Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de opmaak van een plan om samen met de lokale besturen de achterstand inzake fietsinfrastructuur weg te werken
Verslag
De heer De Clerq heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, fietsen en fietsveiligheid staan hoog op de maatschappelijke agenda, en terecht. Deze week nog mochten we kennis nemen van een interessant werkstuk, ‘fiets-DNA 2018’ van het Fietsberaad, dat een aantal interessante elementen bevatte over fietsgebruik, fietsveiligheid enzovoort.
Ik geef een aantal cijfers. Minister, amper de helft van de Vlamingen vindt het fietsen in zijn eigen buurt veilig. Vier op de tien Vlamingen durft zijn kinderen niet met de fiets naar school te sturen. 70 procent van de Vlamingen wil betere fietsroutes in de woonkernen. Het zijn een aantal werk- en aandachtspunten. We kunnen er uiteraard ook een aantal goede zaken uit distilleren. Negen op de tien Vlamingen bijvoorbeeld heeft een fiets en gebruikt die ook wekelijks. Een aantal goede zaken die tonen dat Vlaanderen wel degelijk de fiets omarmt, maar ook een aantal werkpunten en aandachtspunten op basis van de cijfers die ik net heb gegeven.
Collega's, de afgelopen jaren is er sterk geïnvesteerd in de ruggengraat, ook via Vlaanderen, maar ook via de steden en de gemeenten. Het is vers van de pers dat u gisteren drie formidabele steden en gemeenten hebt uitgeroepen tot Fietsstad 2018: het onvolprezen Bonheiden, het schitterende Deinze en het formidabele Gent. Waarvoor dank, minister. Veel politieke actoren willen er sterk op inzetten, uzelf ook.
Minister, de vraag is hoe we een tandje bij kunnen steken en hoe we nog sterker kunnen evolueren. Mijn specifieke vraag is hoe u in samenwerking met steden en gemeenten het fietsen verder zult stimuleren en vooral de fietsveiligheid en de fietsinfrastructuur verder zult optimaliseren.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik denk dat ik het belang van de fiets niet meer moet duiden en benadrukken, vooral het belang van de fiets in de woon-werkverplaatsingen. We hebben het al een aantal keer besproken in de plenaire vergaderingen en in de commissie. Ik denk dat u overtuigd bent van het belang en wij als parlement zijn zeker ook overtuigd. Het feit dat u 100 miljoen euro vrijmaakt voor fietsinfrastructuur, is er ook een duidelijk bewijs van.
Zowel het Rekenhof als het Fietsberaad houdt een vinger aan de pols, wat goed is. Het Rekenhof heeft laatst nog gezegd dat aan een tempo van 75 kilometer fietspaden per jaar het ongeveer vijftig jaar zou duren vooraleer het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF) zal worden voltooid, wat toch wel een heel lange periode is. Ook het Fietsberaad maakt regelmatig een balans en evaluaties op. De collega heeft er al naar verwezen. Gisteren hebben ze het fiets-DNA voorgesteld. Ze hebben aan de Vlaming gevraagd wat die vindt van het fietsbeleid. Ik ga enkele conclusies meegeven. De Vlaming herontdekte de fiets, ook voor de dagelijkse verplaatsingen, wat wel goed is. Men is ook zeer tevreden over de fietssnelwegen, wat ook positief is. Wat opvallend is, is dat men de voordelen van de combinatie van het openbaar vervoer met de fiets onvoldoende kent. Men vraagt ook een betere bewaking van de fietsenstallingen. Ook 70 procent vindt dat de fietskwaliteit in de stadskernen en dorpskernen beter zou moeten en de fietsroutes door wijken veiliger kunnen worden gemaakt door minder doorgaand verkeer.
Het is duidelijk, minister, dat er nog een grote taak weggelegd is voor de gemeenten. De gemeenten beseffen dat ook en willen een tandje bij steken, maar toch trekken ze aan de alarmbel. Ik weet dat u al verschillende stappen hebt ondernomen om dit te vergemakkelijken voor de gemeenten, maar ze vragen toch een duidelijk signaal, eventueel een convenant dat wordt afgesloten tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten. Kunt u zo’n convenant afsluiten? Zult u een stappenplan maken voor de gemeenten om hun fietsinfrastructuur sneller te realiseren?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb ook het fiets-DNA meegebracht en daarin wordt de vraag gesteld wat de Vlamingen vinden dat het beleid moet doen om Vlaanderen fietsveiliger te maken. Een eerste punt is meer investeren in verkeersveiligere fietspaden. Tweede punt is het veiliger maken van kruispunten voor fietsers en derde punt is het beter afstemmen van verkeerslichten. De Vlaamse overheid tracht maximaal werk te maken op die drie fronten en zoekt daarvoor bondgenootschappen met de gemeenten. Als u mij vraagt of ik de handschoen zal opnemen, dan moet ik zeggen dat we met de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering de handschoen al hebben geworpen naar de lokale besturen, en trouwens ik niet alleen. Ik verklaar me nader.
