Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Cordy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we hebben het rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) kunnen lezen waarin de situatie van laaggeschoolde vrouwen met een migratieachtergrond werd geschetst, en die situatie is niet zo fraai. Je ziet dat die heel moeilijk, of toch veel moeilijker dan andere categorieën in onze samenleving, de weg vinden naar de arbeidsmarkt. Je ziet ook een aantal elementen waarom dat zo is. Er is bijvoorbeeld een zeer grote uitstroom van jonge allochtone vrouwen uit het onderwijs zonder dat ze een diploma hebben behaald, en we weten allemaal dat, als je in onze samenleving zonder enige kwalificatie op de arbeidsmarkt komt, je dan een vogel voor de kat bent. In het SERV-rapport wordt er eigenlijk heel sterk gewezen op de mogelijke preventieve werking vanuit het onderwijs. Daar zou men dus eigenlijk een aantal zaken kunnen versterken, en een van de zaken die daarbij naar voren worden gebracht, is de leerkracht als rolmodel. Vooral merken we dat onze leraarskamers niet altijd even divers zijn, vaak minder divers dan onze steden dat zijn. Ik zie dat in Antwerpen ook. Dan is de vraag natuurlijk hoe we die jongeren met een allochtone achtergrond kunnen verleiden om te kiezen voor het mooie lerarenberoep.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Cordy, ik zag uw blik daarnet: u was goed bezig met het verleiden van uzelf tot het lerarenberoep. (Opmerkingen van Paul Cordy)
Zoals velen, denk ik, was ik ook niet positief verrast toen we het rapport en de cijfers van de SERV zagen. Het waren natuurlijk zaken die we al wisten. Eerst en vooral zetten we met deze Vlaamse Regering heel sterk in op het verwerven van een kwalificatie door iedereen, jongens en meisjes. Dat is voor beide even relevant en even belangrijk. Er is echter werk aan de winkel. De taal goed aanleren, is dé hefboom om te integreren, maar ook om op school alles goed te kunnen begrijpen. Het is daarom dat we daarop inzetten.
Ten tweede, ik ben het volkomen eens met de leraar als rolmodel. Ik wil eerst nuanceren: of je nu een leraar met of een leraar zonder migratieroots bent, je kunt in elk geval een rolmodel zijn om jongens en meisjes te stimuleren voor die tocht naar die kwalificatie, om die toch te behalen. Ook ouders hebben daarin een verantwoordelijkheid. Zij moeten hun kinderen voldoende stimuleren en hen ook wijzen op het belang daarvan.
Om het dan specifiek over die leraarskamer te hebben, we zien inderdaad dat te weinig jongeren met migratieroots leraar worden, maar er zijn er ook nog veel te weinig die participeren aan het hoger onderwijs. Mijnheer Cordy, het wordt echter beter. We zijn op dit ogenblik een grote bevraging aan het doen in al onze hogescholen om eens te bekijken hoe het nu zit met de instroom in alle hogeschoolopleidingen en universitaire opleidingen van jongeren met migratieroots. Ik geef een voorbeeldje. We hebben nu de vraag gesteld aan de Karel de Grote Hogeschool. We zien daar dat het aantal jongeren met een migratieachtergrond die deelnemen, die zich dus inschrijven voor de opleidingen, op een paar jaar tijd met 17 procent is gestegen. Dat zijn goede cijfers. We zien ook dat het aantal eerstejaarsstudenten met 10 procent is gestegen, en we zien ook dat het aantal afstuderenden ook stijgt, met een derde. Dat betekent dus dat niet alleen meer jongeren de sprong maken, maar dat ze ook beter doorstromen en dat ze vaker hun diploma halen. Dat zijn goede zaken, maar dat vertaalt zich nog niet op dezelfde wijze naar de lerarenopleiding. Daar is dus werk aan de winkel. We gaan daar ook werk van maken, met een actieplan en een sensibiliseringsactie om jongens en meisjes te stimuleren om voor dat lerarenberoep te kiezen. Als ik echter de globale cijfers inzake participatie zie, dan denk ik dat we eigenlijk op de goede weg zijn om meer jongeren die sprong te laten maken.
