Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de Diversiteitsbarometer Onderwijs van het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia
Actuele vraag over de Diversiteitsbarometer van het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia
Actuele vraag over de adviezen van Unia naar aanleiding van hun Diversiteitsbarometer Onderwijs
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, maandag presenteerde Unia haar Diversiteitbarometer Onderwijs. Het onderzoek werd uitgevoerd door de KU Leuven en de UGent. Eigenlijk zijn de conclusies niet nieuw. Er zijn vandaag nog altijd te veel jongeren die niet de kansen krijgen die ze eigenlijk zouden moeten krijgen. De onderzoekers halen een aantal factoren aan, onder andere de manier waarop ons onderwijs is georganiseerd, maar ook de manier waarop scholen vaak onbewust naar hun leerlingen kijken. Er wordt teveel gekeken naar de voorkeuren van de ouders en van de leerkrachten zonder echt rekening te houden met de talenten en de interesses van de leerlingen.
De conclusie is uiteraard niet nieuw, maar ik denk dat het rapport belangrijk genoeg is om het niet zomaar aan de kant te schuiven. Het onderwijs zou de motor moeten zijn van gelijke kansen en dat is vandaag nog te vaak niet het geval.
Minister, welke maatregelen zult u nemen om die ongelijkheid in het onderwijs weg te werken?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, de resultaten verbazen ons niet, maar blijven schokkend. Bij gelijke schoolresultaten hangt het af van uw afkomst, van hoe kansrijk uw ouders zijn, of je meer of minder kans hebt om een B- of C-attest te krijgen en om doorverwezen te worden naar een andere onderwijsvorm. Het is niets nieuws. We weten dat al.
Toeval wil dat de avond voordien, zondagavond, het schitterende programma van Philippe Geubels ‘Taboe’ min of meer hetzelfde illustreerde. We kregen daar het verhaal van Ali die in zeer ‘schoan’ West-Vlaams kwam uitleggen hoe zijn schoolcarrière is verlopen. Toen hij 10 jaar was en uit Iran in Vlaanderen aankwam, wilde hij absoluut zijn best doen. Hij wilde het goed doen op school, maar twee jaar heeft hij gesukkeld. Door een taalachterstand verstond hij de opdrachten niet die hij moest doen op school, had hij slechte punten, was hij beschaamd om daarmee naar huis te gaan, voelde hij zich ongelukkig en slecht in zijn vel, terwijl het eigenlijk zoveel beter kon. Dan was er Willy of Wilson, iemand uit Rwanda, die eigenlijk graag journalist was geworden. Maar zijn mama had dit al heel snel afgeraden want ze vroeg: “Heb jij al veel zwarte journalisten of presentatoren gezien hier in België? Ik denk het niet. Je zou misschien beter iets anders doen.” Dat zijn verhalen uit het leven gegrepen die in die uitzending aan bod kwamen.
Vandaag in De Morgen weer vier verschillende verhalen van Rihab, Mohamed, Hatice en Sabri, allemaal doorgestuurd naar een richting die eigenlijk de hunne niet was, waar ze niet op hun plaats zaten. Zo gebeurt het vandaag in Vlaanderen heel vaak.
Minister, het probleem zal niet weggaan door het dood te zwijgen, door het niet meer over het watervalsysteem te hebben. Het is niet zo dat het dan niet meer zal bestaan. Als u muizen in uw living hebt en u praat er niet meer over, dan gaan die muizen niet weg.
Het zal ook geen oplossing zijn om met een eigen school te beginnen waar dan wel les kan worden gegeven. Ik denk dat alle leerkrachten les willen geven, echt les willen geven, willen dat hun kinderen leren. Hoe zult u het aanpakken, buiten deze nepoplossingen, om ervoor te zorgen dat kinderen wel juist georiënteerd worden? Alle kansen voor alle kinderen. (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer De Ro heeft het woord.
Dames en heren, ik heb groot nieuws mee. Er is een tweede stuk van het onderzoek dat nog niet is vrijgegeven. Een anonieme bron – niet dezelfde van daarjuist – heeft me dat bezorgd. Ik trok toch wel ogen. Blijkt dat kinderen uit landbouwersgezinnen 50 procent meer kans lopen op een B- of C-attest. Een tweede hoofdstuk van het rapport dat nog niet is vrijgegeven, toont aan dat de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) in de provincie Antwerpen veel meer naar het hoger onderwijs doorverwijzen dan de CLB's in mijn eigen provincie Vlaams-Brabant.
