Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, de Nelson Mandela Rules van de Verenigde Naties, de regels die vastleggen hoe wij met gevangenen moeten omgaan, zijn heel erg duidelijk. Ze zeggen onomwonden dat ook onze gevangenen recht hebben op een kwaliteitsvolle zorg. Ze schuiven daarbij drie principes naar voren: de zorg die binnen de gevangenismuren wordt verstrekt, moet gelijkwaardig zijn aan die buiten de gevangenismuren; men verwacht een klinische onafhankelijkheid van de zorgverleners; de zorgcontinuïteit moet te allen tijde worden gegarandeerd.
Die mooie principes zijn al in 2005 in de Belgische wetgeving vastgelegd, maar de praktijk van vandaag is nog altijd anders: de zorgcontinuïteit is niet altijd gegarandeerd, en we zien ook heel grote verschillen in het zorggebruik. Gedetineerden hebben niet altijd gelijke toegang tot de nodige zorg. Als we die problemen willen oplossen, worden we onvermijdelijk geconfronteerd met een toch wel grote versnippering van de relevante bevoegdheden. Om die reden werd gisteren een taskforce opgericht, waarin onder andere de Vlaamse en federale overheden zijn vertegenwoordigd.
Tegelijkertijd doet Vlaanderen op dat vlak al heel wat. Er is het strategisch actieplan Hulp en dienstverlening aan gedetineerden. En in het actieplan Geestelijke gezondheidszorg gaat er expliciet aandacht naar de verslavingsproblematiek bij gedetineerden.
Minister, met betrekking tot die taskforce is mijn vraag hoe u er mee voor zult zorgen dat de federale initiatieven, die echt wel nodig zijn en die zullen moeten worden genomen, zullen worden afgestemd op de Vlaamse bevoegdheden, zoals ze nu al worden uitgevoerd.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer Anseeuw, afgelopen maandag werd inderdaad op de interministeriële conferentie een akkoord gemaakt over de tasforce die wordt opgericht voor de penitentiaire gezondheidszorg. De deelstaten in ons land zijn uitgenodigd om daaraan deel te nemen. Wij zijn er uiteraard op ingegaan. Wat is nu het enorm positieve dat heeft plaatsgevonden? De federale collega’s hebben aangegeven, conform de aanbevelingen waarnaar u hebt verwezen en die ook door het Kenniscentrum, de Wereldgezondheidsorganisatie en verschillende instanties worden gedaan, dat ze de bevoegdheid over de gezondheidszorg in de gevangenissen wil laten verschuiven van het toezicht vanuit Justitie naar het toezicht vanuit de federale bevoegdheid Volksgezondheid. Die operatie veronderstelt dat daar een heleboel zaken eens moeten worden uitgeklaard.
We zijn met de gemeenschappen voor een aantal zaken in de gevangenissen bevoegd: sociale integratie, welzijnsdiensten, algemene preventie, gezondheidspromotie, Kind en Gezin, noem maar op.
Minister Geens was ook aanwezig op de interministeriële conferentie. De twee federale ministers hebben gezegd dat ze op het federale niveau die shift willen maken conform de aanbevelingen, en dat Volksgezondheid in de toekomst verantwoordelijk wordt voor de organisatie van de volksgezondheid in de gevangenissen, en dat ze dat willen doen met betrokkenheid van de deelstaten, uiteraard gelet op onze bevoegdheden.
Die taskforce wordt opgericht en gaat onmiddellijk een aantal concrete projecten definiëren. Wat moet er in de eerstelijnsgezondheidszorg gebeuren, wat in de tweede lijn? Wat is de toegang tot meer technische prestaties? Dat zijn een heleboel zaken, die uiteraard te maken hebben met het financieringssysteem.
Alle gemeenschappen van ons land waren zeer tevreden dat we aan dat werk kunnen beginnen, inderdaad vanuit de juiste optie dat men voor de dienstverlening een shift gaat maken vanuit de verantwoordelijkheid Justitie naar Volksgezondheid. Wij zullen daar uiteraard vanuit onze bevoegdheden actief aan meewerken.
