Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, de instellingen van de Broeders van Liefde voeren actie rond de boodschap ‘Goede zorg is veilige zorg’. Zij zien in hun instellingen steeds meer arbeidsongevallen die het gevolg zijn van agressie. Vorig jaar ging het om meer dan de helft van de gerapporteerde arbeidsongevallen, en dan zijn er nog al die incidenten die ook met agressie te maken hebben, maar die niet hebben geleid tot een aan de verzekering aangegeven letsel.
Die agressie is soms handicapspecifiek, heeft soms te maken met de context waarin de kinderen zijn opgegroeid of zich nog altijd bevinden of ligt het aan de complexere maatschappij, maar het heeft ook en zeker iets te maken met het personeelstekort in de instellingen. De multifunctionele centra (MFC’s) draaien al jarenlang op 80 tot 85 procent van de personeelsnorm. Dat betekent dat in een instelling 30 mensen te weinig aan het werk zijn.
Voor de jongeren maakt dat een zeer groot verschil. Preventief betekent dit dat er minder incidenten zijn indien wordt gewerkt in kleinere groepen en met voldoende begeleiders. Indien er een incident is, is het dan ook gemakkelijker voor de begeleiders om in te grijpen, een kind op tijd rust te bieden of andere jongeren bij andere begeleiders te plaatsen.
Eigenlijk is de vraag zeer eenvoudig. De Broeders van Liefde vragen niet het einde van de wereld of heel gekke zaken. Ze verwijzen naar de besparing die lang geleden is doorgevoerd en die volgens mij in 2010 gedeeltelijk is weggewerkt. Toen is beloofd dat dit verder zou gaan en dat opnieuw in de richting van 100 procent zou worden geëvolueerd.
Minister, zou u die besparing kunnen terugdraaien, al is het in een aantal stappen en al doet u daar meerdere jaren over? Wanneer zult u de eerste stap van 80 procent in de richting van 100 procent zetten om veilige zorg te bieden? (Applaus bij sp.a en bij Groen)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, de thematiek van de agressie in onze samenleving was de voorbije dagen bijna niet uit de media te houden. Het ging om De Lijn, VDAB, het onderwijs en inderdaad ook het signaal van onze voorzieningen. We kunnen hier niet omheen. De actie waarmee de medewerkers van de voorzieningen van de Broeders van Liefde dat signaal geven, loopt nog tot juni 2018.
Mevrouw Van den Bossche, ik kan u alvast meedelen dat we ondertussen, samen met het kabinet van minister Crevits, al tweemaal met de werkgevers en de betrokken vertegenwoordigers van het personeel rond de tafel hebben gezeten om na te gaan welke mogelijkheden we zien om op hun zorgen en vragen te antwoorden. Dat zal wellicht een mix zijn van een aantal aspecten, waaronder uiteraard de samenstelling van de leefgroepen, de infrastructuur, het personeelsbeleid en de vorming met betrekking tot agressie. Dat zijn onderdelen van wat we hierop als reactie moeten kunnen formuleren.
Die gesprekken lopen nog en zullen uiteraard moeten worden geconcretiseerd. Wat het thema van agressie en vorming betreft, hebben de partners dat punt op de agenda geplaatst van de intersectorale onderhandelingen van het VIA-akkoord. Een aantal zaken zijn lopende.
Wat concreet de personeelsnormen in de voorzieningen in de sector van de minderjarige gehandicapten betreft, zijn sinds de omschakeling naar de MFC’s een aantal zaken gebeurd. Als we naar de recente geschiedenis kijken, is er een aantal jaren geleden voor het eerst een belangrijke financiële injectie gekomen. We hebben de werking omgezet van een uitgavenfinanciering voor reële personeelsuitgaven naar personeelspunten. We hebben die punten dan gealigneerd op de toegelaten uitgaven. Dat was een belangrijke budgettaire stap. We hebben de instellingen veel autonomie gegeven om met die personeelspunten aan de slag te gaan. De vraag is of we geen gesprek moeten voeren over de vraag of we dit niet moeten focussen op de capaciteit en de concentratie van medewerkers in die onderdelen van de voorzieningen die voor de heel complexe zorgvragen kunnen worden uitgerust.