Het klopt dat er inderdaad wel een positieve evolutie is. U haalt onder meer het Nederlands aan. Dat wordt in die studie ook aangehaald als een van de redenen waarom er bijvoorbeeld een hoge ongekwalificeerde uitstroom is.
Maar daarnaast merken we toch nog altijd dat er, zeker bij jonge vrouwen, ook al behalen ze hun diploma secundair onderwijs, een doorstroomdiploma, verhoudingsgewijs toch nog altijd minder jongeren van doorstromen naar het onderwijs. Kunnen we de emancipatorische factor van het onderwijs op dat punt niet wat versterken? Vaak is de thuisachtergrond minder ‘studie-minded’. Er is op dat vlak een cultureel verschil. En dat is natuurlijk wat het is. Hoe kunnen we die jongeren optrekken naar wat ik onze zeer brede middenklassesamenleving zou noemen, waar ze aan sociale mobiliteit kunnen doen?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het is een ernstige problematiek. De studie van de SERV heeft op een aantal vlakken verdiensten. Een van de verdiensten van de studie is dat ze zowel naar het onderwijs als naar de arbeidsmarkt kijkt. Er zijn problemen en uitdagingen op beide niveaus. U had hier dus gerust met twee kunnen staan, minister, om hierover antwoorden te geven.
Zo wordt er voorgesteld om een monitoring op te zetten van deze problematiek, die zowel onderwijs als arbeidsmarkt omvat. VDAB zou daarin een centrale rol moeten krijgen. Er worden een aantal voorstellen gedaan om de brug te slaan tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Goed wetende dat bijna een derde van de werkzoekenden in Vlaanderen van allochtone origine is, denk ik dat een goede samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt hierover bijzonder belangrijk is. Hebt u hieromtrent acties op touw staan, samen met uw collega Muyters, om deze uitdaging aan te pakken?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, in dezelfde zin, maar met dit verschil: het gaat er niet alleen om dat je een opleiding kunt gaan volgen. We investeren veel in opleidingen. Dat is ook nodig. Het is ieders recht, voor alle vrouwen, zeker ook voor de vrouwen met een migratie-achtergrond, niet alleen om de weg te vinden naar de arbeidsmarkt, maar ook om je rechten te kennen als vrouw en zelfredzaam te kunnen zijn en je eigen keuzes te kunnen maken in het leven. Het maakt mij niet uit welke opleiding het is, als het maar een opleiding is waar je je goed bij voelt.
Maar ik denk dat er inderdaad meerdere mogelijkheden zijn om die specifieke doelgroep waarover de heer Cordy het heeft, toe te leiden naar opleidingen. Ik denk aan de brug die een school kan maken, waar de kinderen les volgen. Ik denk aan samenwerking met de centra voor volwassenenonderwijs, waarin wij ook heel veel investeren. En ik denk ook aan VDAB. Laten we de investeringen die we doen, voor elke burger laten renderen, dus ook voor die vrouwen met een migratie-achtergrond.
Ik pleit dus voor een samenwerking voor die specifieke doelgroep, met VDAB, en natuurlijk ook voor andere groepen die moeilijk te bereiken zijn. Bent u bereid om concrete stappen te zetten in die samenwerking met VDAB, om iedereen een duwtje in de rug te geven?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, het signaal is duidelijk. Dit is nu al het derde parlementslid dat vraagt om hiervan samen met minister Muyters werk te maken. Ik heb er vorige week nog eens, voor de zoveelste keer, ook in de commissie op gewezen dat je uiteraard preventief moet werken via het onderwijs. Ik sluit mij op dat vlak volledig aan bij wat de heer Cordy heeft gezegd. Maar er zijn heel veel vrouwen met een migratie-achtergrond die op latere leeftijd in ons land komen. En er zijn gigantisch veel vrouwen met een migratie-achtergrond op de arbeidsmarkt die nog niet aan de bak geraken.