Stel dat dit geen ‘fake news’ zou zijn, maar dat dit rapport er zou liggen. Hadden we ons dan al 48 uur beziggehouden met ‘bashen’ op wie de opdracht heeft gegeven, Unia? Hadden we dan de onderzoekers en hun methodes in een bijzonder slecht daglicht geplaatst? Of hadden we hier dan een actualiteitsdebat aan het begin van de live-uitzending gehad en niet met vier op het einde van deze plenaire vergadering gestaan? (Opmerkingen)
Neen, collega, daar is het mij niet om te doen.
Het valt me op dat als het gaat over kinderen met bijzondere noden, een beperking, thuistaal, afkomst, seksueel georiënteerdheid of geaardheid, dat er dan altijd moet worden gezocht wie de boodschapper is en wat we daarmee moeten doen. Het teken, de minste kans dat er bestaat dat er nog ongelijkheid is in gelijke situaties, zou ons politici, volksvertegenwoordigers er toe moeten aanzetten tot grote voorzichtigheid, tot het kijken waaraan het ligt en tot actie ondernemen.
Minister, er staan al een aantal dingen in die we al weten en de kracht is misschien van het samen te brengen. Wat kunnen we meer doen om die fenomenen tegen te gaan in ons mooie Vlaanderen van 2018?
De heer Daniëls heeft het woord.
Er zijn al stukken van het onderzoek geschetst, maar ik wil toch even kijken naar de realiteit. Wat is een deliberatie? Een deliberatie zijn verschillende leerkrachten van verschillende vakken die een heel jaar of zelfs meerdere jaren met een leerling in de klas hebben gewerkt, een aantal toetsen en examens samenleggen en op basis van alle ervaringen met die leerling, een advies geven.
Een deliberatie is níét, collega's, op basis van enkel punten en een fictief profiel individueel een advies geven. Dat is een delibererende klassenraad níét. En dat is wel de inhoud van het rapport. En gaan we nu werkelijk zeggen dat die delibererende klassenraad, met al die collega’s, het fout heeft?
Dan is de enige oplossing: de computer. We kijken niet meer naar leervermogen, niet meer naar wat de leerlingen doen en niet meer naar wat die leerlingen kennen. Dan is het puur enkel en alleen op cijfers. En denken we nu echt dat dat de oplossing is? Denken we nu ook echt dat we op die manier de leerkrachten zullen herwaarderen die daar tijd en energie in steken? Door te zeggen: ‘Jullie kijken alleen naar de achtergrond van de leerling’? Denken we dat nu echt?
Elke week stellen we hier de vraag: hoe krijgen we leerkrachten terug in onderwijs? En dan zouden we dat zo zeggen?
Er is nog iets heel opmerkelijks. Unia bestempelt heroriënteren als negatief: het gaat over lagere richtingen. Beste vrienden, heroriënteren gebeurt op basis van capaciteiten, interesses en zaken die de leerling presteert. Dát is heroriënteren. En dus moeten we ook daarnaar kijken.
Nog iets: het rapport dateert van vóór de modernisering van het secundair onderwijs, waar we inderdaad sterker inzetten op kennis en waar we inderdaad kijken naar heroriëntering. Maar dat wordt niet meegenomen.
Er is nog een zin waarvan ik van mijn stoel viel.
En wat wilt u aan de minister vragen?
De tijd van de andere collega's ging vlot naar 3 minuten, voorzitter.
Het is een citaat, collega’s: “In het Vlaams onderwijs leeft blijkbaar het idee dat een gebrekkige beheersing van het Nederlands een impact heeft.” Dat is niet alleen een idee, dat is een vaststelling.
En dus, minister, is mijn vraag aan u: heeft de stelling van vooroordelen een dergelijke impact in een reële, delibererende klassenraad met verschillende leerkrachten die samen kijken naar een leerling waar ze het hele jaar mee hebben gewerkt? (Applaus bij de N-VA)
Even rustig, mijnheer Daniëls, minister Crevits zal nu antwoorden.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor deze vragen.
