Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over antidepressivagebruik bij kinderen en jongeren.
Het debat is geopend.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, het gebruik van antidepressiva bij kinderen stijgt opnieuw. We hebben dat eerder al gezien, jaar na jaar. Die stijging is er vooral bij jonge kinderen tussen 11 en 15 jaar. Het is opvallend omdat kinderpsychiaters het erover eens zijn dat het gebruik van antidepressiva bij kinderen zo veel mogelijk moet worden vermeden en dat het absoluut uitzondering moet blijven.
Die eensgezindheid bestaat al een tijdje. In 2014 bijvoorbeeld waarschuwde het kenniscentrum al voor het toedienen van psychofarmaca aan kinderen zonder dat diezelfde kinderen therapie zouden krijgen. Ook internationale richtlijnen zijn heel duidelijk, de richtlijnen waar wij ons ook op baseren. Daarin zegt men dat je bij een kind met depressie altijd start met therapie, altijd en enkel daarmee. Als na vier tot zes sessies blijkt dat dat niet aanslaat, dan kun je eventueel overwegen om in combinatie ook medicatie op te starten. Maar nergens in die richtlijnen, niet in de internationaal erkende richtlijnen, ook niet in het buitenland, ook niet in de richtlijnen van minister De Block, nergens is er sprake van enkel medicatie.
Dat is ook niet verwonderlijk. Het aantal onderzoeken over de effecten ervan is schaars, zeker bij kinderen. De resultaten van de schaarse onderzoeken zijn, op zijn zachtst gezegd, gemengd. Vele diensthoofden kinderpsychiatrie maken zich ernstig zorgen over het effect dat antidepressiva of andere psychofarmaca kunnen hebben op het zich nog ontwikkelende brein van jonge kinderen.
Het is dus een algemeen gedeelde kennis dat we kinderen met een depressie helpen met therapie en enkel in de hoogst noodzakelijke omstandigheden daar eventueel medicatie bijvoegen. En toch, minister – en dat vind ik het meest ontstellende – zien we dat van alle kinderen met een depressie die medicatie krijgen, slechts een op de vier ook in therapie is. Dat baart me sterk zorgen, omdat ik me niet kan inbeelden dat de huisarts die de antidepressiva voorschrijft, dat niet heeft voorgesteld. Elke huisarts die ik daarover spreek, zegt: ‘wij spreken daar wel over’.
Het grote probleem, en dat zegt ook het kenniscentrum in een rapport dat intussen drie jaar oud is, is: “De keuze van behandeling is in België niet helemaal vrij.” Zij zeggen dat therapie vaak een onhaalbare en onbetaalbare kaart is voor veel mensen. Onhaalbaar vanwege de lange wachttijden. Kijk naar uw eigen centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s): het is gemakkelijk tot een jaar wachten wanneer men zich daar aanmeldt. Het is ook onbetaalbaar. Wanneer men niet in zo'n centrum terechtkan – waar men betaalt afhankelijk van het inkomen, in dit geval van de ouders – betaalt men al gauw zo'n 50 à 60 euro voor een sessie. Als een kind één keer per week moet gaan, omdat er een acute problematiek is – en helaas zitten veel kinderen met suïcidale gedachten – dan kost dat elke maand 250 euro. Niet elke ouder kan dat betalen. Dus nog los van die lange wachttijden, is er ook een probleem van betaalbaarheid en dus algemene haalbaarheid van die psychotherapie. Het is simpelweg zo dat een doosje antidepressiva veel goedkoper is dan nog maar één sessie bij een therapeut, en ook heel snel haalbaar. Men stapt gewoon de apotheek binnen en heeft het. Die haalbaarheid is zeer dichtbij.
Psychiaters zeggen daarover dat hun inschatting is dat medicatie veel meer wordt voorgeschreven als een soort overbrugging. De kinderen kunnen nog nergens terecht en dus wordt er in afwachting medicatie opgestart. Dat is niet enkel een zwaktebod – we moeten kinderen in nood kunnen helpen –, dat is ook potentieel gevaarlijk, zo wijzen studies uit.
