Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet tot wijziging van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft de modernisering van de structuur en de organisatie van het secundair onderwijs.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, vandaag ligt een belangrijk ontwerp van decreet voor. Het is een decreet met inhoud, en over die inhoud wil ik het hebben. Het klopt inderdaad dat ons Vlaams onderwijs nog steeds bij de Europese en zelfs bij de wereldtop hoort. We zouden kunnen zeggen: er moet niets gebeuren. Dat doen we niet, want in het masterplan dat mee in het regeerakkoord is opgenomen, staan heel wat uitdagingen voor de toekomst. Het is niet zo dat een ervan was: we moeten de studiekeuze uitstellen. Er stonden tal van uitdagingen in: talenten van kinderen en jongeren, het getuigschrift basisonderwijs, de eindtermen, de lerarenopleiding, enzovoort.
Wat hier vandaag voorligt, is 1 van meer dan 71 te nemen maatregelen. Sommige daarvan zijn al genomen, zoals vorige week het decreet over duaal leren. Ook dat is een manier om ongekwalificeerde uitstroom tegen te gaan, net als het decreet over de einddoelen, de minimumdoelstellingen in onderwijs. Hier doen alsof dit decreet en het al of niet opgenomen zijn van een zogenaamde brede eerste graad een alles-of-nietsspel is, is een miskenning van ons onderwijs, zowel van het kleuter-, het lager als het secundair onderwijs.
Wat is de kern van wat voorligt? Wat mensen momenteel vragen in ons onderwijs is een beetje rust. Daarom koos de vorige regering en ook deze regering niet voor de tabula rasa. Er komt geen big bang in het onderwijs. Daar zitten de mensen niet op te wachten, de leerkrachten niet en de ouders niet. Wat gaan we dan wel doen? Gericht en fijnmazig bijsturen. Nogmaals, we zijn Europese en wereldtop. Dan moet je de boel niet omgooien, maar gericht en beperkt bijsturen, en dat doen we.
Eerst en vooral: er komt inderdaad geen uitgestelde studiekeuze. Waarom niet, dat hadden we afgesproken in de vorige legislatuur. Ik lees voor: “In het tweede leerjaar worden de bestaande basisopties gescreend, geüpdatet en gereduceerd tot een kleiner aantal.” Verder staat er: “Deze herwerkte basisopties” – en nu komt het – “waaruit de leerling kiest (…)” Wie hier nu zegt dat er toen iets afgesproken is, waar we nu op terugkomen, heeft het mis. Toen hebben we dit samen zo afgesproken, collega’s van sp.a, maar ik stel vast dat de toenmalige minister en sp.a er nu plots een andere mening op nahouden.
Ik kan alleen maar lezen wat er staat, dat is geen interpretatie. Waarom doen we dat ook niet? Om redenen die we daarnet hebben aangehaald. Kinderen hebben verschillende talenten, verschillende interesses, verschillende motivaties, verschillende capaciteiten. Die leerlingen blijven samenhouden, daarmee doe je die leerlingen onrecht aan. Dat onrecht wil de N-VA, samen met deze meerderheid van CD&V en Open Vld, die leerlingen niet aandoen. Daarom staat er een getrapte studiekeuze in. Ook omdat het onhaalbaar is, tenzij je dingen doet die we samen hebben afgesproken niet te doen, zijnde nivelleren, de doelstellingen naar beneden halen en dan zeggen: ‘Kijk eens, iedereen samen allemaal hetzelfde, dat is toch mooi.’ Daarvoor hebben we niet gekozen, neen.
We hebben wel gekozen voor een stevige basisvorming in drie jaar kleuteronderwijs en zes jaar basisonderwijs. Als ik hier sommige mensen hoor, dan gebeurt alles in de eerste twee jaar van het secundair onderwijs. We vergeten kleuterschool, we vergeten basisschool, want alles moet gebeuren in de eerste twee jaar van het secundair onderwijs.
Collega's, mogen we in de basisschool ook op zoek gaan naar talenten van jongeren? Mogen we ook daar de leerling die heel sterk is in technisch inzicht benoemen? Mogen we ook daar die leerling benoemen die heel abstract is, maar op het moment dat we met LEGO Technics, met elektriciteit bezig zijn en alle lampen springen omdat er te veel Volt op zit? Mag het even, mogen we die leerlingen dan ook aanmoedigen om de juiste keuze te maken en uitgedaagd te blijven?
