Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018.
Cultuur, Jeugd, Sport en Media
We bespreken nu het onderdeel Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het hebben over sport. Met mijn sixpack kan het ook niet anders.
Minister, ik heb gisteren bij een actuele vraag namens onze fractie al de nadruk gelegd op het feit dat wij bijzonder veel aandacht hechten aan een dopingvrij Vlaanderen in de sport. Ik heb ook begrepen dat u daar volledig achter staat. Ik heb ook in uw beleidsbrief gelezen dat u de nodige initiatieven wilt nemen.
Ik wil het ook even hebben over het tekort aan sportinfrastructuur. U zult het met mij eens zijn dat er lokaal, in de steden en gemeenten, maar ook in de scholen, nog een grote nood is aan sportinfrastructuur, aan sportzalen. Ik kan een voorbeeld geven uit mijn eigen ervaring in mijn eigen stad: er zijn scholen die eerst 5 kilometer moeten fietsen om te gaan turnen. Ik denk niet dat dat de juiste methode is.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Sintobin, u moet dan wel ongelooflijk tevreden zijn met alles wat er gebeurt. We hebben nu een sportinfrastructuurplan, een decreet, een minimum van 5 miljoen euro per jaar. Nu is er net 20 miljoen euro geïnvesteerd, wat goed zal zijn voor 127 miljoen euro in sportinfrastructuur die wordt gesubsidieerd. Tevoren is er aan topsport 10 miljoen euro geïnvesteerd, die voor 25 miljoen topsportinfrastructuur heeft gegeven. Er is de schoolsport, waar collega Crevits en ikzelf … Waar er sportinfrastructuur in scholen is, wordt er 6 miljoen euro besteed om deze open te stellen buiten de schooluren. Ik veronderstel dat u mij daarvoor de bloemen nog gaat gooien.
Minister, er is vandaag al veel gesproken over bloemen en bloempotten. Ik erken natuurlijk dat er wel wat inspanningen worden gedaan. Ik zal dat zeker niet ontkennen, minister. Ik wil alleen maar aanduiden – en u zult het met mij eens zijn – dat er nog altijd nood is aan meer sportinfrastructuur. Ik merk dat in de scholen en ik merk dat ook bij sportverenigingen, die tot 's avonds laat hun sport moeten beoefenen omdat ze elders geen plaats vinden. Daar moeten we zeker nog meer inspanningen voor doen.
Ik wil ook iets zeggen over het topsportbeleid. Het is niet zo, zoals u in de beleidsbrief schrijft, dat topsport plotseling zou aanzetten tot een grotere sportparticipatie. Ik denk vooral dat topsport een momentum is. De ene keer is het voor voetbal, de andere keer voor volleybal. Het leidt niet noodzakelijk tot sportparticipatie.
Waar ik vooral een beetje een probleem mee heb bij uw beleid – en u bent toch al een tijdje minister van Sport –, is dat u topsport niet gebruikt als een middel om Vlaanderen meer internationaal op de kaart te zetten. Ik denk dat er toch een aantal topsportevenementen zijn waar we erin zouden moeten slagen om Vlaanderen aantrekkelijker te profileren. Ik denk dat het feit dat u nog altijd achter het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) loopt, geen goede zaak is voor een Vlaams-nationale minister. Mijn hart bloedt bijvoorbeeld als ik u zie staan glunderen op het podium van de Ronde van Vlaanderen terwijl de Brabançonne wordt gespeeld.
Voor alle duidelijkheid: ik ben het niet met u eens over het feit dat topsport niet kan leiden tot breedtesport. Ik kan u eenvoudig voorbeelden geven. Als de hockeyploeg goed presteert, dan zie je dat aan de instroom van jongeren in het hockey. Als er toptennissers zijn, dan zie je dat aan de instroom in het tennis. Als de Rode Duivels goed presteren, dan zie je dat aan de instroom in het voetbal. Zo kan ik verder gaan.
Als u dan zegt dat topsport geen invloed heeft op de breedtesport, dan ben ik het daar fundamenteel mee oneens. Ik denk dat u ook wel weet dat, wanneer de voorjaarsklassiekers beginnen, met Milaan-San Remo, dat voor veel wielertoeristen het moment is om opnieuw de fiets te nemen en naar buiten te gaan. Ik blijf er dus bij dat die wisselwerking er wél is. Die wisselwerking zet zich dan natuurlijk door, want als meer jongeren gaan hockeyen, dan heb je meer kans dat daar toppers bij zijn, die overmorgen bij de topteams kunnen gaan spelen. Dus, voor alle duidelijkheid, die wisselwerking tussen topsport en breedtesport is er aan twee kanten. Dat is voor mij heel duidelijk. Ik vind het raar dat u zegt dat dat voor u niet het geval is.
De uitstraling van Vlaanderen is uitdrukkelijk een element dat we meenemen bij elk topsportevent dat we ondersteunen. Dat is nu ook doorgenomen met het BOIC, om ervoor te zorgen dat de uitstraling van de regio’s, dus Vlaanderen, maar evengoed de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, indien dat aan bod komt, veel sterker wordt bij die sporters die internationaal presteren. Wat u spijtig vindt, en wat ik spijtig vind, is dat we internationaal alleen via het BOIC naar Olympische Spelen en Olympische Winterspelen kunnen gaan. Dat is de structuur zoals die bestaat. Dat geldt ook wat de FIFA en andere topsportevenementen betreft. Zolang dat zo is, is het mijn verdomde plicht om ervoor te zorgen dat wij daar Vlaamse topsporters tot op het hoogste niveau krijgen. Dat lijkt me nog altijd het geval.
Minister, wat het verband tussen topsport en breedtesport betreft, natuurlijk is er een effect. De vraag is of dat een tijdelijk effect of een effect op lange termijn is.
Ik blijf er ook bij, en eigenlijk erkent u het, dat Vlaanderen er niet in slaagt om als regio nadrukkelijk aanwezig te zijn op internationale topevenementen. U geeft trouwens zelf aan dat we niet anders kunnen dan meelopen met het BOIC. U kunt als Vlaams minister van Sport natuurlijk ook zeggen dat u die structuren wilt veranderen. Dat is een kwestie van politieke keuzes, van een politiek beleid. Ik weet wel dat dat niet zo gemakkelijk gaat, maar u kunt dat niet ontkennen.
Ik ga wel met u akkoord dat we ervoor moeten zorgen dat Vlaamse topsporters een kans krijgen op internationale evenementen. Ik pleit er niet voor om Vlaamse topsporters weg te houden van de Olympische Spelen. U mag me niet verkeerd begrijpen. Ik denk echter dat we toch wel een inspanning kunnen doen om op de ene of andere manier Vlaanderen, ook op Olympische Spelen, ook op andere internationale topevenementen, beter op de kaart te zetten. Ik zou eigenlijk van u, als Vlaams-nationalistisch minister, niks anders verwachten.
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, beste cultuurliefhebbers bovenaan en hier beneden, ik breng u het dessert, namelijk cultuur: de kers op de taart, op de lekkere taarten in het Koffiehuis voor De Warmste Week.
Het is goed dat we met Kerstmis even terugkijken in het culturele ‘hert’, ‘s avonds als men weemoedig wordt en die toestanden allemaal. Dan zien we dat 2017 toch een belangrijk jaar was, met de uitvoeringsbesluiten van het decreet Sociaal-Cultureel Werk, het Cultureel-erfgoeddecreet dat is goedgekeurd, de gereglementeerde boekenprijs die van start is gegaan en de overheveling van de persoonsgebonden bevoegdheden vanuit de provincies, die een warme, zachte landing heeft gemaakt, met ondertussen al toekenningen door de minister voor de projectsubsidies.
Ondertussen kent de idolatrie jegens de voorzitter ongekende afmetingen – Justin Bieber is er niks tegen, collega’s.
In elk geval, toch even zeggen dat qua budget in 2018 15,4 miljoen euro overkomt van de buffer van 2017, en dan is er nog eens 12,1 miljoen euro extra aan nieuwe middelen. Dat betekent dat we volop ook investeren in cultuur. Dat wil ik toch even zeggen. Er komen nog vier werven op ons af. Er zijn de wijzigingen aan het Kunstendecreet, na de evaluatie. Dat is belangrijk. In de vorige legislatuur hebben een aantal mensen dat gedaan, wars van partijgrenzen. Ik neem aan dat we dat nu ook gaan doen. In 2017 hadden we voor 9 miljoen euro projectsubsidies, in 2018 voor 10 miljoen euro.