Voor alle duidelijkheid, mijnheer De Ro: ik bepaal de volgorde van de sprekers niet. Of het nu een debat is of een vraag, ik kom altijd met evenveel engagement antwoorden. Ik hoop dat u daaruit geen conclusies trekt wat het belang van dit dossier betreft.
Collega's, dat we er vandaag, anno 2018, nog niet zijn als het gaat over het geven van gelijke kansen aan kinderen, staat als een paal boven water. Ik denk dat we het daarover, over alle partijgrenzen heen, mee eens zijn – álle partijgrenzen. En dat is de reden collega's, waarom we met deze regering aan het begin van de legislatuur hebben beslist om een aantal ingrepen te doen.
Ik heb het gevoel dat het geheugen van sommige mensen maar van korte duur is. Ik zal een aantal ingrepen opsommen. Ten eerste, hebben we met deze regering beslist om veel feller dan vroeger in te zetten op taal. Taal in de kleuterklassen, taal als basisgeletterdheid, iets wat elke leerling moet kennen als hij 15 jaar is. Bij de PISA-testen (Programme for International Student Assessment) hebben we namelijk verdorie gezien dat één op vijf jongeren het basisniveau niet haalt en dus een vogel voor de kat is in ons onderwijs. Taal ook als mogelijkheid om een extra traject te volgen, wanneer je die taal niet goed beheerst. En taal ook in de lerarenopleiding. Voor het eerst, collega's, zullen we jongeren in de lerarenopleiding de kans geven om vakdidactisch taal, als Nederlands de tweede taal is, aan te leren. Dat is nog maar de eerste maatregel van het pakket aan maatregelen dat we met deze regering hebben genomen.
Ten tweede, hebben we gezegd dat jongeren zich veel beter moeten kunnen oriënteren. Daarom zal er in de eerste graad van het secundair onderwijs veel sterker worden ingezet op algemene kennis, zullen leerlingen uit de B-stroom meer algemene kennis krijgen én komt er een oriëntatietest, Columbus, waaraan, beste collega's, sinds vorige week ook jongeren uit het vijfde middelbaar kunnen deelnemen. We zullen dat elk jaar bekijken. Ik ben zelfs bereid om op termijn de test te doen. Hoe zit dat? Wie neemt daaraan deel? Wat zijn de studiekeuzes van de meer kwetsbare kinderen? Met veel plezier, maar laat ons dat op een wetenschappelijk, goed onderbouwde manier doen.
Ten derde, is er het project ‘Kleine Kinderen, Grote Kansen’. Elke persoon, elke jongere die kleuterleider- of leidster wil worden in Vlaanderen – en er zitten er misschien een aantal op de publiekstribune – krijgt sinds vorig jaar in zijn of haar opleiding aangeleerd hoe armoede kan worden herkend, om zo goed te kunnen inspelen op de omstandigheden.
Ten vierde, voor het eerst zullen we in de lerarenopleidingen diversiteit een expliciete plaats geven, omdat we willen werken aan de gelijke kansen.
Ten vijfde – en nu kom ik op iets wat mevrouw Meuleman zei – die projecten die vandaag in de krant staan, PEP!, met die jongeren, weet u wie dat ondersteunt? Hier, ‘den dezen’, met geld van Vlaanderen. Dat had óók in de krant mogen staan. Maar we hebben het al gedaan vóór de studie van Unia er was, omdat het mij ook wel zorgen baart.
Ten zesde is er het ontwerp van decreet op de leerlingenbegeleiding. Ik hoop dat u het allemaal zult goedkeuren in het parlement, maar deze Vlaamse Regering heeft beslist om van individuele leerlingenbegeleiding een speerpunt te maken voor elke leerling en voor elke school in Vlaanderen, of ze krijgt geen erkenning meer.
We investeren in de projecten huiswerkbegeleiding, in rolmodellen, en als slot van het hele gamma dat we willen aanbieden, investeren we ook in de vernieuwing van ons volwassenenonderwijs, omdat we zien dat mensen die zelf geen succeservaringen hebben gehad in onderwijs aan hun kinderen… Je kunt van die mensen niet verwachten dat ze de school zo fantastisch vinden. Ook op dat niveau moeten we ingrijpen.
