Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is de toespraak van de heer Xavier Bettel, eerste minister van het Groothertogdom Luxemburg, over Europa en onze gezamenlijke toekomst.
Geachte premier Bettel, geachte mevrouw ambassadeur van Luxemburg, geachte minister-president Bourgeois, geachte leden van de Vlaamse Regering, geachte collega’s, geachte aanwezigen, geachte gasten uit Luxemburg, chers visiteurs luxembourgeois, sehr geehrte Gäste aus Luxemburg, mijnheer Bettel, vooreerst wil u hier hartelijk welkom heten in ons Vlaams Parlement. Uw komst past in de politiek van ons Vlaams Parlement om vooraanstaande figuren uit het buitenland naar hier uit te nodigen en om met hen in discussie te treden.
U behoort voorlopig nog tot een elitair kransje van gasten. Sterker nog: u bent pas de zevende internationale gast in onze mooie Koepelzaal en pas de tweede regeringsleider van een ander land, na Mark Rutte, minister-president van Nederland. Die laatste was dus onze directe buurman, en ook al grenst Luxemburg niet aan Vlaanderen, toch beschouwen wij ook Luxemburg als een sympathieke buur.
‘Small is beautiful’, klein maar fijn. Zo kijken wij vanuit Vlaanderen naar Luxemburg. Maar in feite moeten wij, Vlamingen, wat bescheidener zijn. Op de kaart van Europa is ook Vlaanderen maar een kleine vlek. Precies daardoor hebben wij veel met elkaar gemeen. Daarmee bedoel ik niet alleen de oppervlakte, maar ook onze flexibiliteit, ons aanpassingsvermogen en onze bemiddelingskunst. Kleine landen hebben van oudsher het voordeel dat ze makkelijker kunnen optreden als go-between, als onderhandelaar en als diplomatische verzoener bij onenigheden tussen grotere landen.
Maar Luxemburg spant de kroon op dat vlak. Precies door zijn beperkte omvang en zijn klein aantal inwoners lijkt elke Luxemburger wel genetisch voorbestemd om zich te verenigen met andere partners, klein of groot, en daar een alliantie mee aan te gaan. Zo stond Luxemburg aan de wieg van Europa bij de oprichting van de Benelux in 1948, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1951 en de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1957. Met Jean-Claude Juncker, Gaston Thorn en Jacques Santer is Luxemburg het enige land dat al drie voorzitters leverde voor de Europese Commissie.
Die Luxemburgse drang tot samenwerking manifesteert zich ook nog altijd in de Benelux Interparlementaire Assemblee, die wij in de wandelgangen al eens het Beneluxparlement noemen. Die vergadering bewijst nog altijd haar nut, onder meer als denktank en wegbereider voor het Benelux-overleg dat traditioneel gehouden wordt net vóór de Europese top.
Naarmate de Europese Unie zich uitbreidde, heeft dat Beneluxparlement overigens navolging gekregen in groeperingen van gelijkgestemde buurlanden. Ik denk daarbij aan de Nordic Council van de Scandinavische landen, aan de Baltic Assembly met Estland, Letland en Litouwen, en aan de Visegrádgroep in Centraal-Europa. Daarbij gaat het niet louter om landen. Zo maken onder meer de Faeröer en Åland deel uit van de Nordic Council. Ook de Duitse Bundesländer hebben hun eigen overlegorgaan.
Als welvarende regio hecht Vlaanderen begrijpelijkerwijs heel veel belang aan de rol van die regio’s. Het verheugde ons dan ook om te zien dat u zelf namens Luxemburg amper twee weken geleden nog een grensoverschrijdend samenwerkingsverdrag afsloot met Rheinland-Pfalz in verband met professionele vorming. Die overeenkomst kwam tot stand binnen het grotere samenwerkingsverband van de Großregion of La Grande Région, waarin Luxemburg op parlementair niveau permanent samenwerkt met Saarland, Lotharingen, Rheinland-Pfalz en Wallonië. Dergelijke regionale allianties passen perfect in onze visie, die Vlaanderen en de regio’s binnen Europa een steeds belangrijkere rol toedicht. Het is ook geen toeval dat een van de zes internationale sprekers die u hier voorgingen Markku Markkula was, de voorzitter van het Comité van de Regio’s.
Gezien de oppervlakte en het inwonertal van Luxemburg lijkt het ons dat ook uw land er alle baat bij heeft om nog meer van die akkoorden te sluiten met andere landen en, gezien onze afmetingen, ook met regio’s binnen het grotere bestel van de Europese Unie. Wij zitten als buren namelijk op heel veel vlakken op dezelfde golflengte en wij hanteren vaak dezelfde maatschappelijke maatstaven. Daarom hebben wij er alle belang bij dat Luxemburg en Vlaanderen op eenzelfde manier pleiten voor een sterke inbreng van landen en autonome regio’s op supranationaal niveau. Limburg, excuseer, Luxemburg doet dat al lang als onafhankelijk land. (Gelach)
Het was een Freudiaanse verspreking. Luxemburg doet dat al lang als een onafhankelijk land, Vlaanderen als een regio die steeds meer autonomie verwerft. In die zin is uw bezoek aan ons Vlaams Parlement een belangrijk statement, een hernieuwde erkenning uwerzijds van Vlaanderen als volwaardige gesprekspartner, met een parlement en een regering die op internationaal vlak evenwaardige bevoegdheden kunnen uitoefenen als die van Luxemburg.
