Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018.
Landbouw en Visserij
We bespreken nu het onderdeel Landbouw en Visserij.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, ongeveer een jaar geleden heeft de heer Veerman in de commissie Landbouw het volgende gesteld: “Op dit ogenblik waait in Europa een koele, volatiele wind over de velden en doorheen de stallen.” De vraag die in mijn ogen onmiddellijk voorligt, is natuurlijk hoe het toekomstig Europees landbouwbeleid hierop een antwoord zal bieden.
Uit de eerste plannen die Europees commissaris Hogan heeft bekendgemaakt, blijkt alvast dat hij de lidstaten meer ruimte wil geven om regionale accenten te leggen. Wij willen geen eenheidsworst, maar rekening houden met de eigenheid van het dichtbevolkte en verstedelijkte Vlaanderen. Dat is steeds ons uitgangspunt geweest. Daarnaast blijven we echter pleiten voor een gelijk speelveld. Er mag voor onze landbouwers geen concurrentievervalsing ontstaan ten gevolge van soepelere productievoorwaarden in de ene lidstaat en een strengere reglementering in de andere lidstaat. Er moet uiteraard bijzondere aandacht worden geschonken aan de instroom, aan de bedrijfsovernames en aan de jonge landbouwers. Een faire prijs is eveneens een elementaire waarborg. De kloof tussen de boerenprijs en de consumentenprijs is economisch niet altijd te verantwoorden.
We beschikken in Vlaanderen over krachtige instrumenten en instellingen die we moeten koesteren. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) is een motor voor innovatie en verduurzaming. Het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) is de gewaardeerde promotor in binnen- en buitenland van onze kwaliteitsproducten. Het VLAM krijgt hiervoor overigens een grote Europese erkenning. Het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en andere, meer regionale centra vormen een waarborg voor innovatie. Ze kunnen mee een antwoord bieden op de nieuwe uitdagingen. Hierop mag niet worden beknibbeld. Er moet hiervoor voldoende financiële ruimte blijven bestaan.
Tijdens de bespreking van zijn boek ‘Wat met ons voedsel?” heeft professor Keulemans van de KU Leuven in de commissie Landbouw gesteld dat de globale doelstelling van landbouw de productie blijft van voldoende voedsel voor de wereldbevolking. Dit moet vanuit een objectieve, wetenschappelijke hoek worden bekeken. Hierbij moeten emotionele motieven worden geweerd. Hierdoor overstijgen we een aantal begrippen die vaak als tegengesteld worden ervaren, zoals bio-landbouw versus gangbare landbouw, kleinschalige landbouw versus grootschalige landbouw en biodiversiteit versus intensieve landbouw.
De recentste studie van het Departement Landbouw en Visserij, getiteld ‘Nieuwe boeren op nieuwe gronden. Op zoek naar een verdienmodel’, bevestigt dat onze boeren het voedselprobleem op wereldschaal uiteraard niet zullen oplossen. We stellen echter vast dat ze bijzonder innovatief zijn. Ze slagen erin rechtstreekse contacten te leggen tussen producenten en consumenten. Dit komt het imago van de sector zeker ten goede. Een grotere dialoog tussen deze nieuwkomers en de zogenaamde gangbare boeren kan voor beiden inspirerend werken.
De Vlaamse of Europese landbouwer bestaat niet. De sector is zeer gevarieerd, wat net zijn rijkdom is. In onze resolutie over diversiteit en schaalverandering hebben we gevraagd aan elk verdienmodel aandacht en ondersteuning te schenken en elke managementkeuze te respecteren.
Sleutelbegrippen zijn daarbij: een faire prijs, duurzaamheid – waarbij we in dit containerbegrip wel eens de economische componenten durven vergeten – en rechtszekerheid.
Tot slot, collega’s, vergeet nooit dat het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid is ontstaan wegens honger in Europa. Minister, wij ondersteunen uw inspanningen om de land- en tuinbouw in Vlaanderen en in Europa een hoopvol en fair toekomstperspectief te bieden.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
2018 wordt een belangrijk jaar voor onze landbouw en visserij, zo heeft de heer De Meyer daarnet ook aangestipt. Het zal een belangrijk jaar worden voor onze landbouw en visserij omdat we enigszins duidelijkheid verwachten over de budgettaire impact van de brexit en over de hervorming van het GLB na 2020. Dat zal zeer belangrijk zijn voor de sector.
Rekening houdend met de acute druk van de klimaatdoelstellingen en het op handen zijnde Energiepact, zullen zeer bepalende keuzes moeten worden gemaakt. Zoals de heer De Meyer zei, Europees Landbouwcommissaris Phil Hogan stelt nu reeds een ruime mate van autonomie toe te laten aan de lidstaten en de regio’s om een beleid op hun maat uit te stippelen. Laat ons daar nuttig gebruik van maken. Rekening houdend met onze resolutie over schaalverandering die we in dit huis hebben goedgekeurd, kunnen we zo een kader creëren waarin elke landbouwer een model op maat kan uitbouwen. Het vinden van nieuwe combinaties en functies, vaak met maatschappelijke meerwaarde zoals zorg, educatie, natuurbeheer of bijvoorbeeld decentrale energieproductie, zullen cruciaal worden.
Bio- en korte keten worden vaak als zaligmakend alternatief naar voren geschoven, maar dat volstaat natuurlijk niet. We moeten ruimer durven te denken. Daarom willen we vanuit Open Vld een warme oproep lanceren om een volwaardig concept rond stadslandbouw uit te bouwen. Minister, u weet dat enkele dossiers mijn bijzondere aandacht krijgen: het terugdringen van het antibioticagebruik in de veeteelt, de modernisering van de pachtwet, een evidence-basedbenadering van ggo’s en last but not least, het risicomanagement voor de boeren tegen calamiteiten, zoals hagel, storm of droogte. Realiseer nu die betaalbare weersverzekering waar reeds zo lang sprake van is. Ik voel meer dan ooit dat er een draagvlak en interesse is, zowel vanuit de landbouwsector als vanuit de verzekeringssector, zeker nadat u aankondigde Europese middelen te zullen inzetten als tussenkomst op een verzekeringspremie. Daarom, laat dat niet los en grijp dit momentum.
Een andere gigantische uitdaging is de steeds groter wordende polarisatie in het landbouwdebat. Of het nu gaat over de verhouding landbouw en milieu of landbouw en dierenwelzijn, telkens lijkt men het nodig te vinden om dat in een sfeer van polarisatie, conflict of emotie te doen. Halve waarheden en hele leugens worden daarbij niet geschuwd. Bovendien spelen ook vaak verborgen agenda’s mee. Ik vraag me bijvoorbeeld af als bepaalde organisaties schendingen van dierenwelzijn aanklagen via officieuze kanalen, het dan nog gaat om het dierenwelzijn of om een aanval op onze vleesconsumptie.
De oplossing is nochtans vrij eenvoudig: een open en eerlijke dialoog! Enkel zo is er ruimte voor nuance, begrip en tijd om elkaars verschillen te detecteren en tot een gezamenlijk compromis te komen. Een mooi voorbeeld daarvan is onze Vlaamse visserij, waar vissers en natuurverenigingen actief hebben samengewerkt en daardoor een in Europa vrij unieke samenwerking om de visserij te verduurzamen tot stand hebben gebracht.
Minister, als u mijn redenering volgt, dan moet u dat niet alleen staven met woorden maar ook met daden. Toen ik enkele weken geleden in de commissie Landbouw naar uw reactie vroeg op de uitspraken van uw collega van Dierenwelzijn, die de beelden van Animal Rights gebruikte om te stellen dat “dit nu eenmaal het gezicht is van de geïndustrialiseerde landbouw”, was ik bijzonder ontgoocheld in u dat u hem, zo kort door de bocht, bijtrad toen hij ervoor pleitte om strengere normen inzake dierenwelzijn op te leggen, en dat überhaupt tegen de bepaling van het level playing field in het Vlaams regeerakkoord in.
Laat het duidelijk zijn: wij hebben geen probleem met strengere dierenwelzijnsnormen wanneer de huidige normen niet voldoende zouden blijken, maar voer die dan niet holderdebolder in en alleen in Vlaanderen, en al zeker niet zonder de sector daarin zelf te kennen en rekening te houden met de nu reeds lopende financieringen die onze landbouwers slechts enkele jaren geleden hebben aangegaan inzake investeringen met betrekking tot dierenwelzijn.
Voorzitter, ik ga afsluiten. Minister, u kent de sector, u gaat vaak op het terrein, en zo hoort het ook. Ik ga er dus ook van uit dat u dergelijke wantoestanden nog nooit hebt kunnen vaststellen en dat u zo kunt oordelen dat de beelden die we te zien kregen, de uitzondering zijn en niet de regel, en dat onze boeren enorm begaan zijn met hun levend kapitaal.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit af. (Opmerkingen)
Laten we ons optrekken aan de vele goede voorbeelden, want landbouw en visserij gaan wel degelijk hand in hand met duurzaamheid, milieu, natuur en dierenwelzijn.
Hand in hand, kameraden.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mijnheer Vanderjeugd, u stelt mij toch een beetje teleur en u maakt me toch een beetje ongerust. U erkent blijkbaar niet dat er het afgelopen jaar toch wel wantoestanden aan het licht zijn gekomen in de landbouwsector. U gaat zelfs verder dan nuanceren: u minimaliseert het, u doet of er bijna niets gebeurd is en alles peis en vree is in de landbouwsector. U zegt dat er een dubbele agenda is. Welke agenda het ook is, dat interesseert me niet, de beelden die we gezien hebben, hebben we toch gezien. Kunt u mij toelichten of u dat normaal vindt en we dat maar moeten tolereren?
Mijnheer Engelbosch, ik heb al in de commissie en hier in het halfrond gesteld dat we het dierenleed absoluut niet tolereren. Maar het gaat erover dat bepaalde organisaties via officieuze kanalen dingen aan de kaak stellen. Er zijn officiële kanalen om dergelijke zaken te melden. Die zaken moeten er echt wel uit. Ik ga akkoord: er zijn ook cowboys tussen die het slecht menen, en die moeten er effectief uit. Maar het gaat mij om het volgende. Er is een officiële instantie waar men dergelijke zaken kan aankaarten. Daar moeten organisaties naartoe gaan en niet via officieuze kanalen in de media de dingen te gaan opkloppen en tot een gepolariseerd debat te komen, want daar heeft niemand baat bij. Dat is mijn punt. Daarmee wil ik afsluiten. We verdienen in deze sector een eerlijk debat. Minister, daar hebt u een sleutelrol in. Waak over een eerlijke dialoog en zorg dat polarisatie geen ruimte krijgt in ons landbouwbeleid. (Applaus bij Open Vld)
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Vanderjeugd, ik weet niet of ik uw laatste intentie helemaal zou kunnen invullen. Ik zal mijn best doen om niet te polariseren.
Minister, ik wil een paar facetten uit het beleid uitlichten en mijn bekommernis uiten over een aantal facetten. Het eerste is dat van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Dat is een uitdaging voor de komende jaren. Dat is nu volop bezig. U zult straks mee onderhandelen in Europees verband over dat GLB. Ik wil daarover een statement maken.
Minister, er komt meer ruimte voor de Europese landen, er komt meer beleidsruimte voor Vlaanderen om een eigen vorm te geven aan het landbouwbeleid. Of dat goed is, laat ik nog even in het midden, maar laat ons de gelegenheid gebruiken om meer gerichte geoormerkte steun in dat GLB vrij te maken voor de inspanningen die landbouwers doen op het vlak van verbetering van biodiversiteit, leefmilieu, echte vergroening na het negatieve rapport ter zake, bijzondere teelt- en kweekmethoden, inspanningen op het vlak van dierenwelzijn en natuurbeheer. Dat is de uitdaging waarvoor we staan: geen blinde steun, daar zijn we voorbij, maar gerichte geoormerkte steun die de landbouwers helpt om problemen op te lossen waar zij vaak niet eens persoonlijk verantwoordelijk voor zijn. Dat zou een eerlijke, faire deal zijn. Dan zullen we heel veel landbouwers vinden die bereid zijn om zowel hun economisch doel in hun landbouwbedrijf als ecologische doelen in de samenleving te combineren en ze allebei te steunen.
Minister, daarop doorgaand, wil ik een bekommernis uiten met betrekking tot de biolandbouw. U werkt aan een nieuw strategisch plan biolandbouw. Ik heb u ondervraagd over de subsidiëring voor BioForum, die u de komende twee jaar drastisch vermindert, zeg maar nagenoeg halveert.
Wel, minister, een van de redenen waarom vele landbouwers omschakelen naar biolandbouw, is om zich los te maken uit de verstikkende marktlogica in de gangbare landbouw. Het is een logica die altijd gaat over meer, groter en dus nog veel moeilijker, met heel kleine winstmarges, met verdienmodellen die voor de gangbare landbouw heel vaak problematisch zijn. Meer dan een kwart van de landbouwers heeft een negatief inkomen, heeft dus een tekort en moet zijn spaarcenten aanspreken om met zijn bedrijf te overleven. Die gangbare marktlogica is verstikkend.