Zoals we gisteren nog in de commissie hebben besproken, hebben we eind vorig jaar beslist de omzetting van niet-benutte personeelspunten in werkingsmiddelen terug te schroeven of minder mogelijk te maken. We willen er precies voor zorgen dat dit geen verkeerd effect kan hebben.
Dat is gebeurd in het recente verleden. Wat we nu doen, is de plaatsen en ook de personeelsomkadering voor de plaatsen voor jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen specifiek verhogen.
We hebben het hier al eens besproken: we zullen de capaciteit of de personeelsnorm van de voorzieningen die omgaan met jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen – en daar zitten er natuurlijk een aantal tussen van de Broeders van Liefde – verhogen, bovenop de versterking die we een aantal jaren geleden hebben gedaan. We zullen ook nieuwe plaatsen creëren – we zijn daar volop mee bezig –, dat wil zeggen bestaande plaatsen in personeelsnormen optrekken, verhogen tot 100 procent, dus de hele norm, de hele kwestie daarin oplossen, en daarbovenop nog een stukje, zoals dat voor de bestaande GES+-plaatsen (gedrags- en emotionele stoornis) ook zal gebeuren. Die beweging is dus bezig en moeten we in de loop van het jaar ook kunnen rondmaken.
Er is daarnaast ook al een aantal maanden een werkgroep aan de slag rond het thema verblijf op zichzelf in de jeugdhulp, om wat breder te gaan dan de gehandicaptensector. Ook daar zullen we uiteraard bekijken wat er moet worden gezegd rond de diverse thema's die ik in de inleiding heb beschreven.
Ik heb nog één concreet laatste punt. Het is duidelijk dat, naast opleiding, vorming, personeelsbeleid en personeelsnormen er ook een kwestie van infrastructuur en aanpassing van infrastructuur is, ook vanuit het perspectief van risico's op agressie.
Ik kan u alvast zeggen dat in de loop van de maand maart het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) een oproep zal doen naar die voorzieningen om suggesties te doen van kleine infrastructuurwerken die kunnen helpen als het gaat over veiligheidsissues. We zullen vanuit het VIPA met een geëigend subsidiesysteem een impuls geven aan het verbeteren van de infrastructuur van onze voorzieningen, precies om ook op dit punt een aantal noden snel te kunnen oplossen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U haalt drie elementen aan. Wat vorming betreft, denk ik dat de mensen weten hoe zij die agressie kunnen beheersen, ze hebben er ook bewust voor gekozen om in die instellingen te gaan werken. Ze zijn gewoon met te weinig.
U zegt dat ook infrastructurele aanpassingen kunnen helpen. Zeer zeker. Wanneer je in kleinere leefgroepen werkt, is het natuurlijk zo dat het gebouw zich daartoe moet kunnen lenen. Het is heel goed nieuws dat het VIPA daarvoor een aangepast programma zou maken.
Maar wanneer u die personeelsnorm optrekt naar 100 procent voor de kinderen met een GES-profiel, vergeet u dan niet dat er ook kinderen zijn met een handicap, een andere groep kinderen, die zich agressief toont en dat dat rechtstreeks te maken kan hebben met die handicap, zonder dat zij een GES-profiel hebben, maar dat ook zij datzelfde gedrag laten zien. En laat u alstublieft de instellingen die hen opvangen niet in de kou staan, laat hen niet werken met die 80 à 85 procent personeelsleden, want dat zou onbehoorlijk zijn.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zou graag inzoomen op twee deelaspecten waarom agressie ontstaat. Soms is dat omdat er een veel te grote leefgroep is waarin die kinderen met GES-problematiek opgroeien. Wij hebben gesuggereerd om naar een veel kleinschaligere opvang te gaan in gezinshuizen, waar je vier kinderen in een gezinscontext kunt opvangen. We hebben daarover binnenkort een hoorzitting in dit Vlaams Parlement. Voor een aantal kinderen kan dat een oplossing betekenen.