Tegelijkertijd pleit ik voor de uitbreiding van de contacten tussen parlementsleden, ruimer dan alleen maar tussen de leden van het Beneluxparlement. Uit ervaring weten wij namelijk dat de staatsstructuur van België erg complex is en dat het voor buitenlanders, ook al vallen Luxemburgers nauwelijks zo te bestempelen, niet makkelijk is om de bevoegdheden van Vlaanderen te vatten. Belangrijk om weten is daarbij dat Luxemburg altijd bij onze Vlaamse Regering en ons Vlaams Parlement een aanknopingspunt en gesprekspartner zal vinden om zijn weg te vinden in dat bestel. Wij hebben er van onze kant ook alle belang bij om een beter inzicht te krijgen in de politieke activiteiten die Limburg… (Opmerkingen)
Ik herhaal. Wij hebben er van onze kant ook alle belang bij om een beter inzicht te krijgen in de politieke activiteiten die Luxemburg tentoonspreidt. Luxemburg dus. Premier, excuseer mij dat ik elke keer die vergissing maak.
Misschien wijst u ons zo dadelijk op foute vooroordelen. Des te beter, en dan vernemen wij dat graag van u. Want het is precies door naar elkaar te luisteren dat we elkaar beter leren kennen in al onze gelijkenissen en in onze verschillen. Daarom laat ik graag het spreekgestoelte aan u, mijnheer Bettel.
De heer Bettel heeft het woord. (Applaus)
Mijnheer de voorzitter van het Vlaams Parlement, mijnheer de minister-president, dames en heren leden van het Vlaams Parlement, ik wil spreken als Luxemburgs premier en niet als Limburger. (Gelach)
Ik ben zeer vereerd met de uitnodiging van voorzitter Jan Peumans om het Vlaams Parlement vandaag te komen toespreken, en ik bedank u voor uw bereidheid uw sessie hiervoor te onderbreken. Ik moet zeggen dat ik bijzonder onder de indruk ben van deze prachtige zaal, de Koepelzaal, alsof we ons onder de blote hemel bevinden, hier in het hart van Brussel.
Collega’s van het Vlaams Parlement, ik heb gewerkt als voorzitter van de Beneluxraadcommissie van Landbouw en Visserij. Mijn eerste verslag ging over het probleem van de mosselen in Zeeland. Dat was een beetje speciaal voor een Luxemburger.
Voorzitter, sta mij toe om na deze inleiding mijn toespraak voort te zetten in een taal die ik beter beheers. Ik zal u iets langer kunnen toespreken in het Frans.
Voorzitter, ik bedank u voor dit initiatief om buren, collega’s, uit te nodigen. Zo kunnen wij eens van gedachten wisselen over de actualiteit. Ik ben vandaag in Brussel omdat wij morgen ook een belangrijke Europese Raad hebben. Sta mij dus toe om ook iets te zeggen over de Europese actualiteit.
Als stichtende leden van de EU hebben het Koninkrijk België en Luxemburg een bijzondere relatie en ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van onze Unie. Wij beschouwen België, in al zijn samenstellende delen, als een bevoorrechte partner in het streven naar het bewaken en bewaren van, en het herinneren aan de fundamentele waarden van onze Unie.
Ik maak een korte historische uitweiding, alvorens tot de kern van mijn betoog te komen. Mij uitspreken over wat Europa voor mij betekent, en over de richting die ik Europa graag zou zien uitgaan, is voor mij niet mogelijk zonder rekening te houden met onze historische achtergrond, die van Vlaanderen, België en Luxemburg.
De geschiedenis van onze beide landen is oud en onze lotsbestemmingen zijn historisch zeer verbonden.
Hoewel beide landen na de onafhankelijkheid van Luxemburg in 1839 elk hun eigen weg zijn ingeslagen, gaan we sinds 1922 opnieuw hand in hand in het kader van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU). En in de schoot van de grote familie der naties zijn we trots om stichtende leden te zijn van de Verenigde Naties, de Europese Unie en de NAVO.
België was een van de eerste geïndustrialiseerde landen ter wereld, en als geglobaliseerde economie liep het voor op zijn tijd. Antwerpen is een van de belangrijkste havens van Europa. Geen toeval dat België en Vlaanderen met een dergelijk peil van economische en culturele ontwikkeling kunstenaars met wereldfaam hebben voortgebracht, meesters wier oeuvre tot vandaag ongeëvenaard blijft.
