Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, we hebben al verschillende keren gesproken over zittenblijven. In de discussies hebt u aangegeven dat u dat minder efficiënt vind. Onderzoeken spreken elkaar tegen: er zijn onderzoeken die beweren dat het wel kan dienen, andere niet. Dat komt omdat er nooit echt een goede vergelijkingsgroep kan worden gevonden om het ene tegenover het andere af te wegen. Onderzoeken maken ons dus niet zo veel wijzer.
We lezen in de krant dat Gent er een heel duidelijk standpunt op na wil houden. Sp.a-Gent en Groen zeggen dat ze het zittenblijven willen afschaffen in het basisonderwijs en in de eerste graad van het secundair onderwijs. Ik wil benadrukken dat zij het hier hebben over het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs, waar het een ander gegeven is dan in de hogere graden van het secundair onderwijs. Als men besluit om kinderen te laten zittenblijven in het basisonderwijs, dan gaat dat niet, zoals in het secundair onderwijs, over één of twee vakken die de kinderen niet goed kunnen volgen. Dan gaat het over het kind in zijn geheel, over de leerjaarkennis in het geheel, waarbij men acht dat het kind onvoldoende basis heeft om verder te kunnen evolueren in de leerjaren die volgen. Dat is toch een heel belangrijke nuance.
Wij vragen ook aan het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), wanneer dat een beslissing neemt over het zittenblijven, dat die gemotiveerd moet zijn en dat een school een plan moet hebben om met die leerling aan de slag te gaan in het schooljaar dat volgt. Anders is dat geen goede beslissing en is het verloren tijd. Dat is een voorwaarde die men daaraan verbindt.
Minister, daarom wil ik u gewoon vragen: bent u het met mij eens dat wanneer een dergelijke beslissing goed onderbouwd en goed gemotiveerd is en wanneer de school een plan heeft om met het kind het volgende schooljaar aan de slag te gaan, dit wel een waardevol alternatief kan zijn om in de toekomst leerwinst te boeken en om het welbevinden van het kind op een goed peil te houden?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal het kortste antwoord ooit geven: ja.
Oké, super. Dan ga ik meteen verder, of gaat u toch nog iets uitgebreider zijn?
Ik had niet gedacht dat u zo'n punctuele vraag zou stellen, maar ik zal heel kort aanvullen.
Collega Krekels, u moet zich niet zoveel zorgen maken. Er is regelgeving in Vlaanderen. De regelgeving is duidelijk: zittenblijven kan, ook in het lager onderwijs. We hebben wel een aantal zaken verscherpt namelijk dat het niet zomaar kan, dat het goed gemotiveerd moet zijn en goed onderbouwd moet zijn. Ik heb ook eventjes contact laten opnemen met hen die het voorstel hebben gedaan. Ik heb begrepen dat men niet zegt dat men nooit meer mag zittenblijven, maar dat men de strijd tegen het zittenblijven wil opvoeren. Ik ben het daarmee eigenlijk wel eens. We hebben samen met de administratie berekend dat leerlingen die blijven zitten, vier keer zoveel kans lopen om later in de schoolcarrière ook een schoolachterstand op te lopen. Wat de oorzaken daarvan zijn, laat ik in het midden. De strijd tegen het zittenblijven en het feit dat het goed is om zittenblijven te beperken als dat mogelijk is, is wat mij betreft, een zeer eerbare strijd. We zien ook dat de cijfers in Vlaanderen beter worden: van 2,3 procent naar 1,9 procent.
Als u mij vraagt of zittenblijven in sommige gevallen wel de juiste keuze kan zijn als het goed is gemotiveerd, dan ben ik het daar absoluut mee eens. Ik heb geen enkele intentie om een verbod tot zittenblijven op te leggen, maar ik wil wel dat alle andere maatregelen ook goed onderzocht zijn en dat men goed is nagegaan of er geen betere trajecten zijn voor het kind dan zittenblijven.
Ik volg uw visie dat het inderdaad heel overwogen moet gebeuren, dat het gemotiveerd moet gebeuren en dat men ook naar andere aspecten moet kijken. Daarom is het ook belangrijk dat het hier gaat over het basisonderwijs waar het gaat over het hele kind en waar men nagaat of er voldoende basis is verworven om verder te evolueren. Dan is het soms wel goed om de keuze van zittenblijven te maken.
Ik volg u dat er mogelijk wel gevolgen zijn voor kinderen die ooit zijn blijven zitten en dat ze soms in hun verdere schoolcarrière moeilijkheden ondervinden. Dat is natuurlijk eigen aan het gegeven dat er bepaalde redenen waren om te blijven zitten. Het kan niet zijn dat het zittenblijven de oorzaak daarvan is en dan is het welbevinden van het kind heel belangrijk.