Er is ook een problematiek van agressie omdat er te veel verhuisbewegingen zijn tussen verschillende instellingen. Dat maakt kinderen ook onzeker.
Minister, wij denken dat het nodig is om een soort begeleidingsplicht 2.0 in te voeren. In artikel 30 van het decreet Integrale Jeugdhulp staat dat het de opdracht is van alle betrokkenen om de continuïteit van de zorg te garanderen. Maar als iedereen verantwoordelijk is, minister, dan is eigenlijk niemand dat in de praktijk. Dat is een beetje zoals in een lawine, waarin geen enkel sneeuwvlokje zich ooit verantwoordelijk heeft gevoeld.
Minister, ik ben ervan overtuigd dat, als we voorzieningen de vrijheid geven om de jongeren op te nemen, we hen moeten verplichten om ook het engagement aan te gaan om hen te blijven opvolgen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Vanuit CD&V onderschrijven we vanzelfsprekend dat er een beleid moet worden gevoerd rond agressie, niet alleen in de jeugdhulp, maar in alle sectoren. En dat vraagt een aanpak vanuit een eenvormige visie, vanuit de verschillende agentschappen en beleidsdomeinen. De minister heeft daarnet al een heel aantal maatregelen toegelicht.
Nu, in plaats van in te zoomen op het concrete probleem van de actie, wil ik even verder naar de toekomst van onze jeugdhulp kijken. In de communicatie rond deze actie die het Vlaams Welzijnsverbond verspreidde, werd de vraag gesteld: wat hebben onze jongeren nodig? De zorgzame samenleving wordt uitdrukkelijk vooropgesteld. Hoe gaan we om met onze jongeren?
Minister, we weten dat er vraag is naar een longitudinaal onderzoek naar het traject van jongeren in de jeugdhulp. Ik ben er zeker van dat we daar ook nog veel uit zouden kunnen leren. Wat is de stand van zaken?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, het stond een paar dagen geleden heel treffend in Het Nieuwsblad: u hebt aan uw kabinet geen deurbel, enkel een alarmbel. Als de mensen in deze voorzieningen staken, is dat inderdaad een alarmkreet. Het zijn mensen die met hart en ziel, met passie, hun job doen en niet zomaar hun werk neerleggen, niet zomaar acties voeren.
We hebben nu die van de Broeders van Liefde, met een duidelijke vraag naar kleinere leefgroepen en meer personeel. We hebben in de vorige plenaire nog gediscussieerd over acties van de gemeenschapsinstellingen met gelijkaardige vragen; er is te weinig omkadering, te weinig personeel. Het is iets dat we continu weer horen in de jeugdhulp en in de zorg voor mensen met een handicap. Er is expertise, er is capaciteit, er is goesting om te werken met die gasten, maar er is personeel nodig. Er moeten genoeg mensen zijn op die werkvloer. Gaat u een structurele maatregel nemen voor heel die sector zodat kan gebeuren wat moet gebeuren? Gaat u de jongeren kwalitatieve zorg geven?
Collega's, het is niet toevallig dat op mijn suggestie – durf ik hopen – de commissie volgende week een gedachtewisseling organiseert over de manier waarop we in onze samenleving moeten omgaan met jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen, en hoe we de opvang moeten organiseren. Ik heb het al bij herhaling gezegd: we zijn druk in overleg en in voorbereiding voor de volgende jaren, en niet alleen op de korte termijn. Ik heb u een paar dingen geschetst voor dit jaar, maar ook wat de middellange termijn betreft. Ik ben er fundamenteel van overtuigd dat dat een heel belangrijk debat is.