Luxemburg van zijn kant beschikte over een sterke strategische positie, die sterk begeerd werd. Sommigen noemden ons zelf het Gibraltar van het Noorden. Toch was Luxemburg ook een arm land. Veel mensen zijn dat vergeten. Luxemburg was tot in de 19e eeuw een arm landbouwland en is vanaf de jaren 1920 een van de meest belangrijke staalproducenten geworden, en de staalnijverheid is vandaag nog steeds de grootste werkgever van het Groothertogdom Luxemburg. Door de achteruitgang van de staalindustrie in Europa was een economische heroriëntering in Europa nodig, en Luxemburg is sindsdien een van de belangrijkste financiële centra geworden, een van de belangrijkste actoren op het vlak van technologie, van informatica, in het bijzonder van satellieten. Het Luxemburgs bedrijf SES, Société Européenne de Satellites, is een wereldleider op het vlak van satellietoperatoren en beschikt vandaag over een vloot van zestig satellieten, die ongeveer 99 procent van de wereldbol en van de wereldbevolking dekt. Ik moet u bekennen dat het Groothertogdom Luxemburg groter is in de ruimte dan op aarde.
Voorzitter, er is een constante in de historische evolutie van Vlaanderen en in die van het Groothertogdom Luxemburg, namelijk de wil om onszelf voortdurend opnieuw uit te vinden, fier te zijn op ons verleden en ook klaar te zijn voor de toekomst, door de eeuwen heen – daarnet heb ik SES vermeld. Vandaag start mijn land met de exploitatie van ‘asteroid mining’: het winnen van mineralen uit asteroïden. Sommigen dachten, net zoals ten tijde van SES, dat de toenmalige eerste minister beter naar een psychiater zou gaan. Vandaag zegt men hetzelfde wanneer het over ‘asteroid mining’ gaat. In de politiek moet men, zoals ik daarnet zei, fier zijn over zijn verleden, maar ook klaar zijn om uitdagingen aan te gaan, ‘a first mover’ zijn en er zin in hebben om te dromen en de zaken vooruit te doen gaan.
Zowel in Vlaanderen als in Luxemburg hebben we politieke aardverschuivingen in de grootmachten rond ons meegemaakt die een directe weerslag hadden op onze ontwikkeling. Onze grootte had ook gevolgen. Vlaanderen en Luxemburg hebben in vrede steeds gebloeid door een liberale, open economie te verdedigen, die precies gebaseerd was op de zowel economische als culturele uitwisseling met hun verschillende buren. In die periode waren onze streken het welvarendst, en hadden ze ook de grootste invloed.
Vandaag is het nauwelijks 73 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog ons Europese continent heeft verwoest. Na 1945 heeft een politieke generatie in een gekwetst en getraumatiseerd Europa gezworen: “Dat nooit meer.” Vergeet niet dat de Eerste Wereldoorlog al de oorlog was die een einde moest maken aan alle oorlogen. Maar op de as van een verwoest en verdeeld Europa, heeft de nieuwe generatie gedurfd om te dromen om een continent te stichten, door samenwerking tussen de Europese volkeren aan te moedigen. Men vergeet al te vaak dat het Europese project in de eerste plaats een vredesproject is. Wij beschouwen vrede als een verworvenheid, als iets gewoons. Vergeet niet dat er aan de grens van Europa een land is, Oekraïne, dat zich in een conflictsituatie bevindt, omdat het land heeft gezegd dat het toenadering tot Europa wil zoeken. Dat speelt zich af aan de poort van ons Europa. Als we over een vredesproject spreken, vinden sommigen dat banaal. Geloof me, vrede is nooit banaal. Als ik vandaag als buur in dit parlement kan komen spreken, vindt men dat normaal: men reist, men werkt, men studeert. Dat is wat Europa ook is voor mij. Waarom is men daarin geslaagd? Omdat men bereid was om iets te bundelen, en zelfs een deel van de soevereiniteit te bundelen. Men wilde samen, morgen, iets groter oprichten.
Voorzitter, sinds de economische en financiële crisis van 2007-2008 zien we een opgang van protestbewegingen. Zij stellen net de Europese architectuur die we samen hebben opgebouwd sinds de jaren 50, opnieuw in vraag. We horen steeds meer dat Europese volkeren zich op zichzelf terugplooien. Ook op het niveau van de lidstaten zegt men dat het alleen wellicht beter zal gaan. Dat verbaast me, want als we vandaag kijken naar de cijfers van de economische groei, als we kijken naar de werkloosheidscijfers in Europa, dan gaat het vandaag beter met ons dan enkele jaren geleden. De cijfers spreken voor zich. Als onze economieën er bovenop zijn kunnen komen, dan is dat ook als gevolg van maatregelen die op Europees niveau konden worden genomen.
Die vaststelling sinds de jongste grote crisis bewijst volgens mij eens te meer dat, als het goed werkt, dat dan de verdienste is van ons, van de politieke verantwoordelijken op nationaal niveau, maar dat, als de zaken slecht gaan, men geneigd is om te zeggen dat het aan Brussel ligt. Dat is een tendens die je overal hebt. Als het goed gaat in de 28 lidstaten die vandaag nog rond de tafel zitten, dan zegt de regering dat ze goed werk heeft geleverd, maar als er iets slecht gaat, dan is het de schuld van Brussel. Wie is Brussel? Brussel, dat zijn 28 Eurocommissarissen aangeduid door hun land, gevalideerd door een Europees Parlement verkozen door de 28 bevolkingen, door de 500 miljoen Europese burgers. Dat is Charles Michel, dat is Xavier Bettel, dat zijn de diverse regerings- en staatshoofden in Europa. Dat bent u, dat zijn wij, vandaag sinds het Verdrag van Lissabon met een aantal mogelijkheden om de Europese beslissingen te beïnvloeden. Laten we dus stoppen met te doen alsof Brussel – dan bedoel ik de Europese wijk – een UFO is, alsof dat buitenaardse wezens zijn die niks met ons te maken hebben. Dat zijn wij zelf rond de tafel. Dus, laten we stoppen met te zeggen dat het Brussel is als het niet gaat, terwijl, als veel dingen goed gaan, dat dankzij de Europese Unie is.
