Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een blad papier mee, maar daar staan heel wat namen en bedragen op.
Minister, we hebben al heel veel gediscussieerd over het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) waar u in beide gevallen lid van bent. U bent een waarnemend lid. Het is inderdaad een sui generisstructuur: u hebt dus ook een soort controle- en voogdijbevoegdheid op deze vereniging.
Wat blijkt er nu? Het VGC-college, en meer bepaald Brussels minister Smet, heeft vorig jaar vierhonderd verenigingen een subsidie toegekend in het kader van het sociaal-cultureel werk. De voorwaarden die in de verordening staan, zijn: Nederlandstalige activiteiten en vooral actief zijn in Brussel.
Wanneer we die lijst van ongeveer vierhonderd verenigingen bekijken, dan zien we heel wat klassieke sociaal-culturele verenigingen, zoals het Davidsfonds en het Willemsfonds, die bijzonder goed werk doen. We zien er ook minder gekende. Maar als je het in detail bekijkt, dan zie je onder meer ook de ’Université Européenne de Bruxelles’. Dat blijkt helemaal geen universiteit te zijn, maar eerder een islamitische leerschool, mogelijk een Koranschool, die niet eens een universiteit is. Ondertussen hebben ze de naam moeten wijzigen in ‘instituut‘. Dat is gelinkt aan een salafistische beweging, het ‘Moslimbroederschap van Turkije’, dat onze westerse democratie afwijst. Uw collega, Pascal Smet, en het college waar u lid van bent, heeft daar een subsidie aan verleend.
Minister, mijn vraag aan u is: wat is uw standpunt als waarnemend lid van dat VGC-college? Wat is de voogdij die u hebt? Ik zei daarstraks dat u lid bent, maar dat u tegelijkertijd de voogdij hebt. Waarom hebt u nooit het initiatief genomen om die beslissing te vernietigen?
Minister Gatz heeft het woord.
Inderdaad, ik hou algemeen administratief toezicht op de beslissingen van het College van de VGC. Dat wil zeggen dat de beslissingen van het College van de VGC in overeenstemming moeten zijn met de geldende wetten en regels van dit land en met het algemeen belang.
In dit geval gaat het over een collegelidbesluit. Het is dus nooit geagendeerd op dat college en dat hoefde ook niet volgens het delegatiebesluit binnen het College van de VGC, en is met andere woorden de graad van toezicht op een besluit van het college of een besluit van een collegelid niet helemaal hetzelfde.
Ten gronde deel ik wel uw bezorgdheid. Ik zal collegelid Smet zeker formeel aanspreken over de totstandkoming van de toekenning van die subsidie. Want zelfs al gaat het maar over een op de vierhonderd verenigingen en maar over een bedrag van 500 euro, het is toch belangrijk te weten of de VGC, en in dit geval dan het bevoegde collegelid, de beslissing met kennis van zaken heeft genomen. Dat wil ik inderdaad verder nagaan.
Dank u, minister. U zegt dat het inderdaad de beslissing is van één collegelid. U zetelt in dat College. Ik neem aan dat daarover wordt gesproken, ook al is dat, in het kader van een delegatiebesluit, een bevoegdheid van u, minister. Maar het verwondert mij toch wel dat er heel wat – hoe zal ik het zeggen – bijna bevriende verenigingen een bepaalde subsidie krijgen.
We mogen het ook niet minimaliseren door te zeggen dat het maar over 500 euro gaat. Ik heb het opgesteld: met één pennentrek werd 430.000 euro aan sociocultureel werk vergoed, gesubsidieerd. En dat voor een kleine 400 verenigingen. Ik heb ze allemaal geanalyseerd. Met sommige heb ik geen enkel probleem omdat ik denk dat ze een zeer goede werking hebben in Brussel. Het gaat om heel wat kleinschalige en ook grotere initiatieven. Maar ik vraag mij af of de Association des Réfugiés Latino-Américains et des Caraïbes inderdaad onder de toepassing van dit socioculturele werk voor Nederlandstaligen in Brussel valt. Hetzelfde geldt voor de Association Islamique et Culturelle de Belgique, en de Unie van Turkse Verenigingen, waarvan sommige niet eens een zetel, mogelijk zelfs geen werkingsgebied hebben in Brussel.
Minister, het moet erop neerkomen dat sociocultureel werk met subsidies van de VGC, waarbij de VGC voor de helft wordt gesubsidieerd door Vlaanderen, zich inzet voor het Vlaamse socioculturele werk in Brussel.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn invalshoek is niet het toezicht. Ik wil de problematiek wel even bekijken met een onderwijsbril.
Minister, u zult uiteraard weten dat de minister van Onderwijs, die trouwens wordt gesteund door de federale minister van Arbeid en de hele commissie Onderwijs die daar al meerdere keren over heeft gediscussieerd, fel tekeergaat tegen de zogenaamde nepuniversiteiten. Een instelling die niet op de witte lijst staat en die beweert diploma’s te kunnen uitreiken, is in strijd met de regelgeving. Zij zijn trouwens door de betrokken minister daarvan reeds per aangetekend schrijven in kennis gesteld. Ik vind het dan ook onwijs dat een dergelijke instelling van wie dan ook overheid subsidies ontvangt.