Minister, wat gaat u doen om de wachttijden bij de cgg's ernstig te verminderen? Dat is wat u kunt doen om de toegankelijkheid van die zorg dichtbij te brengen. Wat zult u doen om op korte termijn eerstelijns psychologische hulpverlening voor kinderen in heel Vlaanderen, in de steden maar ook daarbuiten, toegankelijk te maken?
Op welke manier zult u uw collega-minister – want u bent niet alleen, er zit ook iemand in de Federale Regering met de bevoegdheid – vragen om haar deel te doen? Dat is heel duidelijk de terugbetaling van therapie. Zij heeft een budget, dat is niet het einde van de wereld, maar het is een belangrijk budget. Misschien wil zij voorrang geven aan kinderen, misschien wilt u daarvoor pleiten. Zij kan er ook voor zorgen dat er voldoende crisisbedden zijn voor kinderen die in de psychiatrie belanden met een acuut probleem, met een suïcidale neiging die heel sterk is. Dat is haar deel, maar u kunt ook iets doen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het gebruik van antidepressiva blijft stijgen, ook en vooral bij kinderen en jongeren. Drieduizend kinderen tussen 11 en 15 jaar kregen vorig jaar antidepressiva voorgeschreven van hun huisarts of in het beste geval van hun kinderpsychiater. Dat is een stijging met bijna 9 procent in vergelijking met het jaar daarvoor.
Het probleem is – mevrouw Van den Bossche heeft dat aangekaart – dat de overgrote meerderheid, drie vierde van deze kinderen, enkel en alleen die medicatie voorgeschreven krijgt, en waarschijnlijk ook inneemt, zonder dat ze daarnaast enige behandeling of therapie krijgen. Dat is bij volwassenen al vaak zinloos, bij kinderen is het dat helemaal. Hun hersenen moeten nog groeien. Hormonen razen. De persoonlijkheid ontwikkelt en net in die puberteit ontstaan de psychische problemen zeer vaak. De helft van alle psychische problemen ontstaat voor de leeftijd van 14 jaar.
Minister, u weet dat en u stelt uw beleid hierop af: vroeg detecteren, snel interveniëren, erger voorkomen. U investeert in netwerken voor kinderen en jongeren. U legt links met de integrale jeugdhulp. We hebben eerstelijnspsychologen, nu ook voor kinderen en jongeren. U werkt heel hard preventief en zet hard in om het taboe op de geestelijke gezondheidszorg (ggz) – wat nog enorm meespeelt in dezen – te laten verdwijnen. Mogelijk ook daarom dat er steeds meer mensen actief om hulp vragen. Dat is een goed effect.
Het voorschrijfgedrag, minister, is een federale bevoegdheid, en ik hoop echt dat de bevoegde federale minister – ik sluit me ook aan bij de voorgaande sprekers –opnieuw, naar aanleiding van deze cijfers, hier verder op zal inzetten. Blijkbaar kent de federale richtlijn aan de huisartsen haar gewenste effect nog niet. Laat het dan ook een oproep zijn aan u, minister, om het overleg met de federale gesprekspartner intensief aan te houden. Want zolang de federale terugbetaling van de psycholoog op zich laat wachten – en dat blijkt zo te zijn – zullen onze sensibilisering en onze doorgedreven inzet meer dan nodig zijn. Maar anderzijds, de huisartsen schrijven dan mogelijk wel te vaak en te snel voor, ook zij worden geconfronteerd met ouders en patiënten die simpelweg vragen om een voorschrift. Als we alleen al kijken naar het rilatinegebruik, zien we niet alleen enorme regionale verschillen maar bovenal een enorm gebruik in heel Vlaanderen. Ik denk dat we ook een signaal moeten geven aan ouders en opvoeders.