De aanpassing van het Circusdecreet komt eraan. Deze sector is ‘booming’, ook in Vlaanderen. Het is een belangrijke sector.
Dan is er natuurlijk de culturele bovenbouw. Mijn partij heeft een nota ingediend en wil voor de bovenbouw een grondige hervorming. We willen niet zomaar wat gerommel in de marge, maar een efficiëntie-oefening met duidelijke taken en steun aan de basis. Daar zullen we in de commissie nog het debat over voeren.
Natuurlijk zijn er nog de krachtlijnen met betrekking tot het bovenlokaal cultuurbeleid, waar de minister mee bezig is.
Het zijn elementen die aantonen dat cultuur voor deze regering ook belangrijk is. Aan het begin van deze legislatuur zeiden nogal wat profeten dat met de N-VA aan het roer de cultuur zou verminderen, dat er een kaalslag zou komen omdat we geen voeling zouden hebben met cultuur. Om daarop te antwoorden, zou ik een Vlaams intendant willen parafraseren die we hebben mogen ontmoeten in Berlijn: “It’s so uncool, maar werkelijk so uncool.” De usual suspects hebben het begrepen.
In elk geval, wij investeren in cultuur en we zullen dat blijven doen. Daar zit ook, mijnheer Sintobin, de uitstraling van Vlaanderen bij waar de ministers Weyts en Gatz volop mee bezig zijn richting Vlaamse Meesters.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, ministers, dames en heren, tijdens deze laatste plenaire vergadering van 2017 wil ik al even een blik vooruitwerpen op het nieuwe jaar 2018, een jaar dat in Vlaanderen vooral in het teken zal staan van het lokale beleid door de gemeenteraadsverkiezingen. Ook op dat beleidsniveau moeten we belangrijke stappen zetten om een duurzaam en toekomstgericht cultuurbeleid vorm te geven.
In de ‘Strategic Development Goals’ (SDG) van de Verenigde Naties is er een belangrijke rol toebedeeld aan de lokale besturen, met name in doelstelling 11 ‘Make cities and human settlements inclusive, safe, resilient and sustainable’. Op de jongste trefdag van VVSG kregen we trouwens allemaal een mooie badge om aan te geven dat ook mensen die lokaal actief zijn met die ‘Strategic Development Goals’ aan de slag gaan. Cultuur en creativiteit zijn daarbij uiteraard essentiële werkterreinen om deze doelstelling te realiseren.
Ook de wereldkoepel van verenigde steden en lokale overheden is overtuigd van de belangrijke rol van lokale besturen en hun cultuurbeleid in het realiseren van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Zij beklemtonen de onderlinge relatie tussen burgerschap, cultuur en duurzame ontwikkeling. Ze zijn er immers van overtuigd dat het cultuurbeleid een centrale rol moet spelen in het sociale, economische, educatieve, ecologische en zelfs stedenbouwkundige overheidsbeleid omdat de culturele basisrechten maar gerealiseerd kunnen worden door samenwerking met bijvoorbeeld onderwijs, leefmilieu, ruimtelijke ordening, wetenschapsbeleid, economie enzovoort.
Ook voor ons in Vlaanderen kan deze invalshoek inspiratie bieden voor het komende jaar. Doordat door de interne staatshervorming de bestuurlijke verhoudingen gewijzigd worden, zijn een aantal nieuwe inzichten nodig. Nadat in het begin van deze legislatuur de lokale decreten werden afgeschaft, zullen vanaf 1 januari de provincies niet langer bevoegd zijn om een cultuur-, jeugd- en sportbeleid te voeren, en dus moeten de taken herverdeeld worden tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen.
Voor het jeugdbeleid is het bovenlokale decreet al klaar. We bespreken het later op de dag in de plenaire vergadering. Het kwam tot stand in overleg met de jeugdsector en biedt kansen om de waardevolle bovenlokale jeugdinitiatieven vanuit Vlaanderen op een duurzame manier voort te zetten.
In de sportsector heeft het wegvallen van de provinciale bevoegdheid minder gevolgen gehad dan het nieuwe decreet op de sportfederaties dat we hebben goedgekeurd. Het is nog te vroeg voor een grondige evaluatie van de effecten op de sportparticipatie van de Vlamingen, maar we weten wel dat een groot deel van de lokale clubs niet is aangesloten bij een federatie of is aangesloten bij een sportfederatie die niet onder het nieuwe Sportfederatiedecreet valt. Gelukkig worden ze wél door de gemeentelijke sportdiensten bereikt. Een goedwerkende en efficiënt ondersteunde sportdienst is dus een cruciale schakel in het sportbeleid, want de doelstelling van het Vlaamse sportbeleid blijft voor CD&V, en hopelijk voor iedereen hier, zo veel mogelijk Vlamingen en Brusselaars op een gezonde manier aan het sporten te krijgen en zo lang mogelijk te houden. Sporten draagt immers in grote mate bij tot een betere levenskwaliteit.
Ik kom nu even terug bij cultuur. De verwachtingen voor het decreet Bovenlokale Cultuurwerking zijn erg hoog gespannen. We zullen er als decreetgever dus over moeten waken voldoende kansen te bieden aan bovenlokale culturele projecten die vroeger onder de provincies vielen, om een meerwaarde en aanvulling te zijn op de lokale culturele initiatieven en op de Vlaamse culturele ruimte.
De CD&V-fractie hecht ook veel belang aan de ondersteuning van het lokale cultuurbeleid vanuit Vlaanderen. Sinds de ‘ontmanteling’ van het decreet Lokaal Cultuurbeleid en vooral sinds de omvorming van het gewaardeerde Steunpunt Locus tot Cultuurconnect heeft Vlaanderen de lokale besturen een beetje aan hun lot overgelaten. We zijn dan ook erg tevreden dat de minister in zijn voorontwerp van decreet dat circuleert, opnieuw een belangrijke rol toebedeelt aan een steunpunt voor bovenlokaal én lokaal cultuurbeleid. Want meer nog dan aan centen hebben de lokale besturen nood aan coaching en goede voorbeelden om hun cultuurbeleid vorm te geven. Er is heel wat expertise aanwezig bij organisaties zoals het Forum voor Amateurkunsten, de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra (VVC), de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen (VVBAD), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), maar ook bij ex-provinciale organisaties als Vlabra'ccent. Als zij de krachten bundelen, zal het nieuwe steunpunt een grote steun zijn in de uitbouw van een toekomstgericht en duurzaam lokaal cultuurbeleid in onze Vlaamse steden en gemeenten. Het is immers eerst en vooral op lokaal niveau dat cultuur en creativiteit dagelijks worden beleefd en beoefend. Samen met lokale besturen spelen culturele organisaties en lokale media een strategische rol in het smeden van de lokale identiteit, maken ze creatieve continuïteit mogelijk en creëren ze werkgelegenheid. Laten we ook dat niet vergeten.
Tot slot wil ik het nog kort hebben over het dossier van de lokale radio's. Begin deze maand heeft de minister de erkenningen voor de lokale radiozenders toegekend. Omdat in het hervormde frequentieplan heel wat frequenties voor lokale zenders in nieuwe pakketten werden gebundeld, zullen de erkende lokale radiostations een groter luisterpubliek kunnen aanspreken en economisch leefbaarder zijn dan de huidige. Maar we willen hen wel uitdrukkelijk oproepen om hun gemeenschapsvormende rol ten volle op te nemen, ook in de gemeenten waar ze tot voor kort niet beluisterbaar waren. De gemeenteraadsverkiezingen zijn bij uitstek de gelegenheid om debatten te organiseren en een verbindende functie uit te bouwen tussen de lokale gemeenschap en de lokale politieke partijen, zeker nu we merken dat de lokale berichtgeving in de geschreven pers toch wel erg onder druk komt te staan.