Beste collega's, kom me niet vertellen dat deze Vlaamse Regering geen extra inspanningen doet voor die gelijke kansen. Dat doen we, en daarvan vind ik in het rapport van Unia geen letter terug. Ik vind het enorm jammer dat dat er niet in staat. (Applaus bij de meerderheid)
Collega's, ik ga nog even verder. Wat op de cover van de krant stond over de attesteringen, is iets heel delicaats. Als inderdaad blijkt dat klassenraden vandaag bevooroordeeld attesteringen geven, en dus inderdaad zoals de collega's hier zonet zeiden, aan een leerling met een Vlaamse naam sneller een A-attest zullen geven dan aan een leerling met een niet-Vlaamse naam, dan moeten we daarop ingrijpen. Ik vind dit not done en niet kunnen.
Voorzitter, ik ga even citeren uit het rapport: “Uit de verkennende bevraging naar oriënteringsbeleid en oriënteringspraktijken blijkt dat we aanduidingen hebben dat er verschillen zouden kunnen zijn. Voorzichtig kunnen we stellen dat de meningen sterker zouden kunnen verschillen.” En een beetje verder: “(…) lijkt er vaker rekening gehouden te worden.”
Professor Duyck heeft deze analyse met de grond gelijkgemaakt. Hij heeft gezegd: dit is niet wetenschappelijk onderbouwd. We hebben hem vanmiddag nog gebeld omdat ik dat toch wel forse kritiek vond. We hebben ook met professor Van Avermaet gebeld omdat ik weet dat hij deze onderzoeken heel goed begeleidt. Ik heb beslist om de deskundigen samen te roepen bij mij. Nog eens, als blijkt dat dit anno 2018 het geval is, dan moet er worden ingegrepen.
Maar wat zien we ook in die studie? Men heeft vier manieren gebruikt om na te gaan of er bevooroordeeldheid zou kunnen zijn. Een van die manieren is het wetenschappelijk onderzoek. Een tweede manier is een bevraging van de klassenraden. Wat zien we daar? Daar zien we een positieve houding van leerkrachten ten opzichte van diversiteit en eigenlijk zelfs de houding om misschien wat soepeler te zijn in de beoordeling, want er zijn nog een aantal tekorten die kunnen worden ingehaald.
Een derde manier is kijken in de databanken van de Vlaamse overheid naar alle A-attesten, alle B-attesten en alle C-attesten die zijn gegeven. Dan heeft men vastgesteld dat jongeren die een B- of in C-attest krijgen, vaker SES-kenmerken hebben. Maar men heeft er de leeruitkomsten niet naast gelegd, men heeft niet gekeken wat er nu op dat rapport stond. Ik kan daar als minister dan ook geen spijkerharde conclusie uit trekken.
Een vierde manier – en dat vind ik ook een beetje not done – is dat men een A4 heeft gemaakt met informatie op en aan individuele leerkrachten heeft gevraagd hoe ze dat zouden beoordelen. Het gaat om minder dan tien per fiche. Daarom zeggen sommigen dat het geen goede steekproef is. In de krant trekt men daar vrij zware conclusies uit, en dat baart mij zorgen. Eerlijkheidshalve: de studie trekt niet die zware conclusies, maar zegt dat er indicaties zijn. Ik ben zeker bereid om die verder te onderzoeken, maar ook hier heb ik niet gewacht op die studie, want de Universiteit Hasselt heeft net een onderzoek gedaan om mij ervan te overtuigen dat toelatingsproeven niet nodig zijn. Zij zeggen dat het advies van de klassenraad een predictie heeft van bijna 100 procent over het succes van de jongeren. Zo professioneel zijn onze klassenraden in Vlaanderen.
Daarom heb ik aan sommigen gevraagd om dat nu eens grondiger te bekijken. De KU Leuven zal samen met de Universiteit Hasselt een vervolgonderzoek doen om na te gaan of dat klopt en of onze klassenraden in Vlaanderen geprofessionaliseerd zijn. Dit moeten we inderdaad onderzoeken. Ik vind dat heel relevant. Dat het onderzoek hier zegt dat een leerkracht op basis van een fiche zou kunnen bepalen wat de uitkomst is, daar ben ik het niet mee eens. Het gaat in onze Vlaamse scholen altijd om een groep, een klassenraad onder leiding van een directeur, en die beoordelen niet een fiche, maar het functioneren van een leerling gedurende een jaar.