Ik wil hier geen kritiek geven op de manier waarop de Europese Raad werkt, maar destijds, in 1957, toen de Europese Unie werd opgericht, dacht iedereen bij zichzelf: ‘Ik ga naar mijn vergadering en ik ben bereid om vandaag een klein beetje te geven, want ik weet dat ik morgen meer zal terugkrijgen dan wat ik vandaag geef, want ik weet dat het groter, meer compleet zal zijn.’ Vandaag vraagt iedereen daarentegen: ‘Wat ga ik aan mijn bevolking moeten uitleggen vanavond in het avondjournaal waaruit blijkt dat ik gewonnen heb?’ Het is ook het feit van die ‘doorstep’ wanneer je voor het gebouw aankomt, waar al die journalisten zijn, die vragen: gaat u toegeven of niet? Ik zou liever hebben dat er binnenskamers wordt gediscussieerd. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat niemand zich op zichzelf terugplooit en naar Brussel wil komen met een standpunt dat vastligt. Integendeel, het is door dialoog dat we ook oplossingen zullen vinden. Ik verzet me tegen diegenen die doen alsof we het beter zullen doen door ons terug te plooien op onszelf. Aan degenen die onze burgers dat willen doen geloven: er zal nooit een betere toekomst zijn door opnieuw te worden wat we waren.
Ook om te tonen in welke mate dat argument op een zijspoor staat, heb ik willen beginnen met een korte historische omweg. Voor mij is Europa vooral een vredesproject. Het is een ruimte waar we samen wensen te wonen en evolueren. Voor velen is Europa vandaag verkopen en kopen zonder grenzen, maar geloof me, voor mij en voor velen is Europa veel meer dan dat. Voor alles staat het voor gedeelde waarden, voor culturen die we delen. Europa is het feit dat we er kunnen reizen, dat we er kunnen werken, dat we kunnen studeren, dat we ziek kunnen worden, dat we verliefd kunnen worden, dat we kunnen trouwen, dat we kunnen scheiden, kinderen krijgen, werken, met pensioen gaan, verzorgd worden, verdedigd worden, ons uiten, stemmen. Europa, dat is het feit dat er vandaag 28 landen zijn waar we rechten hebben en waar we niet worden beschouwd als ‘de andere’, waar ik weet dat ik me kan vestigen, werken, succes hebben.
Europa, dat is ook Schengen. Voor degenen die niet weten waar Schengen ligt: Schengen is een dorp in de Luxemburgse Moezelstreek. Als u de plaats zoekt waar het Akkoord van Schengen werd ondertekend, gaat u verloren lopen: het was op een schip dat niet meer bestaat. Ik raad u toch aan om eens naar Schengen te komen. Tijdens het bezoek van de minister-president heb ik de lof gezongen van de Luxemburgse Moezelwijnen, maar we moesten daarna allebei nog wat werken, dus het zal voor een volgend bezoek zijn, minister-president.
Voor mij is Europa vooral moderniteit, opening. Kortom, Europa is onze gemeenschappelijke lotsbestemming. Ik maak deel uit van die generatie die het vrij verkeer heeft gekend. Ik ben Luxemburger. Mijn grootmoeder van vaderskant was Française en katholiek. Mijn grootvader was Luxemburger en atheïst. Ik heb ook een Russisch-orthodoxe grootmoeder en een Joods-Poolse grootvader. Mijn man is Aarlenaar en Belg. Dat is Europa vandaag: ik kan mij hier, ten overstaan van u allen, vrij uitspreken, met al die origines. We mogen niet vergeten dat men mij, in onze gemeenschappelijke geschiedenis, op basis van al dat ‘verschillend zijn’ ooit ter dood zou hebben veroordeeld..
Ik kan hier vandaag leven, mij uitdrukken in deze zaal, in alle vrijheid, in al mijn 'verschillend zijn', als Europees vrij man die zich heeft kunnen ontwikkelen. Ik heb in Frankrijk gestudeerd in Nancy. Ik heb een Erasmusprogramma gevolgd in Griekenland. Ik heb orthodox canoniek recht gestudeerd. Misschien ben ik daarom minister van Erediensten van het Groothertogdom geworden. Ik heb ook maritiem recht gestudeerd. Dat heb ik mijn carrière als advocaat wel niet elke dag kunnen gebruiken. Maar ik heb vooral aan den lijve kunnen ervaren wat Europa betekent, voorzitter. Als jonge student herinner ik me nog mijn Citroën BX. Ik ben herhaaldelijk moeten stoppen om tot in Thessaloniki te geraken.