Minister, u willen we oproepen om zo snel mogelijk een nieuwe erkenningsronde te organiseren voor de overgebleven, niet toegekende frequentiepakketten. Een aantal lokale radio's hebben immers een administratieve vergissing gemaakt en een aanvraag ingediend voor een frequentiepakket buiten hun regio, zodat ze hun lokale betrokkenheid natuurlijk moeilijk konden aantonen. Ook zenders die geen nieuwe erkenning hebben gekregen, moeten nog een tweede kans krijgen om een aanvraag in te dienen voor de nog overgebleven frequentiepakketten in hun regio. We willen al deze zenders zo snel mogelijk zekerheid bieden, zodat ze de nodige bewarende maatregelen kunnen nemen tussen het stopzetten van hun huidige erkenning eind deze maand en de start van een eventuele nieuwe vergunning. Pas na deze tweede erkenningsronde voor lokale zenders is het voor onze fractie bespreekbaar om de resterende frequenties aan de frequentiepakketten voor de netwerkradio's toe te wijzen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, wat wij hier gisteren hebben gedaan en vandaag doen, is democratie. Het is de pacificatie van samenlevingsconflicten en het georganiseerd meningsverschil. Wij, volksvertegenwoordigers, proberen de verschillende meningen die in de samenleving aanwezig zijn, in dit halfrond te vertolken.
Ik voeg hier een nuance aan toe. Het meningsverschil draait zelden tot nooit om het te bereiken doel. Iedereen in dit halfrond wil goed onderwijs, een bruisend medialandschap en een culturele sector waarbinnen de spelers kunnen doen waar ze goed in zijn, namelijk hun creativiteit botvieren, bijdragen aan het maatschappelijk weefsel en ons, cultuurliefhebbers, gewoon van hun creaties laten genieten. Waar het meningsverschil doorgaans wel om draait, is de vraag wat de beste weg naar dat doel is.
Minister, naar mijn mening timmert u onvermoeibaar aan die weg. U hebt een visie op de sector. U zet in op een duidelijk kader voor de sector. U doet dat met conceptnota’s, visienota’s en wijzigingen van decreten. Hier gaat steeds het nodige overleg en expertisevergadering aan vooraf. Dat zal volgend jaar hopelijk niet anders zijn.
De organisaties voor cultureel erfgoed zullen voor het eerst worden beoordeeld op basis van een nieuw decreet en een visienota. Ik hamer hierbij graag op de nood aan een financiële inhaalbeweging en aan de ontwikkeling van waarderingsmethodes. Het Kunstendecreet wordt geëvalueerd. Waar nodig zullen de beoordelingstrajecten worden bijgestuurd. Volgend jaar starten de visitaties van de sociaal-culturele organisaties. Dit past binnen het nieuw decreet. Aan de hand van een visienota wordt een blik geboden op de weg die het Vlaams cultuurbeleid volgens u moet inslaan om helemaal mee te zijn in het digitale tijdperk. Er wordt een oefening met betrekking tot de bovenbouw gemaakt. Er is de inkanteling van de provincies. Hierbij is het van groot belang dat het decreet betreffende het bovenlokaal cultuurbeleid garandeert dat de creatieve humus die zich op dit niveau bevindt, de nodige ondersteuning blijft krijgen.
U spant zich tevens in om de organisaties binnen dit kader ook de nodige financiële zuurstof te bieden. De begroting voor Cultuur, Jeugd en Media stijgt met 65 miljoen euro. De overheveling van de middelen van de provincies en van de middelen voor gesubsidieerde contractuelen (gesco’s) heeft hier uiteraard iets mee te maken. Voor het tweede jaar op rij wordt echter ook bijkomende beleidsruimte gecreëerd. Er is maar liefst 6,3 miljoen euro voor bijkomend structureel beleid en 5,9 miljoen euro aan eenmalige beleidsmiddelen. Dit laat onder meer energiezuinige investeringen vanuit het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) toe. Op termijn zullen die investeringen zichzelf terugverdienen. Ik denk hierbij aan het Utopiaproject in Aalst.
U zet tevens in op ondernemerschap en op aanvullende financiering. Zo biedt u de sector bijkomende mogelijkheden, naast de onvermijdelijk eindige ondersteuning door de overheid. Door fiscale optimalisatie en een genetwerkte cultuurbank wilt u de creatieve actoren in de culturele sector, die bulkt van het ondernemerschap, maximaal de mogelijkheid bieden bijkomende middelen aan te boren. Het nieuwe cultuurloket zal deze creatieve culturele ondernemers meer dan ooit een plaats bieden waar ze op zakelijk en juridisch vlak advies en steun krijgen. Ik ben uitermate benieuwd naar de uitrol van deze initiatieven en naar de eerste analyse van de resultaten.
Het zal waarschijnlijk niemand verbazen dat ik alvast hoopvol ben dat de weg die we inslaan, ons dichter zal brengen bij het doel dat we delen, namelijk een culturele sector waarbinnen de spelers hun creativiteit kunnen botvieren. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, het medialandschap is per definitie een sector in constante en hypersnelle beweging. Aangezien dit ook dit jaar het geval is, wil ik niet per se hervallen in de pittige discussies over de begroting die we in de commissie hebben gevoerd. Ik wil me focussen op de dagelijkse evoluties op het terrein die ons moeten bezighouden.
Uit het recentste rapport Mediaconcentratie van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) blijkt dat ook in 2017 de verticale crossmediale integratie in de media is toegenomen. Dit wordt ook aangetoond door Europese studies. De toestand van het mediapluralisme is niet eenduidig rooskleurig. Vooral de marktpluraliteit moet ons zorgen baren.
In een wereld waarin sociale media voor mensen de belangrijkste nieuwsbron worden, waarin fake news welig tiert en waarin de mediaconcentratie verontrustende proporties bereikt, zijn pluriformiteit in de media en kwaliteitsvolle journalistiek kostbare goederen.
Daarom, minister, wil ik blijven benadrukken dat uw mooie woorden over innoverende nieuwsmedia en onderzoeksjournalistiek echt dringend vertaald moeten worden naar nog meer middelen op het terrein. De middelen die u daarvoor voorziet, blijken volgens onze fractie niet genoeg om de noden op te vangen.
Afgelopen vrijdag heeft de regering ook haar goedkeuring gegeven aan de nieuwe beheersovereenkomst met het Mediafonds. Nu pakt u daar ook nog eens uit met een structurele verhoging van 2 miljoen voor het Mediafonds. Goed nieuws, maar u weet goed genoeg dat die middelen broodnodig waren om het budget op hetzelfde peil te houden als vorig jaar. Bovendien blijft het budget voor het Mediafonds nog steeds ruimschoots onder het minimumscenario dat door Econopolis werd vooropgesteld. Daarom hoop ik, collega’s, dat u bereid bent om straks het amendement in verband met het excedent van de VRT, dat ik daarover heb ingediend, goed te keuren. Ik zal u toch nog kunnen overtuigen;
Ten slotte werd op de valreep van het jaar de knoop doorgehakt over de erkenningen van de lokale radio’s. We hebben er hard over gedebatteerd en we hebben er ook veel uit geleerd. Voor mij blijft de les dat het cruciaal is om de leefbaarheid van de lokale radio’s in de toekomst te monitoren en systematisch toezicht te houden op elke wijziging die de lokale radio’s zelf doorvoeren.
Wat cultuur betreft zijn 2017 en 2018 de jaren waarin in het brede culturele veld veel veranderingen in gang zijn gezet en veel belangrijke zaken nog op stapel staan. Wij zijn voor veranderingen als fractie, maar de verandering moet wel een verbetering zijn. Een van de meest ingrijpende veranderingen is het inkantelen van de persoonsgebonden bevoegdheden van provincies, een beslissing waar onze fractie nooit achter stond. Ik kom daar nog op terug. Ondanks de vele veranderingen heeft de sector zich niet laten kennen. De sector is zich hard blijven inspannen, ondanks de besparingen. Ik steek graag een dikke pluim op de hoed van alle cultuurwerkers, want ze beleven zware tijden. De sector spreekt zelfs over een systeemcrisis.
Minister, helaas kan ik u wat cultuur betreft geen dikke pluim geven, omdat u wel goede intenties hebt, en u creëert ook het beeld van meer middelen, maar het is vooral een broekzak-vestzakoperatie. De begroting stijgt, vooral door de overheveling van de provinciale middelen en de middelen voor de gesubsidieerde contractuelen (gesco’s).
U weet ook dat wij bezorgd zijn over de overheveling van de provinciale middelen die nu naar het Gemeentefonds vloeien. Zeker in de kleine gemeenten is de kans reëel dat de middelen gewoon gaan afnemen of deels verdwijnen. Waar u effectief geld vrijmaakt, maakt u opvallende beleidskeuzes. In verband met de sociaal-culturele organisaties kunnen wij u alleen maar loven. Die sector heeft een belangrijke impact op de maatschappij. Nominaal zien we dat er inderdaad geld bij komt voor de werkingssubsidies in het kader van het Kunstendecreet, maar u maakt daar wel een heel duidelijke keuze om drie grote kunstinstellingen meer geld te geven, ten koste van 45 kleinere organisaties. Dat is een keuze die volgens ons het ecosysteem verstoort.