Collega's, recent verscheen er een studie waarbij onze 15-jarigen de laagste prestatiemotivatie hebben van de hele OESO. Daar maak ik me zorgen in, want dat is de keuze die je maakt om je in te zetten, om uitgedaagd te worden. Daarmee spelen we hierop in. We gaan verdiepen. We gaan de lat niet naar omlaag brengen, maar omhoog. Daarover gaat het.
27 uur basisvorming in het eerste jaar, 25 uur basisvorming in het tweede jaar. Kom hier dan toch niet zeggen dat we te veel in hokjes gaan en vastzitten. In het eerste jaar is er slechts 5 uur om te remediëren. Dat is cruciaal. Na het eerste jaar – dat is duidelijk opgenomen – kiest de leerling een basisoptie. Hij kiest die. Wat gebruikt hij daarvoor? Niet alleen wat hij in dat eerste jaar heeft gedaan, collega's. Hij heeft die 6 jaar in de basisschool ook iets gedaan. Ook daar zijn reeds talenten en capaciteiten ontdekt en benoemd. Dat nemen we ook mee.
Het getuigschrift basisonderwijs zou van iets moeten getuigen. Wel, deze regering heeft vastgelegd dat dat samenhangt met het langste scrabblewoord dat u kunt maken in onderwijs: eindtermgerelateerde leerplandoelstellingen. Wat wil dat zeggen? Je krijgt je getuigschrift als je effectief een aantal basisdoelstellingen hebt bereikt. Dat is iets wat we vandaag niet hebben. Dus komen in die secundaire scholen jongeren samen met heel grote verschillen en allemaal hetzelfde getuigschrift basisonderwijs. De sterkte is nu net om de leerlingen die in de basisschool het getuigschrift van de eindtermgerelateerde leerplandoelstellingen niet hebben bereikt, wel een getuigschrift te geven. Eindelijk krijgen ze een papier mee waarop staat: ‘Dit en dit beheers je wel.’ Ze kunnen daar dan verder mee aan de slag in het secundair onderwijs.
Collega's, dat is remediëring in het echt. Dat is geen ideologie, dat is remediëring in het echt. ‘Dit lukt al, dit lukt niet en we geven dat door en we gaan daaraan werken en we zullen zien waar we geraken.’
Wil ik hier beschuldigen dat elke leerling alles kan worden als de leerkracht er maar hard genoeg aan trekt? Wie dat zegt, negeert de realiteit van kinderen. Wie beweert dat het ligt aan de leraars en de scholen dat leerling X, Y of Z daar niet geraakt, die duwt de leerkrachten los de burn-out in. Laat leerkrachten werken met het materiaal dat ze hebben.
Je kunt met leerlingen veel bereiken, maar ik citeer een leerkracht waar ik recent nog bij op klasbezoek was. ‘Als ’t potteke vol is, is ‘t potteke vol’, sprak die mens. Ik moest hem gelijk geven. Als het niet meer gaat, dan gaat het niet meer. Gaan we die leerling dan verder laten meelopen en faling na faling laten meedraaien? Nee toch, hé? Gelukkig is er die stapsgewijze en trapsgewijze keuze. En ja, in artikel 26 staat dat de klassenraad na het eerste jaar kan zeggen dat een leerling niet naar bepaalde basisopties in het tweede jaar kan gaan. Dat kan de klassenraad adviseren. Maar die doet dat niet zomaar, die doet dat op basis van een heel jaar met die leerling gewerkt te hebben. Het is niet van: ‘Ah, ja, die niet.’ Zo werkt dat niet, collega's. Dan zijn er goede redenen voor om te zeggen dat die basisoptie niet kan, namelijk omdat de basis er niet is om met die basisoptie aan de slag te gaan. Het woord zegt het zelf. Is dat dan het afblokken van een aantal keuzes? Ja. En weet u wat dat is, collega's? De realiteit. Dat is doodgewoon de realiteit.