Ik heb gezien wat het betekende om geen deel uit te maken van Europa. Als ik tijdens het weekeinde naar Turkije ging, naar Istanboel, zag ik daar om de 20 meter militairen met mitraillettes. Als ik naar Skopje ging, moest ik mijn wagen desinfecteren, zogezegd om geen microben binnen te brengen in het land, maar ik denk dat het vooral was om 5 Duitse mark te betalen. De grenzen sloten omdat er een voetbalmatch was op de televisie, en ik moest wachten.
Vandaag hebben we de euro in onze portemonnee. We gaan studeren in het buitenland. Als ik naar Aarlen of Thionville of Trier ga, moet ik er niet meer aan denken om geld te wisselen om een koffie te betalen, om mijn wagen vol te tanken of om wat dan ook te kopen. Maar ik behoor wel nog tot de generatie die wisselkantoren heeft gekend. Leg nu maar eens uit aan een 18- of 19-jarige dat, als hij vroeger vanuit België naar Italië trok, hij eerst Belgische franken nodig had voor Luxemburg – we hadden in Luxemburg Belgische franken – en dan Franse franken en Italiaanse lires. En als hij de autosnelweg nam, had hij Duitse marken nodig. Enzovoort. Herinnert u zich nog dat socialezekerheidsdocument: E400, of hoe heette het? Dat moest men mee hebben naar het buitenland voor het geval men er ziek werd. Ik verwar het altijd met de E411, Brussel-Luxemburg, daarom twijfel ik over de cijfers. Dat dat nu allemaal veel gemakkelijker gaat, beschouwt men als normaal. Maar het is dankzij Europa dat we al deze vrijheden en faciliteiten hebben.
Geloof mij: de Schengenzone is voor mij een van de grootste toegevoegde waarden van de Europese Unie. Maar de migratiecrisis heeft wel heel wat vragen doen rijzen. Sommigen zeiden dat we er niet meer in slagen om dat met onze gemeenschappelijke ruimte om te controleren. Daarom hebben wij als regerings- en staatsleiders beslist om in de nodige middelen te voorzien, want wij hebben aan de buitengrenzen van de Schengenzone controles nodig die werken. Ik denk dat de situatie nu wel stabiliseert. We hebben heel lange discussies gehad over de migratiekwestie. We hebben nog altijd geen oplossing gevonden. De enige oplossing zou immers een oplossing zijn met een permanent mechanisme, een gecentraliseerd mechanisme dat voor een verdeling tussen de verschillende landen kan zorgen
Sommige landen zeggen dat ze een flexibele solidariteit willen. Ik wil het debat over de flexibele solidariteit niet openen, want solidariteit kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd en de lidstaten interpreteren dat nu al op een andere manier. Als men voor migratie een flexibele solidariteit vraagt, dan kan ik u zeggen dat mijn landbouwers helemaal niet dezelfde mening zullen delen als landbouwers uit andere lidstaten. Het debat over flexibele solidariteit moeten we absoluut vermijden, maar we moeten wel een duurzaam mechanisme vinden.
Voorzitter, ik zou helemaal niet willen dat het in de toekomst rechters zouden zijn die zullen bepalen of de beslissingen die we hebben genomen, moeten worden nageleefd of niet. Als dat zo zou zijn, hebben wij een probleem.
Sommige personen hebben voorgesteld om de structurele fondsen te koppelen aan de kwestie van de migratie. Ik moet u zeggen dat ik daar persoonlijk niet echt achtersta. Ik vind dat niet zo’n goed idee, want een regerings- of een staatshoofd zal terugkeren naar zijn land en aan zijn landbouwers moeten zeggen dat er geen geld meer is voor hen, hij zal ook aan zijn studenten moeten zeggen dat er geen Eramusbeurzen meer zijn. Alles is geblokkeerd vanwege de migranten. In dat geval dreigen we zelfs het omgekeerde te veroorzaken, en dan zal de bevolking zich nog meer keren tegen Brussel en de Europese gedachte.
Er zijn regels uitgevaardigd toen alles goed ging, en nu moet er worden nagegaan of de zaken niet anders kunnen worden aangepakt. Zo moeten we ons bijvoorbeeld afvragen of unanimiteit bij de beslissingen nog altijd wel een goede zaak is. We moeten rond de tafel gaan zitten. Er zijn heel wat regels gemaakt in de periode dat alles goed ging, maar er is in heel weinig voorzien toen de machine begon te haperen. Maar we zullen erin slagen en we blijven voortgaan. De enige manier om een gemeenschappelijk probleem op te lossen, is gemeenschappelijke oplossingen aanreiken. We zullen daar met nationale oplossingen niet in slagen.
In Vlaanderen en in het Groothertogdom Luxemburg hebben we kiezers die vragen stellen over de grenzen, vragen over de vluchtelingenstromen en over hoe dat moet worden beheerd. Zoals ik u daarnet uitlegde, ben ik een democraat. Het probleem dat je hebt als democraat, is dat mensen vaak heel eenvoudige, korte vragen hebben en dan heb ik een heel lang en complex antwoord. Het verschil met sommige populisten is dat zij op de meest moeilijke en lange vraag een antwoord hebben dat altijd heel kort en heel simpel is. Maar ik moet dat antwoord, als dat fout is, aanklagen als democraat.