Ik ben er ook voorstander van – en ik denk dat het ook heel vaak gebeurt – dat men het kind betrekt bij het proces. Je hoeft het niet over het hoofd van een kind te beslissen, ook niet als het nog maar in het eerste of tweede leerjaar zit. Een kind moet erbij worden betrokken en dan gaat het wel goed.
Ik vraag me toch wel af of een politieke partij die heel duidelijk in haar programma heeft staan dat ze het willen afschaffen, met zoiets naar voren kan komen. Dit behoort toch heel duidelijk dat de autonomie en de culturele visie van een school.
De heer De Meyer het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil in de beperkte spreektijd toch een paar nuances aanbrengen. Ik zou erop willen wijzen dat in het basisonderwijs, in tegenstelling tot het secundair onderwijs waar de regelgeving wel in leerjaren voorziet, geen leerjaren zijn en dat scholen vrij zijn om hun leerlingen te groeperen.
Mevrouw Krekels heeft er terecht op gewezen dat de wetenschap het niet eens is over de vraag of zittenblijven al dan niet leidt tot een beter resultaat. Een terechte bemerking. Ik vind dat het een goede doelstelling zou kunnen zijn om alle betrokkenen – schoolteams en ouders – ervan te overtuigen dat zittenblijven niet de enige mogelijkheid is om te differentiëren en ook niet altijd de beste mogelijkheid om substantiële tekorten weg te werken. Hiermee heb ik uiteraard niet gezegd dat in sommige omstandigheden, na een weloverwogen beslissing van de klassenraad, zittenblijven per definitie moet worden uitgesloten.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, u zei daarnet dat de strijd tegen zittenblijven een permanente en zeer eerbare strijd is. Ik zie in mijn eigen stad de laatste vijf jaar een scherpe daling van meer dan 30 procent in het basisonderwijs over de netten heen, maar spijtig genoeg niet in het secundair onderwijs. Voor mij is dat, in alle slechte berichtgeving over onderwijs waar u zich soms terecht aan ergert, wel iets om mee te nemen. De warme en zorgzame omgeving, de professionalisering rond zorg in het basisonderwijs begint toch wel vruchten af te werpen.
De vraag is of dit een trend is die zich in heel Vlaanderen voordoet. Kan er misschien ook vanuit het ministerie worden ingezet om de goede voorbeelden en de dingen die werken om zittenblijven te vermijden, te veralgemenen en te verspreiden en weg te blijven van partijpolitieke standpunten die tussen nu en 14 oktober in alle gemeenten door alle partijen zullen worden ingenomen? Dat is goed, want men denkt na, maar laat ons zien wat in heel Vlaanderen kan werken en wat wij vanuit dit parlement kunnen ondersteunen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat onderzoek over zittenblijven inderdaad niet unisono is, maar wat wel zeker is, is dat kinderen beter presteren als ze succeservaringen hebben. En zittenblijven is een faalervaring en dus vaak niet bevorderlijk voor schools succes. We zien ook dat bij jongeren die het onderwijs verlaten zonder diploma, een of twee keer zittenblijven vaak de beste voorspeller is. Ik denk dat we ook moeten luisteren naar de jongeren zelf, mevrouw Krekels heeft dat ook aangegeven. Ik vind dat de Vlaamse Scholierenkoepel hier eigenlijk een heel waardevol advies heeft gegeven. Zij pleiten eigenlijk voor flexibiliteit, zowel in de evaluatie als in de leerjaren. Dus laat jongeren niet per definitie als gevolg van één faalvak een heel jaar overzitten maar laat ze bijvoorbeeld remediëren met een testsemester in het volgende schooljaar. Laat ze overgaan en toch remediëren. Ik denk dat dat de gulden middenweg is die ervoor moet zorgen dat effectief zo veel mogelijk jongeren de schoolbanken verlaten met kwalificaties en vooral met een diploma.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, 27 procent van de 15-jarigen heeft al een schooljaar overgedaan. Dat is bijna een derde van alle leerlingen. Dan denk ik dat we toch wel kunnen zeggen dat daar een structureel probleem zit en dat het eerbaar is om die strijd met zittenblijven te willen aangaan. En dat is exact wat Gent wil doen. Want het kan nooit zijn dat 27 procent van de leerlingen in geen enkel vak goed is. Dat betekent dat heel vaak leerlingen overzitten omdat ze in een aantal vakken niet goed zijn. Maar dan moeten ze alles opnieuw volgen, ook de vakken waar ze wel goed in waren. Dat betekent dat dit vaak tot gevolg heeft dat kinderen schoolmoe worden. Het zoeken naar oplossingen zoals maatwerk, veel meer gaan werken in niveaugroepen en flexibele leerwegen lijkt me een zeer eerbaar voorstel. Ik wil dan ook vragen dit verder te steunen, want dit kan alleen goed zijn, ook voor de rest van Vlaanderen.