Ik kom tot de matrix. Ik heb hem hier bij me. Dat is een fantastisch instrument. Waarom fantastisch? Alle studierichtingen in alle domeinen in alle onderwijsvormen en in alle finaliteiten staan op één blad. Als je aan ouders moet uitleggen wat iets is en waarvoor het dient, dan kun je dat eenvoudig zeggen. Bijvoorbeeld Organisatie en Logistiek is een richting in de Finaliteit Arbeidsmarkt. Die stroomt door naar de arbeidsmarkt, binnen het bso, niet binnen het buitengewoon secundair onderwijs, onderwijsvorm 3. Dat is goed, want dan weten ouders wat het is. Dat is duidelijk.
Het werd hier daarnet gezegd: waarom moet aso domeinoverschrijdend zijn? Wat zit daarachter? Wel heel eenvoudig, collega's, uit de screening die wij hebben uitgevoerd, blijkt dat de studierichtingen aso optimaal voorbereiden niet alleen op studierichtingen in dat domein, maar ook in andere domeinen. Een leerling die Wetenschappen-Wiskunde studeert en nadien taal- en letterkunde gaat studeren, heeft zeer hoge slaagkansen. Wat moet je dan zeker en vast niet doen? Je moet zeker en vast niet Wetenschappen-Wiskunde vastzetten in STEM. Nu vraagt u zich allicht af: ‘Hoe kan dat nu, iemand uit Wetenschappen-Wiskunde heeft toch geen talen gehad?’ Jawel, collega's, want Wetenschappen-Wiskunde is een stevige basisvorming waar heel veel talen inzitten en daarnaast wiskunde en wetenschappen. Daarom bereidt Wetenschappen-Wiskunde dus ook zeer goed voor op taal- en letterkunde. Zo eenvoudig is het. En dus is aso domeinoverschrijdend.
Ik weet wel dat een aantal collega’s heel graag de scalp van het aso hadden gehad. Daar waren ze op gebrand. Ik wil met u morgen de markt opgaan in eender welke Vlaamse provinciehoofdstad en tegen mensen zeggen: ‘Uw kind zou naar de Dubbele finaliteit kunnen gaan.’ U mag eens nadenken welke reacties u zult krijgen. Allicht zult u te horen krijgen: ‘Neen, dank u, ik ben daarin niet geïnteresseerd’, en de mensen lopen verder. Gegradueerde is de A1 van vroeger. Eigenlijk moet ik niet ’van vroeger’ zeggen, het is de A1 van nu. Mensen zeggen dat nog altijd, ‘ik heb een A1 elektronica’. Ga langs bij een interimkantoor en wat hangt daar uit? ‘Gezocht A1 elektronica.’ (Opmerkingen van Bart Caron)
De kracht van verandering, mijnheer Caron, ik ben blij dat u zoveel reclame maakt voor ons. (Applaus bij de N-VA)
Dat is heel juist. Maar de kracht van verandering moet een kracht van verbetering zijn en niet een kracht van ‘we gooien alles op de stoep’. Absoluut, zeer juist, de kracht van verandering is de kracht van gerichte verbetering, en niet de kracht van ‘we gooien alles overboord, we gooien alles weg en we zien dan wel wat er komt’. We hebben dat experiment al eens gedaan, collega's: vso. Weet u wat de benaming daarvan werd? ‘Vreselijk slecht onderwijs’. Gigantisch duur en niet te organiseren. En toch zijn er collega's in de zaal die dat nog eens over willen doen, experimenteren met leerkrachten, experimenteren met leerlingen, en we zullen wel zien wat het wordt. Dat kun je toch niet menen? (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ja, u bent minister geworden, maar dat zal dan wellicht de verdienste zijn van één leerkracht. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ja, een fantastische school. Daar gaat het over, collega’s.
Kunnen we afronden? Het debat is al flink uitgesponnen. Ik stel voor dat u afrondt.
Ik wil nog twee zaken meegeven.
Artikel 17 zegt dat de scholen zelf kiezen hoe ze zich organiseren. Ik hoor op het terrein dat men de indruk heeft, ondanks het feit dat het ontwerp van decreet die vrijheid geeft, dat men een domein- of campusschool moet worden om de modernisering gestalte te kunnen geven. Dat is gewoon niet juist. Als we straks dit ontwerp van decreet goedkeuren, kiest elke school hoe zij zich organiseert en dan kan dus een tso- of bso-school blijven bestaan, of dan kan een kso-school of een aso-school blijven bestaan, en kan een campusschool georganiseerd worden of een domeinschool, of er kan een mix van dit alles georganiseerd worden.