U herinnert zich nog wel de brexitcampagne. Er werd gezegd dat men miljoenen euro zou kunnen recupereren op het vlak van sociale zekerheid. Miljoenen. Op 23 juni 2016 hebben de Britten ‘leave’ gestemd. Op 24 juni zei Nigel Farage op televisie dat hij zich had vergist. Waarom heeft niemand dat op voorhand gezegd? Het is dus belangrijk om aan te klagen wat fout is. Het is belangrijk te zeggen welke richting we uit moeten gaan, ook al is dat niet altijd eenvoudig en ook al is dat niet altijd de meest eenvoudige en soms ook niet de meest populaire keuze.
En dus moeten we vandaag ook antwoorden vinden op de vragen die de toekomst van de Europese Unie zullen bepalen. Als hoofd van de Luxemburgse regering pleit ik voor een Europa van de actie en niet voor een Europa dat niet vooruitkomt. Europa moet zich toeleggen op het vinden van concrete oplossingen voor de problemen waarmee onze medeburgers en onze economische spelers geconfronteerd worden in hun dagelijkse leven en in hun activiteiten. Er is nog veel werk aan de winkel op dat gebied. Nemen we het voorbeeld van de invoering van een echte digitale eenheidsmarkt. Op het Europese niveau hebben we nog wat achterstand wat het digitaal beleid betreft. Als je vandaag succesvol wil zijn, ga je bijna beter naar de Verenigde Staten of naar Azië, dan in Europa aan de slag te gaan, waar er 28 regulatoren en 28 wetgevingen zijn. Als klein start-upbedrijfje moet je voldoen aan alle reglementeringen in elk van de lidstaten. Voor een grote groep is dat geen probleem, maar voor een klein bedrijf is het veel moeilijker om daarin te slagen. Daarom moeten we ijveren voor een eengemaakte digitale markt, zonder te vergeten dat de opgang van de digitale economie gekoppeld moet worden aan onderwijs, aan de gegevensbescherming en aan de digitale fiscaliteit. Daar wordt al vaak over gesproken en iedereen vraagt zich af wanneer de zogenaamde GAFA daaraan zullen worden onderworpen. Wanneer zullen daarover beslissingen worden genomen?
Een bedrijf dat winst maakt, moet belastingen betalen, daar ben ik het helemaal mee eens. Hoe valt het anders uit te leggen aan mensen die elke dag opstaan met de idee dat ze 40 of 50 procent belastingen betalen, dat een bedrijf dat miljardenwinsten maakt bijna niets betaalt? Maar het invoeren van specifieke Europese belastingen zal volgens mij nefast zijn voor de Europese economie. Op de geglobaliseerde wereldmarkt is een even geglobaliseerde oplossing nodig voor de digitale sector. Als de conclusies van de Europese Raad van morgen of overmorgen, gelet op de beslissing van president Trump om een invoerheffing in te voeren voor staal, erin bestaan dat er tegenmaatregelen worden genomen en dat er ook maatregelen genomen worden ten aanzien van de GAFA, dan zullen de Verenigde Staten dat begrijpen als een package van antwoorden op de heffingen op staal. We moeten een Europese fiscale oplossing vinden voor de GAFA- bedrijven, maar we mogen onszelf geen schade toebrengen in vergelijking met de Verenigde Staten, China, Korea of Japan. Zo niet worden we minder aantrekkelijk en minder competitief.
Als ik hier de Verenigde Staten en Japan vermeld, mogen we zeker niet vergeten dat we op het Europese niveau een level playing field nodig hebben met veel landen. Vandaag is Londen deel van onze familie, maar morgen is Londen onze buur. Ik wil echt niet dat Londen in 2019 het offshore-centrum wordt van de Europese economie. Daarom is een level playing field in dit verband van cruciaal belang. Soms wordt er gezegd dat Luxemburg, Nederland of Ierland de zaken blokkeren. Dat is niet zo. Luxemburg wil vooruitgang boeken. Als we op het internationale niveau vast zitten, zullen we oplossingen moeten vinden. Laten we proberen dat ze van meet af aan zo breed mogelijk gedragen wordt. We weten dat de OESO de komende dagen een rapport zal voorstellen over de vraag van de fiscale behandeling van de GAFA.
In de Europese Unie merk ik de wil tot fiscale harmonisatie. Het is jammer dat men in dat verband altijd een harmonisering naar boven voorstaat en nooit naar beneden, terwijl onze Amerikaanse concurrenten hun belastingtarieven verlagen. We moeten dat dus goed in de gaten houden.
Voorzitter, in het vooruitzicht van de Europese verkiezingen van 2019 is het evident dat de denkoefening over de toekomst van Europa ook een denkoefening vereist over de institutionele evenwichten. De afgelopen weken en maanden zijn er een reeks voorstellen ingediend over de hervorming van de EU. President Macron bijvoorbeeld heeft voorgesteld dat de zetels die in het Europese Parlement vrijkomen door het vertrek van de Britten, deels door transnationale lijsten zouden kunnen worden ingevuld. Het Europees Parlement heeft neen gezegd voor 2019, maar ik ben het wel eens met het voorstel van de heer Macron.