Dat, collega’s, was mij in dezen een beetje zwaar te moede. Dat heeft me tot bepaalde uitspraken geleid, wat ik niet gewoon ben.
Ik heb op voorhand aan de mensen van Unia, die op mijn kabinet zijn geweest, gezegd dat ik echt wel vragen had bij dit onderzoek. Ten eerste omdat de Vlaamse Regering al heel veel maatregelen heeft proberen te nemen en ik vind dat men dat wel zou mogen vermelden. Men was daar niet toe bereid. Ten tweede omdat ik vind dat als er inderdaad indicaties zijn, men dan het advies zou moeten geven dat verder te onderzoeken.
Collega’s, en mijnheer De Ro in het bijzonder, u mag erop rekenen dat wij dat zullen bekijken. U hebt wel gelijk: als er een schijn wordt gewekt dat het zo is, moeten we dat verder onderzoeken. Maar uit het rapport en uit de gebruikte methodes kan ik vandaag met de hand op het hart niet zeggen dat leerkrachten het op deze wijze zouden doen. Wat ik wél kan zeggen, is dat er bijzonder veel engagement is in al onze scholen, en dat er soms onbewust bepaalde houdingen kunnen bestaan ten aanzien van leerlingen, maar dat men probeert bij te sturen. Veel belangrijker nog dan die klassenraad, is dat we erop inzetten om de talenten bij alle jongeren, of ze nu Nederlands kennen of niet, te vinden en dan correct te oriënteren. Voor de ene kinderen zal dat een praktische richting zijn, voor de andere kinderen zal dat een abstracte richting zijn – zonder hiërarchie tussen de beide. Een kind kan maar gelukkig zijn als het zit op de plaats waar het eigenlijk thuishoort. Daar is globaal in Vlaanderen voor heel veel jongeren nog werk aan. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, dank u voor uw uitvoerige toelichting. Ik vind het toch jammer dat het rapport hier wat wordt geminimaliseerd. Het werd onderzocht door de UGent en door de KU Leuven. Dat zijn toch twee Vlaamse universiteiten. Als er vandaag nog altijd jongeren zijn die niet de kansen krijgen die ze eigenlijk zouden moeten krijgen, dan vind ik dat een regelrechte schande in ons Vlaanderen.
De onderzoekers hebben ook een aantal aanbevelingen gedaan. Ik hoop dat u deze ter harte zult nemen. U verwijst ook naar de hervorming van het secundair onderwijs. Ik wil u vragen om de ambitie die de hervorming van het secundair onderwijs heeft, namelijk de gelijke kansen verbeteren, heel goed te monitoren en structureel in te bedden in uw beleid.
Minister, wat die studie zegt, is niet nieuw. Het is de bevestiging van wat al jaren uit internationale onderzoeken blijkt, zoals die van het Programme for International Student Assessment (PISA) en van Trends in International Mathematics and Science Study (TIMSS): kinderen met een migratieachtergrond en uit kansarme gezinnen hebben veel vaker de kans om uit te stromen zonder diploma, ze hebben het moeilijker, ze zijn niet goed georiënteerd in ons onderwijs. Dat is niet nieuw, minister. Wat mij verschrikkelijk stoort, is dat dit onderzoek opnieuw wordt aangegrepen om een valse tegenstelling te creëren. Enerzijds tussen scholen die wel willen inzetten op gelijke kansen, en waar welzijn hoog op de agenda staat, en die dan door de N-VA worden afgeschilderd als een soort vakantiekampen … (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Anderzijds scholen die wél willen excelleren. Dat zijn dan de scholen waar men wél les wil geven. En dan gaan ze die zelf oprichten, want die zijn er vandaag niet meer in Vlaanderen. Dat getuigt van een enorm dedain ten aanzien van ons onderwijs vandaag, mijnheer Daniëls.