Begin deze week hebben we de cultuurwerkers van de musea, erfgoedcellen en de archieven gehoord. Zij vragen nu om eindelijk werk te maken van een financiële inhaaloperatie. Zij verdienen het.
Ik kom nog terug op de overheveling van de bevoegdheden. Het werk vanuit de provincies inzake cultuur en erfgoed was zeer waardevol door hun expertiseopbouw en hun nabijheid. Die overheveling komt voor de lokale besturen over als een kaalslag. U antwoordde in de commissie dat alles goed verloopt, dat er weinig problemen zijn, maar in een rondvraag van Radio 2 hebben wij een ander geluid gehoord. Er is absoluut veel bezorgdheid en ongerustheid. We moeten rekenen op de lokale besturen om hun samenwerkingsverbanden voort te zetten. Wij hopen erop dat u de goede praktijken verankert in het decreet Bovenlokaal Cultuurbeleid.
Als sp.a plegen wij vaak overleg met de sector. U weet, het is u al ter ore gekomen, dat de sector snakt naar een LOCUS 2.0. Ik hoop dat het steunpunt voor lokaal cultuurbeleid er komt in het bovenbouwdecreeet.
Dus, minister, het ontbreekt u niet aan enthousiasme en wil om veel te doen voor de culturele sector, maar de middelen blijven uit. De besparingen zijn nog niet goedgemaakt en bovendien ligt er veel werk op de plank voor het komende jaar. U zult aan onze fractie een partner hebben om constructief mee te werken om de systeemcrisis waarvan de sector gewaagt, te bedwingen.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik heb bij wijze van symbool geen voetbalsjaal aan, maar de sjaal van ‘Culture Club’ van Canvas, een belangrijk programma op de VRT dat ook weer eens bedreigd is. Daarmee wil ik meteen al een statement maken over het belang van cultuur op onze eigenste VRT.
Mijnheer Meremans, het is niet de kers op de taart. Dat is de titel van mijn boek, omdat cultuur geen toegevoegde slagroom is op de taart, maar een essentieel onderdeel van een samenleving. Ik denk dat we die gedachte met elkaar delen.
Voorzitter, het is jammer dat het laatste van de beleidsdomeinen die we bespreken, nu toevallig wel weer cultuur moet zijn zeker. Maar laat ons dat toeval noemen. Het is de laatste in de rij.
Minister, ik wil u gelukwensen en danken. Er zijn wat middelen bijgekomen voor cultuur, ze zijn genoemd door collega De Gucht. Het is niet fors maar het is een stap, en elke stap die we vooruit gaan, kunnen we in dezen appreciëren, en ik denk ook de culturele sector.
Ik wil u ook danken voor de bereidwilligheid waarmee u de sector van het cultureel erfgoed deze week hebt ontvangen en zelfs de moeite hebt gedaan om naar beneden te komen in de Koolstraat en de mensen op de straat toe te spreken. Ik ben op de achterste rij gaan supporteren voor hen. Ik vind de wijze waarop dat gebeurt, tof, maar dat zadelt u natuurlijk op met een soort plicht, een verantwoordelijkheid om een duwtje te geven aan de culturele-erfgoedsector, de musea en de archieven in Vlaanderen die een financiële stilstand van meer dan tien jaar hebben ondervonden.
Minister Tommelein, ik hoop dat u dat ook gehoord hebt, want u beheert de kas. Het cultureel erfgoed heeft absoluut een grote nood. U hebt een van de beste musea in Vlaanderen in uw stad. We financieren het als stad ook mee, maar Vlaanderen moet ook zijn verantwoordelijkheid opnemen voor dat hele culturele erfgoed. Daar moet echt een inhaalbeweging worden gedaan. Het gaat niet over monsterlijke bedragen, maar ministers, ik hoop dat dat voor elkaar komt.
De andere belangrijke uitdagingen zijn hier genoemd: circus, bovenbouw, de provinciale inkanteling in het bovenlokale culturele werk. Ik was vorige donderdag te ziek om mijn conceptnota toe te lichten. Ik hoor dat er morgen op de ministerraad wellicht een voorontwerp van decreet komt. Ik kijk er ook naar uit. Ik wil graag, samen met de collega's uit de commissie, over die punten een parlementair debat voeren. Het feit dat iedereen dat aanhaalt, toont aan dat het niet zomaar een punt in de rij is, maar dat het een aantal gevoeligheden zijn die we willen delen met elkaar.
Ik wil beide ministers nog iets zeggen over vrijetijdswerk. Ik hoop voor de semi-agorale arbeid, zoals we dat noemen, voor de sporttrainers, voor de begeleiders in de amateurkunsten, dat die overblijven uit het slagveld dat er nu komt. Voor vele andere sectoren deel ik absoluut niet wat de Federale Regering in het zomer heeft beslist, maar voor die twee sectoren is er geen andere manier om een aantal maatschappelijke problemen op te lossen. Dat wil ik verdedigen, voor de rest niets. Helaas wordt het nu weer uitgesteld door de interne spanningen.
Minister, ik sluit af met de gedachte dat we straks ook een beslissing moeten nemen over Ketnet Jr. Ik hoop dat echt het belang van kinderen centraal staat in gediversifieerde programma's en dat deze Vlaamse Regering dus de moed heeft om net te doen wat commerciële zenders doen, met name hun kinderprogramma's in leeftijdsgroepen opsplitsen, en dus de VRT toestemming zal geven om Ketnet Jr. uit te zenden. (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer Meremans heeft het woord.
Ik wilde alleen zeggen dat eerwaarde heer Caron, met zijn zwart boek en zijn sjaal, precies een uitzending van een eredienst ging doen, maar dit geheel terzijde. (Gelach)
Excuseer collega, ik kon het echt niet laten.
Het is wel opvallend dat wij twee mensen van de oppositie hebben gehoord waarbij de ene spreekt van een systeemcrisis, bijna hel en verdoemenis, en de andere zegt dat er stappen vooruit worden gezet, wat men toejuicht. Ik geef toch maar even mee dat wij verschillende geluiden horen, waarvoor dank alleszins. Er is toch een verschil in nuance. Dat wilde ik toch even meegeven voor het debat.
Mijnheer Caron, er is een carrousel bij de bespreking van de verschillende delen van de begroting. U zegt dat cultuur altijd het laatste onderwerp is, maar dat is dus niet waar.
Excuseer, voorzitter, ik was dat helemaal uit het oog verloren. Nochtans ben ik al enkele jaren in die carrousel aanwezig.
Ja, maar u bent de 60 voorbij, hé. (Gelach)
De heer Wouters heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, heren en dames ministers, mijn sjaal ligt klaar in de wagen, want vanavond speelt de Great Old tegen Lokeren.
Collega Herman Wynants zal u zo meteen meer vertellen over onze visie over het beleidsdomein Sport, maar ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om de aandacht te vestigen op twee zaken die voor ons zeer belangrijk zijn. De beleidsbrief van de minister draagt als titel ‘Door samenspel winnen’.
Als eerste punt sta ik dan ook graag stil bij de rol die sport kan spelen ter bevordering van de sociale inclusie. Er is volgens mij geen enkel beleidsdomein dat mensen zo kan verbinden als sport. Ik ben tevreden dat onze minister daar ook hoog op inzet door onder andere sportfederaties te stimuleren aandacht te hebben voor alle doelgroepen via het nieuwe decreet op de georganiseerde sportsector.
Zo kan er in 2018 opnieuw worden ingetekend op de beleidsfocus laagdrempelig sportaanbod en is er het nieuwe actieplan dat G-sportbeleid verder op de kaart in Vlaanderen zet.
Sport zorgt er ook voor dat men competenties en vaardigheden ontwikkelt die ook van pas komen in de rest van het leven. Ik was dan ook zeer verheugd dat een project als Rising You(th), waarbij jonge vluchtelingen dankzij de klimsport naar een job werden begeleid, de nodige erkenning heeft gekregen en de Vlaamse Prijs voor Sportverdienste heeft gewonnen.