Ik heb het gevoel dat we averechts zijn begonnen. We hebben ‘Spitzenkandidaten’ gemaakt, maar zonder lijsten. We hadden eerst transnationale lijsten moeten opstellen waardoor die ‘Spitzenkandidaten’ de kandidaten zouden zijn van die transnationale lijsten. Maar men heeft beslist andersom te beginnen. Ik hoop dat we tegen 2024 de transnationale lijsten kunnen hebben. Dat is geen verlies van soevereiniteit. Het gaat erom een 'Spitzenkandidat' te hebben die ook kandidaat is. Als iemand kandidaat is voor een Europese post en we hebben transnationale lijsten, dan kan die deelnemen aan de verkiezingen en zich verkiesbaar stellen voor Europese kiezers. Dat is belangrijk. Zoals ik al zei, ik denk dat we averechts zijn begonnen.
Voorzitter, ik heb ook vragen over andere punten, zoals het toekomstige fusioneren van het voorzitterschap van de Europese Raad en de Europese Commissie. Als je dat samen neemt met het voorstel van de praktijk van de ‘Spitzenkandidaten, zou dat een sterke impact hebben op het evenwicht tussen de Europese instellingen. Deze voorstellen gaan over de fundamenten van de Europese architectuur. Ik vrees dat het momenteel niet mogelijk zal zijn, gelet op de bestaande verdragen.
Ik ben er ook niet van overtuigd – dat moet ik toegeven – dat dat de vragen zijn die de kiezer zich stelt. Moet de voorzitter van de Commissie en van de Europese Raad al dan niet dezelfde zijn? Moeten we ‘Spitzenkandidaten’ hebben of niet? Moeten we transnationale lijsten hebben of niet? Ik hoop dat we die vraagstukken snel kunnen oplossen. Als we er nu nog weken over doen en weken discussiëren om te weten of we ‘Spitzenkandidaten’ willen of niet, dan zullen de Europese kiezers het gevoel hebben dat dit heel ver afligt van het ideaal dat ze voor ogen hebben voor Europa. Dit is voor de Europese kiezer een zeer abstract debat. Het is frustrerend voor de Europese burger: in deze theoretische debatten is er een gebrek aan concrete en tastbare dingen.
Dat heeft ook bijgedragen aan het resultaat van het Britse referendum. Ik betreur de keuze van Groot-Brittannië. Ik respecteer die keuze, maar ik betreur die wel. Ik ben het eens met voorzitter Tusk die zei dat het terugtrekken van de Britten geen winnaars zal opleveren, noch voor Groot-Brittannië, noch voor Europa. Dit is geen win-winsituatie. Niemand zal winnen met de brexit. De brexit houdt in dat je de dingen zo beheert dat je zo weinig mogelijk schade krijgt door de brexit, voor de burgers en voor de economie. We zullen allemaal benadeeld zijn als het verder gaat zoals nu. Iedereen zal worden getroffen. Iedereen, Luxemburg, maar ook Vlaanderen, zal worden getroffen, België, de kleine en middelgrote economieën die voor wereldwijde vrijhandel staan en vooral export- en importgericht zijn op het vlak van diensten.
Wat de toekomstige betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk betreft, vind ik drie principes essentieel. Ten eerste is er het intra-EU-solidariteitsprincipe waarmee we het toekomstige kader moeten bepalen. De belangen van alle lidstaten ten opzichte van Groot-Brittannië zijn allemaal even belangrijk. Een economische sector kan geen gunstbehandeling krijgen ten nadele van een andere. In mijn eerste rapport als voorzitter van de Visserijcommissie was ik erg blij dat er over visserij werd gesproken in de ‘guidelines’, maar sommige landen hebben nu eenmaal andere prioriteiten. Als men over de visserij in een bepaald land spreekt, moet men ook rekening houden met de economische belangen van andere landen. Ik moet immers bekennen dat visserij in Luxemburg een vrij beperkte activiteit is.
Ten tweede is er het principe van het ‘level playing field’ dat de integriteit van de interne markt moet waarborgen.
Ten derde moet het principe van de coherentie ervoor zorgen dat binnen de EU het politieke besluitvormingsproces coherent gebeurt, net om dat toekomstige kader uit te werken. De wetgevende werkzaamheden moeten niet voorlopen op de uitkomst van de onderhandelingen met Groot-Brittannië, zeker niet als het gaat over de behandeling van derde landen wat de toegang tot de interne markt betreft.
Het zijn principes waarop ik zal toezien als een toekomstig kader voor onze betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk zal worden bepaald. Dat staat op de agenda van de Europese Raad. Ik heb dat vorige week met eerste minister May besproken.
Voorzitter, in die context wil ik aandringen op het belang voor partners die onze situatie en onze filosofie delen, voor het evenwicht van Europa en van de wereld, om samen te werken en om de toekomst gecoördineerd vorm te geven. Wie kan dat beter begrijpen dan België en Vlaanderen, wier nationale devies 'Eendracht maakt macht' is?