Minister, u bent er te gemakkelijk in mee gestapt. U hebt het onderzoek ook onderuitgehaald. U hebt het gerelativeerd terwijl er nog zo veel nodig is, onder andere het creëren van een sociale mix, onder andere een hervorming die beter oriënteert, onder andere de duurzame nascholing die er vandaag nog niet is. Onze leerkrachten doen in onze scholen van vandaag hun uiterste best, ze roeien met de riemen die ze hebben. Maar ze verzuipen, minister. (Applaus bij Groen)
Minister, u maakt twee belangrijke punten. Ten eerste zegt u wat de Vlaamse Regering allemaal doet voor gelijke onderwijskansen. Dat is heel belangrijk. Ten tweede geeft u mij gelijk: als er een schijn is van, of een realiteit bestaat van een ongelijke behandeling van jongeren in dezelfde situatie met dezelfde punten, dan moet dat verder worden onderzocht, want dat kan niet.
Dat zijn twee belangrijke elementen die ik onthoud uit uw antwoord. Ik voeg er nog een derde aan toe. Laat ons dit momentum nu eens aangrijpen om effectief ten aanzien van iedereen die leerkracht wil worden en van iedereen die het nu al is, nog eens te benadrukken hoe sterk de positieve invloed kan zijn van een leerkracht om jongeren te laten excelleren, om boven zichzelf uit te stijgen. Als kind van twee onderwijzers denk ik dat het mooiste wat mijn ouders altijd hebben meegemaakt, is dat jongeren die hen tegenkwamen, die ondertussen al 20, 25, 30 jaar niet meer bij hen hadden gezeten, hun zeiden: ‘Dankzij u en uw collega’s ben ik geworden wat ik was, wat ik ben.’
Dat is de kracht van de emancipatie van ons onderwijs. Dat zou misschien wel eens de grootste aantrekkingskracht kunnen zijn voor nieuwe leerkrachten.
Collega's, weet u wat dedain en minachting van leerkrachten is? Dat is zeggen dat leerkrachten in delibererende klassenraden gewoon kijken en zeggen: ‘Die naam, dat advies, en ‘afgebonjourd’.’ Dat is dit dedain. (Applaus bij de N-VA)
Dat is leerkrachten niet vertrouwen. Dat is zeggen tegen mensen: ‘Professionalisme? Dat hebben jullie niet. Jullie kijken gewoon naar de naam, B, weg ermee!’ Echt waar, hoe durft u het hier zeggen! Dat is niet wat wij als N-VA zeggen. Wat wij wel zeggen is: trek en sleur aan leerlingen en motiveer hen. Daar gaat het over.
Als we kijken naar SES, dan is de verklarende factor, of je het nu wil of niet, collega's, de kennis van de onderwijstaal, het Nederlands. Maar dat moet altijd maar verpakt worden in SES. Dan wordt gezegd: ‘Ze zijn kansarm, en we spreken niet over taal. Daar gaan we het niet over hebben.’
Het laatste punt is: het ergste dat ons kan overkomen is dat leerkrachten nu angst krijgen om te oriënteren, dat leerkrachten angst krijgen om B- en C-attesten te geven want dan pas zijn we leerlingen kansen aan het ontnemen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, er is de leerkrachten in Vlaanderen al veel verweten, maar dat ze slechte rapporten zouden geven op een basis van de afkomst van de leerling, dat hadden we nog niet gehoord.
Daar komt nu dankzij Unia blijkbaar verandering in. Terwijl wij er allemaal van uitgaan dat B- en C-attesten in de scholen in Vlaanderen worden afgeleverd op basis van de leerprestaties van de betrokken leerling, moet de studie van Unia aangeven dat dat blijkbaar gebeurt op basis van discriminatie. Mij komt het daarbij voor dat Unia vooral haar eigen vooroordeel en haar eigen vooringenomenheid als een studie heeft ingekleed, waarbij eens te meer de allochtoon die in Vlaanderen en zeker in ons onderwijs alle kansen krijgt, in zijn slachtofferrol wordt bevestigd. Dergelijke vooringenomenheid en de communicatie van Unia daaromtrent geeft net aan dat steeds meer Vlamingen zich hardop de vraag stellen wat in ‘s hemelsnaam de meerwaarde van een instituut als Unia nog is. Wat mij betreft, is die meerwaarde er niet en is elke euro die we nog aan Unia besteden, pure belastinggeldverspilling.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil uw aandacht vragen voor twee elementen die nog niet aan bod geweest zijn. Wat mij een beetje stoort, zijn de uitspraken die in de studie aan bod komen in verband met onderwijsinfrastructuur. Die zijn mijns inziens ofwel onjuist, ofwel zeer ongenuanceerd. Een tweede element is de uitspraak over hogere en lagere studierichtingen. Dit heeft me niet alleen verbaasd maar eigenlijk gechoqueerd, voorzitter. Er zijn geen hogere en lagere studierichtingen. Wij doen juist al jaren grote inspanningen om te stellen dat bso- en tso-studierichtingen waardevol zijn en meer maatschappelijk gewaardeerd moeten worden. Dit wilde ik toch even rechtzetten.