We hebben gisteren in onze gedachtewisseling – u hebt er toen ook op gealludeerd – gewezen op het thema dat mevrouw Van den Bossche aanhaalt. We kunnen natuurlijk al die kokers apart blijven bekijken. We hebben de personen met een beperking, daarnaast hebben we een categorie van jongeren die dezelfde uitdaging vormen voor onze hulpverleners maar zonder etiket ‘gehandicapt’. Ik ben ervan overtuigd dat we daar echt naar een ander concept moeten gaan. Een aantal thema's zullen, ook inzake personeelsnormen, daar zeker aan bod komen.
Op het ogenblik dat vorige maandag het decreet rond residentiële capaciteit werd geformuleerd, stond in de krant een artikel over wetenschappelijk onderzoek aan de KU Leuven om te zeggen dat we precies meer moeten investeren in de context, in de thuissituatie, in de relatie met de ouders. Vlaanderen gaat dit en volgend jaar massaal investeren in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp, precies omdat we ervan overtuigd zijn dat het een en-enverhaal zal zijn en dat we niet mogen focussen op één aspect. Integendeel, de shift naar vroegdetectie en -interventie, investeren in een context en kracht van het netwerk, is een heel belangrijke aangelegenheid.
Ik ben het dan ook met een aantal beschouwingen eens. Ik geef u aan wat we op zeer korte termijn zullen doen in die instellingen die zich engageren om met jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen aan de slag te gaan.
Mijnheer Parys, de kwestie van die jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen complexe zorgvragen is vaak: wie neemt het engagement om daar de verblijfplaats voor te willen zijn? Je moet voor die jongeren trajecten organiseren. Er moet time-out mogelijk zijn. Er is een psychiatrische component – outreachend of tijdelijk in een voorziening – voor nodig. De vraag is vaak zeer fundamenteel. Welke voorziening wil daar de thuis voor zijn? Dat is een belangrijk onderdeel van de manier waarop we daar de volgende tijd gaan naar kijken. We moeten alle mogelijke competenties integreren, maar de vraag is: in welke voorziening gaan we kunnen blijven investeren en versterken om die verblijfsverantwoordelijkheid te nemen?
We hebben een oproep gedaan om nieuwe partners te vinden om onze capaciteit voor jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen uit breiden. Gelukkig hebben we in Vlaanderen nog een aantal voorzieningen bereid gevonden om dat te doen. Het zijn die voorzieningen die we nu natuurlijk in eerste instantie naar personeelsnormen en effectief gaan versterken.
Minister, ik vond u op een aantal domeinen helder. Dat is al erg veel en ik ben daar blij om. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Dat is echt waar. Ik heb een aantal echte antwoorden gekregen.
U zult bij het VIPA geld vrijmaken voor die kleine infrastructurele ingrepen. Ik ben daar blij mee. Voor een aantal instellingen die in uw GES+-verhaal stappen, zult u de personeelsnorm volledig invullen. Dat is goed nieuws. Maar vergeet niet zij die al kinderen opvangen en waar het erg moeilijk gaat en die het met 80 of 85 procent van de mensen moeten doen. Dat is een smeekbede van onze kant. We zullen u daar nog een beetje mee moeten achtervolgen, begrijp ik. Een belangrijke reden om dat te doen, minister, is niet enkel omdat het het personeel het water aan de lippen staat maar ook voor de ouders. Er zijn steeds meer kinderen die geen plek meer vinden in een voorziening of op een school omdat ze agressie laten zien. Ze gaan dan weg uit ons vizier en keren terug naar de ouders, zonder school, zonder opvang, en zij moeten het zien op te lossen. Ook dat zijn drama's. Onze verantwoordelijkheid mag niet stoppen daar waar de instelling de deur sluit. Om te vermijden dat die de deuren sluiten, moet u voorzien in voldoende personeel. (Applaus bij sp.a)
De actuele vraag is afgehandeld.