Wij Vlamingen, Belgen en Luxemburgers hebben het voordeel van een lange traditie van samenwerking en uitwisseling. Ik heb contacten gehad met minister-president Bourgeois, binnenkort komt Waals minister-president Borsus, Oliver Page komt geregeld bij ons, ik heb uitstekende contacten met de Belgische Federale Regering. Ik heb ook zeer goede contacten met Charles Michel en tijdens vergaderingen proberen we vooruitgang te boeken in dossiers die voor u minder rechtstreeks van toepassing zijn. Eén dossier geraakt wat moeilijk vooruit: dat van de mobiliteit. U kent misschien de treinverbinding tussen Luxemburg en Brussel, die was zeventig jaar geleden sneller dan vandaag. Maar het is heel leuk, je hebt de tijd om een boek te lezen.
De banden tussen onze beide landen zijn heel nauw. We hebben elke dag een 45.000-tal Belgen die grensoverschrijdend in Luxemburg komen werken. Elke dag zijn ook onze studenten heel blij dat ze hun studies hier in België kunnen doen.
Voorzitter, u zei het daarnet, we zijn geen rechtstreekse buren – Limburg wel – maar we staan heel dicht bij elkaar door verschillende factoren. De Vlaamse havens zijn onontbeerlijk voor onze economie, de Vlaamse kust is een geprivilegieerde bestemming voor Luxemburgers. Ik denk dat er nog potentieel is, dat we de banden tussen ons nog dieper kunnen maken.
Minister-president, ik weet dat u mijn land al heel goed kent, maar u weet dat u voor ons een essentiële partner bent. Ik zei het al, buren hebben vaak het idee dat ze elkaar kennen. Men zegt dat, als je elkaar kent, je elkaar niet moet zien, want alles gaat goed en als er iets niet gaat, dan bellen we wel. Dat klopt niet. Het is heel belangrijk om tussen buren ook de banden aan te houden en elkaar te zien.
Samen met de groothertog en de groothertogin van Luxemburg bracht ik gisteren een staatsbezoek aan Parijs. Zo'n staatsbezoek was veertig jaar geleden. We denken dat we elkaar kennen en dat dat dus niet nodig is. We hebben met de Franse regering heel wat overeenkomsten kunnen ondertekenen.
Waarom zeg ik dat? Wel, omdat Europa verandert. Het Verenigd Koninkrijk heeft beslist om de familie te verlaten. Ik wil zo nauw mogelijke banden aanhouden tussen de verschillende landen, maar ook met het Verenigd Koninkrijk, want dat is al heel lang een belangrijke partner, voor Vlaanderen, voor België en voor het Groothertogdom Luxemburg. Het was vaak een lidstaat waar we het niet altijd mee eens waren. Het was een beetje een moeilijk huwelijk tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Als je van maandag tot zaterdag zegt dat er niets werkt in Europa, en als de mensen op zondag dan moeten stemmen om wel of niet in Europa te blijven, dan is het uiteraard moeilijk om steun te krijgen in een referendum.
Vorige week heb ik de situatie aldus samengevat: Engeland was vroeger een “member of the family with a lot of opt-outs. Now they are outside of the family but they want a lot of opt-ins.” Dat is eigenlijk een goede samenvatting van de situatie. De banden tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie moeten we altijd pragmatisch in ogenschouw nemen. Sommigen denken dat we de Britten nu moeten straffen. Het zou de grootste fout zijn kiezers te willen afstraffen. Dan zeg je: als je niet denkt zoals wij, gaan we jullie straffen. Dat is fout.
Maar, wat we ook niet moeten aanvaarden, is cherry picking. Andere landen zullen zich afvragen waarom ze niet hetzelfde statuut hebben als het Verenigd Koninkrijk. Het is dus belangrijk om daar een evenwicht in te vinden. We moeten ervoor zorgen dat Londen niet de offshore-draaischijf wordt van de Europese economie. Belangrijk is daar het level playing field.
We moeten ervoor vechten dat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk zich niet vertaalt in een afzwakking van ons open, op de wereld gerichte, moedige en innovatieve Europa. Er is geen betere plaats om dit te vertellen, voorzitter, dan in dit parlement. Vlaanderen, met haar steden Antwerpen, Gent en Brugge, heeft actief deelgenomen aan totstandkoming van de vrijemarkteconomie en aan de mondialisering. In de nieuwe situatie ben ik ervan overtuigd dat de Beneluxlanden maar ook andere partners die een pragmatische kijk hebben, die openstaan voor de wereld voor commerciële uitwisselingen en die welvaart creëren voor de samenleving en de burgers, hun samenwerking binnen de EU moeten versterken en tot een nog sterkere coördinatie komen. Dat is volgens mij op dit moment het beste antwoord en de meest constructieve aanpak om onze Europese toekomst vorm te geven. Dit is een gemeenschappelijke toekomst, waarbij we samen de voorwaarden scheppen die de toekomstige generaties in staat zullen stellen om in vrede en welzijn te kunnen leven met dezelfde kwaliteit die voor ons verworven lijkt. Laten we ervoor zorgen dat dat voor de toekomstige generaties ook zo is. Dank u. (Applaus)
Dank u wel, mijnheer Bettel.