Minister, ik vraag u om voor de biobedrijven een extra inspanning te doen, niet alleen om economische, maar ook om ecologische redenen en dat u volop inzet op de ecologische meerwaarde.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Caron, dat is natuurlijk een van de redenen. Ik vind het eigenaardig dat u kritiek hebt op het feit dat we minder centen laten vloeien naar het BioForum. Een van de redenen waarom we dat doen, is dat we minder middelen geven aan de overhead, maar rechtstreeks aan de bioboer wil laten doorvloeien. We besparen daar niet op. We zorgen ervoor dat het rechtstreeks bij de bioboeren terechtkomt zodat hun inkomen terecht en correct is. Eigenlijk wordt u op uw wenken bediend, en toch hebt u er kritiek op.
Minister, ik apprecieer dat u meer middelen wil vrijmaken voor het terrein. Dat is wat u wilt doen om ook jonge starters kansen te geven. Dat is prima, maar tegelijk is sensibilisering en ondersteuning van diezelfde landbouwers ook nodig. Vraag het aan de bioboeren of ze het BioForum nodig vinden, vraag aan consumenten of ze betrouwbare bioproducten willen. Daarvoor zijn ze nodig. Er komt 1,25 miljoen euro bij voor VLAM en dat is prima. Laat er ook een beetje bijkomen voor de biosector.
De heer Sintobin heeft het woord.
U hebt drie minuten, mijnheer Sintobin.
Voorzitter, zoals steeds zal ik binnen mijn tijd blijven. Bij mijn actuele vraag daarnet ben ik voor de eerste keer in dertien jaar binnen mijn tijd gebleven. (Applaus)
Mijnheer Engelbosch, het is duidelijk dat alle partijen hier begaan zijn met dierenwelzijn. Mijnheer Vanderjeugd, ik moet u wel bijtreden dat de manier waarop bepaalde zaken worden aangeklaagd, misschien niet de juiste is. Wat vooral erg is, is niet het feit dat het wordt aangeklaagd, maar dat een hele sector in een verkeerd daglicht wordt gesteld. Ik ben het met u eens dat er inderdaad gevallen zijn van schending van dierenwelzijn. Ik heb zelf een aantal bedrijven bezocht. Ik verwijs naar het slachthuis Verbist op enkele meters van waar ik woonde en dat ik verschillende keren heb bezocht. Daar heb ik vastgesteld dat er enkele feiten zijn gebeurd die niet door de beugel kunnen, en al zeker niet met het nieuwe maatschappelijke draagvlak voor dierenwelzijn. Maar het is verkeerd dat u telkens opnieuw – u niet alleen, maar verschillende mensen – het aspect van dierenwelzijn misbruikt om een hele sector in een verkeerd daglicht te stellen.
Minister, ik zal niet ingaan op de verschillende aspecten van de beleidsbrief, maar ik wil toch ingaan op het GLB. Het nieuwe GLB brengt toch een aantal nieuwe uitdagingen met zich mee. Veel collega's en ikzelf hebben in de afgelopen jaren gepleit om meer verantwoordelijkheid te geven aan de regio's om een landbouwbeleid uit te tekenen. Ik merk dat nu eindelijk ook de Europese Commissie daarop ingaat en er dus voor zorgt dat er meer verantwoordelijkheid aan de regio's wordt gegeven om het GLB beter in te passen voor de eigen landbouwsector. Dat is een uitgelezen kans voor de Vlaamse landbouw. Iedereen die de landbouw volgt, weet dat we een specifiek profiel hebben dat samengaat met de sterk verstedelijkte en versnipperde context en dat eigen uitdagingen meebrengt.
Ik wil in de laatste minuut die me nog rest misbruik maken van de campagne die werd gevoerd door een landbouworganisatie, die pleit voor meer respect voor de landbouwer.
Ik denk, mijnheer Caron, dat veel mensen zich niet kunnen voorstellen onder welke druk deze mensen staan om dagelijks deze harde stiel uit te oefenen zonder dat ze er een frank of een euro aan verdienen. Minister, wat dat betreft, hebt u een grote verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat in het brede maatschappelijke debat de landbouwer in een positief daglicht wordt gesteld. De reclamefolders en dergelijke, het feit dat bijvoorbeeld Test-Aankoop een heel onderzoek wijdt aan waar het het goedkoopst is, dat zijn zaken die nefast zijn voor de landbouwsector. Dan staat alleen de prijs centraal en wordt het werk van de landbouwer niet geapprecieerd.
Minister, iedereen weet dat het ketenoverleg niet werkt. En hoewel dit niet uw verantwoordelijkheid is, zou u als minister van Landbouw toch de druk moeten opvoeren zodat de landbouwer krijgt waarop hij en iedereen recht heeft: een deftig inkomen voor hard labeur.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, collega’s, het lezen van de beleidsbrief stelde me toch even teleur. Door een vergetelheid werd niets, helemaal niets opgenomen over de recreatieve visserij. Zelfs de resolutie betreffende monitoring en regelgeving van de recreatieve zeevisserij, die hier unaniem werd goedgekeurd, was vergeten. Een domper op mijn kruistocht om meer aandacht te vragen voor de vissers en een duidelijk wettelijk kader voor hen.
Minister Schauvliege heeft het woord. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Er zijn ook vliegende vissen, mijnheer Tobback.
Mevrouw Vermeulen, wat het eerste punt betreft, hebt u volkomen gelijk. Ik heb in de commissie al mijn excuses aangeboden voor het feit dat we de resolutie niet hebben vermeld. Dat wil echter niet zeggen dat we er niet aan hebben gewerkt. Er wordt heel hard werk van gemaakt. Beter zelfs, u weet dat we in de afgelopen visserijraad, die vorige week heeft plaatsgevonden, heel wat maatregelen hebben genomen die zeer goed zijn voor de recreatieve visserij. We zijn de sector dus zeker niet vergeten.
Ik hoor ook dat de werkzaamheden van de werkgroep, van het convenant ‘Visserij Verduurzaamt’, tot nu toe niet hebben geleid tot een definitieve conclusie. Maar, minister, ik hoop dat u de recreatieve visserij verder zult blijven opvolgen en dat lacunes in de wetgeving opgespoord zullen worden. Mocht u dit tijdens deze legislatuur voltooien, dan wordt die vergetelheid door mij helemaal vergeten.
Voor onze professionele visserij blijft de aanlandingsplicht de belangrijkste uitdaging. Meer inzicht verwerven in de mate waarin onze visserij kan voldoen aan de aanlandingsplicht, wordt een dringende taak voor het beleidsdomein Visserij. Innovatieve visserijmethodes, overlevingsonderzoek, dataverzameling, analyses: er ligt nog veel werk op de visplank, en de datum van aanvang van de aanlandingsplicht komt steeds dichterbij.
Minister, in het begin van deze legislatuur kreeg ik van u geen kerstcadeau. Maar sinds ik zelf aandrong op een cadeau via een resolutie, krijg ik er wel een, en dat cadeau wordt zelfs elk jaar groter. Eerst kreeg ik niets, dan twee vermeldingen en nu een volledige paragraaf over de strijd tegen antibioticaresistentie. Ik koester dan ook elke letter van deze paragraaf en mijn kerstwens is dat elke letter van de resolutie opgevolgd zal worden, zodat we kunnen stellen dat het Vlaanderen ook menens is in de strijd tegen antibioticaresistentie. Bedankt voor deze paragraaf, en misschien krijgen ik en het hele parlement – want iedereen keurde deze resolutie goed – volgend jaar een halve of een hele pagina. (Applaus bij de N-VA)
De heer Dochy heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, te nat, te droog: het is me wat. Het is inderdaad wel wat. Bedrijven die getroffen waren door de zeer natte weersomstandigheden in 2016, worden nu opnieuw getroffen door de o zo droge periode in 2017.
Het voorzien in een vergoeding via het Landbouwrampenfonds zal essentieel zijn voor een aantal bedrijven om het hoofd boven het spreekwoordelijke water te houden.
Wij zijn blij met de snelle erkenning van deze droge periode als landbouwramp. De landbouwadministratie blijkt andermaal zeer performant. De verwerking van de dossiers zal op het digitaal platform van het landbouwloket gebeuren. Voor de toekomst wordt het belangrijk om een brede weersverzekering uit te werken, al of niet passend in de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
De fipronilcrisis bracht de legsector in verlegenheid, mijnheer Tobback. Compleet crapuleus was de aanbieder van het product dat fipronil bevatte. Het stond niet op het etiket, maar het zat wel in de fles. De pluimveehouders waren hier echt slachtoffer van moedwillige fraude. Ondertussen trof de fipronilcrisis meer dan 45 landen. Minister, u hebt samen met uw federale collega gezorgd voor een vergoeding voor de onschuldige pluimveehouders. De sector is u daar heel dankbaar voor.
Ondanks de moeilijke omgeving op economisch vlak en de impact van de uitzonderlijke weersomstandigheden jaar na jaar, blijven jonge mensen aangetrokken door de land- en tuinbouwsector. We moeten ze steunen. De minister maakt er ook een speerpunt van in haar beleid.
Boeren op een Kruispunt krijgt reeds jaren dezelfde bijdrage van de Vlaamse overheid. De problematieken zijn echter steeds complexer geworden. Niet alleen financiële problematieken komen aan bod, maar ook psychosociale hulp wordt geboden waar nodig.
De toekomst van onze zeevisserijsector blijft ook voor ons een heel belangrijk aandachtpunt. Van 2006 tot 2015 kwam gemiddeld 52 procent van de vangst van onze Belgische vissers uit Britse wateren. Het hoeft geen betoog dat een goede afhandeling van de brexit voor deze sector van levensbelang is. De visserijsector staat trouwens in voor de creatie van 1500 tot 2000 arbeidsplaatsen.
De brexit is naast het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid de grootste uitdaging op economisch vlak voor de toekomst van onze Vlaamse land- en tuinbouw en het hele agrovoedingscomplex.
En de boer... hij ploegde voort. (Applaus bij N-VA, CD&V en het Vlaams Belang)
De heer Engelbosch heeft het woord.
Collega's, het was weer een bijzonder moeilijk jaar voor onze landbouw en in het bijzonder onder fruittelers in Vlaanderen. Naast de aanhoudende Ruslandboycot, werd de Vlaamse landbouw dit jaar getroffen door achtereenvolgens nachtvorst en aanhoudende droogte van april tot juni.
Gelukkig was er de erkenning als landbouwramp. En ik ben ook tevreden dat we vanuit Vlaanderen de getroffen telers kunnen vergoeden. Bovendien, minister, wil ik mijn dank uitspreken voor het engagement om de uitbetaling zo spoedig mogelijk uit te voeren.
Maar het legt wel een pijnlijke lacune bloot in Vlaanderen, namelijk het ontbreken van een brede weersverzekering. Het kan toch niet zijn dat men, als er geen enkele onverhagelde appel of peer meer aan de boom hangt, dan afhankelijk is van parameters, kleine lettertjes, van weerkaarten voor het al dan niet vergoeden van de schade.
Wat in andere landen kan, collega’s, moet hier ook kunnen. En ik hoop, minister, dat u snel werk maakt van een brede weersverzekering. We hebben er al vaak over gedebatteerd – sommigen hebben zelfs al voorbarige aankondigingen gedaan –, maar ik reken erop dat u blijft onderhandelen en spreken met de verzekeringssector. Het is daarbij belangrijk dat het een betaalbare verzekering wordt, waartoe alle deelsectoren zullen moeten bijdragen en waar – zeker niet onbelangrijk – een eenvoudige procedure bij schade-afhandeling mogelijk is.
Een tweede punt dat ik wilde aanhalen in het landbouwdebat, is het verhaal dat we daarnet al uitvoerig hebben besproken, het verhaal van het dierenwelzijn, het dierenwelzijn van landbouwdieren. Het afgelopen jaar heeft jammer genoeg bewezen dat het industriële model van onze landbouw niet altijd makkelijk te verzoenen is met dierenwelzijn. En het is niet omdat het bewaken van dierenwelzijn een aparte bevoegdheid is – gelukkig maar! – dat het landbouwbeleid zijn verantwoordelijk niet moet nemen om het leven van nutsdieren tot een aanvaardbaar dierenwelzijnsniveau te brengen.
Onlangs werd er vanuit de sector een dierenwelzijnscan in het leven geroepen, want ook de landbouworganisaties beseffen stilaan dat de consument niet langer aanvaardt dat dieren in slechte omstandigheden gehouden worden. Er worden dus zeker wel positieve initiatieven genomen.
Zo’n scan is alvast een positief signaal, maar we moeten verder durven te gaan dan het afvinken van lijsten die nagaan of de huidige regelgeving wordt nageleefd. Veehouders beseffen dat in het dierenwelzijnsdebat opportuniteiten voor het grijpen liggen. Het is de taak vanuit de sector, samen met een ondersteunend landbouwbeleid, om onze Vlaamse vleesproductie niet alleen te vereenzelvigen met kwaliteit, maar ook met dierenwelzijn. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Beste collega’s, ik blik graag even met jullie terug op het afgelopen jaar, om dan het vizier op de toekomst te richten. De collega’s hebben er al naar verwezen: eenieder die met land- of tuinbouw bezig is geweest, is uiteraard ook getroffen door het weer: de nachtvorst en de droogte die elkaar hebben afgewisseld en die voor moeilijkheden zorgden in de sector. Minister, ik wil me graag aansluiten bij de collega’s die al een blijk van waardering hebben uitgedrukt ten aanzien van u en de regering om heel kordaat te reageren om die zaken te erkennen als landbouwramp, daarvoor in de nodige middelen te voorzien en ook aan uw administratie te vragen om de nodige prioriteit te geven aan de afhandeling van de schadedossiers. Dank daarvoor.