Als we de nadruk niet leggen op medicatie en wel op begeleiding en therapie, dan moet die er zijn: voldoende, toegankelijk en betaalbaar. U focust en het beleid focust en bouwt op vanuit de eerste lijn, dicht bij de patiënt, bij de zorgvrager. Een mooi voorbeeld vind ik de eerstelijnspsycholoog bij de huisarts, de eerstelijnspsycholoog bij de rechtstreeks toegankelijke hulp. Zo voel je en zie je tenminste dat er wordt geïnvesteerd in de geestelijke gezondheidszorg, ook voor kinderen en jongeren. Zo bieden we daadwerkelijk een alternatief.
Minister, het is mijn overtuiging dat met het decreet dat nu wordt geschreven en weldra hier wordt besproken, met het actieplan ggz dat we onlangs bespraken, meer mogelijkheden komen om de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren toegankelijker te maken. Zo kunnen we voor ouders en jongeren die echt in moeilijkheden zitten, het ware verschil maken. Dat is, weet ik, samen met mij, ook uw doelstelling. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, ik zou heel graag een vraag stellen aan mevrouw Jans. Mevrouw Jans, u hebt iets gezegd dat mijn buik doet rommelen, en ik ga ervan uit dat het niet zo bedoeld was, maar het geeft mij een rare indruk.
U zegt dat we de ouders moeten sensibiliseren en dat ouders niet zomaar een voorschriftje moeten vragen. Ik ben het ermee eens dat we ouders moeten sensibiliseren, maar ik ken heel veel ouders – en u zult ook e-mails in uw mailbox hebben gehad en telefoontjes hebben gekregen – die naar de huisarts gaan, die antidepressiva krijgen voorgeschreven, therapie krijgen aangeraden, maar die geen plaats vinden en op wachtlijsten botsen. Hen dan een schuldgevoel aansmeren omdat ze zomaar een briefje vragen, lijkt mij een foute lijn.
U haalt de eerstelijnsprojecten aan, prachtige projecten, maar er zijn er in totaal in heel Vlaanderen en Brussel zeven. We hebben er waarschijnlijk tien keer zoveel nodig om echt een antwoord te bieden op de noden van jongeren, op de psychologische zorg die jongeren nodig hebben. Tien keer zoveel, alleen nog maar voor jongeren, en dan zwijg ik nog over de volwassenen.
Mevrouw, ik zou u willen vragen om een kleine nuance aan te brengen en mij te willen verduidelijken dat ik het fout heb begrepen.
Mevrouw Van den Brandt, ik denk dat het geen kwaad kan om in dit genuanceerde debat alle problemen te benoemen.
Als we kijken naar het rilatinegebruik, dan zitten wij op een belachelijk hoog niveau. Ik neem aan dat het van verschillende kanten kan komen, maar ik weet en ik zie ook en ik erken dat ouders gewoon graag een voorschrift hebben omdat ze denken dat ze daarmee geholpen zijn. Voor een bepaald aantal kinderen zal dat het geval zijn, maar heel vaak is dat niet zo. Er moet worden gewerkt aan een gedragsverandering, aan een verandering van denken en doen. Alleen medicatie helpt niet. Dat is ook wat ik zeg: een toegankelijke, betaalbare geestelijke gezondheidszorg voor kinderen is nodig.
En is er op dit moment voldoende met die eerstelijnsgezondheidszorgprojecten naar ggz toe? Waarschijnlijk niet. Maar ze zijn er, en dat is het verschil met een aantal jaren geleden. Er zijn extra projecten in de dagpsychiatrie. Er worden dit jaar 141 extra plaatsen gerealiseerd. Zal dat voldoende zijn om alle problemen op te lossen? Neen, maar het zijn er 141 meer dan vorig jaar. Huisartsen worden gestimuleerd om samen te werken met eerstelijnspsychologen. Zo moeten ze, wanneer die vragen komen, dat niet allemaal zelf doen, maar is er iemand die, binnen hun praktijk – want dat is, minister, hoe u werkt, van onderuit – helpt, die de problemen mee trancheert en mee die patiënten of zorgvragers begeleidt.