Collega’s, wat de studierichtingen betreft, hebben jullie gelijk. Het zou kunnen dat we in de matrix nog studierichtingen moeten schrappen, of dat we nog studierichtingen moeten bijvoegen. Maar deze meerderheid heeft daar inderdaad aan gedacht. De aandachtige lezer heeft in artikel 14 gemerkt dat we kunnen ingrijpen wanneer de economische of maatschappelijke noodzaak er is. We zullen minstens om de vijf jaar de evaluatie doen. Voilà, wie de opportuniteit ziet voor een extra studierichting, kan zijn gang gaan. En de collega’s die nog heel graag heel wat richtingen zouden schrappen, hebben dan ook de keuze. Ik heb daarnet gevraagd wat er dan weg moet, maar daar heb ik geen antwoord op gekregen.
Collega’s, ik rond af. Wat deze meerderheid doet, is een belangrijke stap. Maar het is niet de enige stap. De N-VA zal dan ook heel bewust en enthousiast het ontwerp van decreet goedkeuren omdat het de toets volledig doorstaat. Dat hebben wij altijd gezegd: bewaar wat goed is en stuur bij waar nodig. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Daniëls, ‘in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister’. (Opmerkingen van Annick De Ridder)
Ja, zeker, mevrouw De Ridder. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ja, ‘in der Beschränkung’. Ganz genau.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik kom vooraan staan omdat het over een belangrijk ontwerp van decreet gaat, maar ik ga kort zijn.
Ik begin daar waar de heer Daniëls geëindigd is. We zetten vandaag een cruciale stap voorwaarts. Wij keuren vandaag een modern secundair onderwijs goed. Na vele jaren van discussie en onduidelijkheid kan het onderwijsveld, dat al jaren zoekende is naar de manier waarop een modernisering vorm kan krijgen, heel duidelijk weten op welke manier deze hervorming kan worden doorgevoerd. We blijven toch wel trouw aan het masterplan dat wij in de vorige legislatuur hebben goedgekeurd in dit parlement en waarvan wij de grote lijnen hebben vastgelegd.
Ik wil stilstaan bij de belangrijkste elementen die CD&V terugvindt in dit ontwerp van decreet.
We vinden het zeer positief dat wij met dit ontwerp van decreet aan scholen de ruimte bieden om zeer goed na te denken, niet enkel en alleen over hun eigen pedagogisch project, maar ook over het concept dat zij willen hanteren om hun school vorm te geven. We hebben altijd gezegd dat er niet één model is dat het juiste model is voor alle scholen, maar dat het net cruciaal is dat een school nadenkt over welke school zij wil zijn, hoe zij dat pedagogisch wil invullen, maar ook hoe dat zij qua concept wil vormgeven. Dat moet gebaseerd zijn op een grondige analyse. Dit zal leiden tot een goede kwaliteit van onderwijs.
En op de ene plaats zal dat bijvoorbeeld kunnen leiden tot de keuze voor middenscholen, op de andere plaatsen zal die keuze niet worden gemaakt. Er zullen keuzes worden gemaakt voor campusscholen, maar ook voor domeinscholen. Het is belangrijk dat ieder die ruimte heeft om daarin een eigen keuze te maken die leidt tot kwaliteit. En dat vinden wij het meest belangrijke in deze modernisering: dat er maximale ontwikkelingskansen worden gegeven aan onze leerlingen en dat er heel goed wordt ingezet op die vorming van alle kinderen, zodat zij sterk kunnen participeren in onze samenleving en zodat zij zich ofwel kunnen voorbereiden op een arbeidsmarkt vanuit dat secundair onderwijs, ofwel zich kunnen voorbereiden op het hoger onderwijs, of de beide en dat daartoe maximale kansen worden gegeven.