Inzake het meer investeren in verkeersveiliger fietsinfrastructuur doen we een goede inspanning. We zaten vorig jaar op 100 miljoen euro. We komen van 80 tot 90 miljoen euro per jaar. Ik heb de lat voor dit jaar gelegd op 110 miljoen euro. Ik zit daarover trouwens om de drie maanden samen mijn administratie om te kijken of we die doelstelling effectief realiseren. Ik hoop dat, in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen, ook de gemeenten op dat vlak een grotere duit in het zakje doen. We stimuleren hen daar rechtstreeks toe. We hebben een fonds van 10 miljoen euro ter ondersteuning van lokale fietsprojecten, vooral op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. Vroeger kregen we die 10 miljoen niet uitgegeven. We hebben gezorgd voor een versoepeling, namelijk dat er meer kosten subsidieerbaar zijn. Daarnaast kunnen we subsidiëren tot zelfs 100 procent, samen met de provincies. Dat is een absolute stimulans.
Op het vlak van investeringsbudgetten voor veilige kruispunten zitten we ook historisch hoog. We hopen ook dat er een aanpassing komt van de wegcode zodoende dat we vierkant groen effectief kunnen uitrollen in heel Vlaanderen. We hebben nu testprojecten gedaan op dertien locaties, maar eigenlijk mogen we dat wettelijk nog niet verder uitrollen. Daarvoor moet de wegcode op federaal niveau worden aangepast. Worden er initiatieven genomen, dan stimuleren we die.
Het derde element is het maximaal conflictvrij maken van kruispunten. Dat is het uitgangspunt bij elke aanpak en elke vernieuwing van een kruispunt. Als dat niet mogelijk is, kiezen we voor een B-scenario en desnoods een C-scenario. Het uitgangspunt is echter altijd conflictvrij maken.
Daarbovenop zijn er twee recente initiatieven om nog meer te stimuleren. Ten eerste maken we voor de schoolomgevingen een budget vrij van ongeveer 20 miljoen euro, waarbij we de boodschap geven aan de lokale besturen dat als zij een euro investeren in het verkeersveiliger maken van de schoolomgeving, wij daar dan een euro naast plaatsen. Minister Crevits tracht de lokale besturen en de scholen te mobiliseren met een campagne. Deze sluit perfect aan bij onze campagne om ervoor te zorgen dat er financiële middelen voorhanden zijn om effectief te investeren. Sensibiliseren en investeren: we doen beide en we doen dat prima.
Ten tweede zijn er de combiparkings. We hebben een plan uitgerold in samenwerking met de NMBS waarbij we vooral in de Vlaamse Rand maar ook rond Antwerpen en Gent werk maken van maar liefst 14.000 extra parkeerplaatsen, namelijk 8000 extra fietsparkeerplaatsen en 6000 extra wagenparkeerplaatsen, waardoor we het mogelijk maken dat mensen zich bedienen van de fiets voor minstens een deel van het woon-werktraject. Zo kunnen ze gemakkelijk de overstap maken van de wagen en/of de fiets naar de fiets en/of het openbaar vervoer en andere alternatieven voor de wagen.
We proberen dus maximaal te stimuleren en bondgenootschappen te zoeken, met als doelstelling nog meer mensen op de fiets krijgen.
Minister, het is goed dat u duidelijk zegt dat er meer Vlaamse middelen zullen gaan naar fietsinfrastructuur en fietsveiligheid. Dat geeft blijk van ambitie, die we delen.
Het klopt dat steden en gemeenten zelf veel kunnen doen. We hebben al langer zelf de handschoen opgenomen inzake veilige schoolomgevingen en schoolstraten maar ook inzake extra fietsinfrastructuur, veiligheid en dergelijke meer. Ze dragen zelf een grote verantwoordelijkheid, uiteraard in goede afstemming met de hogere overheid.