Ik weet dat er op dit moment in de ggz voor kinderen en jongeren bijzonder veel wordt geïnvesteerd vanuit Vlaanderen. U weet dat ook. We hebben pas gisteren de bespreking van de beleidsbrief afgerond. Maar er zijn andere sleutels nodig. Zo lijkt de terugbetaling van de psychotherapie mij een enorm belangrijke sleutel. Ik vraag om daarop aan te dringen. U hebt de oproep aan de minister gehoord.
Het is een beleid en een verhaal met meerdere facetten, waarbij ouders en opvoeders moeten beseffen dat een voorschrift alleen de problemen zelden of nooit oplost. En dat durf ik hardop te zeggen. (Applaus bij CD&V)
We zijn het met elkaar eens, op één punt na. Het vraagt enorm veel drempels te overwinnen, voor jezelf als kind, als tiener of als ouder, om hulp te zoeken, om die weg naar therapie te gaan, om te zeggen: het gaat niet goed met mij, ik heb hulp nodig. Het zou enorm helpen, mochten de budgetten van onder die knip geraken, mocht er ruimte komen om die uit te bouwen, zodat die eerstelijnsprojecten, die u terecht aanprijst, niet bij zeven voor het hele land blijven, maar dat ze eindelijk worden uitgerold, dat de cgg's worden versterkt, dat we aan de slag gaan.
Want er gebeuren zaken, maar het zijn druppels. Het gebeurt druppelsgewijs. En wat we hier nodig hebben, is een ongelooflijke turbomotor, zodat we alternatieven hebben voor die antidepressiva.
We hebben het actieplan geestelijke gezondheid besproken. Dat actieplan vormt de basis voor het decreet dat weldra zal worden besproken in onze commissie. Een van de rode draden in dat actieplan is vroegdetectie, snel ingrijpen, snel de problemen opzoeken, om erger te voorkomen. Daarop wordt ten volle ingezet. Dat blijkt uit de beleidsbrief en de beleidsnota. Het zal ook de rode draad zijn van dat decreet.
Als we kijken naar de cgg’s, dan is iedereen – mevrouw Van den Brandt, daarin vindt u in ons een bondgenoot – het er volmondig over eens dat die moeten worden versterkt. Maar ook moeten we kijken naar waar we de structuren transparanter kunnen maken, waar de samenwerking beter kan. Het is mijn overtuiging – en dat is ook mijn vraag aan de minister – dat het nieuwe decreet daarin een grote oplossing zal zijn en voor een verbetering zal zorgen.
Ik wil graag reageren op twee manieren.
De vraag van ouders is heel simpel. Die is: ‘Help mijn kind. Het gaat niet goed met mijn kind. Help mijn kind.’ En zij geven vertrouwen aan dokters en hulpverleners om dat te doen. Ik heb nog geen ouders ontmoet die ergens naartoe gaan en zeggen: ‘Geef mijn kind rap pillen.’ Ze willen hulp. Het is belangrijk dat we ouders daarin helpen en bijstaan, dat zij de weg worden gewezen naar werkelijke, betaalbare en toegankelijke hulp in de vorm van psychotherapie. We moeten er niet van uitgaan dat het de wens of vraag van de ouders is om het zogezegd op te lossen met pillen. Zij geven vertrouwen aan de hulpverleners. Het is aan die hulpverleners om daar een juist antwoord op te bieden, conform alle richtlijnen.
Ik ben het absoluut eens met wat u zegt over vroegdetectie. De campagnes, die minister Vandeurzen mee steunt, hebben zeker wat taboes doen sneuvelen. Ik denk dat we daardoor sneller zullen zien welke kinderen in de knoei zitten en hulp nodig hebben. Wat zijn we daarmee als we daarna geen hulp kunnen bieden aan die kinderen? Ik richt me dan tot de minister. Want u bent natuurlijk een parlementslid. Ik wil zeker niet de fout maken om u daarin te viseren.