Wij geven dat op verschillende manieren vorm. Ik wil stilstaan bij het cruciale element in die eerste graad. Ik heb het daarstraks al ingebracht in het debat. Die eerste graad heeft een verkennende en oriënterende rol. Daarbij bieden wij de ruimte om te differentiëren. En net datgene wat nodig is en waarvan wij vandaag merken dat het onvoldoende aanwezig is, namelijk het kunnen inspelen op die talenten en interesses van kinderen, maken wij nu wel mogelijk in die eerste graad. Er is ruimte om in te spelen op die diversiteit die we vaststellen tussen leerlingen, niet enkel en alleen in het basisonderwijs, maar ook in het secundair onderwijs. Scholen kunnen daarmee aan de slag. Er is ruimte om uitdaging aan te bieden voor kinderen die dat nodig hebben. Maar we kunnen dan ook remediëring aanbieden voor de leerlingen die daar het best mee gebaat zijn. We hebben een heel diverse samenleving. We hebben een heel grote diversiteit binnen scholen. Het is belangrijk dat wij een kader creëren voor scholen waarbinnen zij maximaal kunnen inspelen op die diversiteit. Wij zien dat dat gebeurt in die eerste graad.
Ook de keuze voor de A- en de B-stroom is een keuze die wij belangrijk vinden. Ook in het rapport-Monard werd er al cruciaal naar voren geschoven dat het nodig is om dit te blijven doen in de toekomst. Ook de versterking in de B-stroom, die versterking op het vlak van algemene vorming, zal extra kansen bieden aan die leerlingen die in een B-stroom terechtkomen en die zich vanuit die B-stroom verder kunnen voorbereiden, hetzij in de richting van doorstromen naar die A-stroom, hetzij doorstromen naar een tweede graad in de arbeidsmarktgerichte studierichtingen.
Dat brengt mij tot het aanbod van de tweede en de derde graad. Daarover is ook al heel wat ingebracht. Er wordt gesteld dat daar weinig verandering is. Wij zijn ervan overtuigd dat hier toch wel een ‘mindshift’ zal gebeuren. De SERV bevestigt dat ook en zegt dat er een belangrijke mentaliteitswijziging zal plaatsvinden. In de toekomst wordt er van leerlingen en ouders niet zozeer aandacht gevraagd om keuzes te maken voor richtingen waarin ze zitten of voor richtingen waarnaar ze afzakken, maar vooral de keuze voor richtingen die duidelijk maken waarop ze zich voorbereiden: hetzij op de arbeidsmarkt, hetzij op het hoger onderwijs, hetzij op beide. En die gerichtheid op die drie verschillende finaliteiten in die modernisering van ons secundair onderwijs, zal ervoor zorgen dat die studieoriëntering en het nadenken over die talenten en die interesses en de manier waarop jonge mensen zich het best voorbereiden, cruciaal zal komen te liggen. Dat is ook de juiste ‘mindset’ om leerlingen te begeleiden in hun schoolloopbaan.
Tot slot wil ik nog stilstaan bij een laatste element dat we vandaag zeker onder de aandacht willen brengen. In dit decreet bieden wij ook ruimte om, via een zevende Se-n-Se-jaar (secundair-na-secundair) te schakelen naar het hoger onderwijs, voor die leerlingen die zich aanvankelijk hebben voorbereid op de arbeidsmarkt, maar die op de leeftijd van 18 jaar bijvoorbeeld de keuze willen maken om door te stromen naar het hoger onderwijs. Zo wordt ook voor hen in een gepast aanbod voorzien dat hen de mogelijkheid biedt om zich veel beter voor te bereiden op die stap naar het hoger onderwijs dan vandaag mogelijk is.
Ik concludeer met het gegeven dat we vandaag een belangrijke stap zetten door dit ontwerp van decreet goed te keuren. Eindelijk, na vele jaren van discussie en onduidelijkheid, biedt dit het onderwijsveld de nodige ruimte om er verder mee aan de slag te gaan en om onze leerlingen in dat secundair onderwijs de allerbeste kansen te bieden, op hun maat, om zich voor te bereiden op de samenleving waarin zij terechtkomen op die arbeidsmarkt of in het hoger onderwijs. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Segers, ik heb goed geluisterd naar uw uiteenzetting. Op het einde had u het over het slechte onderwijs, zoals blijkt uit de OESO-rapporten. Ik ben het daar totaal niet mee eens. Ons Vlaams onderwijs, en diverse collega’s hebben dat hier benadrukt, behoort tot een van de beste ter wereld. Laten we dat blijven herhalen, waar we ook komen. Wanneer we niet twintig jaar maar enkele jaren geleden – het rapport-Monard dateert van 2009, mevrouw Meuleman – hebben beslist om ons secundair onderwijs te hervormen, dan was dat niet om alles op de schop te laten gaan maar wel om te werken aan een aantal knipperlichten. Er waren een aantal zaken die niet goed liepen en waar dan ook aan moest worden geremedieerd.