Die gebeurtenissen, collega’s, geven wel nog maar eens aan hoe kwetsbaar onze voedselproductie en de landbouwsector zijn. We moeten daar zeer zorgzaam mee omgaan, willen we voedsel op ons bord hebben. Het doet ook de vraag rijzen, zoals collega’s al aangehaald hebben, naar eventuele aangepaste verzekeringssystemen. Ik verwacht dan ook dat we de komende jaren, ook met de ruimte die Europa daarvoor laat, zicht krijgen op nieuwe initiatieven om dergelijke rampen gericht het hoofd te kunnen bieden.
Daarnaast, collega’s, wil ik in dit korte tijdsbestek ook even jullie aandacht vragen voor de positie van de jonge land- en tuinbouwers en de generatiewissel in de sector. Het blijft een pijnlijk gegeven dat de gemiddelde leeftijd van de Vlaamse landbouwer blijft stijgen. Momenteel ligt die op 54 jaar. Dat is zelfs een Europese trend. De vraag wie er in de toekomst voor ons veilig, kwaliteitsvol voedsel gaat zorgen, is dan ook echt niet utopisch, zoals sommigen denken. Reden te meer dat we daar ook vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) de nodige aandacht aan wensen te besteden.
Een van de grootste moeilijkheden voor de jonge landbouwer blijkt de beschikbaarheid van toegankelijke landbouwgrond. De beschikbare grond- en huurprijzen zijn vaak zo hoog dat ze niet toegankelijk of betaalbaar zijn voor startende landbouwers. Ik wil dan ook oproepen om daarover na te denken. Landbouwgrond moet beschikbaar zijn en blijven voor actieve landbouwers, en dat moeten wij positief stimuleren. De wijze waarop, daar zijn verschillende mogelijkheden voor, als we allen maar overtuigd zijn van hetzelfde doel.
Willen we het voorbestaan van een veilige, kwaliteitsvolle voedselproductie garanderen in Vlaanderen, dan zullen we moeten nadenken over hoe we jonge mensen met goesting om te boeren, aan een stuk grond kunnen helpen op een eerlijke en betaalbare manier.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil mij als laatste spreker over het thema landbouw graag concentreren op de hervorming van het Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid. 38 procent van de Europese middelen gaat naar landbouw: 60 miljard euro. En een recente studie toont nogmaals aan dat het huidige GLB helaas onvoldoende effectief en onvoldoende efficiënt is. Een belangrijk jaar ligt dus voor ons, een uniek moment, een unieke kans.
De krijtlijnen kennen we ondertussen, en het lijkt er toch op dat Europa lessen heeft getrokken uit de voorbije crisissen. De verschuiving van de focus naar kleinere bedrijven, meer aandacht voor klimaatbeleid, duurzaamheid, innovatie, dat is allemaal belangrijk voor onze bedrijven. Een belangrijke rol zal daarbij ook weggelegd zijn voor de lidstaten en de regio’s. Vlaanderen moet meer zelf een invulling kunnen geven aan zijn landbouwbeleid. We missen kansen en kunnen momenteel onvoldoende inspelen op opportuniteiten. We betalen ook een stuk meer dan onze Vlaamse landbouwers daarvoor terugkrijgen. Van 2000 tot 2014 ging dat gemiddeld over ongeveer 400 miljoen euro per jaar, vanaf 2015 stijgt dat nog verder naar 700 miljoen euro per jaar. En 80 procent van de Europese landbouwsteun gaat maar naar 20 procent van de landbouwers. Het spreekt dan ook voor zich dat die uniforme aanpak tot frustratie en onbegrip leidt bij onze Vlaamse land- en tuinbouwers.
In de uitgezette krijtlijnen zitten er opportuniteiten voor Vlaanderen. Er moeten belangrijke keuzes worden gemaakt. Minister, het is ook het moment om met een ambitieus standpunt op het Europese platform te komen. Een gelijk speelveld is belangrijk in de Europese markt. Meetbare en ambitieuze doelstellingen op Europees niveau moeten dat bewaken. Maar we kunnen daardoor wel meer een eigen invulling geven. Want de lat kan en moet hoger voor onze Vlaamse land- en tuinbouw. (Applaus bij de N-VA)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Alle sprekers hebben terecht aandacht besteed aan het nieuwe GLB. In 2018 zullen we dat vorm moeten geven. Vlaanderen heeft vier belangrijke speerpunten naar voren gebracht. Bijna alle sprekers op het spreekgestoelte hebben die herhaald. We moeten ten eerste ervoor zorgen dat er voldoende jonge mensen en nieuwe instromers zijn in de sector. We moeten ten tweede zorgen voor maatwerk: niet voor elke lidstaat of regio dezelfde regelgeving, maar met als kanttekening dat er wel een gelijk speelveld moet zijn. We kunnen natuurlijk niet toelaten dat de gemeenschappelijke markt plotseling verandert en dat in lidstaten allerlei steun kan worden gegeven en dat op die manier de markt wordt verstoord. Het derde punt is dat er voldoende instrumenten moeten zijn voor de boeren zelf om om te gaan met de veranderende markt en met de prijzen die enorm schommelen. Een vierde, belangrijk punt is dat er voldoende subsidies richting verduurzaming, klimaat en uitdagingen voor onze boeren ter beschikking moeten staan.
We blijven dat in 2018 goed opvolgen. Wij verwachten in de loop van 2018 ook de eerste concrete voorstellen vanuit de Europese Commissie.
Het tweede punt dat hier vaak werd aangehaald, gaat over de landbouwrampen. We zijn dat aan het herzien. Ik doe dat samen met minister-president Bourgeois, die bevoegd is voor de algemene rampen. We bekijken hoe we de zaken daar beter op elkaar kunnen afstemmen. Uiteraard is er ook de algemene weersverzekering. Het ontwerp ligt op tafel. We bekijken dat in één pakket met de herziening van de landbouwrampen. Ik heb ook in steun en subsidies voorzien voor landbouwers die zich zullen aansluiten bij zo’n algemene brede weersverzekering. Dat wordt hier in het parlement, denk ik, bijna kamerbreed gedragen. Dat zal de komende maanden nog heel wat stof voor discussie en debat geven in dit parlement.
Collega’s, ik wil jullie ook nog bedanken voor de samenwerking het voorbije jaar. (Applaus)
Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening
Collega’s, dan bespreken we nu het onderdeel Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in de strijd tegen de klimaatverandering zijn het behoud van onze bossen en de bosuitbreiding zeer cruciaal. Minister, ik ben blij met het inhaalmanoeuvrebeleid dat momenteel loopt. Maar uiteraard is er nog werk aan de winkel.
Open Vld wil private eigenaars meer betrekken bij het realiseren van de bebossingsopdracht via sensibilisering en het creëren van incentives. Daarom, minister, verwelkom ik ook het feit dat u nu ook effectief het bebossen van bosgebieden zult stimuleren. Hiermee reageerde u op mijn vraag om actie te ondernemen om de bebossing van de 12.500 hectare die op het gewestplan als bosgebied ingekleurd staan, effectief te realiseren.
Minister, in de Klimaatresolutie vraagt het Vlaams Parlement ook om onder meer bij het voorzien in extra woongelegenheden meer in te zetten op de verdichting en het ruimtelijk rendement. Vandaag houdt het regelgevende kader helaas te veel innoverende en creatieve ideeën tegen.
Met de selectie van de proefprojecten rond cohousing en de gemeenschappelijke woonvormen geeft de Vlaamse Regering uitvoering aan het eerste luik van mijn resolutie over nieuwe woonvormen, die hier in het parlement unaniem werd goedgekeurd in 2015. Deze resolutie vraagt ook om bestaande woningen eenvoudiger te kunnen opdelen. Helaas blijken een aantal lokale besturen het opdelen van woningen en het kleiner wonen nog met enige argwaan te bekijken.
Minister, ik roep u op, om in overleg met uw collega bevoegd voor het wonen, ook dit deel van de resolutie verder uit te voeren en de regels voor het opdelen van woningen verder te vereenvoudigen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, ik deel uw bezorgdheid. We hebben dat al voor een groot stuk opgelost: vandaag staat in het Belgisch Staatsblad het decreet tot wijziging van de Codex Ruimtelijke Ordening, dat hier in het parlement onlangs is goedgekeurd. Daarin staan juist heel wat instrumenten om die nieuwe woonvormen op het terrein mogelijk te maken. Alle verouderde verkavelingen kunnen veel gemakkelijker opzij geschoven worden voor nieuwe woonvormen, zoals het omvormen van een eengezinswoning naar een twee- of een driegezinswoning. Dat wordt zo allemaal veel gemakkelijker, en dat is een belangrijke stap vooruit.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dat klopt, en ik dank u daarvoor. Deze discussie zal ook nog terugkomen met betrekking tot de typevoorschriften. Ik ga ervan uit dat dit ook in orde zal komen. Kleiner wonen en het opdelen van woningen kan morgen immers, meer nog dan hoger bouwen, een antwoord bieden voor onze demografische uitdaging en de nood aan verdichting.
Op het gebied van afval zijn we in Vlaanderen koploper inzake recyclage en het terugdringen van de afvalberg. 2018 is een sleuteljaar wat betreft het afvalbeleid, en we zullen de juiste keuzes dienen te maken. In de transitie naar een circulaire economie is op veel vlakken een positieve evolutie aan de gang. Op het vlak van afval hebben we een belangrijke stap gezet met het afvalstoffenplan dat nu in uitvoering is en zal moeten leiden tot een verdere reductie van de hoeveelheid restafval. Minder restafval betekent minder verbranding, wat dan weer resulteert in een kleinere CO2-uitstoot en een betere luchtkwaliteit. Het voorkomen van afval vraagt dat we ook werk maken van producten die beter zijn ontworpen. ‘Design to recycle’ blijft een belangrijk uitdaging.
We kijken uit naar het instrument dat de OVAM tegen eind 2018 zal ontwikkelen om de afbouw van de afvalverbrandingsinstallaties te ondersteunen, want verbranding is de allerlaatste optie.
Wat betreft leefmilieu sluit ik mijn tussenkomst graag af met mijn gekend warm pleidooi om in het nieuwe luchtkwaliteitsplan, dat in 2018 verwacht wordt, ook rekening te houden met de luchtkwaliteit van onze luchthavenregio.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over dierenwelzijn, dat voor ons een volwaardig politiek thema is. De overheid dient een beleid te voeren dat dierenrechten respecteert en het dierenwelzijn promoot. Het afgelopen jaar werden we meermaals geconfronteerd met undercoverbeelden waar de heer Vanderjeugd daarnet al naar verwees. Die beelden brachten mistoestanden aan het licht met onnodig veel dierenleed, en die praktijken moeten bestraft worden. Belangrijk is om krachtdadig op te treden en er met het gevoerde controlebeleid voor te zorgen dat zulke beelden niet meer kunnen worden gemaakt in Vlaanderen.
Ik sluit af met een boodschap aan de minister van Dierenwelzijn. Onze fractie is bereid om in dialoog en op een serene manier verder te werken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik zal het niet te lang trekken. We hebben de afgelopen jaren al heel wat goede gesprekken gehad, en dat zal in het komende jaar nog wel gebeuren. Ik hoef dat vandaag niet allemaal te recapituleren. Als ik uw beleidsbrief lees, is het moeilijk om daartegen te zijn. Het is geen cadeau om oppositie te moeten voeren tegen een minister die het klimaat wil redden, onze ruimtelijke organisatie wil versterken, ons leefmilieu aangenamer wil maken in een gestroomlijnde, efficiënte en goed tussen alle beleidsniveaus afgestemde manier. (Applaus bij de meerderheid)
U promoot zelfs verdorie circulaire economie, collega's van CD&V. Echt, chapeau. Het zou gemakkelijker zijn voor de oppositie als we konden stellen dat dit gewoon Trumpiaans was, maar minstens op dat vlak is het dat niet. Er blijft ons dus alleen maar de mogelijkheid over om constructief oppositie te voeren. (Opmerkingen)
Het geluk wil natuurlijk dat ik daar op zich wel goed in ben. (Gelach)
En wat doet een constructieve oppositie? Die probeert u te helpen om uw ambities in de praktijk te brengen. In de geest van Kerstmis en samenwerking en goede wil ben ik bereid om heel ver te gaan, want u hebt op dat vlak natuurlijk wel heel veel hulp nodig, als ik het zo een beetje zie in de praktijk.
Mevrouw De Vroe heeft er al op gewezen: we zijn natuurlijk blij dat het er eindelijk van gaat komen om de bosgebieden te bebossen. Dat is formidabel. Laat ons zeggen dat dat een geweldige stap vooruit is in Vlaanderen. Laten we dat vooral doen.
Ik zal zeggen waarin u vooral op onze steun kunt rekenen, minister, en waarom u die nodig hebt. U gaat voor Vlaanderen Circulair, ik ben daar helemaal voor. Het is raar om dan te merken dat dat circulaire Vlaanderen, wat al drie jaar in uw beleidsbrief staat, in België de enige regio is die plastic zakken in de winkel toelaat. Ik zou zeggen: laten we dat zeer snel ook echt in de praktijk brengen. U kunt op ons rekenen.
Mijnheer Tobback, bedankt voor uw constructieve bijdrage en het aanbod dat u formuleert. Maar u vergeet een aantal zaken.