Minister, u doet veel werk op vlak van sensibilisering en het doorbreken van taboes. Maar u schiet tekort als het gaat om zorgen voor toegankelijke en betaalbare hulpverlening voor elk kind in nood. En dat is waar u nu werk van moet maken, vind ik. De rest hebt u gedaan.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik zal op het einde in een repliek een aantal algemene reacties geven. Maar nu wil ik graag ingaan op een aantal punctuele zaken. Natuurlijk zetten we in op vroegdetectie en -interventie. En dat is iets anders dan de campagnes rond destigmatisering. We doen dat ook. We zetten heel sterk in op beeldvorming, op het bespreekbaar maken, op de acties van Te Gek!? en noem maar op. Dat is één lijn. We zetten heel sterk in op online, omdat we weten dat dat voor kinderen en jongeren een heel belangrijke manier is om laagdrempelig toch een stuk ondersteuning te kunnen bieden, met de randvoorwaarden die uiteraard bij online horen. Uiteraard is het geen vervanging van een face-to-facecontact, maar zeker voor kinderen en jongeren zijn er daarin absoluut mogelijkheden. We zetten daar erg op in. We hebben nog niet zo lang geleden gekeken naar de EHBO-cursussen omtrent mentale fitheid. Alles wat we kunnen doen – niet alleen op het vlak van bespreekbaar maken maar ook op het vlak van vroegdetectie en interventie –, proberen we in Vlaanderen uit te bouwen.
Laat ons geen Babylonische spraakverwarring hebben over de eerstelijnspsychologische functie. Bij de eerstelijnspsychologische functie, namelijk iemand die snel kortdurend kan interveniëren bij kinderen en jongeren, heb ik het niet over die zeven die lopen voor volwassenen. Er komen in de vijftien projecten ter versterking van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp wel degelijk eerstelijnspsychologische functies, recurrent gefinancierd. Dat gaat specifiek naar kinderen en jongeren. We doen daar uiteraard inspanningen voor.
Voorzitter, ik ben het absoluut eens met de vraagstellers dat we ouders moeten bijstaan, dat we ouders die met een kind met een probleem naar een arts, een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) of cgg gaan, moeten bijstaan. Dat is voor mij de motivatie om te geloven in het model dat we opzetten. Dat start van de lokale zone, van nabijheid en dichtheid bij de zorgvrager en niet enkel vanuit structuren of organisaties. Van onderuit moeten bij rechtstreeks toegankelijke diensten, rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp, huisartspraktijken, waar de drempel zeer laag is, psychologische hulp en dienstverlening worden ingebed om op die manier die ouders bij te staan. Wat dat betreft, hebben we hetzelfde model voor ogen.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, dames en heren, we zijn het er allemaal over eens – dat is het punt van discussie niet – dat een kind dat gebukt gaat onder een depressie, zo snel mogelijk de best mogelijke zorg en hulp moet krijgen. De cijfers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) over het gebruik van antidepressiva bij kinderen en jongeren, zijn ontnuchterend. Het is ook ontnuchterend dat slechts bij een op vier kinderen die antidepressiva krijgen voorgeschreven, dit gepaard gaat met psychotherapie. We hebben inderdaad een dubbel probleem: er is te weinig psychotherapie bij en voor jongeren en er is te veel gebruik van antidepressiva bij kinderen en jongeren.