Diverse sprekers hebben hier al gezegd dat we jongeren in het eerste en tweede middelbaar een sterke basisvorming willen geven. Maar tegelijkertijd willen we aan hen die dat nodig hebben, alle kansen geven om zich te verdiepen, willen we aan hen die tekorten hebben en die voelen dat het nog niet zo goed gaat, de kans geven zich te versterken, en willen we aan hen die nog niet kunnen kiezen, de kans geven om te verkennen en pas later een studiekeuze te maken.
Ik ben het echt totaal niet eens met diegenen die vandaag een pleidooi houden om voor iedereen de studiekeuze uit te stellen. We zien immers in het eerste en tweede middelbaar van technische en beroepsscholen zoveel jongeren die zo blij zijn dat ze in het eerste jaar al de zekerheid hebben dat ze bepaalde technische vakken kunnen volgen, bepaalde vaardigheden kunnen aanleren waar andere jongeren geen interesse voor hebben. We mogen hier vandaag dan ook niet zeggen dat alle jongeren die in het eerste of tweede middelbaar een aantal praktische vakken volgen, later ongelukkig zullen worden of zullen uitstromen. Onze technische en beroepsscholen doen zeer goed werk.
Collega’s, de beste opwaardering zit in ons hoofd. Als wij erin zouden slagen om een beetje positiever te kijken naar ons technisch en beroepsonderwijs, dan zouden we al een stap vooruit zetten. Voor veel kinderen is het een opluchting dat zij van studierichting veranderen en naar het technisch of beroepsonderwijs gaan. Dat is een goede zaak. Omgekeerd zijn er kinderen die helemaal niet praktisch aangelegd zijn en die om bepaalde redenen in het beroepsonderwijs terechtkomen maar eigenlijk veel beter zouden gedijen in sterk theoretische richtingen. We proberen met deze hervorming om in dat eerste en tweede middelbaar een aantal barrières weg te werken. Als wij nu in het tweede jaar secundair vier uur extra basisvorming geven aan leerlingen die in de B-stroom terechtkomen, sommigen uit noodzaak maar anderen onnodig omdat ze bijvoorbeeld de taal onvoldoende spreken, dan is dat net om die leerlingen de kans te geven om aan te takken op sterk theoretische richtingen en niet sowieso te blijven steken in opleidingen die voorbereiden op de arbeidsmarkt en praktische jobs. Die kansen zitten in die hervorming, en dat is de reden waarom ik daar volledig achter sta.
De organisatie van de scholen blijft vrij, dat is waar, maar als ik zie dat op sommige plaatsen tienerscholen ontstaan, als ik zie dat anderen willen experimenteren met nieuwe modellen, dan vind ik dat ook een grote rijkdom van ons onderwijs in Vlaanderen. Dus ja, die organisatie blijft vrij en ik ben ervan overtuigd dat die vrije organisatie de sterktes van ons onderwijs zal blijven koesteren.
Ik word een beetje triest als ik sommigen hoor fulmineren tegen de zogenaamde labels aso, bso en tso. Deze regering heeft inderdaad beslist om deze niet af te schaffen. Tijdens de vorige legislatuur was al beslist door een andere coalitie, door een meerderheid waar andere partijen toe behoorden, om sowieso die vrije schoolorganisatie te behouden. Dat betekent dat sommige scholen een doorstroomschool, een dubbele finaliteitschool of een arbeidsmarktschool kunnen worden. We hebben dan beslist dat dat voor ons niet hoeft en datgene te behouden wat de mensen kennen.
Beste collega's, dit is een oproep aan iedereen: een label zal nooit de school maken in Vlaanderen; het zijn onze directies en leerkrachten die dat doen. Het zijn zij die elke dag het beste van zichzelf geven om onze kinderen extra kansen te geven. Ik ben ervan overtuigd dat deze hervorming, waarvan sommigen zeggen dat ze te groot is en anderen dat ze te klein is, waarmee alle scholen nu aan de slag gaan, extra hefbomen geeft aan de leerkrachten en directies om inderdaad het beste te zoeken voor elke leerling in onze scholen in Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1469/1)
– De artikelen 1 tot en met 60 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.