Welzijn) van de vorige legislatuur dat zowel inzette op werk als op armoede, de binnenkant van armoede, als op welzijn. Het was de meest duurzame oplossing.
De armoedecijfers geven niet alles weer. De goede maatregelen vinden we niet altijd in de armoedecijfers weer of moeten nog een verdere uitrol krijgen. Armoede is ook vaak, zeker als het over hardnekkige langdurige generatiearmoede gaat, een Sisyphusopdracht. Als we die opdracht niet meer als onze verantwoordelijkheid opnemen, laten we hele generaties los.
Een laag opleidingsniveau is een indicator. Minister Crevits heeft er al naar verwezen. Met de hervorming van het volwassenenonderwijs en met de maximale focus op basiseducatie NT2 trekken we volop de kaart van de meest kwetsbaren. Daarnaast is een ruim inburgeringsaanbod nodig, meer opleidingen op de werkvloer, individuele begeleidingstrajecten, impulsen ten aanzien van de werkgevers om hen tot aanwerving van die mensen aan te zetten, niet voor hun economisch surplus maar voor hun eigenwaarde, voor die binnenkant, voor het zelfrespect, om opnieuw deel te hebben aan de samenleving.
De penibele huisvestingssituatie is een indicator. Minister Homans, u hebt er zelf naar verwezen. Ondanks de historische investeringen kan het daar ook beter. U zegt het zelf ook.
De armoederisicocijfers nemen algemeen toe, maar opvallend bovendien is de kloof tussen mensen van Belgische en mensen van niet-Belgische origine. We scoren slecht voor mensen met een migratieachtergrond die hier al langer zijn. De Europese Commissie heeft er ons recent opnieuw op gewezen dat we slechter scoren dan de buurlanden. Ook daarom moeten we het beter doen. Goed is in dezen niet goed genoeg.
We moeten meer kansen creëren. Taal is inderdaad belangrijk, maar we moeten kansen creëren inzake alle sociale grondrechten, en deze mensen stimuleren om die kansen te grijpen, willen we vermijden dat armoede simpelweg over generaties wordt gedragen, dat talent blijvend verloren gaat en de kloof op basis van afkomst steeds verder wordt uitgediept. Geen enkel kind verdient zo’n toekomst.
Kind en Gezin schuift een aantal inspirerende praktijkvoorbeelden naar voren waarmee we het verschil kunnen maken. Er is het belang van brede intersectorale samenwerking, ook op lokaal niveau. Er zijn de Huizen van het Kind. Er is het vernieuwend aanbod van basisvoorzieningen voor kwetsbare gezinnen, onder de naam KOALA. Er zijn de proeftuinen inburgering op maat voor laaggeletterde vrouwen met kinderen. Laten we die maximaal faciliteren.
Nogmaals, collega’s, het is geen teken van zwakte om tekortkomingen in een beleid toe te geven. Er wordt heel veel gedaan, laten we daar duidelijk over zijn, maar noch deze noch de vorige legislatuur hebben we kunnen aangrijpen om het tij te keren. Dat bewijst de hardnekkigheid van die generatiearmoede.
Ik vind het daarom bijzonder spijtig dat in deze legislatuur de interministeriële conferentie Maatschappelijke Integratie nog altijd niet is samengekomen. Ik richt me nu tot de coördinerend minister. Minister, u kent mijn visie daarover. U zult zeggen dat dat niet uw verantwoordelijkheid is, dat die bij de andere coördinerende ministers ligt. Dat klopt misschien wel, maar mocht ik coördinerend minister voor de armoedebestrijding zijn, dan zou, ook al ligt dit niet binnen mijn bevoegdheid, ik hen informeel samenroepen. Dan zullen ze wel meemarcheren. Laat Vlaanderen daar dan het voortouw in nemen. Laat u daar niet in kennen.
Collega’s, als het ons menens is met het uit de wereld helpen van kinderarmoede, dan moet iedereen zijn verantwoordelijkheid nemen. Alle niveaus, Vlaams, federaal en lokaal, moeten op volle kracht vooruit. De weg vooruit ligt in een beleid dat iedereen in onze samenleving kansen biedt op meer levenskwaliteit voor zichzelf en zijn kinderen. Het is onze verantwoordelijkheid om de rauwe noodkreet van de innerlijke kwetsbaarheid van de mensen, of ze nu arm, ziek, werkloos of vluchteling zijn, te beantwoorden.