U verwijst naar circulaire economie en u doet een voorstel rond plastic zakjes. Ik kan daar alleen maar blij om zijn. Dat is iets waar ik ook voorstander van ben. Maar waar u aan voorbijgaat, collega, dat is dat wij dit begrotingsjaar 2,3 miljoen euro extra hebben vrijgemaakt voor heel concrete projecten omtrent circulaire economie. We hebben dat deze week allemaal kunnen vastleggen, dat is heel concreet. We zetten echt stappen vooruit. U doet alsof het alleen maar mooie woorden zijn, dat de uitvoering op zich laat wachten, maar we geven een behoorlijk signaal en zetten duidelijk stappen vooruit. (Applaus bij CD&V)
Ik zal zeker niet betwisten dat u veel geld uitgeeft, minister. Ik moet erop wijzen dat het verbieden van plastic zakken niets kost. Dat is een beslissing die je gewoon moet nemen, dat is een besluit dat u moet tekenen, dat is een regeringsbeslissing en kost de burger niets. Dat brengt wel wat op.
Ik wil verder gaan met mijn steun. U wilt gaan voor kwaliteitsvol leefmilieu, ook daar kunt u op onze steun rekenen. Wanneer u echt van plan zou zijn om bijvoorbeeld die kaart met kwetsbare bossen op tafel te leggen, goed te keuren en in de praktijk te brengen, dan kunt u op ons rekenen.
Indien u van plan zou zijn om het beleid rond het Mestactieplan, waar nogal wat geld naartoe gaat inzake de ondersteuning van landbouwers, niets op tegen, inzake de meting van resultaten, niets op tegen, inzake waterzuivering, niets op tegen, echt in de praktijk te brengen en de doelstellingen te halen, want de cijfers wijzen uit dat we die niet halen, dan kunt u op onze steun rekenen.
Als u de ruimtelijke organisatie wilt verstevigen, en bijvoorbeeld een werkend systeem van digitale indiening van vergunningsaanvragen in de praktijk brengt, dat kost ook een hele hoop geld, u geeft veel uit, als je dat echt goed wilt doen, dan kunt u op onze steun rekenen. Als u eindelijk gaat komen, collega's van de meerderheid, met een Instrumentendecreet om bijvoorbeeld de betonstop in de praktijk te brengen, en de voorstellen van de heer Vandaele voor een correcte vergoeding van de eigenaar wiens grondbestemming wijzigt, als u dat ooit zou kunnen indienen in dit parlement, dan kunt u waarschijnlijk minstens a priori op onze steun rekenen. (Opmerkingen)
U moet het ook doen! Het ligt al een hele tijd te wachten. Als u dat interbestuurlijk samenspel dat letterlijk uit uw beleidsbrief komt, waarbij u al de verschillende overheden op elkaar wilt afstemmen, laten samenwerken en goed overleggen, in de praktijk wilt brengen door inzake een project als Uplace te luisteren naar gemeenten zoals Vilvoorde en Leuven en alle bezwaren die daarrond leven, dan kunt u op onze steun rekenen. Dan staan we vierkant achter u, want dan weten we dat er maar één beslissing mogelijk is, en dat is dat u daar geen vergunning aan kunt geven.
Dus, minister, wij voeren constructief oppositie, wij geloven in de cijfers van die begroting – er staat trouwens ook niet zo bijzonder veel verrassends in. We geloven in de doelstellingen die u formuleert, misschien zelfs meer dan veel van uw collega's in de meerderheid als ik kijk naar hoe het gebeurt. We vertrouwen, als we voortgaan op onze ervaringen, niet zo geweldig op het boeken van resultaten en het uitvoeren daarvan. U zult ons moeten verontschuldigen, want we zullen deze begroting niet goedkeuren. Nog eens, u moet er niet uit afleiden dat we u niet willen helpen, als u dat echt wilt, kunt u op ons rekenen. (Applaus bij sp.a, Groen en van Axel Ronse)
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, we weten allemaal dat er een klimaatprobleem is. We weten hoe we het moeten oplossen, we weten dat we het kunnen oplossen. Het enige wat er moet gebeuren, is dat effectief doen en er echt werk van maken.
Want de tijd is rijp. Burgers en bedrijven staan klaar, snakken naar oplossingen en willen daarin worden gefaciliteerd. Vorige week nog maakte de dienst klimaatverandering van de FOD Volksgezondheid bekend dat maar liefst 85 procent van de Belgen klimaatverandering als een groot probleem beschouwt en wil dat er dringend aan een oplossing wordt gewerkt. Het percentage is nog nooit zo hoog geweest. De sterren stonden, wat draagvlak betreft, nog nooit zo gunstig.
Van onderuit borrelt er heel wat. Ik verwijs naar de burgemeestersconvenanten die de meeste Vlaamse steden en gemeenten hebben ondertekend. Die hebben behoorlijk wat dynamiek gebracht rond klimaatacties in diezelfde steden en gemeenten. Nu komen er convenanten met zicht op 2030, maar hiervoor zijn extra stimuli nodig. Jammer dat die nog veel te weinig ondersteund worden door het Vlaamse beleid.
En dan de sectoren transport en gebouwenverwarming. De CO2-uitstoot van die sectoren blijft bijzonder hardnekkig. De cijfers zijn en blijven slecht. Vooral de CO2-uitstoot binnen het transport kent de laatste twee jaar zelfs een stijgende trend. De vraag blijft dus hoe we op die domeinen een voorsprong kunnen nemen, want de doelstellingen 2020 zijn nog maar een begin, en het is ons nog steeds niet duidelijk hoe u zelfs die nog maar wilt halen. De beleidsinstrumenten en de bijhorende budgetten zullen absoluut niet volstaan.
Minister, u bent ook coördinerend minister van Klimaat. Klimaat is inderdaad een horizontale bevoegdheid, maar blijkbaar is nog niet iedereen in deze regering zich daarvan bewust. Misschien is de sense of urgency bij u wel aanwezig – dat wil ik zelfs wel geloven – maar ik vraag mij af op welke manier u uw collega's aanzet om bijkomende klimaatinspanningen te doen. Iets coördineren, kan op een passieve manier maar ook op een heel proactieve en voluntaristische manier. Ik roep u echt op om dat laatste te doen, want het klimaat is er echt voor iedereen.
Vandaar mijn oproep: kom mensen en bedrijven tegemoet, ontzorg hen, help hen vooruit. Wees een partner voor die mensen, bedrijven en lokale overheden die wel vooruit willen. Want de klimaatdoelen niet halen, is de afspraak met de toekomst missen. (Applaus bij Groen)
Collega Danen, u weet dat wij binnen de Vlaamse Regering de klimaatproblemen absoluut ernstig nemen. De voltallige Vlaamse Regering heeft het Klimaatbeleidsplan goedgekeurd. Halfweg dat plan hebben wij een bijkomende inspanning gedaan: we hebben 300 miljoen euro extra vrijgemaakt om mogelijk te maken dat zowel op het vlak van gebouwen, maar ook op het vlak van mobiliteit, scholen, onderwijs, wonen, men een beroep kan doen op die middelen om bijkomende maatregelen te nemen. Dat gebeurt ook en wordt ook gemonitord. Het komt ook op de ministerraad om de voortgang in die dossiers te screenen. Elk jaar is er ook een opvolgingsplan, zodat we ook goed weten wat de stand van zaken is.
U weet ook dat we op dit moment bezig zijn met de opmaak van het nieuwe klimaatbeleidsplan, dat verder moet kijken dan 2020, dus richting 2030, maar dat we ook al een visie ontwikkelen richting 2050. Dus, als u doet alsof we binnen de Vlaamse Regering niet zouden coördineren, alsof niet alle ministers betrokken zouden zijn, dan klopt dat helemaal niet. Uiteraard moeten we bijkomende inspanningen doen. Dat is ook wat iedereen voor zijn beleidsdomein op dit moment aan het oplijsten is, en wat ook in het toekomstige klimaatbeleidsplan zal worden opgenomen.
We hebben trouwens, denk ik, afgesproken op 9 januari met de commissie een grondige hoorzitting over het klimaatbeleid en de Klimaatresolutie te zullen houden in het parlement. Daar zullen we ook nog zeker van gedachten kunnen wisselen.
Net zoals collega Tobback heb ik niet gezegd dat er niks gebeurt, dat er geen plannen zijn, dat er geen monitoring is, maar het probleem is dat de doelstellingen allicht niet zullen worden gehaald en dat 2020 nog maar een begin is. Dat maakt ons heel bezorgd. Natuurlijk is het goed dat er begin januari wordt besproken met de collega-ministers wat er gebeurt, maar ik stel gewoon vast dat het klimaat niet ‘top of mind’ is bij de betreffende beleidsdomeinen. Als ik de Septemberverklaring hoor, als ik andere verklaringen hoor van de minister-president en van andere ministers, dan stel ik gewoon vast dat men het woordje ‘klimaat’ nauwelijks uitgesproken krijgt, dat er nauwelijks aandacht voor is. Dat is hetgeen ik wil aanklagen. Ik ben niet defaitistisch, ik denk dat het nog kan, maar dan moet iedereen wel echt zijn verantwoordelijkheid nemen, en ik hoop echt dat iedereen dat zal doen en dat u als coördinerend minister ook inderdaad iedereen ertoe zult oproepen om op dat vlak een aantal tandjes bij te zetten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, u nog meer steun toezeggen dan collega Tobback dat deed, dat is moeilijk, dus ik ga dat ook niet proberen. Bij de vorige bespreking van het budget en de beleidsbrief in 2016 was ik wel degelijk ook zeer positief. Dat had toen alles te maken met de Klimaatresolutie die we kort daarvoor kamerbreed hadden goedgekeurd, en met de goedkeuring van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) onmiddellijk daarna.
Collega’s, de concrete gevolgen van de opwarming van de aarde worden steeds zichtbaarder wereldwijd, ook bij ons. De wereldleiders die blind blijven voor het probleem, kun je op één vinger tellen. Het BRV en het daarin verankerde behoud van de open ruimte en het terugdringen van de verharding willen we stilaan in uitvoering brengen. Minister, we kunnen alvast beginnen met drie dossiers die al enige tijd op uw en onze tafel liggen: de signaalgebieden, met het tegengaan dat waterziekte gebieden met een harde bestemming nog worden bebouwd, de woonuitbreidingsgebieden, met het niet meer bebouwen van die reservegebieden voor wonen die slecht gelegen zijn, en het behoud van de meest waardevolle zonevreemde bossen. Daar waren we bijna door, collega’s, maar in het zicht van de haven is het schip gekapseisd.
Een belangrijk element in de discussie is de vergoeding of compensatie die de eigenaars kunnen krijgen. Het in de steigers staande instrument, het decreet, moet daarvoor een hele waaier oplossingen aanreiken: planologische ruil, verhandelbare ontwikkelingsrechten of bouwrechten, een verfijnd systeem van planschade en, wat ons betreft, inderdaad ook van planbaten. Mensen moeten billijk worden vergoed, maar het moet ook van meet af aan duidelijk zijn, vinden wij, waar die middelen vandaan zullen komen om die vergoedingen te betalen. Anders verkopen we gebakken lucht. Voor de signaalgebieden, de woonuitbreidingsgebieden, de zonevreemde bossen verwachten we in 2018 een oplossing. Minister, dat moet haalbaar zijn, als een eerste concrete invulling van de verhardingstop.
Voor 2018 belooft u ons ook een nieuw luchtkwaliteitsplan, extra maatregelen om met name fijnstof en NOx te beperken. Het Mestrapport 2017 toont nog steeds een overschrijding van de norm voor nitraat in 21 procent van de gevallen. Het doel was en is maximum 5 procent overschrijdingen in 2018. De maatregelen van het vijfde Mestactieplan, ondanks heel wat dure woorden, werken dus blijkbaar niet of onvoldoende.
Voor de verwijdering van asbest komt er een concreet plan, ook in 2018. In 2017 werd er 7,5 miljoen euro vrijgemaakt voor het verwijderen van asbest, en in 2018 ook nog eens 5,8 miljoen euro. In 2017 was dat in de scholen, komend jaar, in 2018, ook bij kmo’s, particulieren en landbouwbedrijven.
De afvalwaterzuivering blijft een zware dobber. Terwijl de oudste riolen al moeten worden vervangen, zijn sommige wijken nog steeds niet aangesloten op een zuiveringsinstallatie.
Een recente aanpassing van het subsidiesysteem moet vermijden dat middelen al te lang geblokkeerd blijven. We weten dat dat een euvel is uit het verleden waar we heel lang mee te kampen hebben gehad. Hopelijk kan dat nu gekeerd worden.
Voor de N-VA is het belangrijk dat alle instrumenten voor waterbeleid – afvalwater, drinkwater, hemelwater enzovoort – op elkaar worden afgestemd. Midden 2018 verwachten we in dit verband uw visie.
Andere thema’s op het gebied van leefmilieu en ruimtelijke ordening zullen straks aan bod komen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, ik heb nog een vraag. Ik ben het met u eens dat we een oplossing moeten vinden voor een aantal dossiers die in het regeerakkoord staan. Ik denk aan de signaalgebieden, de woonreservegebieden en de waardevolle zonevreemde bossen. Heb ik u goed begrepen dat u het met mij eens bent dat er eerst duidelijkheid moet komen en instrumenten moeten worden goedgekeurd wanneer mensen worden getroffen in hun eigendomsrecht als gevolg van beslissingen en dat ze voor 100 procent moeten worden vergoed? Heb ik goed begrepen dat dat ook uw visie is?