Mijn tweede punt gaat over het thema seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vlak voor de zomer werd de Commissie inzake het grensoverschrijdend gedrag in de sport opgericht. Maar al gauw bleek dat het geen fenomeen is dat zich enkel tot de sportsector beperkt. In oktober kozen we er dan ook voor om de commissie open te trekken naar andere beleidsdomeinen, zodat we die problematiek over alle domeinen heen kunnen aanpakken. Ik hoop daarvoor op de verdere steun en samenwerking van de collega’s in de commissie zodat we tegen de zomer van 2018 met sterke voorstellen naar buiten kunnen komen in het belang van alle slachtoffers. Dank u. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, een van de boeiendste discussies van het afgelopen jaar was ongetwijfeld dat over stemrecht op 16. Ik wil de Vlaamse Jeugdraad en de talloze jongeren die hun schouders onder dit project hebben gezet, oprecht feliciteren, want het is dankzij hen dat dit op onze agenda is gekomen.
Een derde van onze samenleving is jonger dan 30. Ze tellen letterlijk mee en we hebben de plicht om naar hen te luisteren. Het is dan ook jammer vast te stellen dat participatie van kinderen en jongeren aan het lokale beleid achteruitgaat. Participatie is uiteraard meer dan het hebben van stemrecht, maar we hadden jongeren op die manier effectief een stem kunnen geven. Ik was uiteraard erg teleurgesteld in het uiteindelijke resultaat, waar politieke spelletjes het haalden van oprechte overtuiging. Het is geen beeld van de politiek dat ik aan onze jongeren wil tonen.
We hebben het debat al verschillende keren gevoerd. U plaatst stemrecht en participatie op één lijn, en dat klopt niet helemaal. Het is niet omdat we van oordeel zijn dat we dat het best doen vanaf 18, dat we überhaupt tegen participatie van jongeren zijn. Dat poneren is pas een politiek spelletje. Onze partij en onze mandatarissen doen er alles aan om jongeren zo veel mogelijk te betrekken bij het politiek proces en bij de besluitvorming. Dat kan eventueel via de jeugdraad, dat kan via diverse kanalen.
Straks zullen we het hebben over het decreet Lokaal Bestuur waarmee we de vrijheid geven aan gemeenten en steden om die participatie in te vullen. In veel steden en gemeenten gebeurt dat ook. Deze week heb ik een school ontvangen, wat we eigenlijk allemaal doen. Zeggen dat wij tegen stemrecht op 16 zijn en daarom tegen participatie zijn, dat is wat kort door de bocht.
U zegt dat de participatie van jongeren aan politiek daalt. Ik weet dat niet. Hebt u daarover cijfers? Ik weet één ding, namelijk dat het wel zo is dat de interesse in politiek misschien niet dermate hoog is. Daar moeten we iets doen. Daar moeten we met z'n allen aan werken, maar het is dus niet zo dat het stemrecht op 16 jaar automatisch de participatiegraad verhoogt. Studies hebben dat trouwens tegengesproken. We hebben daar verschillende meningen over. Dat is zo, maar je mag de beide niet met elkaar verwarren.
De heer Poschet heeft het woord.
Mevrouw Soens, u weet dat twee van de drie meerderheidspartijen voorstander zijn van het stemrecht vanaf 16 jaar. Maar de derde partner was – en ís nog steeds, zo stel ik vast – daar mordicus tegen. ‘It takes three to tango’ in deze coalitie. Ik ben ervan overtuigd dat het een goed idee en voorstel is. De geschiedenis leert dat goede ideeën uiteindelijk gerealiseerd worden. Dus: een beetje geduld en misschien komt het er wel.
Daar zal ik u aan houden, mijnheer Poschet. Ik wil nog even reageren op de heer Meremans. Ik heb letterlijk gezegd dat participatie meer is dan het hebben van stemrecht alleen, maar dat het wel een manier is om jongeren effectief een stem te geven.
En over het feit dat de participatie van kinderen en jongeren aan het lokale beleid achteruitgaat, stel ik voor dat u er eens de eenmeting van het lokaal jeugdbeleid bijhaalt. Dat is een studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse overheid. Daarin werd letterlijk gesteld dat de participatie van kinderen en jongeren in het lokale beleid achteruitgaat. Ik stel dus voor dat u dat er toch bijneemt en niet zomaar onwaarheden vertelt in de plenaire vergadering.
Mijnheer Meremans, bent u nu tevreden?
Neen, want eerst en vooral ligt de verantwoordelijkheid daar ook bij de lokale besturen. Daarover bent u toch met me eens? Het ligt ook bij de jeugdschepenen die binnenkort, in oktober 2018 en dan in 2019, zullen worden verkozen. Ook bij hen ligt de verantwoordelijkheid om jongeren daarin te laten participeren. Dat is een proces.
En, zoals onze nationale jongeren hebben voorgesteld, moeten we ook proberen om dit in het onderwijs te voltooien, in de twee laatste jaren van het secundair onderwijs, zodat iedereen op zijn 18e de kennis heeft meegekregen om aan de slag te gaan als een volwaardig politiek gemotiveerd burger. Dat is geen garantie, maar je kunt het wel aanbieden. Dit wilde ik nog even zeggen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Mijnheer Meremans, u verwijst naar de verantwoordelijkheid van die lokale schepenen van Jeugd. Zij moeten er alles aan doen om de participatie van jongeren en kinderen te verhogen. Verschillende schepenen van Jeugd zijn van oordeel dat stemrecht op 16 jaar een middel kan zijn voor hun gemeentebesturen. Een paar weken geleden hebben we de vraag gesteld op welke manier wij dan die lokale schepenen van Jeugd kunnen ondersteunen om lokaal zo'n project te organiseren en de jongeren van 16 jaar, al is het maar als test, meer stemrecht te geven bij die verkiezingen. Maar ook daar was uw partij tegen.
Ik wil er alleen nog maar aan toevoegen dat de Vlaamse overheid vroeger een aantal incentives had om lokale besturen in een bepaalde richting te sturen als het over lokaal jeugdbeleid ging, onder andere rond participatie. Met de inkanteling van de middelen in het Gemeentefonds is dat natuurlijk afgeschaft. Dus we hadden die incentives, en ook uw partij heeft gezegd dat we dat toch maar alleen maar aan de lokale overheden moeten laten.
Voorzitter, het groeiend aantal jongeren en hun verenigingen leveren fantastisch werk. Ze doen dat niet om 500 euro onbelast bij te verdienen. Ze doen dat vanuit de oprechte overtuiging dat jeugdverenigingen er zijn om elkaar te ontmoeten, om plezier te maken, om zich te ontplooien en zich te ontwikkelen, niet om opvang of minibedrijfje te spelen.
Het is daarom goed dat ze daarvoor vanuit Vlaanderen extra ondersteuning krijgen. Minister, we hadden u dat met een aantal collega's gevraagd. Dank daarvoor. Maar u weet ook dat, zonder een indexering ervan, die extra ondersteuning, die extra middelen binnen de kortste keren eigenlijk geen extra middelen meer zijn. U hebt de belofte gedaan om die indexering mee te nemen. U weet dat ik u daaraan zal herinneren.
We discussiëren hier af en toe over de diversiteit van ons jeugdwerk. Ons jeugdwerklandschap is op zich al vrij divers, maar ik sta uiteraard achter de keuze van kinderen en jongeren om van diversiteit, naast onderwijs en je goed in je vel voelen, een van de prioriteiten van de Vlaamse Jeugdraad te maken.
Ik kijk uit naar de adviezen en de aanbevelingen die ze zullen aanbrengen en ik zal er sowieso mee aan de slag gaan, net als met uw masterplan diversiteit, minister, dat u in februari zult voorstellen. Ik hoop uiteraard dat het niet bij een mooi plan blijft, maar dat u en het jeugdwerk er effectief mee aan de slag zullen gaan en dat er ook middelen voor worden uitgetrokken. Want vandaag zijn er helaas nog te veel goede initiatieven, zoals Altochtonen van de Toekomst, een jongerenproject van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, die afhankelijk zijn van projectmiddelen hier en daar. Als we zulke werkingen structureel willen veranderen, dan zullen we daar vanuit Vlaanderen in moeten investeren. U weet dat ik u ook daaraan zal herinneren.