Voorzitter, Lieven De Pril van Welzijnsschakels heeft een boek geschreven, getiteld ‘Brood én rozen voor iedereen’, dat zo perfect die innerlijke kant van armoede omschrijft. Phara de Aguirre, die inderdaad de interviews heeft afgenomen, schrijft in haar voorwoord dat wij allemaal een ‘vaasmoment’ nodig hebben om te worden geraakt, om achter de cijfers ook de mensen te zien. Ze verwees daarmee naar de vrouw die ze had geïnterviewd. Toen ze op het einde van de interviews haar ging bedanken met een ruiker bloemen, stak die vrouw in armoede, in een kwetsbare situatie die bloemen niet in een vaas. Phara vroeg hoe dat kwam. Ze antwoordde dat ze niet zo’n grote vaas had en nooit bloemen kreeg. Dat is die binnenkant van armoede. Dat is die kwetsbaarheid.
Minister, we stellen verder ons vertrouwen in deze Vlaamse Regering en in u, maar rol dit Vlaams actieplan uit, roep uw collega’s, de coördinerend ministers samen. Desnoods moet er maar een nieuw Algemeen Verslag over de Armoede (AVA) komen, zoals in 1994, waar alle stakeholders, de sociale partners, iedereen bij wordt betrokken om daar samen verder werk van te maken, inderdaad ook samen met de oppositie. Laat die kansarmoede-index een laatste wake-upcall zijn. Lees allemaal dat boek ‘Brood én rozen voor iedereen’, samen met die Vlaamse Regering. Maak er desnoods een boekbespreking van op een van jullie vrijdagen, maar neem bij hoogdringendheid het initiatief om samen met de collega’s van zowel de Vlaamse als de Federale Regering extra in te zetten op de meest kwetsbaren, op de mensen die het het minst breed hebben, die het het moeilijkst hebben, want daar schieten we tekort. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, Vlaanderen mag dan wel de naam hebben een welvarende regio te zijn, maar dat betekent niet dat armoede hier niet bestaat. Integendeel, een op zeven kinderen leeft vandaag in armoede. Minister, de cijfers van de kansarmoede-index voor 2017 leren ons dat u alvast het tij nog niet hebt kunnen doen keren.
Het is zorgwekkend en het moet een blijvende bekommernis zijn tijdens uw laatste jaar als minister bevoegd voor de armoedebestrijding.
Wat geen enkel kind in armoede echter vooruithelpt, is een polariserend debat. Externe factoren zullen bovendien altijd een rol spelen. De economische crisis was ons bekend in 2014 bij de opmaak van de beleidsbrief, en de vluchtelingencrisis was ons bekend in 2016 toen u, minister, de ambitie uitsprak om de kinderarmoede te halveren. Bij de bijstelling van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding waren deze externe factoren ook al bekend en verklaarde u stellig dat de bijsturing voldoende was.
Wanneer we in het Vlaams Parlement spreken over kansarmoede, dan moeten we ons toch vooral laten leiden door bescheidenheid. Wanneer ons de vraag wordt gesteld of we genoeg doen, dan moeten we daar nederig op antwoorden. We doen niet genoeg. We moeten nog meer doen.
De vraag is wat we moeten doen. Hoe gaan we dit oplossen? Er bestaat geen ‘silver bullet’, geen wondermiddel als het ware, dat armoede uit onze samenleving haalt. We weten dat allemaal. Zowat alle partijen hier aanwezig hebben regeringsverantwoordelijkheid gedragen. Laten we eerlijk zijn, we zijn er tot nu toe nog niet of toch onvoldoende in geslaagd om armoede wezenlijk terug te dringen. Wil dit zeggen dat we gewoon de schouders moeten ophalen bij het lezen van de laatste cijfers? Absoluut niet. We hebben immers de morele plicht om ons op alle mogelijke manieren in te zetten om de strijd tegen armoede in de diepte te voeren. Er is dus geen plaats voor onverschilligheid.