De heer Janssens heeft het woord.
Collega’s, het gaat over een nepuniversiteit die gelinkt is aan de Turkse fundamentalistische organisatie Milli Görüs. Mijnheer Vanlouwe, u stelt daar terecht kritische vragen over. Maar ik zou tegelijkertijd ook een verzoek tot u willen richten. Niet zozeer tot de minister maar tot u, omdat u ook een minister hebt die bevoegd is voor de problematiek van Milli Görüs: de vier moskeeën in Vlaanderen die erkend worden door de Vlaamse Regering, onder andere door toenmalig bevoegd minister Geert Bourgeois, en die behoren tot het Milli Görüs-netwerk. Deze moskeeën krijgen jaarlijks meer dan 100.000 euro Vlaams belastinggeld aan subsidies. Wanneer u hier terecht vragen stelt over het Milli Görüs-netwerk, dat noch in Brussel noch in Vlaanderen thuishoort, dan vraag ik u om consequent te zijn en om net zoals ik dat in het verleden heb gedaan aan uw minister te vragen om de erkenning van die vier moskeeën in Vlaanderen – in Antwerpen, Mol, Heusden-Zolder en Gent – in te trekken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik ga ervan uit dat de VGC de oefening zal maken om te bekijken waar dit is kunnen gebeuren en hoe ze haar procedures zal moeten aanpassen, zodat dergelijke fouten zich niet herhalen. Ik ben het er namelijk mee eens dat die subsidie niet kan.
In de kranten hebben veel verschillende versies van hetzelfde verhaal gestaan. Op een gegeven moment stond er ook in dat er een subsidie van de Vlaamse overheid was. Minister, ik ga ervan uit dat dat niet zo was, maar ik wil het u toch nog gevraagd hebben: heeft de Vlaamse Regering op de een of andere manier aan deze organisaties subsidies verleend? Of was het een foutje dat in de media is binnengeslopen?
Dit is een belangrijke vraag. De Vlaamse overheid geeft geen subsidies aan deze vereniging.
Mijnheer De Meyer, het is inderdaad een nepuniversiteit, in die zin dat ze deze titel niet mag gebruiken. Blijkbaar heeft ze haar titel nu gewijzigd of moeten wijzigen. Ik heb uw punt begrepen: het zou niet gemogen hebben onder die wettelijke bepaling.
Mijnheer Vanlouwe, er zijn ook in de Vlaamse Regering bepaalde dossiers die vanaf een bepaalde omvang en een bepaald bedrag collegiaal worden besloten. Ze staan op de agenda van de ministerraad. Er zijn ook een aantal delegaties naar de ministers gekomen. Dat geldt dus ook voor het College van de VGC. Die beslissing is met andere woorden niet op het College van de VGC besproken, maar dat moest ook niet.
Het toezicht is van een andere diepte en van een andere graad en van een andere sterkte naarmate die beslissingen collectief worden genomen en onder het reguliere toezicht vallen, of naarmate die door individuele, in dit geval collegeleden, worden genomen. Bij ons kunnen het ministers zijn. Ik vergelijk het met de discussies die we geregeld hebben over hoe we de VGC moeten behandelen: als een Vlaams-Brusselse gemeente in Brussel of niet? Ook niet elke individuele beslissing van elke individuele gemeente wordt op dezelfde manier administratief getoetst, naargelang van het strategische en het financiële gewicht.
Dit gezegd zijnde: u hebt uw punt gemaakt, en ik deel uw bezorgdheid. Ik herhaal dat ik formeel met het collegelid dat de beslissing heeft genomen contact zal opnemen als toezichthoudende overheid om verdere toelichting te vragen en desnoods de gepaste maatregelen te nemen. Ik heb ook begrepen dat het bevoegde collegelid, de heer Smet, dit ook zelf aan het doen is. Daar rijst toch de vraag, los van het administratieve voogdijtoezicht, of die dossiers wel aan de basis administratief voldoende getoetst worden. Daar begint het, natuurlijk.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat een betere screening aan de bron een goede zaak zou zijn. We hebben nu een voorbeeld aangehaald. Ik denk echter dat er tussen die vierhonderd verenigingen nog wel wat meer kaf van het koren kan worden gescheiden. De vraag is wat bijdraagt tot een beter Vlaams sociaal-cultureel netwerk in Brussel.
Ik hoop dat u naar de VGC zult blijven gaan en met uw collega’s zult blijven overleggen. U weet dat het absoluut onaanvaardbaar is dat dergelijke beslissingen worden genomen om subsidies te verlenen aan islamitische fundamentalistische leerscholen die de titel van universiteit gebruiken en eigenlijk misbruiken. Ik hoop dat u de screening mee zult helpen doorvoeren, dat u minister Smet hierover zult aanspreken en dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.