Collega’s, het jeugdwerk dat we in Vlaanderen hebben, is uniek in de wereld. We zijn daar allemaal terecht trots op. Velen van ons hebben in een ver of niet zo ver verleden zeer goeie herinneringen aan dat jeugdwerk. Laat ons dat koesteren, laat ons dat behouden en laat ons dat versterken. Ik dank u. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, twee ministers in zestig seconden, dat wordt spannend.
Minister Gatz, ik vind u als minister van Jeugd een goede minister. U doet goede zaken. Ik heb dat ook al meermaals herhaald in de commissie. Er zijn bepaalde beslissingen die u hebt genomen waar ik volledig achter sta, onder andere de budgetverhoging die u hebt doorgevoerd. De hele sector was daar tevreden mee. Wij waren daar lange tijd vragende partij voor. Wij vinden dat goed. Het enige wat ik u wil meegeven, is dit. Zorg ervoor dat dat achteraf geen lege doos blijkt te zijn. Zorg ervoor, als er indexeringen moeten worden doorgevoerd, dat die zullen volgen. Zorg er ook voor dat de plannen die u opmaakt met betrekking tot bijvoorbeeld diversiteit, concreter zullen worden gemaakt en dat het niet bij algemene plannen en vaagheden blijft.
Minister Muyters, voor u geldt eigenlijk hetzelfde op het vlak van Sport. Wij hebben de bespreking over de begroting en de beleidsbrief gehad. Er zijn heel wat dingen waarin ik u volg, bij andere dingen zou ik ideologisch andere accenten leggen. Ik heb ook één boodschap voor u. 2016 was het jaar waarin ik de eerste keer een vraag heb gesteld over seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport. 2017 was het jaar waarin al die verhalen de media hebben gehaald en er een maatschappelijk debat is gevolgd. Laten we ervoor zorgen dat 2018 het jaar wordt waarin we concrete stappen zullen blijven ondernemen, en niet denken dat het iets is dat weer zal gaan liggen, en dat we het daardoor weer kunnen vergeten. Dit is iets waarin we zullen moeten blijven investeren, vanuit de sport, vanuit verschillende domeinen van de samenleving. Laat alstublieft wat er vorig jaar is gebeurd en de getuigenissen die we hebben gezien, een wake-upcall zijn, want er gebeuren dingen en we moeten er allemaal voor zorgen dat ze niet meer kunnen gebeuren. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben het helemaal met u eens, collega Annouri. Ik wil alleen heel duidelijk zeggen dat we er al van voor 2016 aan werken. Werken aan het probleem van seksueel grensoverschrijdend gedrag is nooit gedaan. U weet dat we daar samen verdere stappen kunnen zetten. Het is niet zo dat ik door de getuigenissen in gang ben geschoten. Ik heb er wel een stapje bij gedaan en heb een tandje bij gestoken, maar we waren in Sport echt al duidelijk en sterk bezig rond dat thema.
Er werden inderdaad stappen gezet, minister. Daar geef ik u gelijk in. Maar ik verwijs specifiek naar mijn vraag van 2016. Het is vooral een soort ‘mind shift’ die is gebeurd, en daar ben ik blij om. Toen ik in 2016 de vraag stelde over meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport, werd er gezegd: er zijn nul meldingen, en we weten niet of dat per se een slechte zaak is, want misschien wil dat zeggen dat er geen probleem is. Toen heb ik zelf ook aangehaald dat de kwestie vooral was dat mensen hun weg naar die meldpunten niet vonden. Daar zijn we nu allemaal wel duidelijk van overtuigd.
De heer Wynants heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik durfde vandaag ook geen sjerp aandoen van mijn club, maar in principe zit ik in de commissie Sport niet alleen voor voetbal, maar voor alle sporten. Dat is mijn job als politicus. Dank u. (Applaus bij de N-VA)
Er is de laatste maand veel werk verzet ten voordele van onze Vlaamse sporters: de herwerking van het Dopingdecreet, het nieuwe Vlaamse Topsportactieplan 4, het nieuwe decreet op de sportfederaties en het Sportinfrastructuurdecreet. Ook voor volgend jaar zijn er extra middelen uitgetrokken, voor onder andere het actieplan Sport na School, de beleidsfocus jeugdsport en topsport. De Vlaamse Sportfederatie had aangedrongen op bijkomende investeringen in de Vlaamse sportsector, en we zijn tevreden dat de minister daar ook rekening mee gehouden heeft in zijn begroting.
We hebben wel degelijk een beweging gemaakt in het sportveld. Deze krachtenbundeling is volgens ons in het voordeel van de sporter en zorgt ervoor dat het aanbod verbreed en kwalitatief versterkt kan worden.
We hebben natuurlijk ook een verdere planning gemaakt wat betreft een kwaliteitsvolle en duurzame sportinfrastructuur. Voor het eerst hebben we een echt Vlaams Sportinfrastructuurplan en een decretale verankering van de investeringen. Deze week maakte minister Muyters bekend dat er al voor 20 miljoen euro investeringen zijn toegekend aan de 44 projecten die werden goedgekeurd. Dat gaat over heel Vlaanderen en Brussel. Met deze officiële oproep kan 127 miljoen euro worden geïnvesteerd in sportinfrastructuur. Ook in 2018 wordt nog eens in 25 miljoen euro voorzien. Mijnheer Sintobin, als je de twee, drie laatste legislaturen vergelijkt, is dit maal tien of maal twintig wat betreft de investeringen.
We maken ook blijvend werk van het naschoolse openstellen van schoolsportinfrastructuur. Als er, zoals dit jaar wordt gezegd, ook in de scholen wordt geïnvesteerd, willen wij proberen dat dit daarna ook voor onze sporters kan worden gebruikt. Dat geeft dus ook een meerwaarde.
Mijn fractie wil nogmaals benadrukken dat we de Nationale Antidopingorganisatie Vlaanderen (NADO Vlaanderen) moeten blijven uitbouwen en versterken zodat we kunnen spreken van een klantvriendelijk, efficiënt en autonoom functionerend NADO Vlaanderen. Met minister Muyters als vertegenwoordiger voor Europa in het World Anti-Doping Agency (WADA) vraagt dit toch speciale aandacht.
Topsportrendement halen, vergt een visie of een beleid op lange termijn. We hebben kunnen zien dat er mooie en hoopgevende resultaten zijn geboekt met het Topsportactieplan 3 en dat ook bij het nieuwe Topsportactieplan 4 deze lijn wordt voortgezet. Nog meer dan vroeger wordt ingezet op de sporter zelf. In het hele decreet komt de nadruk op de sporter zelf.
Er blijft ook nood aan duurzame oplossingen voor geluidproducerende of ruimtebehoevende sporten, maar we weten dat dit een zeer moeilijk verhaal blijft.
2018 betekent voor de N-VA-fractie binnen de sportsector: het werk voortzetten en een aantal nieuwe beleidsacties doorvoeren. We denken hierbij aan de aangekondigde herziening van het decreet Sport in het Hoger Onderwijs, maar ook aan de overname van de provinciale taken en middelen. Wij zullen onze minister ook in de toekomst steunen bij de implementatie van zijn beleidsvoornemens. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb nog drie speciale culturele aandachtspunten.
2018 wordt een belangrijk jaar voor de erfgoedsector: de subsidiedossiers worden voor het eerst op basis van het nieuwe Cultureelerfgoeddecreet en de visietekst beoordeeld en gehonoreerd. In de sector zijn de verwachtingen hooggespannen. Afgelopen maandag vroeg men nog eens om een inhaalbeweging. Als dat kan, willen wij dat absoluut ondersteunen. Dit zal uiteraard maar duidelijk worden in het budget van volgend jaar. Maar, minister, we zijn tevreden dat u ook in deze begroting toch al extra middelen hebt gevonden voor cultureelerfgoedprojecten.
Ondernemerschap faciliteren en extra aanvullende financiering verwerven is een speerpunt in uw beleid. We ondersteunen dat ook. Er zijn inderdaad al stappen vooruitgezet, en we moeten daar zeker verder op inzetten. Ik geef enkele voorbeelden van zaken waar we al een stap vooruit hebben gezet.