Het is inderdaad de vraag of antidepressiva wel zo’n goed nieuws zijn voor kinderen. Ook wetenschappers stellen zich die vraag hardop. Uit een netwerk meta-analyse van eerder dit jaar blijkt namelijk dat er een zeer geringe onderbouwing is van de effectiviteit bij behandeling van majeure depressie bij kinderen. Ik gebruik opzettelijk de woorden ‘majeure depressie’ omdat ik ervan uitga dat antidepressiva pas worden voorgeschreven bij ernstige aandoeningen op psychisch vlak. Diezelfde meta-analyse geeft aan dat er een zeer slechte rapportering is over de verhoogde risico’s bij het gebruik van die antidepressiva bij kinderen. Waar er wel wordt gerapporteerd, blijkt er een duidelijk hoger risico op suïcide en ander risicogedrag. Dat zijn alarmsignalen genoeg om zeer zorgvuldig om te springen met het voorschrijven van antidepressiva. Het adagium ‘baat het niet, dan schaadt het niet’ gaat hier helemaal niet op, integendeel. Er zijn echt wel risico’s verbonden aan het gebruik van antidepressiva door kinderen en jongeren.
Als er dan al een ernstige situatie is waarbij iedereen aanvoelt dat er iets moet gebeuren, dan kunnen we het echt niet maken om die jongere zonder psychotherapeutische ondersteuning de laan uit te sturen, enkel met een doosje pillen. Er is inderdaad nood aan een alternatief in de vorm van voldoende goede, betaalbare en toegankelijke psychotherapie voor kinderen en jongeren. Federaal minister Maggie De Block kondigde de terugbetaling van de klinisch psycholoog al eerder aan voor eind 2018. Dat is natuurlijk heel erg goed, maar het is belangrijk dat die terugbetaling goed wordt ingebed in ons zorgaanbod. We moeten natuurlijk ook toegeven dat het voor kinderen en jongeren die vandaag die zorg en hulp nodig hebben, lang wachten is tot eind volgend jaar.
Er is ook goed nieuws: Vlaanderen kan natuurlijk ook een flinke duit in het zakje doen. Collega’s die hier eerder het woord hebben genomen, hebben dat ook al aangegeven. Het gaat dan onder andere over de eerstelijnspsychologische functie en het gaat ook over de cgg’s. Minister, collega’s, we weten inderdaad allemaal dat de druk op die centra alleen maar groter wordt. De wachttijden, ook voor jongeren en kinderen, worden steeds langer. Het is dus erg belangrijk dat we daar een alternatief voor hebben, in de vorm van die toegankelijke, betaalbare psychotherapie, die ook in voldoende mate aanwezig moet zijn.
Ik wil eindigen met een aantal suggesties over de vragen die we moeten oplossen binnen het beleid. Minister, dat zijn geen vragen waarop ik vandaag van u een antwoord verwacht, maar als we een structurele oplossing willen hebben voor de uitdaging waar we voor staan, namelijk een goede geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren, waarvan die cijfers over antidepressivagebruik eigenlijk een illustratie zijn, dan denk ik dat we een aantal grondige oefeningen moeten doen. Om te beginnen moeten we eens onderzoek doen naar welke zorgnoden er eigenlijk zijn. Het is mijn innige overtuiging dat we werk moeten maken van epidemiologisch onderzoek, want in Vlaanderen bestaat dat vandaag niet. Het is pas wanneer we weten welke zorgnoden er echt zijn, en in welke regio’s, dat we kunnen vaststellen welke middelen we nodig hebben om die noden te lenigen. Ik ben ervan overtuigd dat we vandaag op dat vlak nog te vaak en te veel blind varen. Dat kan een stuk beter.
Een andere vraag die we ook moeten beantwoorden, is: hoe organiseren en structureren we ons zorgaanbod in de geestelijke gezondheidszorg? Men heeft het hier immers vaak over cgg’s. Ik haal ze als voorbeeld aan. Die zijn echter geen eiland op zich, natuurlijk. De doorstroming tussen die verschillende voorzieningen is minstens zo belangrijk. We moeten bekijken welke bottlenecks we moeten wegwerken. Om maar een voorbeeld te geven, geeft het eigenlijk pas dat twee cgg’s naast elkaar werken deels op hetzelfde terrein? Dat lijkt me niet nuttig, maar ik denk dat die oefening veel grondiger moet gebeuren dan het voorbeeld dat ik hier aanhaal. We kunnen ook de vraag stellen welke rol beroepsverenigingen kunnen spelen bij het opbouwen van expertise, ook vanuit die cgg’s. Ook de huisarts is natuurlijk belangrijk in dit verhaal. Die speelt een centrale rol, maar hoe kunnen we die beter ondersteunen, ook op het vlak van voorschrijfgedrag?