Vorige week gaf minister Muyters aan dat hij voldoende doet. Het rapport geeft echter aan dat we niet voldoende doen en dat we een tandje moeten bij steken. Ik hoop op uw voluntarisme ten aanzien van de collega om op dat vlak toch nog meer te doen dan vandaag.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het is inderdaad een onderzoek dat zeer breed gaat, met vele facetten. Een van de zaken die aan bod komen, is het feit dat die achterstand en het gebrek aan kansen zich zeer vroeg manifesteert. We hebben een heel grote kleuterparticipatie. Maar je ziet dat die kleine groep die niet participeert, dan toch vaak meisjes zijn met een migratie-achtergrond, met als gevolg dat zij dan veel later starten in het secundair onderwijs en vaker in het beroepssecundair of technisch secundair onderwijs terechtkomen.
Uit het rapport blijkt dat we er alle belang bij hebben om te proberen de problemen zeer vroeg te detecteren en te bestrijden vanaf het kleuteronderwijs. Minister, plant u extra acties om die groep vroeger te betrekken?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de cijfers waaruit blijkt dat allochtonen hoog scoren in de werkloosheidscijfers, zijn inderdaad niet nieuw. Daaruit blijkt nogmaals dat riedeltjes als zou immigratie goed zijn voor de economie en dat immigranten onze pensioenen zullen betalen, weinig uitstaans hebben met de realiteit. In plaats van dat men dan gaat kijken naar het immigratie- of het inburgeringsbeleid en of dat fout zit, legt men eens te meer de verantwoordelijkheid bij het onderwijs.
Ik verzet me daartegen. Ik verzet me ook tegen de uitspraken van mevrouw Meuleman als zouden allochtonen hier geen kansen krijgen. Ik denk dat allochtonen, zeker ook allochtone meisjes en vrouwen, zowel in ons onderwijs als op de arbeidsmarkt, absoluut kansen krijgen, misschien wel nergens zoveel als in Vlaanderen. Laten we dus stoppen met die slachtoffercultuur en laten we vooral werk maken van een responsabiliserend optreden tegenover een bepaalde allochtone bevolking voor wie de maatschappelijke en economische ontplooiing van meisjes of vrouwen blijkbaar van minder belang, of misschien zelfs ongewenst is.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil starten met iets wat de heer Cordy heeft gezegd, en waar ik het volkomen mee eens ben, namelijk dat onderwijs een enorme emanciperende factor is voor jongens en meisjes. Het verschil dat onderwijs al generaties lang maakt voor jongeren in het verschaffen van kansen, is spectaculair. Als ik zie dat m'n eigen mama niet mocht studeren, dat men haar ouders heeft moeten overtuigen om haar te laten studeren, en dan twee generaties verder is het heel normaal dat je naar de universiteit gaat. Die kracht van onderwijs is enorm. Daarop moeten we in de komende jaren volop inzetten.
Mevrouw Meuleman, u hebt gelijk dat je niet vroeg genoeg kunt beginnen. Dat is de reden waarom ik met minister Vandeurzen de handen in elkaar sla, om te kijken hoe we die warme overdracht tussen kinderopvang en kleuteronderwijs kunnen doen. Dat is de reden waarom vrouwen die bevallen in het koffertje dat ze ontvangen een foldertje krijgen om het belang van het kleuteronderwijs en de kinderopvang te onderstrepen. Straks gaan we in de kinderbijslag ook een extra toeslag geven aan mensen die hun kinderen naar de kleuterschool laten gaan.
Het zijn allemaal maatregelen die we tot stand willen brengen zodat mensen hun kind zeker naar de kleuterklas, en graag ook naar de kinderopvang laten gaan. Kinderopvang is veel meer dan opvang. Ze leren daar ook sociaal zijn, ze leren een aantal vaardigheden. Daar ga ik zeker mee akkoord.