Minister, dank voor uw antwoord, maar u hebt niet echt geantwoord op mijn vraag. Ik vertrek vanuit de vaststelling dat we in Vlaanderen een aantal bevoegdheden hebben. De vraag is hoe u er zult op toezien dat de federale initiatieven worden afgeleid naar wat we vandaag doen. U zegt dat we daaraan gaan meewerken. Maar eigenlijk is mijn vraag heel concreet: wie zal nu eigenlijk wat doen? Het is natuurlijk positief dat we kunnen beginnen aan dit werk, maar wie gaat wat doen? Daar geeft u geen antwoord op. Ik ben dus heel erg benieuwd. Het is niet alleen belangrijk dat men aan het werk begint, het moet ook duidelijk zijn wie wat zal doen en vooral binnen welke termijn er resultaten zullen zijn. Er zijn grote verschillen wanneer het gaat over het zorggebruik bij gedetineerden. We stellen ook vast dat heel wat zorgverstrekkers die op zelfstandige basis in de gevangenissen werken, vaak slecht of niet of niet op tijd worden betaald. Dat helpt allemaal natuurlijk niet voor de goede zorg voor gedetineerden.
Wie gaat wat doen? Dat is de vraag aan de minister.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, u vat het mooi samen: wie gaat wat doen? Ik wil eerst en vooral zeggen dat ik blij ben dat er iets gebeurt, dat wij de gezondheid van onze gevangenen ernstig nemen. Je moet in alle omstandigheden de menselijkheid bewaren. Maar ik wil aan de wie-wat-vraag nog een vraag toevoegen: waarom? Welke doelen wilt u bereiken? Wat zijn uw ambities? Welke gezondheidsdoelen wilt u bereiken? Waar wilt u beterschap? Op welke resultaten van deze missie mogen wij u afrekenen?
Dat is kort en krachtig.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De gezondheidszorg van gevangenen is inderdaad een bevoegdheid van zowel de gemeenschappen als de federale overheid. Wij zijn bevoegd voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg's) en de centra algemeen welzijnswerk (CAW's), die nu al actief zijn in de gevangenis. Ook zijn we natuurlijk bevoegd voor preventie. Ik ben alleszins blij dat de federale overheid en de gemeenschappen de violen willen stemmen door de oprichting van die taskforce.
Maar men beweert dat men eerst een visie zal ontwikkelen en het dan gefaseerd zal implementeren. Op welke termijn zien jullie dat gebeuren?
De heer Bertels heeft het woord.
De toestand van de gezondheidszorg in het algemeen in de gevangenissen is effectief een schrijnend probleem. In het najaar van 2017 verscheen er een rapport van het kenniscentrum. Daarin werd aangehaald hoe erg het gesteld is met de gezondheidstoestand van de gevangenen, dat er veel te veel psychofarmaca wordt ingenomen of moet worden ingenomen, dat de innamevoorschriften niet worden nageleefd of gecontroleerd, dat de zorgverstrekkers niet goed worden betaald, dat ze allemaal meer medische problemen ontwikkelen dan de gemiddelde bevolking.
Het is dan ook een goede zaak dat er nu eindelijk iets aan wordt gedaan. Minister, er wordt nu in een Interministeriële Conferentie (IMC) Volksgezondheid beslist om een taskforce op te richten. Men kondigt aan een studie te doen en het nadien geleidelijk aan te implementeren. De vraag is dan ook heel terecht: met welke timing mogen wij de ministers bevoegd voor volksgezondheid afrekenen op de resultaten die ze zullen bereiken binnen de gevangenismuren? Dat belangt ons allemaal aan, wanneer die mensen terug naar buiten komen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, het is ondertussen een jaar geleden dat we in de commissie Welzijn heel concreet hebben gesproken over het gezondheidsprofiel van gedetineerden. Dat was toen naar aanleiding van een studie van de Universiteit Gent die achthonderd gedetineerden had ondervraagd.