Collega’s, de uitdaging is heel duidelijk, maar ik denk dat we de oefening voor een stuk grondiger moeten maken dan we tot op vandaag hebben gedaan, dat we moeten werken aan structurele oplossingen en dat we daarvoor eerst in kaart moeten brengen wat de echte noden zijn, welke middelen we daarvoor nodig hebben en hoe we dat het best organiseren. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, laten we er even bij stilstaan hoe hallucinant het bericht eigenlijk is: kinderen en jongeren nemen steeds meer antidepressiva. Voor de groep van 11- tot 15-jarigen gaat het om drieduizend jongeren die pillen nemen omdat ze slecht in hun vel zitten, omdat het niet goed gaat. Dat zijn er heel veel, op heel jonge leeftijd. Dat zijn er te veel en dat is te jong.
Eigenlijk mogen dokters geen antidepressiva voorschrijven zonder daar ook therapie aan te koppelen. Daar bestaan richtlijnen over. Wat is echter de realiteit? Het is al gezegd: van al die kinderen die antidepressiva nemen, krijgt maar een vierde ook daadwerkelijk therapie. Drie vierde, de grote meerderheid, krijgt enkel en alleen antidepressiva. Hoe kan het dat wij antidepressiva, dat wij medicatie als enige en eerste antwoord geven aan jongeren? Collega’s, dat is bijna schuldig verzuim: pak wat pillen en we gaan voort. Er is gesproken over de huisartsen. Ik heb het gezegd: als het van Groen afhangt, dan worden die antidepressiva enkel nog voorgeschreven met therapie. Het is echter te gemakkelijk om enkel naar de huisartsen te kijken.
En er is een huisarts die het woord vraagt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik ben blij dat u zegt dat men niet enkel naar de huisarts mag kijken. Eerst en vooral wil ik toch zeggen dat we inderdaad voorzichtig moeten omspringen met het voorschrijven van antidepressiva. Ik denk dat huisartsen dat wel beseffen. U moet zich echter ook eens in de plaats van die huisartsen stellen: er zit iemand voor jou met zijn kind, dat enorme problemen heeft, en dan moet je een oplossing aanbieden. Je wilt die mensen helpen. Een huisarts draagt daarin een zeer grote verantwoordelijkheid. Het is niet zo evident, zoals u zelf ook zegt. Wat doe je daarmee? Antidepressiva in combinatie met therapie is normaal gezien de standaard. Maar, het is een richtlijn. Je moet altijd kijken naar het individu, naar de patiënt die voor je zit. Het is altijd een individueel traject dat je moet doorlopen. Het is altijd in gesprek met de patiënt dat het moet gebeuren.
Ik vind het soms jammer dat de antidepressiva hier worden gedemoniseerd. Ik wil er wel op wijzen dat het soms echt wel nodig is. We spreken over overbehandeling , maar ik moet u er toch op wijzen dat er ook wel onderbehandeling bestaat. We moeten dus de beide zaken aanpakken. Hopelijk blijft u niet de huisarts stigmatiseren, en hebt u er oog voor dat die het beste voorheeft met zijn patiënt en dat hij een grote verantwoordelijkheid draagt en daar op de best mogelijke manier mee omgaat. (Applaus bij Open Vld)
Het was exact mijn zin: het is te gemakkelijk om alleen naar de huisartsen te wijzen. Er is wel een probleem en dat moeten we ook erkennen. Als drie vierde van de patiënten antidepressiva krijgt zonder therapie, dan zitten we ver af van de doelstelling van de richtlijn. Hier en daar is wel een uitzondering, maar we zitten er ver vanaf. Dat moeten we dus bekijken.