Minister, dat is altijd onze visie geweest. Soms wordt het ook verkeerd voorgesteld alsof er in het verleden helemaal niets was. Neem nu de zonevreemde bossen. Er wordt soms voorgesteld alsof er helemaal geen compensatie of vergoeding was. Die was er natuurlijk wel. Dat systeem bestaat al een paar decennia voor alle mogelijke maatregelen waarbij mensen moeten worden gecompenseerd. Maar goed, we zijn het ermee eens dat dat omhoog mag. Is het dan voor 100 procent, allemaal goed. We moeten dan wel weten waar die middelen vandaan moeten komen. Het zal niet altijd klinkende munt moeten zijn, zeker niet als we ook andere dingen kunnen gebruiken, zoals planologische ruil en verhandelbare bouwrechten. Als er middelen nodig zijn – wat zo zal zijn –, moeten we vandaag wel al weten waar die gaan halen. Er moeten systemen worden uitgewerkt, maar tegelijk moeten de concrete dingen gebeuren waar we al mee bezig zijn en die niet nieuw zijn. Ze staan ook in het regeerakkoord. Er is al werk verzet, soms door de vorige regering of vorige regeringen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, de vraag van de minister aan de heer Vandaele is terecht, maar het antwoord verwondert mij wel een beetje. U zegt dat er bij de boskaarten sprake was van een schadevergoeding. U weet toch dat dit niet het geval was en dat dit juist de reden is waarom dat verhaal is afgevoerd. Er werd plots een gebied bestemd als zijnde zonevreemd bos op een harde bestemming ‘wonen of werken’, en plots viel die harde bestemming weg zonder inspraak van de eigenaars en zonder zicht op een vergoeding. Daarom is de vraag van de minister zeer terecht. Ik hoop dat u het ermee eens bent dat de boskaarten er maar opnieuw kunnen komen wanneer het Instrumentendecreet en het zicht op compensatie volledig voorhanden is.
Mevrouw Peeters, mocht ik er een hebben, ik viel bijna van mijn stoel. Die schadevergoeding bestond natuurlijk wel. We hadden daar te maken met de fameuze planschade die al jaren bestaat en ook van toepassing was op zonevreemde bossen. Uiteraard was er een stapsgewijze uitvoering. Dat is ook zo beslist door de regering. Op het moment dat er niet mocht worden gebouwd, werd er een RUP opgemaakt. Op dat moment had je de normale nog altijd bestaande planschade, zijnde 80 procent geïndexeerde verwervingswaarde. Het nu voorstellen alsof er niets was, klopt niet.
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik wil een vraag stellen en opnieuw in de geest van Kerstmis, afhankelijk van het antwoord, mijn hulp aanbieden. Ik ben verwonderd over de collega’s van de meerderheid. Ik probeer constructief te zijn, terwijl zij onderling ruzie maken en tegen elkaar opbieden wie de eigenaars het meeste schadeloos wil stellen. Natuurlijk ben ik er voorstander van middelen uit te trekken om de kwaliteit van ons leefmilieu en onze natuurlijke omgeving te versterken. Als jullie, collega’s van de meerderheid, daar iets aan willen doen en een vergoedingssysteem willen uitwerken, dan wil ik helpen. Mijn enige vraag is heel concreet waar de middelen in deze begroting, die u zult goedkeuren, zijn ingeschreven. Ik heb ze namelijk niet gevonden. Is de Vlaamse overheid niet bereid daar middelen tegenover te zetten? Of bent u niet van plan dat dit jaar te doen en zult u later wel weer zien? Grote woorden, maar er volgen geen daden.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Tobback, uw constructieve houding charmeert mij buitengewoon. Ik denk dat u in behandeling moet, want dit zijn we echt niet van u gewend. (Gelach)
Ik ben in behandeling geweest. (Opmerkingen. Gelach)
Zo, dan zien we daar dus vandaag de resultaten van. (Opmerkingen. Gelach)
Maar we moeten ook hier weer de kar niet voor het paard spannen. We weten allemaal dat er aan het Instrumentendecreet wordt gewerkt, en zodra het er is, hopen we dat er genoeg in staat, dat het genoeg is uitgewerkt om te zien welke vergoedingen we willen ophoesten, en dat mag inderdaad meer zijn dan vandaag, dat mag naar 100 procent gaan. Maar op het ogenblik dat we het decreet hebben en de instrumenten hebben opgelijst, zullen we er ook naast moeten zetten wat het gaat kosten. Dat zal niet altijd om klinkende munt gaan. Er bestaan ook andere middelen, zoals planologische ruil, verhandelbare ontwikkelingsrechten. Moeten mensen toch in klinkende munt worden vergoed, dan zullen we die centen ook moeten hebben. Die inkomsten en uitgaven zullen vandaag echter niet in de begroting staan.
De heer Tobback heeft het woord.
Het spijt me dat mijn oude zelf misschien weer boven komt. Dat zal ik dit weekend met mijn therapeut bespreken. Maar ik herhaal de vraag nog eens. Het zou kunnen dat er klinkende munt moet zijn, maar er ís gewoon geen klinkende munt. Ik heb ernaar gezocht. Nergens, in geen enkele begrotingspost, staat er ook maar één enkele eurocent die daarvoor potentieel in aanmerking komt. Ik wil samen met u een amendement schrijven en het morgen goedkeuren, en dan kunnen we echt boter bij de vis geven. Maar nu is er niets. Allemaal grote verklaringen, maar ondanks alle hulp van de oppositie vermoed ik dat u niet van plan bent om er ver mee te komen, en dat is zeer jammer.
U moet een beetje redelijk zijn. Zelfs in de beste der werelden – en daar leven we niet in – hebben we de middelen voor beslissingen die we vandaag nemen, morgen nog niet eens nodig. Dat gold ook voor de zonevreemde bossen. Er werd vaak gezegd dat die vergoedingen niet hoog genoeg waren en we hadden ze nog perfect kunnen optrekken, want we weten allemaal dat tegen de tijd dat de eerste dossiers zijn afgewerkt, we een jaar of twee jaar verder zijn. We hadden dus nog de tijd om de nodige middelen voor een correcte uitbetaling te vinden. Dat is ook zo in dit geval. Zodra we heel concreet aangeven waar we naartoe willen, en dat zal de minister doen, is er nog tijd om dat allemaal in de begroting te zetten alvorens de plannen worden geïmplementeerd.
De heer Tobback heeft het woord.
Collega Vandaele, gezien het altijd maar weerkerende uitstel, wantrouwen en discussie, ligt hier misschien een middel om vertrouwen bij eigenaars en andere betrokkenen te creëren. Zeg nu eens niet dat u misschien zult beslissen en dan misschien geld zult uittrekken, maar pak het nu eens omgekeerd aan. Dat de regering nu eens zegt: hier zijn de middelen, u mag op ons vertrouwen, we gaan beslissen, het geld zal er zijn, de maatregelen worden genomen en u, eigenaar en Vlaamse burger, mag daar gerust in zijn. Dat kan helpen. Ik richt deze boodschap tot dé meerderheid, niet alleen tot u persoonlijk. Bij dezen een warme oproep om het eens anders te doen.
Collega, ik ben net zoals u parlementslid en geen minister. Wat u vraagt, moet de regering doen, en ik ben er bijna van overtuigd dat de regering dat ook zal doen.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Tobback, u gedraagt zich alsof er nieuwe zaken moeten komen. Het gaat echter om instrumenten die nu al bestaan. U kent de planschade en de planbaten. U doet nu alsof dat niet bestaat. Het lijkt me duidelijk dat de meerderheid hier veranderingen aan wil aanbrengen. Daar zijn al verschillende verklaringen over afgelegd. Die veranderingen zijn echter nog niet doorgevoerd. Ik moet, met andere woorden, in een begroting 2018 geen rekening houden met zaken die nog moeten worden besproken. Als dat zal gebeuren en als ik daarvoor in 2018 middelen nodig hebben, kan ik nog altijd in de begrotingsaanpassing in die middelen voorzien. Zoals de heer Vandaele echter heeft uitgelegd, zijn dit geen zaken waarover een beslissing wordt genomen en waarvoor men dan de dag nadien middelen nodig heeft. U bent goed genoeg onderlegd om dat te weten. U moet nu niet doen alsof uw naam haas is.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, als we morgen de stemming over deze begroting achter de rug hebben, is het de traditie dat we elkaar een gelukkig nieuwjaar wensen. Ik hoop dat we dit vele mensen rondom ons kunnen toewensen. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Mijnheer Tobback, indien u dat wenst ook een zalig kerstfeest, maar zeker ook een gelukkig nieuwjaar. Ik sta hier graag even bij stil. Het geluk en het welbevinden van mensen is voor mij een belangrijke drijfveer tijdens de discussies in het Vlaams Parlement.
Minister, veel beleidsdomeinen haken in op dat geluk en op het positief welbevinden. Wat het leefmilieu en de ruimtelijke ordening betreft, zijn er drie actuele punten waarop u het verschil kunt maken en waarin ik u enkel kan aanmoedigen. De heer Dochy zal straks nog op het dierenwelzijn ingaan.
Ten eerste willen we ons in nette omgeving bewegen. We wonen allemaal graag in propere straten en buurten, waar we het afval op een georganiseerde wijze kwijt kunnen. In 2018 hopen we zicht te krijgen op een aantal onderzoeksresultaten. We staan voor een aantal belangrijke keuzes. Het gaat onder meer om het statiegeld, om de reeds vermelde toekomst van de plastic zakjes, om de rol van de producenten en om de bewustwording van de consumenten. Samen met u zetten we graag in op een alomvattend verhaal. Dit moet worden gesteund door de circulaire visie, want dat is ons DNA. De producent, de verwerker en de burger moeten een duidelijke inhoudelijke en milieubewuste boodschap krijgen.
Ten tweede staat de toegankelijkheid van het groen in verband met het welbevinden van de mensen. Ik steun dan ook volmondig de omkering van het toegankelijkheidsprincipe. Hierdoor kunnen bossen hun sociale functie maximaal vervullen. We steunen u om deze ingeslagen weg verder te bewandelen.
Ten derde willen we allemaal in een aangename omgeving wonen. De krachtlijnen voor een aangename omgeving zitten in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). De heer Ceyssens zal hier straks dieper op ingaan. Om het BRV te kunnen uitrollen, is het Instrumentendecreet cruciaal. Een van de belangrijkste instrumenten is voor ons de correcte vergoeding van de planschade. Voor ons is de correcte vergoeding 100 procent van de venale waarde. Dit is echter niet het enige instrument. Het decreet is een box vol instrumenten waarmee overheden en administraties aan de slag kunnen gaan. De uitdaging bestaat erin deze instrumenten meer zichtbaarheid en bekendheid te geven. Hierdoor zullen ze flexibel kunnen worden ingezet. We hopen in dit verband komende vrijdag witte rook te zien.
Zoals al is gesteld, zijn de middelen noodzakelijk. Die middelen zijn echter verbonden aan specifieke instrumenten en vaak ook verbonden aan specifieke projecten. Ik ben er zeker van dat effectief kan worden voorzien in die budgetten op het ogenblik dat ze kunnen worden ingezet.
Die drie elementen kunnen voor een gelukkig nieuwjaar zorgen. Ik wacht dan ook niet om iedereen vandaag al een gelukkig nieuwjaar te wensen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, er is heuglijk nieuws. U hebt me het gras voor de voeten gemaaid. Vandaag is onze codextrein in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Binnen tien dagen wordt een groot gedeelte van die codextrein van kracht. Hiermee hebben we het ruimtelijk rendement al voor een groot gedeelte mogelijk gemaakt.
Ik trap misschien een open deur in, maar ik ben er zeker van dat 2018 opnieuw een belangrijk jaar voor onze omgeving zal worden. De eindmeet is in zicht voor heel wat belangrijke dossiers, zoals het ontwerp van het BRV, de bijbehorende specifieke beleidskaders, het noodzakelijke Instrumentendecreet, de implementatie van de omgevingsvergunning, de regeling voor de woonuitbreidings- en signaalgebieden en de boskaarten.
We kunnen ons gerust voorstellen dat er straks weer heel wat te doen zal zijn rond onze ruimtelijke ordening en onze omgeving. Alleszins, we hebben al de steun van de heer Tobback, waarvoor al dank, maar uiteraard krijgt de minister ook de steun van onze fractie.