Het fundament van kansarmoede wordt gelegd in de wieg. Daarom is de stijging van de kansarmoede-index een belangrijk signaal. Kinderarmoede leidt tot kansenongelijkheid vanaf de start. Daarom is er een beleid nodig dat alle ouders en kinderen uit het kansarm isolement haalt en hen laat participeren aan sociale netwerken en activiteiten in de eigen omgeving.
Daarom pleitten liberalen altijd voor een sterk onderwijs van kleins af aan. Iedereen moet zijn of haar leven kunnen uitbouwen op basis van zijn of haar talenten en capaciteiten. De overheid zet daarom in op instrumenten die deze kansen waarborgen. Via de nieuwe kinderbijslag nemen we straks alvast een eerste stap door extra ondersteuning te bieden aan gezinnen met lage inkomens. Plus, we moedigen participatie aan kinderopvang en kleuteronderwijs aan. Wie zijn kinderen naar de eerste en tweede kleuterklas stuurt, krijgt een extra premie.
We moeten nog meer inzetten op een aanklampend beleid. Dit kan een lokaal niveau rechtstreeks doen via een OCMW, maar ook het Vlaamse Gewest kan hierin een voortrekkersrol spelen. Ik ben ervan overtuigd dat er heel wat op het terrein goed gebeurt. De vraag is of de diensten ook goed samenwerken. Net als in het Vlaams Parlement heeft elk beleidsdomein zijn bevoegdheid. Zoals mevrouw Franssen al zei, is het zeer belangrijk om alle ministers samen te roepen en over de verschillende beleidsdomeinen heen samen te zitten en concreet te werken.
Onze ambitie moet zijn om te emanciperen. Het beleid moet een springplank zijn. Armoede structureel de wereld uit helpen staat of valt met armoede te voorkomen. Wat is het beste instrument om mensen structureel uit armoede te halen? Dat is werk. Alle verhalen ten spijt, blijkt nog altijd – dat zeg ik niet alleen maar ook het Planbureau – dat mensen die niet werken vier keer meer kans hebben om een armoederisico te lopen dan mensen die werken. We moeten dus blijven inzetten op arbeid. Als er in Vlaanderen vorig jaar 226.000 vacatures waren, dan zijn dat 226.000 kansen voor mensen om uit armoede te geraken. We moeten die kans grijpen.
We stellen vast dat er vandaag nog steeds een arbeidsparadox is. Langs de ene kant zijn er vacatures en langs de andere kant hebben we geen mensen om ze in te vullen. Ook daar is nog meer dialoog en een aanklampend beleid noodzakelijk. Dat is het werk dat de regering doet met VDAB en daar moeten we nog meer op inzetten, nog intenser.
Sommigen reageren vanuit hun conservatisme afwijzend op nieuwe manieren om mensen aan de slag te krijgen, maar een job is en blijft de beste garantie tegen armoede. Elke maatregel die ervoor zorgt dat er meer jobs zijn en dus meer kansen zijn voor mensen om uit de armoede te geraken, moeten we omarmen.
Minister, ik kom tot mijn laatste punt. We moeten ophouden met polariseren en in clichés te vervallen, want dat helpt echt niemand vooruit. We moeten met zijn allen manieren zoeken om elkaar beter te ondersteunen. Het Vlaamse Gewest moet dit doen met de federale overheid en met de steden en gemeenten. De steden en gemeenten moeten dit doen met hun maatschappelijke werkers. We moeten ophouden met polemieken te voeren en proberen, met u als voortrekker, een weg te zoeken om de armoede in Vlaanderen eindelijk naar beneden te krijgen. Om die dialoog te verbeteren, zult u in mijn fractie steeds een bondgenoot vinden. (Applaus bij Open Vld)
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, de nieuwe cijfers inzake kinderarmoede bewijzen opnieuw dat open grenzen en een open sociale zekerheid niet samengaan. De stijgende cijfers met betrekking tot kinderarmoede in Vlaanderen zijn in de eerste plaats een gevolg van de massa-immigratie. Van de kinderen die in kansarmoede opgroeien, heeft 65 procent niet de Belgische nationaliteit. De Federale Regering heeft de voorbije jaren massaal armoede geïmporteerd en heeft de sociale problemen doen toenemen.