Enkele maanden later verscheen inderdaad – de heer Bertels verwijst er ook naar – het KCE-rapport (Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg). Ook ik heb, minister, vragen over de implementatie. Want in het KCE-rapport wordt heel duidelijk voorgesteld om de implementatie te starten in een drie- tot viertal gevangenissen. Maar wij kennen ons strategisch plan hulp en dienstverlening. En zo weten we dat de werking in de verschillende gevangenissen bijzonder divers is. We geven daarin grote vrijheid aan de hulpverleners. En dus is mijn vraag: volgt u het advies van het KCE – of volgt ‘men’ het advies van het KCE – om dat in een beperkt aantal gevangenissen vrij fundamenteel te doen? Of zult u eerder streven naar een algemene implementatie? En op welke termijn?
Collega's, voor de goede orde: het initiatief op de IMC om de participatie te vragen van de deelstaten, gaat uit van de federale collega's die hun politieke bereidheid en intentie hebben verduidelijkt om de bevoegdheidsswitch te maken van Justitie naar Volksgezondheid als het gaat over de gezondheidszorg in de gevangenissen.
Uiteraard weet iedereen dat er bevoegdheidsmatig aspecten zijn die helemaal duidelijk tot onze bevoegdheid behoren. Ik neem aan dat niemand suggereert dat wij prestaties van zorgverstrekkers zullen bepalen in de gevangenissen. Dat zijn aspecten die duidelijk tot de federale bevoegdheid behoren. En laat ons eerlijk zijn: er is ongetwijfeld ook een stukje grijze zone.
We hebben een strategisch plan, dat al jaren van toepassing is. Het is een cyclus die we telkens opnieuw doen, waarin we proberen onze inspanningen naar de gevangenissen ook duidelijk te maken, aan het parlement voor te leggen en te vertalen in plannen die we in elke gevangenis uitrollen. Daarbij stellen we inderdaad ook vast, mevrouw Jans, dat er wel wat verschillen bestaan tussen de verschillende gevangenissen. Dat is natuurlijk ook een aspect van de zaak. In die taskforce zullen we natuurlijk bewaken dat we onze verantwoordelijkheid nemen voor de bevoegdheden die ons toekomen. Maar ook zullen we bewaken dat wat moet gebeuren binnen de federale bevoegdheden, daar ook wordt opgenomen en geconcretiseerd.
Het feit dat we met z'n allen kijken hoe we de gezondheidszorg in de gevangenissen beter kunnen organiseren voor de gedetineerden, is wat mij betreft absoluut een zeer goede zaak. We doen een aantal zaken. We kunnen bekijken wat we samen beter kunnen doen. Maar dat er principieel een keuze wordt gemaakt om dat aspect van het beleid te switchen van Justitie naar Volksgezondheid, is op zichzelf voor ons een heel belangrijk gegeven.
En het is ook in die context dat we worden gevraagd om aan die werkzaamheden deel te nemen. Wij zullen het tempo van die werkzaamheden uiteraard niet bepalen. Dat is de taak van de federale collega's, die de taskforce initiëren, oprichten en uiteraard ook in de lead zetten als het gaat over het concretiseren van de werkzaamheden. Het is uiteraard een goede zaak dat zij erkennen dat wij daarin ook een aantal bevoegdheden hebben. En uiteraard hebben wij de bereidheid om die ook op te nemen en te bewaken in die werkzaamheden.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord. Ik hoop dat ik daaruit mag afleiden dat u inderdaad de ambitie aan de dag zult leggen om erop toe te zien dat niet alleen op het federale niveau gebeurt wat moet gebeuren, maar dat u evenzeer zult toezien op de manier waarop dat gebeurt. Ik blijf herhalen dat het bijzonder belangrijk is dat wanneer middelen worden ingezet – het gaat over de inzet van middelen, er zal dus boter bij de vis moeten komen vanop het federale niveau – die middelen ook zo goed mogelijk worden ingezet. Zo goed mogelijk, dat is wat mij en mijn fractie betreft zo goed mogelijk gealigneerd op het Vlaamse beleid dat vandaag wordt gevoerd. We moeten geloof hebben in ons eigen handelen en in ons eigen beleid en we moeten wat de initiatieven betreft die op het federale niveau moeten en zullen worden genomen, niet alleen kijken dat het gebeurt maar ook naar de manier waarop. Dat is de grootste kans op gezondheidswinst voor onze gedetineerden.
De actuele vraag is afgehandeld.