Dat er verandering moet komen inzake het gebruik van onze ruimte, daar zijn we het allemaal over eens. De manier waarop, daaromtrent is er nog niet altijd een volledige consensus. Open Vld kiest voor een aanpak zonder mensen of groepen te polariseren of te stigmatiseren. Het kan niet dat mensen die in een vrijstaande woning in het buitengebied wonen, geviseerd worden. Het kan voor ons niet dat een hardwerkende Vlaming die een stuk geërfd heeft of verdiend heeft door te werken, de enige is die een prijs betaalt, en het kan niet dat iemands bouwgrond plots, zonder enige compensatie, wordt omgezet naar bos of open ruimte. De rechten van de eigenaar moeten volledig gevrijwaard worden. Ze zijn verankerd in de Grondwet, en die is voor ons zeker geen vodje papier. Daarom is het heel belangrijk dat het Instrumentendecreet er zo snel mogelijk komt. Wij zijn ook zeer tevreden als er straks een consensus kan worden gevonden rond de 100 procent planschadevergoeding. Wij zijn het niet eens met sommige andere mensen in dit halfrond die zeggen dat ook de planbaten absoluut omhoog zouden moeten, want de facto betekent dat een belastingverhoging. Wij denken dat dat weinig baat heeft, zeker wanneer men toch overal de mond vol heeft van de vermindering van de inname van de ruimte.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik begrijp niet dat mevrouw Peeters het heeft over een belastingverhoging. Er wordt aan de mensen die door een herbestemming van hun terrein ineens een grote waarde gerealiseerd zien op hun eigendom, gevraagd om een extra beetje solidair te zijn en van de jackpot die ze winnen een deeltje af te geven aan een fondsje of een potje, waarmee je de mensen vergoedt die, eveneens door een beslissing van de overheid – want het gaat altijd over een beslissing van de overheid, je hebt er zelf geen verdienste aan als je een stuk weide hebt dat plots bouwgrond wordt – de waarde van hun eigendom verminderd zien. Ik zie daar absoluut geen belastingverhoging in. Het is het tegendeel van een belastingverhoging. Een belastingverhoging is voor mij dat je iedereen die eigenlijk met die transactie niets te maken heeft, laat meebetalen.
Ik ben het niet volledig eens met de heer Vandaele. We weten dat de planbaten wel degelijk een heffing zijn. Als men die gaat verhogen, dan doet men een belastingverhoging. Zo simpel is het nu eenmaal.
Bijkomend wil ik nog zeggen dat als iedereen de mond vol heeft van minder ruimte-inname, er de facto weinig aan planbaten zal worden geïnd. Het is dus sowieso overbodig om in die regeling te voorzien. Bijkomend verwijs ik naar de kosten-batenanalyse.
De heer Ronse heeft het woord.
Aangezien de heer Vandaele u niet heeft kunnen overtuigen, zal ik het nog eens proberen. Wat is een belasting? U kunt dat misschien vragen aan de heer Tobback, die zal heel goed weten wat een belasting is. Een belasting is iets dat men afroomt van iemands verdiende inkomen. Dat is een belasting. Daarover zijn we het eens. Wat zijn planbaten? Planbaten betreft een bonus die iemand krijgt. Wat de heer Vandaele voorstelt, is dat die bonus die iemand van de overheid krijgt, verkleind wordt.
Mevrouw Peeters, u doet alsof de N-VA een belastingverhoging wil. Ik heb u dat eigenlijk wel wat kwalijk genomen toen u dat in de pers hebt gebracht. De realiteit is dat de N-VA zegt dat de bonus die we geven aan mensen door arbitraire overheidsbeslissingen, een stukje verkleind wordt – punt aan de lijn – om er net voor te zorgen dat de pot die alle mensen samen betalen om in open ruimte te voorzien, die dan wel een belasting is, verminderd wordt.
Dus, collega Peeters, ik hoop echt dat u toch op zijn minst van die simpele logica overtuigd kunt geraken, want anders zullen we met ons ruimtelijk beleid nergens komen. (Applaus bij de N-VA)
Het spijt mij, collega Ronse, dat u mij niet kunt overtuigen. De planbaten zijn een heffing en een belasting. Dat is nu eenmaal zo. We kunnen daar niet onderuit.
Mevrouw Peeters, de heer Tobback zal u zeggen wat een belasting is.
Ik denk niet dat ik, zelfs met mijn diepste, beste intenties en gevoelens, mevrouw Peeters zal kunnen overtuigen. Ik wil gewoon even aan collega Ronse en collega Vandaele zeggen dat ze mij in elk geval hebben overtuigd. Als het niet zou lukken om collega Peeters te overtuigen, dan weet u waar u terecht kunt, want ik vind dat u groot gelijk hebt. Zoals gezegd: ik heb daar een klein beetje verstand van.
Ik wil bijkomend nog even wijzen naar de maatschappelijke kosten-batenanalyse waar we de ‘first draft’ van hebben gezien en waarin heel duidelijk verschillende beleidsscenario's zijn opgenomen, gaande van een actieve schrapping van het juridische aanbod tot een passieve ruil van slecht gelegen gebieden. Alleszins blijkt uit die studie heel duidelijk dat een planbatenheffing niet nodig is om toch verder te geraken.
Minister, waar ik me wel zorgen over blijf maken, is het gebruik van de kansenkaarten inzake voorzieningen openbaar vervoer. Ik blijf me daar zorgen over maken, zeker voor de buitengebieden, dat weet u. Ik hoop dat u die bekommernissen meeneemt. Ik blijf me ook zorgen maken over de omzendbrief ruimtelijke transitie die heel Vlaanderen indeelt in onbebouwde gebieden en bebouwde gebieden. Die omzendbrief komt meermaals ter sprake in de beleidsbrief. Minister, u weet echter dat er inmiddels een annulatieberoep hangende is bij de Raad van State, zeker voor de bijkomende criteria die worden opgelegd in onbebouwd gebied. Ik denk opnieuw dat u zich daar op glad ijs begeeft. Ik wil u bij dezen vragen om toch in een aanpassing te voorzien voor onbebouwd gebied, zeker daar waar er repercussies zijn op de percelen gelegen in woongebied en in industriegebied.
Ik ga stilaan eindigen, want ik zie de voorzitter al op zijn klok kijken. Ik denk alleszins dat we met de codextrein en straks ook met het Omgevingsloket finaal naar een goede aftrap kunnen gaan. Ik hoop ook dat we in 2018 goed kunnen eindigen.
Voorzitter, ik heb nog een kleine boodschap voor u. Ik heb daarnet in het Belang van Limburg gelezen dat u in dit halfrond met cupidopijlen schiet. Ik denk dat u per ongeluk collega Tobback geraakt hebt, want hij is bijzonder mild vandaag. Misschien is het maar van korte duur, maar misschien kunt u nog iets afvuren richting collega Tobback mocht het weer fout beginnen te gaan. (Applaus bij Open Vld)
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik denk dat u wel weet waarom ik hier sta. Een belangrijk hoofdstuk in uw beleidsbrief ging over de integrale waterfactuur. We hebben over dat onderwerp al meermaals gediscussieerd, maar het schiet toch niet zo op. Vooral de evaluatie, die al dikwijls werd beloofd, laat op zich wachten. Eind 2018 zou er een nota beschikbaar zijn, maar ik denk dat de cijfers vandaag aantonen dat we sneller moeten ageren. De betalingsuitstellen zijn gestegen tot 75.156, ofwel met 22,4 procent. De herinneringsbrieven zijn op een jaar tijd gestegen tot 585.000, bijna 19 procent omhoog. Ook het aantal ingebrekestellingen is op een jaar tijd gestegen met 27 procent. Het aantal afbetalingsplannen ten slotte is gestegen met bijna 14 procent. Ik denk dat we die cijfers niet naast ons neer kunnen leggen en dat we ons moeten focussen op wat in uw beleidsbrief staat, namelijk dat er perspectief op verandering zal komen.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Beenders, we hebben deze discussie al in de commissie gevoerd. Als we een reglement invoeren om ervoor te zorgen dat mensen niet zomaar van de waterleiding kunnen worden afgesloten, als we een hele procedure uittekenen waar ook in vervat zit dat men verplicht is om ingebrekestellingen te sturen en dat men een afbetalingsplan kan krijgen, dan ben ik natuurlijk niet verwonderd dat die aantallen toenemen. We hebben juist opgelegd dat dat gebeurt. Ik denk dat het juist een positieve zaak is dat we op die manier vaststellen dat de buffers die we hebben ingebouwd, ook effectief door de drinkwatermaatschappijen worden toegepast.
Minister, we verschillen van mening over de interpretatie van die cijfers. De exponentiële stijging is aanzienlijk, en we moeten die gewoon terugdringen. We hebben dezelfde ambitie, en het is duidelijk dat dat komt door een verhoogde waterfactuur, waarbij vooral de kleine verbruikers meer moeten betalen. Dat gaat in tegen de communicatie die u zelf hebt gevoerd.
Minister, er is maar een element dat u moet veranderen – dat is ook de reden waarom ik hier sta – en dat is het vast recht. Verander gewoon het vast recht. Maak dat eenvoudig, maak het uniform per gedomicilieerde, zorg ervoor dat een alleenstaande niet meer betaalt dan een gezin van vijf. Ga er op die manier van uit dat de factuur wel redelijk is en vooral in functie staat van het verbruik. Dan gaan we heel andere cijfers krijgen. Dan ben ik ervan overtuigd dat u op de evaluatie van 2018 niet moet wachten tot het einde van het jaar. Voer nu begin 2018 die hervorming door. U zult het resultaat een jaar later zien. U zult zien dat de evaluatie veel positiever verloopt dan het zich nu laat aanzien.
Minister, we zijn het over één zaak eens, en dat is dat water een basisrecht is en dat we ervoor moeten zorgen dat iedereen daarover kan beschikken, ongeacht zijn of haar inkomen. Daar moeten we alles voor doen. Ik hoop dat het voorstel van resolutie dat we hebben ingediend en dat begin januari wordt gestemd, de steun van de meerderheid zal krijgen, want dan hebben we een hele stap vooruit gezet om er vooral voor te zorgen dat iedereen in een welvarende regio als Vlaanderen kan genieten van water. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Caron heeft het woord.
Collega's, er is een goede uitwijkingsstrategie als de heer Vandaele te lastig is. Dan zetten we hem beter op de voorzittersstoel, doch dit geheel terzijde. (Gelach)
Minister, ik wil het hebben over de vermesting en specifiek over het mestrapport. Collega Vandaele – hij alweer – zei er iets over. Een op de vijf meetpunten voor de waterkwaliteit van onze oppervlaktewateren, scoort niet goed – rood dus voor nitraat – en twee op drie meetpunten scoren negatief voor fosfaat. Dit gaat over het zoveelste Mestactieplan, en daarmee worden de cijfers bevestigd die ondertussen al verschillende jaren, al van het vorige Mestactieplan, blijven hangen. We hebben een sterke daling gehad van de vermestingsproblematiek, en de laatste jaren stagneert die volledig. Waar we op 5 procent hadden moeten uitkomen voor nitraat, blijven we hangen op 21 procent. Deze thematiek is ernstig.
Minister, op PlattelandsTv antwoorden de landbouworganisaties: “We zijn voor een stuk slachtoffer van de fijnmazigheid van het meetnet, want in de kleinste beek wordt gemeten.” Laten we zeggen dat dit een minstens onhandige uitspraak is.
Minister, u hebt het accent verlegd naar bedrijfsgerichte ontwikkelingen, en daaruit blijkt dat in bijna de helft van de landbouwbedrijven die via dat systeem zijn gecontroleerd, ernstige tot minder ernstige problemen zijn voorgekomen. Meer dan 2,5 miljoen euro boetes zijn betaald.
Samengevat, het probleem geraakt helemaal niet opgelost. Het blijft compleet hangen in de situatie die we jaren geleden al hadden. Straks zal de Europese Commissie Vlaanderen daarvoor ongetwijfeld een rode kaart geven. Minister, hoe denkt u aan de Europese normen te kunnen beantwoorden?
Collega Caron, ik heb in de commissie al gezegd dat het juist is dat de cijfers stagneren en dat het onvoldoende vooruitgaat. Ik ben het daarmee eens. Het wil zeggen dat we bijkomende maatregelen moeten nemen. We hebben al een aantal stappen gezet. Volgend jaar moeten we ook een nieuw MAP onderhandelen met de Commissie. Dat zal betekenen dat er bijkomende, strengere maatregelen zullen komen en dat we nog sterker zullen inzetten op de handhaving. We moeten uiteraard de Europese doelstellingen halen.
Ik geloof wel heel sterk in het gebiedsgericht aanpakken. Daarom vind ik dat fijnmazig meetnet goed om te achterhalen waar de knelpunten zitten. Dat is goed voor de handhaving en om maatregelen op maat te kunnen nemen.
Collega Caron, u probeert een sfeer te creëren alsof de landbouwsector gigantische boetes krijgt en ongelooflijke overtredingen begaat.
Ja, er worden vandaag bedrijven gecontroleerd. Men heeft inderdaad de handhaving en de opvolging meer op bedrijfsniveau gelegd, net om gerichte controle, gerichte handhaving en gerichte begeleiding te kunnen doen. Dus dat men bij die bedrijven misschien ook knelpunten vaststelt, is niet zo verwonderlijk, want dan heeft men eigenlijk de controle en de analyse op een goede manier gedaan.
U probeert een sfeer te creëren alsof er overal in alle bedrijven ongelooflijke overtredingen gebeuren. Die sfeer mag niet gecreëerd worden. De controle is zeer gericht. De begeleiding is zeer gericht. Ik ben blij dat men bij een aantal knelpunten uitkomt. Ik hoop dat we daaruit kunnen leren op welke manier we bedrijven misschien op een betere manier kunnen ondersteunen en begeleiden om net die problemen te vermijden.
De heer Tobback, constructief als altijd, heeft het woord.