De uitbreiding van de taxshelter naar de podiumkunsten geeft aan dat de sector daar klaar voor is en dat het werkt, zowel voor grote als kleinere cultuurorganisaties die dit instrument echt inzetten. We kijken dan ook uit naar de eerste evaluatie van dit instrument. Minister, u maakt binnenkort ook werk van de kunstkoopregeling. De samenwerking met de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) wordt op punt gesteld, terwijl er ook een tweede speler komt om microkredieten ter beschikking te stellen van de sector. Ook daar kijken we uit naar de realisatie. Met de nieuwe beheersovereenkomst en taakstelling van het Cultuurloket krijgt de hele cultuursector, niet alleen cultuur, maar ook de erfgoedsector en het sociaal-cultureel werk, de kans om eerstelijnsadvies te krijgen op juridisch en zakelijk gebied. Ook dat is een stap vooruit.
Ook de verzelfstandiging van musea, en in het bijzonder van het KMSK, kan naar het voorbeeld van andere landen zorgen voor meer kansen om alternatieve financiering, zoals sponsorship en mecenaat, binnen te halen. Ik kijk ook uit naar de mogelijkheden van een fonds voor erfgoedstukken. Dat idee bouwt verder op de idee van het Brussels Philharmonic. U stelde in de commissie dat u enkele bedrijfsleiders bereid had gevonden om zich te verenigen in de complementaire topstukkenstichting Pass Foundation. Daar hopen wij snel nieuws over te vernemen.
Wat het internationaal cultuurbeleid betreft, waarmee we het sterk merk ‘Cultureel Vlaanderen’ uitdragen, hebben we uiteraard onze prioritaire partners, zoals de Franstalige Gemeenschap en Nederland. We zijn tevreden dat ook met de Franse regio Hauts-de-France culturele samenwerkingen opgezet worden. Het is een goede zaak om onze Vlaamse artiesten, onze Vlaamse musea en kunstcollecties, kortom ons Vlaams DNA in het buitenland voldoende te ondersteunen. Daarvoor opteert u voor het ‘follow the actor’-principe en voorziet u in extra middelen om kunstenaars of organisaties te ondersteunen als ze klaar zijn voor een internationale doorbraak.
Tot slot wil ik een oproep doen om Vlaanderen middels cultuur meer te promoten als sterk merk in binnen- en buitenland. Onze cultuurorganisaties die actief zijn in binnen- en buitenland, kunnen en moeten daarin een ambassadeursrol vervullen. Zo kunnen we Vlaanderen als echt cultuurland op de kaart zetten.
Ik eindig met het feit dat ik razend enthousiast ben dat Event Flanders de bid-procedure opstart om in 2020 de Olympische Spelen voor Koren, de World Choir Games, naar Vlaanderen te halen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Vlaanderen kent al jarenlang een krachtig en sterk jeugdwerk. We zijn hiervoor internationaal al vaak geprezen. Het jeugdwerk zal in de toekomst nog sterker kunnen groeien dankzij de bijkomende investeringen van deze Vlaamse Regering. Er werd immers beslist om 2 miljoen euro extra te investeren in het Vlaamse jeugdwerk en dat bovenop de beslissing om alle organisaties een eenmalige index van 1,26 procent toe te kennen.
Dat zijn essentiële investeringen waarmee de Vlaamse Regering aantoont dat ze een groot hart heeft voor het waardevolle jeugdwerk. Daarmee komt de Regering ook tegemoet aan de verzuchtingen van de jeugdsector: zowel de Vlaamse Jeugdraad, het werkveld als De Ambrassade hebben aangegeven dat het lang geleden is dat er zo geïnvesteerd werd in het Vlaamse Jeugdwerk.
Daarnaast wordt er gewerkt aan belangrijke aandachtspunten van de jeugdsector waarbij vijf prioriteiten naar voren komen: diversiteit, gecoördineerd vrijwilligersbeleid, investeren in een breed jeugdwerk, overheveling van de provinciale taken en de kindvriendelijke gemeenten.
Een groot aandachtspunt is het stimuleren van een divers jeugdwerk. Daar komt de minister in het voorjaar met een masterplan diversiteit dat een coherente, algemene visie en plan van aanpak moet bieden voor het al langer gekende probleem. Voor onze fractie is het heel duidelijk dat zich hier de contouren aftekenen van een breed gedragen visie op diversiteit in het jeugdwerk. Er is de laatste jaren al heel wat voorbereidend werk gebeurd. We moeten hier verder op blijven bouwen, maar er ook over waken dat we de eigenheid van de jeugdbewegingen niet in het gedrang brengen. Tegelijkertijd moeten we goed bekijken wat we hierbij structureel kunnen inbedden, in samenwerking met andere beleidsdomeinen en eveneens in samenspraak met de jeugdsector zelf.
De overheveling van de provinciale taken moet ons in staat stellen om naar een meer effectieve en efficiënte structuur te gaan, waarbij we hebben gezorgd voor een warme, kwaliteitsvolle overdracht van die waardevolle initiatieven die overkomen vanuit de provincies.
Buiten de prioriteiten die de minister naar voren haalt, zijn er ook enkele andere belangrijke speerpunten voor het Vlaamse jeugdbeleid. Voor onze fractie is het een belangrijk aandachtspunt om de overregulering aan te pakken. Het masterplan bivakplaatsen somde hier de verschillende probleempunten op. De uitvoering mag hier echter niet op zich laten wachten, op het terrein moeten er duidelijk resultaten geboekt worden.
Tot slot, minister, investeert u al jaren fors in de aankoop van nieuwe tenten voor de Uitleendienst voor Kampeermateriaal. Ook in 2018 zult u hier een budget van 317.000 euro voor vrijmaken. We zijn het ermee eens dat u blijft investeren in tentenmateriaal, zeker rekening houdend met het feit dat de kapotte en versleten tenten vervangen moeten worden. Wij zijn immers van mening dat de overheid op een realistische manier moet blijven investeren in het tentenaanbod zodat we het aanbod minstens op peil kunnen houden.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, de mediamiddelen zijn niet spectaculair in het geheel van het Vlaamse budget, maar u hebt toch iets lekkers onder de kerstboom kunnen leggen: 2 miljoen extra voor het Mediafonds, 1 miljoen extra voor het Gamefonds. Tijdens deze legislatuur hebben we al een aantal zware dossiers doorworsteld. Het ene heeft ons al wat meer grijze haren gekost dan het andere, hoewel uw wuivende helmbos, minister, er nog goed uitziet.
De nieuwe beheersovereenkomst voor de VRT is eind 2015 al bij al soepel tot stand gekomen, alleen verwachten we van de VRT dat ze meer dan vandaag rekening houdt met wat hier in dit parlement vaak kamerbreed leeft als het over de openbare omroep gaat. Wij zijn voorstander van een sterke openbare omroep die mee vormgeeft aan onze samenleving en identiteit, die het media-ecosysteem versterkt, en die in harmonie leeft met de commerciële partners. Vandaag zoekt de VRT nog al te vaak de grijze zones op, en dat is dom.
We denken aan de invulling van de onlinewebsite, aan het gekronkel in het dossier Ketnet Jr. enzovoort. Als de overheid een reclameplafond oplegt, dan is het niet de bedoeling dat de openbare omroep dat plafond elk jaar vrolijk overschrijdt en dan nog verwacht dat hij het overschot ook nog mag behouden.
De hervorming van het radiolandschap gaat niet over rozen. De keuze van wie wel en niet een erkenning kreeg, wordt door een aantal betrokkenen aangevochten. Wie de dossiers bekijkt, begrijpt het onbegrip van sommige spelers die niet erkend werden. In deze fase is het aan de Raad van State en niet aan de politiek om te oordelen, minister, of u of uw jury steken hebt laten vallen.
Het dossier van de regionale televisieomroepen is ook terug van nooit weggeweest. Regionale televisie brengen blijft voor ons zinvol, maar de betrokkenen moeten wel kwaliteit brengen, en vzw's en exploitatiemaatschappijen moeten ermee ophouden vechtend over straat te rollen, wat in sommige streken nog steeds gebeurt.
Dat er veel en goede Vlaamse fictie en programma's worden gemaakt, blijft ons na aan het hart liggen. In Vlaanderen zijn er vier keer meer kijkers voor eigen fictie dan voor aangekochte. In de periode 2015-2017 kwam er in Vlaanderen 65.790 uur eigen fictie op de buis. Ter vergelijking, in Wallonië gaat het om 2016 uur in dezelfde periode.
Wij willen dat ook de over-the-topspelers hier bijdragen. Netflix investeerde sinds 2012 1,5 miljard euro in Europese producties. Dat moet ook in Vlaanderen gebeuren, collega's.
Minister, die internationale over-the-topspelers laten meebetalen voor eigen Vlaamse producties, daar willen wij u vanuit onze partij, vanuit dit parlement voluit in ondersteunen.