Wat de Vlaamse gewestwegen betreft lees ik in de conclusie van het fietsberaad dat amper 42 procent van de fietspaden voldoen aan het fietsvademecum, de bijbel voor het fietsen in Vlaanderen. Hoe gaat u zelf nog de Vlaamse gewestwegen veiliger en beter toegankelijk maken voor onze fietsers?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mijn opmerkingen zijn gelijkaardig aan die van de heer De Clercq. Het klopt dat u extra inspanningen doet om het fietsen te promoten: u investeert in het fietsbeleid en de budgetten stijgen. U hebt het subsidiereglement aangepast. Dat zijn goede impulsen om het fietsen te promoten. De gemeenten verwachten van u dat u een coördinerende rol zou spelen. Ik stel dus voor dat u nog meer coördinerend zou optreden tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten.
De fietspaden van het Vlaamse Gewest worden, zoals gezegd, maar voor 42 procent conform de veiligheidseisen geacht. Minister, zult u een tandje bij steken om die fietspaden versneld aan te pakken?
De heer Van Miert heeft het woord.
Iedereen is ervan overtuigd dat deze Vlaamse Regering, met minister van Mobiliteit Weyts op kop, al heel deze legislatuur heel duidelijk de kaart van de fietser heeft getrokken. Dan gaat het niet alleen over het totaalplaatje van de vrijgemaakte middelen, maar, zoals net gezegd, ook om het voorbeeld van de veilige schoolomgevingen of de financieringsdeelname die met 10 procent werd opgetrokken. Er is dus zeker geen probleem van gebrek aan intentie of van middelen die ter beschikking worden gesteld. Daarom vond ik de vraagstelling wat eigenaardig.
Naar mijn gevoel moet er vooral op het lokale niveau een tandje bij worden gestoken. Er moet een visie en een strategie ontwikkeld worden om de middelen die de minister en de Vlaamse overheid ter beschikking stellen, naar het lokale niveau te halen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Als we de Vlaming op de fiets willen krijgen, is dat niet alleen een kwestie van investeren en sensibiliseren. Ik kijk naar het voorbeeld van mijn eigen stad Gent, waar het aantal fietsers in één jaar tijd gestegen is met 25 procent. Gent is ook de enige centrumstad in Vlaanderen waar al drie jaar op rij het autobezit daalt. Hoe komt dat? Omdat er wordt geïnvesteerd in fietspaden en er wordt een fundamenteel ander mobiliteitsbeleid … (Opmerkingen)
Meer fietsers en minder autobezit betekent dat de Gentenaar kiest voor het duurzame alternatief omdat er een fundamentele keuze wordt gemaakt in het lokale mobiliteitsbeleid, waarbij radicaal voorrang wordt gegeven aan fietsers, voetgangers en aan het openbaar vervoer. We verlaten de dominantie van de auto op het niveau van de stad. Collega’s van de meerderheid, het is die keuze die we overal in Vlaanderen bij de lokale besturen moeten maken als we de Vlaming op de fiets willen krijgen.
De heer Rzoska heeft het woord. Misschien wil hij het hebben over het fietsbeleid in Lokeren.
Neen, voorzitter, dat is voor na oktober 2018. Tot nu toe zijn we zeer blij met het werk van schepen Watteeuw in Gent, dat hier van alle kanten bejubeld wordt, waarvan akte.
Minister, u hebt in het weekend aangekondigd dat u extra middelen gaat investeren, onder meer in de schoolomgeving. Een markant gegeven is dat veel ouders het niet vertrouwen dat hun kinderen alleen naar school fietsen. Het is dus een goede zaak dat u middelen vrijmaakt voor de schoolomgeving, maar er moet ook aandacht zijn voor de routes daarnaartoe.
We hebben dit weekend met Groen een aantal concrete voorstellen gedaan. Kamerbreed zijn we het erover eens dat die fietsveiligheid naar omhoog moet om zoveel mogelijk mensen te overtuigen en de kans te geven om de werk-woon-schoolafstand op een veilige manier af te leggen.