Ik zal de cijfers nog eens geven want, mijnheer De Ro, ik had ze net gemeld.
Ik start in het schooljaar 2014-2015, dus bij de start van deze legislatuur. Toen bedroeg het aantal zittenblijvers 2,24 procent in het lager onderwijs in Vlaanderen. Dat cijfer is dit schooljaar gezakt tot 1,94 procent. Dus ja, mijnheer De Ro, wanneer we het Vlaanderenbreed bekijken, dan zakt het aantal. Van 2,24 procent naar 1,94 procent, dat is een serieuze daling.
In het secundair onderwijs zien wij Vlaanderenbreed ook een dergelijke daling. In het schooljaar 2014-2015 zaten we aan 4,43 procent. Dat aantal is gezakt naar 3,93 procent. Dat is ook 0,5 procent daling Vlaanderenbreed. Dit zijn cijfers die aantonen dat de strijd tegen het zittenblijven gevoerd wordt, niet alleen door de regering maar in de scholen. Scholen, schoolteams en klasteams zijn zich echt wel bewust van het feit dat er andere remedies bestaan dan gewoon leerlingen te laten zittenblijven. De indruk geven dat al die scholen daar onverantwoord mee omgaan, is niet juist.
Met het omgekeerde van het spectrum, dus zeggen dat zittenblijven nooit een oplossing is, ben ik het ook niet eens. Men kan niet de ultieme verantwoordelijkheid bij de klas en bij de school leggen. Er zijn situaties denkbaar waarin het beter is voor het kind om het jaar over te doen.
De cijfers liggen lager in het basisonderwijs omdat men daar vaker gaat differentiëren en kijken hoe het kind in een context kan worden gebracht dat het niet moet blijven zitten. Ik vind dit heel goede tendensen. Het is ook juist wat mevrouw Gennez zegt, dat een succeservaring op een kind altijd veel beter werkt dan een negatieve ervaring, maar soms kan het niet anders.
Mijnheer De Meyer, u hebt het ook genuanceerd gebracht. Er is inderdaad geen studiemateriaal dat absoluut eenduidig is, maar waar ik wel wil voor pleiten, is vertrouwen in de schoolteams. We hebben de regels al verscherpt, men moet het nu ook goed motiveren en er moet zeker een overleg zijn geweest met het CLB. We zien dat de resultaten Vlaanderenbreed voorzichtig positief zijn. Mijnheer De Ro, ik wil zeker goede voorbeelden zoeken en delen. Dat gebeurt trouwens door de mensen van Klasse. Die hebben zich, in tegenstelling tot wat sommigen vreesden, ongelofelijk goed herpakt en maken nu schitterende digitale reportages. We hebben dat deze week nog gemerkt en zij kunnen die succesfactoren in beeld brengen. Op die manier wordt dit gedeeld met heel Vlaanderen.
Ik ben daar zeker toe bereid en het gebeurt ook al gedeeltelijk. We moeten hieraan voortwerken, zonder absolute verboden op te leggen, maar door stimulerend te werken ten aanzien van de klassen en de scholen. Als we dat doen, ben ik ervan overtuigd dat die positieve tendens de komende jaren verder zichtbaar zal zijn.
Minister, ik wil duidelijk stellen dat ik hier niet sta om de strijd tegen het zittenblijven te voeren. Ik vind die woorden verkeerd gekozen. Indien het op een weloverwogen manier gebeurt, vind ik nog altijd dat het zittenblijven een waardevolle manier kan zijn om kinderen terug op het juiste spoor te zetten. Dat is belangrijk voor de kinderen.
Mevrouw Gennez, u hebt de voorstellen van de Vlaamse Scholierenkoepel aangehaald. Die voorstellen kunnen veeleer werken in het hogere traject van het secundair onderwijs, maar niet in een lagere school. Als we in een lagere school flexibel met bepaalde vakken willen omgaan, is de vraag hoe we dat dan moeten organiseren. Als iemand van het derde leerjaar naar het vierde leerjaar gaat en daar een 'probeertrimester' volgt, is de vraag wat hij moet doen als dat mislukt. Moet hij dan na dat mislukt trimester terug naar het derde leerjaar? Dat werkt niet, dat gaat niet. In het lager onderwijs is het belangrijk dat met het kind wordt gewerkt om na te gaan wat de beste beslissing is. Soms is de goede beslissing dat iemand blijft zitten.
Minister, we stellen een aantal eisen in ons onderwijs. We kunnen niet iedereen zo maar laten doorstromen zonder bepaalde eisen te stellen. We mogen die eisen stellen. U hebt verklaard dat de eindtermen of de eisen soms te laag liggen. Die eisen liggen hoog en we moeten daar ook voor ijveren. Soms is het zittenblijven op dat vlak een goed alternatief. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.