In de eerste plaats zijn onze eigen mensen het slachtoffer van de import van allochtone armoede. Terwijl onze eigen mensen fiscaal nog steeds worden uitgeperst met een belastingdruk van maar liefst 53,7 procent voor een alleenstaande en 46,2 procent voor een gezin met twee kinderen, slaagt de regering er niet in de meest behoeftigen van ons eigen volk de sociale bescherming te bieden die ze verdienen.
Ik geef een eerste voorbeeld. Ik verwijs naar het verhaal van de heer Wouters uit Essen, dat pas enkele dagen geleden in de kranten is verschenen. De man lijdt aan een ongeneeslijke beenmergziekte en krijgt plots zijn peperdure medicijn niet meer terugbetaald. Dit duwt hem in de armoede en betekent zelfs zijn doodsvonnis. Ten einde raad stapt hij nu naar de rechtbank. Hij daagt de Federale Regering voor de rechter om het medicijn wel terugbetaald te krijgen. We kunnen alleen maar hopen dat hij deze rechtszaak wint. Terwijl een asielzoeker in dit land maandelijks tot 2255 euro kost en bijna de helft van de leeflonen naar mensen gaat die niet eens over onze nationaliteit beschikken, leiden de besparingen in de gezondheidszorg ertoe dat voor veel mensen noodzakelijke medicijnen niet meer worden terugbetaald. Hierdoor duwt de Federale Regering hen in de armoede.
Ik geef een tweede voorbeeld. De Vlaamse Regering bouwt aan een nooit gezien tempo sociale woningen, en toch blijven de wachtlijsten toenemen. Het Vlaams Belang is recent gecontacteerd door Cindy, een alleenstaande moeder met drie kinderen die wegens omstandigheden in financieel moeilijke papieren is beland en dringend nood heeft aan een sociale woning. De sociale huisvestingsmaatschappij heeft haar echter meegedeeld dat het in haar stad minstens tien en allicht vijftien jaar wachten is op een voldoende grote sociale woning. Dat is een schande. Ik zie in de cijfers dat bijna een op drie sociale woningen wordt toegewezen aan mensen die niet eens over onze nationaliteit beschikken.
Minister Homans, u hebt in de krant het volgende gesteld: “We doen met de Vlaamse regering heel wat inspanningen, maar die worden ingehaald door de maatschappelijke omstandigheden.” U hebt dan verwezen naar de hoge werkloosheidsgraad onder allochtone vrouwen en naar de vluchtelingencrisis.
Dat is een correcte analyse, minister Homans, maar het gaat dan toch maar om maatschappelijke omstandigheden die uw eigen regeringen mee hebben gecreëerd. Zij zijn gecreëerd door een Federale Regering die weigert de immigratiewetgeving aan te scherpen en die de grenzen wijd open houdt, door een Federale Regering die onaanvaardbare besparingen doorvoerde in de gezondheidszorg, door regeringen die het leven van de gemiddelde burger een pak duurder maakten, denk maar aan de fors gestegen energiefactuur.
Voor het Vlaams Belang heeft een regering in de eerste plaats de plicht te zorgen voor het welzijn van onze eigen bevolking. Voor mij is het onaanvaardbaar dat Vlaamse kinderen moeten opgroeien in armoede omdat deze regeringen OCMW willen blijven spelen voor heel de wereld. De linkse oppositie staat hier nu te roepen dat de nieuwe cijfers hallucinant zijn, maar hun kritiek klinkt heel hol. Want zij stellen de massa-immigratie niet in vraag, wel integendeel. Links maakt in mijn ogen geen deel uit van de oplossing, wel van het probleem. Want sociale zekerheid en open grenzen gaan niet samen. Een systeem van sociale bescherming waar jaarlijks vele tienduizenden nieuwkomers van kunnen genieten zonder ooit bijgedragen te hebben, is niet houdbaar. Iedereen van wie het gezond verstand niet is aangetast door het politiek correcte virus, begrijpt dat. Ofwel sluiten we de grenzen, ofwel zal ons sociaal systeem nog meer onder druk komen te staan.