Beste collega's, ik hoop dat dit onderzoek door heel velen grondig wordt gelezen. Ik herhaal nog eens wat ik daarnet zei: als er iets heel positiefs uit dit onderzoek komt, dan is het dat onze Vlaamse leerkrachten positief staan ten opzichte van diversiteit. Dat is een enorme pluim voor zij die elke dag enorme inspanningen leveren om elke jongere in Vlaanderen alle kansen te geven.
Twee dagen geleden was ik met een groepje mensen in Nederland om daar eens naar de leesmethodes te kijken. Wij hebben twee scholen bezocht die werken met bijna uitsluitend kwetsbare leerlingen. Een van die scholen is op een jaar tijd van heel slechte leerprestaties naar heel goede gegaan. Weet u hoe ze dat hebben gedaan? Door de lat voor iedereen hoger te leggen en door ervan uit te gaan dat elk kind, ongeacht zijn afkomst, kan excelleren. Op een of andere wijze hebben ze de ouders mee gestimuleerd en voelde je dat iedereen in de ‘flow’ kwam van ‘we moeten nu kunnen leren‘. De school verwacht van de ouders dat ze elke maand naar school komen, dat de prestaties vergeleken worden. De inspanningen die worden geleverd, zijn legio. Dat zie je trouwens ook in heel veel Vlaamse scholen op dezelfde manier. Dus het kan. Geen enkel kind moet noodgedwongen in een situatie blijven zitten waarbij het de taal niet kent. Taal is de sleutel, dat weten we allemaal.
Mevrouw Meuleman, u was nogal hard naar mij, maar ik zou u ook iets willen vragen. Wij hebben met deze regering een zeer ernstige hervorming gedaan van ons secundair onderwijs, ook het beroeps- en technisch onderwijs. Zoals de heer De Meyer zegt, we hebben binnen dat beroeps- en technisch onderwijs een opsplitsing gemaakt tussen richtingen die uitstekend voorbereiden op de arbeidsmarkt, richtingen die op de twee voorbereiden en richtingen, ook in ons technisch onderwijs, die uitstekend voorbereiden op het hoger onderwijs. Dat bestond vroeger niet. We geven daarmee álle onderwijsvormen de plaats die ze verdienen. Ik heb bovendien ook, met goedkeuring van het parlement en de regering, 5 miljoen euro extra geïnvesteerd in ons technisch en beroepsonderwijs als het over materieel gaat.
Mevrouw Meuleman, ik vond uw opmerking over die muizen dus bijzonder ongepast. Ik zou echt willen vragen dat u, als het gaat over technisch en beroepsonderwijs, niet meer met muizen vergelijkt. (Applaus bij de meerderheid)
Ik zou willen vragen dat u vanaf nu niet alleen ons aso, maar ook onze beroeps- en onze technische onderwijsvormen de waardering geeft die ze verdienen. Als een kind wordt georiënteerd naar het beroepsonderwijs, dan moeten we eigenlijk ook soms applaudisseren. Hadden ze mij daar inderdaad naartoe laten gaan, het zou niet goed zijn gekomen. Ik heb één keer een maquette mogen maken, toen mijn man nog studeerde, en ik heb het nooit meer mogen doen, omdat mijn talenten uiterst beperkt zijn, maar ik heb wel mogen meeschrijven aan een aantal inleidende stukken. Iedereen moet dus kunnen worden ingezet volgens zijn capaciteiten. Ik vind echter wel, en ik hoopte daarin steun van u te krijgen, dat – aanhalingstekens of niet – een organisatie die strijdt tegen ongelijkheid en tegen discriminatie, dat ook op een heel neutrale wijze zou moeten doen als het gaat over gelijke positionering. Mevrouw Meuleman, ik hoop dat u me in de toekomst daarin voluit zult steunen, in plaats van kritiek te geven. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, sp.a wou de lat hoger leggen voor de Nederlandse taal, en dat werd weggestemd door dit parlement.