Inderdaad, voorzitter. Ik ben het voor een deel zelfs eens met mevrouw Rombouts. Ik denk niet dat alle landbouwbedrijven per se, mordicus, te allen prijze willen proberen de regels te overtreden. Ik denk dat ze dat niet doen. Ik denk dat de regels dermate complex geworden zijn dat ze nog zeer moeilijk na te leven zijn. Een van de redenen daarvan is volgens mij dat we te allen prijze altijd hebben vermeden om de enige nuttige finaal werkende maatregel te nemen die er is, namelijk begeleid, vergoed te werken aan een afname van de veestapel in Vlaanderen.
Je merkt namelijk dat de band tussen aan de ene kant de vervuiling die er is, de persistente vervuiling die er is, waar het stagneert, waar het niet meer beter wordt, en aan de andere kant de densiteit van de veestapel, een op een is. We hebben de limiet bereikt van wat we nog met allerlei technische, ingewikkelde en complexe maatregelen van nog een beetje bijschaven, nog een regeltje erbij, nog een meter verder af, kunnen doen. Dat gaat gewoon niet meer. Onze landbouwers worden daar gek van en ons leefmilieu wordt er slecht van.
Als de discussie komt – en ze zal komen – dan hoop ik, minister, – bij dezen toch een oproep – dat die volgens mij enige rationele kans die we hebben om het probleem echt op te lossen en aan te pakken, op tafel zal liggen. Maar ik denk dat het ook daar wat moeilijk zal worden om binnen uw meerderheid tot een akkoord komen, te beginnen misschien met uw eigen partij.
Mijnheer Tobback, de discussie leeft al een tijdje. De opinies over de afname van de veestapel, de varkensstapel, zijn wat verdeeld, maar evolueren toch in een bepaalde richting. Het probleem blijft natuurlijk of we voor een koude dan wel een warme sanering gaan. Ik heb de indruk dat de minister daar niet – of althans nóg niet – voor gewonnen is.
Als u steun nodig hebt voor een warme sanering, dan weet u mij wonen. U kunt bij ons terecht voor steun voor de warme sanering. Maar zomaar zeggen dat we de veestapel zullen afbouwen zonder een warme sanering, is volgens mij onrealistisch.
Ik wil even reageren op de heer Tobback. Zijn analyse klopt niet. Al zouden we beslissen dat we de veestapel afbouwen, de mestproblematiek zou niet opgelost geraken. Hoe komt dat? Uit analyses zien we dat er op heel wat plaatsen waar er kunstmest wordt gebruikt, problemen zijn. Dat is een van de zaken die we moeten aanpassen. Al zetten we in op het afbouwen van de veestapel, de doelstellingen die we moeten halen voor Europa, zullen we niet halen indien we geen bijkomende maatregelen nemen.
De oplossing waarin u alle heil ziet, is volgens mij dus niet de oplossing om die problematiek aan te pakken.
Mevrouw Rombouts heeft deels gelijk. Aan de andere kant is het natuurlijk wel zo dat de gebiedsgerichte maatregelen al een jaar lopen. U zou dus verwachten dat er tijdens dat jaar toch wel wat remediëring is geweest. Maar er is nul komma nul verbetering. Dat is dus duidelijk.
Twee, het gaat niet over alle bedrijven, maar over, bij wijze van spreken, de cowboys, zoals we het vaak zeggen. Maar er zijn er helaas te veel.
Er is iets wat ik wil onderstrepen. Ik woon in de Leiestreek. De twee gebieden met de grootste mate van vervuiling zijn het IJzerbekken en het Leiebekken, toevallig ook de twee regio's in Vlaanderen met de grootste veedruk, zoals de heer Tobback terecht zegt.
En er is inderdaad een een-op-eenrelatie, ook mee veroorzaakt door kunstmest. Voor een stuk is dat te verklaren door het feit dat wij veel tuinbouw hebben met een zeer intensieve bewerking. Maar de problemen zijn ernstig. We kunnen niet blijven zeggen: ‘We zullen een halve meter extra langs de beken verbieden om daarop te bemesten.’ Er moet een grondige aanpak zijn, graag in overleg met de landbouw.
Collega's, misschien wilt u iets weten over warme sanering van de veestapel. We hebben een voorstel ingediend in het parlement, een becijferd voorstel over wat het zou kosten. Ik kan u verzekeren dat een warme sanering niets meer kost dan alle crisismaatregelen samen die de Vlaamse Regering de voorbije jaren heeft ingesteld met betrekking tot vee.
Daar moeten we eens ten gronde over nadenken. En dat kunnen we doen zonder landbouwers te treffen. Integendeel, een afbouw van de veestapel zal hun inkomen ten goede komen.
Collega’s, ik denk dat de minister gelijk heeft wanneer zij zegt dat de problematiek van dierlijke mest vandaag eigenlijk losgekoppeld is van de problematiek van de overtollige nitraten in het oppervlaktewater. De mestverwerking heeft er immers toe geleid dat er op dat vlak wel een evenwicht is.
Voor welke uitdaging staan we wel? Het rationeel bemesten, het goed bemesten, het toepassen van nieuwe bemestingstechnieken, precisiebemesting. Collega Caron, bemesting is een zeer complexe aangelegenheid. Organische stikstof in de grond zal niet sterk gaan fluctueren van jaar tot jaar. Dat betekent dat wat opgebouwd is in het verleden, geleidelijk wordt afgebouwd. Dat heeft, wat vrijstelling betreft, ook te maken met temperaturen van de bodem, met weersomstandigheden, met water en dergelijke meer. (Opmerkingen van Bart Caron)
In het zuiden van West-Vlaanderen hebben we ook nitraatbronnen, bronnen die zeer nitraatrijk water uitstoten. Uiteindelijk is het een heel complex gegeven, waar nog heel wat onderzoek voor nodig is. We moeten natuurlijk ook goed opletten dat we normen niet dermate gaan verstrengen, dat die normen eigenlijk niet meer die impact hebben op het resultaat. Maar de techniek die we moeten toepassen, kan die impact hebben op het resultaat. Daarom moeten we er in elk geval voor zorgen dat er nog voldoende ruimte is om die technieken te implementeren en verder uit te werken, om het probleem op termijn op te lossen.
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het afvallandschap is in verandering. De circulaire economie is ingetreden. Circulaire economie is een belangrijk speerpunt geworden in het Vlaamse afvalbeleid.
Minister, de afvalrace is ingezet. De deelnemers zijn gekend, de inschrijvingen afgesloten, de rugnummers uitgedeeld, het startschot gegeven. En toch is de afvalrace nog niet ten einde. Er moet nog een lange weg worden afgelegd. En daarbij hebben we nood aan een langetermijnvisie voor de afvalverwerking.
Minister, u moet dringend het einddoel bepalen. U moet dringend de finish bepalen, de aankomstlijn trekken. Pas dan zal het duidelijk zijn voor iedereen dat er ‘no way back’ is. Het Vlaamse afvalbeleid moet circulair zijn.
En dan is het nu tijd, collega’s, voor de quiz van één minuut in het kader van De Warmste Week. Bent u klaar, minister? Lineaire of circulaire economie? Praatjesmaker of mooimaker? Afval recycleren of afvalverbranding? Herbruikbare tas of gratis plastic zakje? Minder afvalovens of meer afvalovens? Plastic verpakking of bioplastics? Minder afvalpreventie of meer afvalpreventie? Hergebruik? Nieuw? Gesloten kringloop? Open kringloop? Blauwe zak? Paarse zak? Meer recycleren? Minder recycleren? GFT inzamelen of niet inzamelen? Repair café? Weggooien? Producentenverantwoordelijkheid? Consumentenverantwoordelijkheid? Matrassen bij het grof huisvuil of matrassen recycleren? Altijd prijs, minister, voor een duurzaam Vlaanderen. (Applaus. Opmerkingen)
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, het is natuurlijk ondankbaar om na zo’n enthousiasmerende toespraak van de collega te komen. Die van mij zal veel meer haperend zijn, ten eerste door wat stemproblemen, maar ten tweede ook omdat ik nog altijd gepakt ben door het betoog van collega Tobback. Ik heb hem ten eerste uitdrukkelijk aan de minister horen zeggen dat er in Vlaanderen meer moet worden geluisterd naar de gemeentebesturen. Daar ben ik zwaar van onder de indruk. En ten tweede gaat collega Tobback constructieve oppositie voeren. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Dat is natuurlijk ook een beetje uit eigenbelang, collega, want u zult later aan uw kleinkinderen met heel veel plezier vertellen dat opa nog deel uitmaakte van een legislatuur waarin historische omwentelingen gebeurd zijn op het vlak van ruimtelijke ordening en omgeving.
Dat zijn de twee belangrijkste zaken waarover we het vandaag moeten hebben. Ik denk ten eerste aan onze omgevingsvergunning. We debatteerden daarnet nog over de praktische problemen. Uiteraard baren die ons allemaal zorgen. Want inderdaad, het is niet vanzelfsprekend voor architecten, overheden en burgers om daarmee te werken. Maar, collega’s, de toekomst zal leren dat die omgevingsvergunning cruciaal was om te vermijden dat we in de toekomst nog in die besluiteloosheid terechtkomen waarbij er wel een bouwvergunning is maar geen milieuvergunning, of omgekeerd. We zullen een geïntegreerd advies verwachten van Vlaanderen, waarop we ook al zolang hebben gewacht. Die omgevingsvergunning, collega’s, zal heel belangrijk zijn. Ze is revolutionair. We praten er al over sinds de jaren tachtig. Nu staan we er eindelijk voor, dus denk ik dat we er samen onze schouders onder moeten zetten.
Deze legislatuur zal natuurlijk ook revolutionair zijn vanwege het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de intenties die we kenbaar hebben gemaakt om de inname van open ruimte tegen 2040 tot nul te herleiden. Dit is revolutionair omdat we daarmee het hoogste goed dat we hebben gaan beschermen: de open ruimte die we in Vlaanderen nog hebben. Daarbij zullen we bovendien, volgens studies, nog 33 miljard euro extra kunnen besparen. Dat lijkt mij mooi meegenomen.
Wie destijds zei dat we die ruimte-innamestop onmiddellijk moesten doen, beseft ondertussen wellicht dat dit niet kon van de ene dag op de andere. We zijn volop aan het werk, er moeten nog heel veel dingen gebeuren.
Collega’s, er is een eerste stap gezet met de codextrein. Daarin zitten een aantal mogelijkheden voor verdichting. Maar die 100 procentvergoeding voor de burger die daardoor wordt getroffen, is voor de CD&V-fractie wel essentieel. Wie het slachtoffer wordt van deze beleidsbeslissing, waar wij volledig achter staan, moet natuurlijk correct worden vergoed. Voor alle duidelijkheid, collega’s: wij staan zeker open voor planbaten en een redelijke vergoeding voor de meerwaarde die men creëert. Maar wij moeten zeker niet het beeld ophangen dat dit alles zal compenseren, want wij wilden toch juist meer open ruimte bewaren en minder open ruimte verdichten. Die planbaten staan dus nooit in verhouding tot de planschade.
Minister Weyts, ook u zult uw rol te spelen hebben in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Als wij in de toekomst ontwikkelingen realiseren in verband met de mobiliteitsknooppunten, moet u al die middelen waarmee u staat te zwaaien ook effectief omzetten in realisaties op het terrein. Die hebben we in Vlaanderen heel hard nodig. Daarvoor rekenen we op u. (Applaus bij CD&V)
De heer Ronse heeft het woord.
Collega’s, ik ga een persoonlijke bekentenis doen. Laat ons een afspraak maken. Ik wens niet onderbroken te worden, en ik wens ook niet uitgelachen te worden.
Minister, ik heb vannacht over u gedroomd. Ik droomde dat ik hier stond en dat ik u probeerde te verleiden om samen een weekendje naar Kopenhagen te gaan. U wees me in mijn droom in het bijzijn van 123 collega-parlementsleden pijnlijk af. Op zo’n moment hoop je dat je snel wakker wordt en zegt: ‘Ik was maar aan het dromen’. Maar in mijn geval was dat dus niet zo. Integendeel, het ging van kwaad naar erger. In plaats van met u op een idyllisch terras in Kopenhagen iets te drinken en bij te praten over de succesvolle omgevingsvergunning, zat ik bij de architecten die u in gebreke stellen voor het blijvend mank lopen van de digitale bouwvergunning. Gelukkig ging het beter, u zei mij op dat terras dat u er alles zou aan doen in 2018 om die omgevingsvergunning deftig te laten verlopen.
Iets later in mijn droom kwam het helemaal goed. We fietsten plots toch samen over de prachtige fietsbruggen in Kopenhagen. We keken elkaar diep in de ogen en u zei me: ‘Zulke bruggen hebben we binnenkort ook in Vlaanderen en ze zullen er snel komen dankzij ons decreet Complexe Projecten’. Met ‘complexe projecten’ bedoelt u dingen die heel gevoelig liggen maar maatschappelijk enorm belangrijk zijn, zoals de uitbouw van een haven, de bouw van bruggen of de doortrekking van een ring. We hebben er samen voor gezorgd dat de bestemmingswijziging en de vergunning voor zulke projecten in één beweging kunnen worden goedgekeurd, wat een enorme tijdswinst oplevert. Ik nam me voor u hier in het parlement op te roepen om een serieuze tand bij te steken, want vandaag zijn er nog niet veel van die projecten op kruissnelheid. Dit decreet mag geen dode letter worden maar moet leiden tot een versnelde uitbouw van onze infrastructuur, zodat we economisch aan de top kunnen blijven meespelen.