Bedankt voor de bijdragen van alle parlementsleden.
Met betrekking tot de tweede ronde voor de lokale radio’s heeft mevrouw Brouwers duidelijk aangegeven dat voor haar fractie de voorkeur heel duidelijk gaat naar de lokale radio's en vervolgens pas – als er nog frequenties over zouden zijn – naar de netwerkradio's. Dat is ook mijn insteek, laat dat heel duidelijk zijn. We gaan dat verduidelijken begin 2018, maar ik denk dat dat het goede uitgangspunt is. Dat wou ik toch even benadrukken.
Het is mij inderdaad gevraagd om volgend jaar mijn best te doen om voor de erfgoedsector de financiële stilstand van tien jaar teniet te doen. Ik wil nog eens herhalen dat ik die handschoen opneem. Hetzelfde geldt voor de vragen met betrekking tot de indexering van de gestegen jeugdmiddelen.
Als laatste element wil ik toch even aangeven dat ik het niet eens ben met de lezing alsof we nog steeds in een soort van systeemcrisis zouden zitten met de cultuur- en kunstensector. Ja, er is een besparing gebeurd in het begin van de legislatuur, net zoals andere collega's het in hun bevoegdheidsdomeinen ook hebben gedaan. Bij de daaropvolgende begrotingsaanpassingen en bij elke begrotingsopmaak heb ik telkens nieuwe middelen kunnen vrijmaken voor het cultuurbeleid. Natuurlijk is het niet allemaal terug zoals het vroeger was: er is een heroriëntering van middelen geweest en daar kunnen we het natuurlijk oneens over zijn. Maar de middelen zijn wel degelijk gestegen: op sommige punten zijn ze terug op het oude niveau, op andere schieten ze er zelfs over, en dan heb ik het alleen over de publieke middelen.
Ik heb net de rekening gekregen van wat het eerste jaar taxshelterinkomsten voor de podiumkunsten heeft opgeleverd. Dat is zeer bemoedigend te noemen. Het gaat over tientallen miljoenen euro. Ik maak daar graag met u in januari in de commissie de rekening van om na te gaan over welke organisaties als begunstigden het gaat, diegene die in het Kunstendecreet zitten en diegene ernaast. Ik zou dit financiële oordeel toch wel in een breder perspectief willen zien.
Het neemt niet weg dat wij onze verantwoordelijkheid als overheid behouden, maar er zijn duidelijk verschillende stijgingen van middelen geweest de voorbije maanden, de voorbije jaren en ook volgend jaar.
Vraagt nog iemand het woord over dit onderwerp? (Neen)
Minister Tommelein heeft het woord.
Collega's, de voorbije dagen is er in dit parlement uitgebreid gediscussieerd, en uiteraard focussen de meerderheidspartijen standaard op wat is gerealiseerd en wat nog in de steigers staat. De oppositiepartijen trachten aan te geven wat fout loopt of wat nog beter kan en hoe zij het allemaal zouden oplossen. Het is inderdaad ‘the duty of the opposition to oppose’.
Wat zowel meerderheid als oppositie gemeen hebben in hun pleidooi, zijn algemene doelstellingen als vereenvoudigen, vergroenen, moderniseren, ons klaarmaken voor de toekomst, mensen stimuleren, niemand achterlaten. Dat zijn toch zaken die regelmatig in de discussies terugkwamen.
Collega's, ik durf te mogen stellen dat wij als Vlaamse Regering dagelijks aan de algemene doelstellingen blijven werken en hierbij ook resultaten neerleggen. Ik weet dat het een ambitieuze agenda is die de Vlaamse Regering heeft, maar we maken die ondertussen wel waar. Op het vlak van begroting gaan we in 2017 voor het eerst in deze legislatuur naar een begrotingsuitvoering die structureel in evenwicht is. Als de resultaten blijven wat ze zijn, gaan we in 2017 zelfs een beperkt nominaal overschot tegemoet. Ook de begroting voor 2018 en de komende jaren beoogt een structureel begrotingsevenwicht.
Wat het Oosterweelproject betreft, voelen wij aan dat Europa, en ook andere instellingen zoals het International Monetary Fund (IMF) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), begrip hebben voor onze situatie en voor het belang van deze investering in combinatie met het terugverdienmodel. Intussen ben ik ook tevreden dat de oppositiepartijen inzien dat deze investeringen nodig zijn. Een jaar geleden werd er nog een interpellatie ingeroepen over deze investering; nu is er toch het inzicht dat er geen andere oplossing is dan door te doen.
Ook wat het schuldbeleid betreft, was er in het begin onbegrip voor de nieuwe situatie waar Europese statistische regels ons toe gedwongen hebben en die de vroegere doelstelling van een nulschuld, zoals het onder mijn goede voorganger en collega Dirk Van Mechelen het geval was, onmogelijk maakt. Door de invoering van het begrip netto-actief hebben we evenwel weer grip gekregen op de situatie en is het inzicht in onze financiële positie opnieuw groter geworden.
Collega's, ik besef na het debat van gisteren dat er ook nog meer inzicht in de cijfers nodig is. We wisten dat. De parlementsvoorzitter spoort mij – ik zal niet zeggen dagelijks maar toch regelmatig – aan om de begroting leesbaarder te maken en bijvoorbeeld tot een eenduidige definitie van investeringen te komen. Dat is legitiem. Uiteraard blijf ik samen met de administratie ook de volle medewerking verlenen aan het initiatief van onze grote baas, de parlementsvoorzitter.
In dit parlement hebben we naast de begrotingsdiscussie ook reeds bijzondere, boeiende en levendige discussies gehad over de toekomst van de Vlaamse fiscaliteit. We hebben heel wat hervormingen doorgevoerd. Zoals u weet, zijn de laatste stappen gezet om de belastingen volledig zelf te innen. Het laatste stuk, zijnde de kansspelen en de weddenschappen, is ook ingezet. We hebben nog altijd belangrijke ambities. De debatten van de voorbije dagen hebben aangetoond dat er nog grote verwachtingen zijn. Het to-dolijstje is absoluut nog niet afgewerkt.
We hebben met deze Vlaamse Regering de belastingen verlaagd. De verlaging van de Vlaamse schenkbelasting op onroerend goed springt ook het meest in het oog. De nieuwe tarieven, ondertussen al ruim twee jaar van kracht, kunnen een voordeel opleveren van liefst 100.000 euro en meer per schenking, en het aantal schenkingen van onroerende goederen is de beste getuige van het succes van de maatregel.
We hebben ook gelukkig snel komaf gemaakt met de miserietaks: een totaal ongepaste belasting voor mensen die zich net in een emotioneel moeilijke fase bevinden. We hebben de belastingen vergroend. We hebben ervoor gezorgd dat, als een woning energievriendelijk of kwaliteitsvol verhuurd is, men een extra korting krijgt. De belasting op de inverkeerstelling (BIV) werd ook vergroend. Ook daar zien we resultaten, met een historisch minimum dieselvoertuigen die op dit moment worden ingeschreven in Vlaanderen. We zien ook een uitgebreid gamma aan fiscale kortingen, van vrijstellingen van verkooprecht, van schenkbelasting, van erfbelasting, van onroerende voorheffing, en ook voor wie bereid is om een natuurbeheerplan te onderschrijven. We zullen dat straks nog bespreken in deze plenaire vergadering. Om dan nog niet te spreken van de taxshift. We hebben die volledig binnen de Vlaamse begroting genomen en hebben geen belastingverhogingen doorgevoerd. Dat is een lastenverlaging van meer dan 700 miljoen euro.
Ik zou natuurlijk nog even kunnen doorgaan. Er liggen nog enkele belangrijke hervormingen op de plank die in het regeerakkoord staan. Ze zijn aan bod gekomen in het debat: het verkooprecht, de successierechten of de erfbelasting. Dat zijn zaken die in de komende dagen, weken en maanden op het schap staan. We zullen er dus ook voor zorgen dat we resultaten bereiken en het regeerakkoord uitvoeren zoals dat is afgesproken.
Geachte leden, voor u zit een minister die trots is op hetgeen de Vlaamse Regering reeds heeft verwezenlijkt. Ik ben ervan overtuigd dat we de ingeslagen weg verder vol ambitie kunnen bewandelen in het komende anderhalf jaar dat ons nog rest in deze legislatuur. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.