Ik wil nog iets bekennen. Ik ben opgegroeid met de boeken van Harry Potter. Daarin is er het personage Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden. Mensen denken immers dat, als hij niet wordt genoemd, hij ook niet bestaat. In de hoofden van de mensen bestaat er wel degelijk een hiërarchie tussen de studierichtingen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Door het probleem niet te erkennen, zullen we het ook niet aanpakken. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister, ik kan het daar alleen maar volmondig mee eens zijn. Ik denk dat er inderdaad een maatschappelijke perceptie is dat technische en beroepsrichtingen minderwaardig zijn. We moeten dat bevechten. Op alle manieren moeten we dat bevechten. Daarom sta ik hier, keer op keer, als het over de hervorming van het secundair onderwijs gaat, als het over gelijke kansen gaat, omdat inderdaad iedereen het recht heeft om te excelleren, het recht heeft om op zijn plaats te zitten, in de richting waar hij thuishoort. En wat heeft de studie nu net aangetoond? Dat dat vandaag niet zo is. Minister, daarom staan we hier en daarom kaart ik dat keer op keer aan. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
En meer dan dat is er niet. (Applaus bij Groen)
Ik ga het nog één keer proberen. Mij gaat het er niet over dat een kind dat geen of weinig Nederlands kent, een kind dat intellectueel niet de bagage zou hebben, anders zou worden beoordeeld dan een kind dat Nederlands spreekt en de bagage heeft om aso te gaan doen. Daar gaat het mij niet over. Daar ging het ook niet over in dat stuk van het onderzoek. Minister, in dat stuk van het onderzoek – en ik ben blij dat u daar verder onderzoek naar wilt voeren – gaat men ervan uit dat Hilde en Jo alle twee dezelfde cijfers halen en dat op het einde van de rit u een andere attestering of een andere oriëntering krijgt dan ik. Mijn basisovertuiging als liberaal is dat geen afkomst, geen taal, geen religie, geen seksuele geaardheid of geslacht zou mogen bepalen waar we in de toekomst naartoe gaan, maar wel onze eigen talenten, onze eigen inzet. Aan iedereen die probeert vuurpijlen te lanceren om daarvan weg te gaan: stop daarmee. Laten we dat onderzoek voortzetten, en als blijkt dat er nog altijd zulke gevallen bestaan, dan moeten we daar met zijn allen tegen strijden, wars van de partijgrenzen. Dát is onze opdracht. (Applaus bij Open Vld)
Collega’s, we kunnen voorbeelden blijven geven. Ik heb Latijn-Wiskunde gedaan. Een goede vriend van mij uit dezelfde klas Latijn-Wiskunde had dezelfde resultaten. Ik kreeg het advies om pedagogische wetenschappen te doen en hij om voor burgerlijk ingenieur te gaan studeren. Hij is gedoctoreerd op zwarte gaten en ik zit hier, en ik ben blij dat ik dat advies heb gekregen. Ik ben blij dat wij allebei met dezelfde resultaten een ander advies hebben gekregen. Weet u waarom? Omdat wij andere mensen zijn, met andere interesses, met andere motivaties.
Dat is iets waar een delibererende klassenraad ook naar kijkt. Ja, leerprestaties zijn belangrijk. Leerprestaties moeten een belangrijk uitgangspunt zijn, maar helaas zijn die in dit onderzoek te weinig meegenomen. Collega’s, nogmaals, ter afsluiting, gelijke kansen is iets anders dan gelijke uitkomsten. Willen we nu eindelijk aanvaarden dat kinderen verschillend zijn en dat we hun talenten beoordelen en dat we alles meenemen in de advisering, en ons niet blindstaren enkel op de punten.
Wat hebt u gestudeerd?
Pedagogische wetenschappen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.