Collega Bothuyne en alle collega's die vragen stelden over werk – ik wil mij met plezier inleven in minister Muyters –, er zijn bruggen geslagen tussen Onderwijs en Werk. Ik geef een voorbeeld: net om de jongeren die ongekwalificeerd uitvallen, eindelijk te kunnen opsporen, hebben we de databanken van Werk en Onderwijs aan elkaar gekoppeld. Dat betekent dat als een jongere ongekwalificeerd uitvalt, zijn diploma niet haalt, men hem kan traceren bij VDAB. Dan kan de jongere een aanbod worden gedaan om ofwel de schoolcarrière af te maken, ofwel een kwalificerende cursus te volgen bij VDAB. Als men mij vraagt of ik bereid ben om samen te werken met VDAB, zeg ik: zeker.
Daar liggen enorme opportuniteiten, en niet alleen daar. Je kunt ook veel preventiever werken. Wat we doen met duaal leren kan een enorme bijdrage leveren om jongeren te stimuleren om toch de weg naar een diploma te nemen. Duaal leren is niet alleen voor de harde technische sectoren, maar ook voor de zachte sectoren. Daar zetten we voluit op in om jongens en meisjes kansen te geven.
Collega Kherbache, u hebt gelijk dat er op de arbeidsmarkt nog vrouwen zijn die geen kansen krijgen op latere leeftijd. Dit wil ik echter behouden als een ander element van het debat. Als onderwijsminister focus ik op de bruggen naar de ministers Vandeurzen en Muyters, om zoveel mogelijk jongeren maximaal te kunnen laten genieten van de kansen die ons onderwijs biedt. Daar moeten we niet fatalistisch over doen. Er worden enorm veel kansen geboden. Soms worden ze niet gegrepen, maar vaak is dat niet de schuld van de jongeren. We moeten echt kijken naar het netwerk rond die jongeren en wat we daaraan kunnen verbeteren om ervoor te zorgen dat, zeker voor die meisjes – want daarover ging de vraag – die kansen worden gegrepen.
Ook in het hoger onderwijs hebben we een weg te gaan. Ik heb net cijfers gegeven over de Karel de Grote Hogeschool. Waarom die school? Omdat ze in hartje Antwerpen ligt. Antwerpen heeft een enorm diverse populatie en we zien daar dat het beter wordt, dat er meer inschrijvingen zijn, en niet alleen inschrijvingen, maar dat ook de doorstroom en de weg naar een diploma beter worden. Er is wel nog veel werk aan de winkel.
Twee zaken kunnen daar nog soelaas brengen. Ten eerste: de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) maken nu een charter waarin ze inzetten op het registreren van al wie een kansengroep vormt, om dan een ondersteunend beleid te kunnen voeren. Ten tweede: sinds een paar jaar investeer ik enorm in rolmodellen, in verenigingen die rolmodellen op pad laten gaan. In Antwerpen heb je bijvoorbeeld PEP!. Dat zijn jonge allochtone vrouwen en mannen die gestudeerd hebben en een functie hebben in de samenleving en die naar ouders van jongeren met een migratie-achtergrond stappen en hun zeggen dat het belangrijk is dat je studeert omdat dat je veel extra kansen geeft. Ook daar is er nog werk aan de winkel, maar we nemen echt initiatieven om het beter te maken. Ik hoop dat de positieve cijfers die we nu langzaam maar zeker zien komen, een vertaling vinden naar ons onderwijs. Ik ben het er absoluut mee eens dat een meer gekleurde leraarskamer kan bijdragen tot nog meer 'goesting' bij meisjes met een migratie-achtergrond om te studeren. (Applaus bij CD&V)
Minister, u verwijst terecht naar de inspanningen die u en minister Muyters leveren. De SERV-studie verwijst heel expliciet naar de rol die het onderwijs kan spelen. Dat is terecht. We moeten ons bewust zijn van de emancipatorische rol van het onderwijs. We hebben dat in het verleden zo gekend bij de grote democratiseringsgolf. We kunnen dit opnieuw herhalen. De cijfers die u aanhaalt, tonen inderdaad dat we niet fatalistisch moeten zijn, maar dat we wel verder moeten blijven werken op die weg, dat we die jongeren moeten versterken, dat we ze op die manier een integratietool in onze maatschappij en ook een heel wat mooiere toekomst kunnen geven. Onderwijs dient om mensen omhoog te tillen. Dat is de belangrijkste boodschap die we vandaag moeten brengen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.