Na ons fietstochtje vertelde u mij dat we een decreet goedgekeurd hebben gekregen dat de basis legt om ‘bouwen in overstromingsgebieden te kunnen verbieden’ en dat het mogelijk maakt om met z’n allen meer te halen uit de beschikbare ruimte door woningen gemakkelijker op te splitsen en door hoogbouw in kernen sneller toe te laten. Ik moet toegeven dat ik daar nog van onder de indruk ben. Tijdens ons avonddiner fluisterde u me uw stoutste plannen toe. We zullen maar liefst 45.000 ha herbestemmen naar open ruimte. Bouwen zullen we uitsluitend nog doen op plaatsen die al bebouwd zijn en goed bereikbaar zijn. U beloofde me plechtig om via een Instrumentendecreet te zorgen dat iedereen z’n grondwaarde zal behouden en dat rechtszekerheid gegarandeerd blijft. De tijd mocht wat mij betreft stilstaan. Wij twee die samen geschiedenis schrijven en moedige keuzes maken, dat was mooi.
Helaas! Plots rukte een Limburgse stem me uit mijn droom met het woord ‘afronden’. Ik zag voorzitter Peumans en was meteen met de voetjes terug op de grond.
Mijnheer Ronse, afronden alstublieft!
Minister, ik zal u niet meer kunnen overtuigen om samen op stap te gaan naar Kopenhagen, maar maak waar wat u me in mijn dromen toefluisterde en ik zal u eeuwig dankbaar zijn.
De heer Dochy heeft het woord.
Conform het regeerakkoord heb ik niet geïntervenieerd tijdens het blokje over Landbouw, wanneer het over dierenwelzijn gaat, want we moeten dat in de commissie Leefmilieu, met Dierenwelzijn als ondertitel behandelen.
De controlediensten voor dierenwelzijn werden gevoelig uitgebreid. In 2017 kwamen pijnlijke beelden in de media. Die beelden zijn niet op een 100 procent orthodoxe manier genomen, maar ik was tweemaal gechoqueerd. Een eerste maal bij het zien van die wantoestanden. Zelf kom ik vaak op veehouderijen en geregeld ook in een slachthuis. Wat ik op die beelden gezien heb, strookt absoluut niet met de reguliere praktijk.
Een tweede maal was ik gechoqueerd door het feit dat deze wantoestanden naar buiten gebracht werden door een dierenrechtenorganisatie en dat die blijkbaar aan het oog van de Vlaamse inspectiedienst zijn ontsnapt.
Ik hoop dat de gevoelige uitbreiding van de inspectiedienst hierop kan anticiperen. Maar ik hoop ook dat eenieder beseft dat wat we hier gezien hebben, uitwassen waren en niet de regel. Het omgekeerde zou onrecht doen aan de zovele, goed menende en correct handelende, veehouders. Veehouders hebben er trouwens ook belang bij dat dieren zich gezond, wel en goed in hun vel voelen.
Minister, met betrekking tot de nertsenhouderij verwachten wij van u een voorstel waarbij de overheid de nertsenhouders correct vergoedt zodat hun broodwinning niet zomaar wordt afgenomen.
Een echt dierenwelzijnsbeleid kan niet zomaar zonder zorg en opvang voor dieren. Eigenaars van huisdieren moeten verder gesensibiliseerd worden. De door u aangekondigde registratie en sterilisatie van katten zal de zwerfkattenproblematiek in elk geval verlichten. De werking en infrastructuur van dierenasielen zijn ook van groot belang. U doet al veel voor die dierenasielen en iedereen waardeert dat. Het kan zeker niet de bedoeling zijn om de factuur van de structurele ondersteuning hiervoor helemaal door te schuiven naar de gemeenten. We verwachten van u een plan om te kijken hoe Vlaanderen daarin voor een stuk kan tegemoetkomen. De zovele geëngageerde vrijwilligers kunnen we niet aan hun lot overlaten.
De heer Caron heeft het woord.
Ik sluit me helemaal aan bij wat de heer Dochy over de dierenasielen zegt. Ik wil het voor de minister zelfs nog versterken: het zijn fantastische plekken, waar heel veel vrijwilligers actief zijn. Laat dat ook zo zijn, maar een minimale professionele onderbouw van die sector is nodig. Het gaat om enkele honderdduizenden euro. Dat moet beter kunnen dan vandaag.
Niet alleen de vorming, minister, die u aanbiedt aan de vrijwilligers, is van belang, ook de leefbaarheid. Als we kwaliteit willen, als we willen dat de dieren met welzijn worden omringd, moeten we daar een beetje in investeren. We kunnen dat inderdaad niet alleen aan één stad of gemeente overlaten. Ik steun de heer Dochy daar helemaal in.
Minister, verschillende werven staan nog open. U meent het goed met het welzijn van de dieren. Hou er ook rekening mee dat uw beleid heel veel impact heeft op mensen, op gezinnen en families.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, collega’s, ik heb twee minuten tijd om u drie aandachtspunten mee te geven. Besluit hieruit zeker niet dat we er inzake natuur niet meer zouden hebben.
We vragen opnieuw en zeer nadrukkelijk om verder in te zetten op meer en betere nabije natuur. We weten dat dit hoog op het verlanglijstje van de Vlaming staat. We weten ook hoeveel positieve gevolgen dit heeft voor het welzijn en welbevinden van de hele bevolking, een onderwerp dat we in de nabije toekomst overigens nog verder zullen uitwerken in dit parlement.
Het realiseren van meer nabije natuur doe je door actiever te bebossen en alle instrumenten daarvoor maximaal in te zetten. Prioritair moet daarbij aandacht gaan naar bosarme regio’s.
De vraag van de jeugdsector om meer toegankelijk bos in de nabijheid van hun lokalen en kampplaatsen te hebben, steunen wij volledig, maar los je niet op door het toegankelijkheidsprincipe om te keren. Meer speelbossen en meer toegankelijke bossen realiseer je door een actief beleid waarbij enerzijds effectief meer bossen worden aangeplant en anderzijds wordt ingezet op een resultaatgericht overleg tussen jeugd- en bossector om zo te komen tot een realistische verruiming van de toegankelijkheid van bossen.
Ik wil hier ook kort de digitale ontsluiting van de jachtplannen aankaarten. Aangespoord door het publieke debat, ook in dit parlement, beloofde u deze ontsluiting en u hield woord. Dank daarvoor. Tijdens een eerder debat kondigde u aan dat het huidige systeem via Geopunt nog beter kan en dat u daarom uw administratie belastte met het ontwikkelen van een transparant systeem waarbinnen ook het ‘uitkleuren’ van ten onrechte ingekleurde gebieden op eenvoudige wijze kan. We kijken uit naar de vlotte en stipte uitwerking van dit systeem. We hopen dat Vlaanderen in 2018 eindelijk over een transparant, digitaal systeem zal beschikken om te allen tijde te kunnen nagaan waar gejaagd mag worden.
Tot slot een paar woorden over het geïntegreerd natuurbeheer dat van kracht is sinds oktober. Dit is voor ons een positieve zaak. We zullen dit actief opvolgen en zien dat onze natuurdoelstellingen met dit instrument nog beter worden gehaald.
Mijnheer De Bruyn, ik heb een voorstel van decreet geschreven en ingediend, het heeft intussen een nummer. Het zou de regeling rond de jachtplannen zodanig aanpassen dat de verantwoordelijke voor het Jachtplan maar percelen kan opnemen na schriftelijke toestemming van de eigenaar van dat perceel.
Ik nodig de collega’s van de andere fracties en vooral van de meerderheid uit om daar met mij eens over na te denken. Ik wil geen blinde steun, ik wil graag samen rond de tafel zitten. Ik denk dat we een doorbraak kunnen forceren om de verantwoordelijkheid en aansturing van dit plan om te keren en niet meer vast te leggen dat een speelplein of kerkhof plotseling in een jachtplan voorkomen zonder dat iemand daarvan wist. Ik nodig u uit voor overleg.
Ik aanvaard uiteraard de uitnodiging om daarover na te denken. We hebben al eerder gezegd dat het huidige compromis waarbij de uitbreiding van jachtplannen enkel kan op het ogenblik dat er schriftelijk bewijs is, niet meer dan logisch is. De vraag om dat met terugwerkende kracht te doen voor alle gebieden waarover jachtrechten…
Het gaat niet om terugwerkende kracht, het gaat over vijfjarige plannen en ik stel voor om telkens als ze vernieuwd worden, die regel dan in te voeren.
Bij elke uitbreiding, elke wijziging, is een schriftelijk bewijs nodig. Ik denk dat dat terecht is. (Instemming van Bart Caron)
We hebben in de commissie al over elk jachtdossier zinvol en constructief van gedachten gewisseld. Uiteraard zullen we dat blijven doen, met alle genoegen en met alle plezier.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Collega's, dankzij twee actuele vragen hadden we het al eerder vandaag over dierenwelzijn. Maar toch, op één concreet engagement blijft het regeerakkoord vaag als het gaat over dierenwelzijn.
Tegen de verwachtingen in zijn we er toch wel in geslaagd om het dierenwelzijn in Vlaanderen op de kaart te zetten en veel meer fundamentele stappen vooruit te zetten. Naast het verbod op het onverdoofd slachten werd de inspectiedienst Dierenwelzijn fors uitgebreid, werd er een meldpunt voor dierenmishandeling in het leven geroepen, komt er een einde aan het blokstaarten van paarden, zijn er heel wat sensibiliseringscampagnes opgezet, en ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan met wat we allemaal hebben verwezenlijkt op vlak van dierenwelzijn.
Maar ik ga er hier geen grote goednieuwsshow van maken, want het is natuurlijk wel zo dat er naast die verwezenlijkingen nog werk op de plank ligt. We zijn het afgelopen jaar geconfronteerd met een aantal dramatische undercoverbeelden waarover vandaag al heel veel is gezegd. Ze hebben de burger wakker geschud en meer bewust gemaakt voor dierenleed.
Collega's, minister, ik heb nog een hele waslijst aan dossiers waarin ik zeer graag vooruitgang zou zien, voorstellen die ook met de regelmaat van de klok in de commissie of zelfs in de plenaire vergadering worden besproken, maar tot op vandaag nog niet tot een definitieve akkoord zijn geraakt. Ja, ook ik zie het soms graag liever sneller gaan, maar ik heb ook altijd gezegd: ‘Beter goede akkoorden die zowel een politieke meerderheid vinden als juridisch standhouden, dan snelsnel met een voorstel komen dat niet realistisch of niet onderbouwd is.’ En dat is soms moeilijk en soms niet populair, maar een tijdelijke kritiek nemen we er graag bij als we nadien maar met resultaten komen. Ik denk dat deze regering trouwens al heel vaak heeft bewezen dat die resultaten kunnen komen.
Collega's, ik heb hier bewust geen uitspraken gedaan over concrete dossiers of over op stapel staande beslissingen, want dat bemoeilijkt de vooruitgang. Ik heb er alle vertrouwen in dat we deze legislatuur nog minstens in één en liefst in meer dierenwelzijndossiers vooruitgang zullen boeken. (Applaus bij de N-VA)
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Collega's, ik wou kort iets zeggen over de lage-emissiezone (LEZ). Het decreet is hier goedgekeurd, waarvoor dank. Het is een grote stap voorwaarts in het verbeteren van de luchtkwaliteit in de steden. In Antwerpen is het ingevoerd vanaf 1 februari dit jaar. We hebben samen met het agentschap Informatie Vlaanderen webservices ontwikkeld. Dus ook andere steden kunnen dit invoeren. Gent denkt eraan, evenals Mechelen.
We hebben vastgesteld dat de aanvragen voor een roetfilterpremie sterk zijn toegenomen. Dat betekent minder vervuilende voertuigen die de stad binnenkomen. De luchtkwaliteit is verbeterd. Om duurzame metingen te doen, hebben we nog wat tijd nodig. In ieder geval is het effect op de luchtkwaliteit in Antwerpen bemoedigend.
Wij hopen dat veel steden in Vlaanderen ons zuiverend voorbeeld zullen volgen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, ik wou nog even reageren op het betoog van collega Van Campenhout. Ik heb ook in de commissie gezegd dat het heel belangrijk is om voldoende te overleggen tussen de verschillende steden en het Vlaamse Gewest enerzijds en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest anderzijds. U weet dat over twee weken ook in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een LEZ wordt ingevoerd. Het is van het grootste belang dat er congruentie is tussen de normen, dat men geen atlas per stad moet hebben om te weten waar men in mag en waar niet. Ik zou mijn pleidooi hiervoor dus absoluut willen herhalen.
Collega, horresco referens. Ik ga niet naar andere dossiers verwijzen, maar Brussel heeft een eigen regelgeving en heeft niet dezelfde toelatingsvoorwaarden. Dat is inderdaad een probleem. Ze zijn niet hetzelfde als in Antwerpen, en ze vallen ook niet onder het decreet om gekende redenen. Met andere steden zijn we bereid om overleg te voeren, informatie te geven over de praktische toepassing. Het decreet geeft in ieder geval een duidelijk kader waarbinnen Vlaamse steden en gemeenten moeten blijven en kunnen specifiëren. Het is inderdaad aan te moedigen dat de toelatingsvoorwaarden dezelfde zijn. Wij zijn als stad altijd bereid onze goede ervaringen te delen, volledig vrijblijvend.
Vraagt nog iemand het woord over dit onderwerp? (Neen)