De motie van wantrouwen geef ik vandaag symbolisch vanop deze plaats aan alle politieke partijen die de grenzen blijven openstellen en zo de armoede in stand houden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik was niet van plan om nog te reageren, ik doe dat meestal niet op een dergelijke tussenkomst, maar wat als deze fabeltjes wel waar zouden zijn? Mijnheer Depoortere, ik voel me aangesproken want u had het over Cindy. U moet stoppen met verschillende groepen die op de pechstrook van hun leven staan, tegen elkaar uit te spelen. Stop met mensen die ziek zijn uit te spelen tegen mensen die in precaire armoedesituaties leven. Ik vind dat echt niet kunnen. U verzuurt daarmee de samenleving. Ik vind het mijn plicht om daarop te reageren.
Wanneer het gaat over ziekte en over dure medicatie, dan heeft dat trouwens te maken met compleet andere economische wetmatigheden binnen de farmaceutische bedrijven dan het al dan niet opnemen van een leefloon. U zou moeten weten dat arm ziek maakt en ziek arm. Ik vind het beneden alle peil om groepen die in precaire situaties verkeren, op een dergelijke manier tegen elkaar uit te spelen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Franssen, gelukkig leven we in een democratie waar ik uiteraard niets moet. Ik heb een vrijheid van mening en een vrijheid van spreken en ik moet hier helemaal niet zwijgen. Ik zal het u nog eens proberen duidelijk te maken met een retorische vraag: hoeveel mensen uit het buitenland zullen we blijven importeren tot het draagvlak van onze samenleving is bereikt, tot onze sociale zekerheid inderdaad niet meer betaalbaar zal zijn? Dat is een vraag die men moet durven stellen. En in de plaats van weg te kijken en de kop in het zand te steken, zou u uw ogen moeten openen en zien wat er gaande is in onze samenleving, niet alleen in ons land maar in vele landen van deze Europese Unie.
Het verbaast me dat niemand van de regering nog het woord neemt omdat in het debat wel degelijk een aantal voorstellen – ik zou zelfs bijna durven zeggen: afspraken – zijn gemaakt die bij mijn weten noch gecontesteerd, noch beantwoord zijn.
Ik heb mevrouw Franssen in een geapprecieerde uiteenzetting een oproep horen doen om toe te geven dat het lopende beleid, vandaag, de vorige en deze legislatuur ontoereikend is. Dat is eigenlijk, met evenveel woorden, oproepen om bijkomende initiatieven te nemen. Er is de oproep geweest – ik heb hem voor mij liggen – om informeel een interministeriële conferentie samen te roepen. Ik heb een oproep gehoord aan minister Muyters om te versterken op werk, armoede en welzijn. Ik heb oproepen gehoord inzake huisvesting en een – heel geapprecieerde – oproep om in dialoog te gaan met stakeholders, om de oppositie te betrekken, wat eigenlijk ook in ons voorstel vervat was. Ik heb mevrouw Saeys horen zeggen: ‘De factoren waren bekend bij het regeerakkoord en zijn bevestigd bij de actualisering van het VAPA. We mogen niet onverschillig zijn.’ Eigenlijk betekent dat ook een ‘call to action’. Wij hebben zelf de oproep gedaan om een kader te creëren, om financiële middelen naar voren te schuiven en in dialoog te gaan met steden en gemeenten. Ook andere collega’s – ik ga mij hier niet uitputten door iedereen te citeren, hoe gewaardeerd ook – hebben voorstellen gedaan.
Maar zal de karavaan nu vandaag verder trekken of gaan we daarmee aan de slag? Ik had gehoopt dat er een consistent antwoord van de regering op een aantal van die voorstellen zou zijn gekomen. Quod non. Maar misschien, collega’s, kunnen we dat wel vinden in een motie tot besluit van dit debat.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Sp.a kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 16.55 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
– Groen kondigt aan een motie van wantrouwen te zullen indienen.
Mijnheer Rzoska, de motie van wantrouwen moet uiterlijk vrijdag 15 juni 2018 om 17 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover tijdens de volgende plenaire vergadering uitspreken.
Het debat is gesloten.