Ik denk dat we af ten toe toch de politieke moed moeten hebben om bepaalde knopen door te hakken, minister. Ik reik u ook de hand, minister. U hebt dat gedaan met de lokale besturen, maar ik reik u de hand. Deze morgen werden we nog eens geconfronteerd met fietsincidenten rond wegen waar een snelheidsregime wordt gehanteerd en waar geen afgescheiden maar aanliggende fietspaden zijn. Ik denk dat we het voorstel van de Fietsersbond over snelheidsbeperkingen genegen moeten zijn: 30 kilometer per uur voor gemengd verkeer, 50 kilometer voor aanliggende fietspaden en 70 bij veilige fietspaden. Dat zijn toch oplossingen om de fietsveiligheid naar omhoog te krijgen.
U vraagt dat we een nog grotere coördinerende rol opnemen. We stimuleren maximaal. We bieden financiële impulsen maar we gaan niet in de plaats treden van de gemeenten, want het gros van de fietspaden is in handen van de lokale besturen, dat is juist. We maken het hen wel maximaal mogelijk om ‘ja’ te zeggen tegen een fietsinvestering door zelfs in een 100 procentfinanciering te voorzien. We maken het maximaal onmogelijk om ‘neen’ te zeggen tegen een fietsinvestering. Dat is vooral het beleid dat we trachten te voeren.
Het is juist, we moeten in eerste instantie voor eigen deur vegen en kijken naar de gewestwegen. 42 procent heeft daar nog een achterstand. In het vademecum waarin alle vereisten staan opgesomd die wij opleggen inzake nieuwe fietsinfrastructuur hebben we de lat hoger gelegd. Dat maakt dat we minder fietspaden hebben die conform zijn, maar we hebben niet alleen de lat hoger gelegd, we hebben ook het investeringsbudget hoger gelegd. Het ene gaat gepaard met het andere. Alles kan beter, maar we hebben nog nooit zoveel geïnvesteerd in fietsinfrastructuur.
Tot slot: ik deel vanzelfsprekend de bekommernis om de verkeersveiligheid. Ook op dat vlak hebben we nog nooit zoveel gedaan, met ook onprettige en doortastende maatregelen. Als het gaat over het gebruik van de fiets is verkeersveiligheid steeds minder een argument, of kan het steeds minder een argument zijn. Als we allemaal voorstander zijn van het gebruik van de fiets, laat ons dan ook niet de cijfers dramatiseren, want niettegenstaande de toename van het fietsgebruik is het aantal verkeersslachtoffers, doden zowel als gewonden, met de fiets serieus gedaald. Ter vergelijking: in 2014 zaten we aan 50 verkeersdoden en nu aan 32. Dat is een daling van meer dan 30 procent. Het aantal gewonden is eveneens gedaald tegenover 2014.
Elke gewonde en elke dode is er natuurlijk één te veel, maar ik schrik altijd van de sfeer die wordt gecreëerd. Men beweert dat het verschrikkelijk verkeersonveilig is en alsmaar verkeersonveiliger wordt om ‘mijn kinderen of mezelf op straat te begeven’. Dat is niet waar! Dat is pertinent onwaar! De cijfers bewijzen het tegendeel. We hebben nog een lange weg te gaan op dat vlak en we kunnen nog beter, zeker in vergelijking met onze buurlanden, maar dat is wel een cijfermatige waarheid die we ook moeten brengen. Dat argument speelt steeds minder om niet te kiezen voor de fiets, en dat is een boodschap die we met ons allen moeten uitdragen.
De heer Rzoska heeft geen sfeer willen creëren: hij is gewoon bezorgd over het cijfer van die vier op tien die de kinderen niet met de fiets naar school durft te sturen. We moeten daar in alle sereniteit over in debat gaan. Ik denk dat we kamerbreed mogen vaststellen dat investeren in veilige fietsinfrastructuur en fietsen leidt tot een betere gezondheid, minder files en dus een meer leefbaar Vlaanderen, zowel op het vlak van de persoonlijke gezondheid als op het vlak van de economie. Hoe meer files, hoe meer schade voor onze economie. Ik denk dat we daar samen voluit voor moeten gaan. Ik voel dat daar meer dan ambitie is.
Ik denk ook niet dat we hier heel negatief geweest zijn, integendeel. Ik denk dat we toch enkele pluimen aan u gegeven hebben, minister. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van de lokale besturen en de Vlaamse overheid.
Als we samen die verantwoordelijkheid kunnen nemen, zal dat alleen maar een pluspunt zijn voor de fietsveiligheid.
De actuele vragen zijn afgehandeld.