Het is inderdaad te gemakkelijk om enkel de huisartsen te viseren. Wat moet de huisarts doen? Die moet de kinderen doorverwijzen naar die therapie. Die therapie moet te vinden zijn, betaalbaar en toegankelijk zijn. Daar schort het gigantisch.
Ik zal beginnen met het luikje betaalbaar. Als je momenteel naar een privétherapeut gaat, dan betaal je daar 50 à 60 euro per uur voor, als je al binnengeraakt. Er wordt al een tijdje beloofd dat we naar een terugbetaling gaan en er worden stapjes gezet, maar het is vandaag nog steeds wachten. Vandaag is het nog steeds zo dat die doos pillen wel wordt terugbetaald, maar een uur therapie niet. Dat is een cynisch beleid. Dat moet veranderen en daarvoor moet de Federale Regering versneld werk maken van de terugbetaling van de psychologen.
Dan kijk ik naar de federale overheid, maar ik wil ook naar u kijken, minister Vandeurzen. De Vlaamse Regering is bevoegd voor de centra geestelijke gezondheidszorg. Ik hoor collega's zeggen dat iedereen het erover eens is dat die moeten worden versterkt. Ik hoor dat graag en het is absoluut waar, want als je als jongere alle drempels overwint en de stap zet om die therapie aan te vangen in zo'n centrum geestelijke gezondheidszorg, dan moet je maanden wachten voor je hulp krijgt.
Dan heb je daar mooie initiatieven als Therapeuten voor Jongeren (TEJO), die dat gratis doen, maar die zitten volledig in de vrijwilligheid. Het structureel ondersteunen daarvan gebeurt momenteel niet. Gisteren nog heeft Groen, samen met sp.a een voorstel ingediend om die cgg's te versterken, om ze extra budget te geven, wat sinds 2011 niet meer is gebeurd. Sinds 2011 nemen de wachttijden toe, en de budgetten blijven. Het zijn de N-VA, CD&V en Open Vld die daartegen hebben gestemd. Collega's, je moet niet enkel met woorden zeggen dat ze worden versterkt, doe het ook met daden.
Collega Van den Brandt, het is allemaal een beetje te gemakkelijk. Het is uw vrij recht. Ik heb daarstraks een pleidooi gehouden om het raderwerk te bekijken. Ik zal mij nader verklaren. We hebben het over de huisarts, en iemand zegt: de huisarts mag niet worden gestigmatiseerd. Ik ben het daarmee eens. Het is ook niemands bedoeling om dat hier te doen. We hebben het over cgg's die moeten worden versterkt, en u zegt dat we dat hebben weggestemd om hen te versterken.
Dat zijn allemaal radertjes in het raderwerk. We moeten de opdracht structureler aanpassen. Het is geen oplossing om er wat bij te pompen, en dan loopt het wel los. Er zijn een aantal bottlenecks, dat weten we, maar we kennen ze nog niet allemaal. We moeten antwoorden op zorgnoden, maar ook die zijn nog niet voldoende bekend en fijn genoeg gedefinieerd. Het is tijd om die oefening grondig te maken. Het is al te gemakkelijk om dit te reduceren tot wat meer geld voor de cgg's en te zeggen dat de huisartsen dit of dat moeten doen.
Mevrouw Van den Brandt, ik ben het ermee eens dat sommige zaken moeten worden versterkt, maar dat moet passen in een visie op het totale raderwerk. Vandaag is dat in uw pleidooi niet te horen, en dat is een beetje jammer, want het is mijn overtuiging dat dat de enige echte, goede manier is om duurzaam tot een oplossing te komen voor de uitdaging waar we voor staan. (Applaus bij de N-VA)
We kunnen uiteraard nog zeventien jaar studies doen en decreten schrijven, en u zult onze steun vinden om daar denkwerk over te doen. We hebben hoorzittingen gehad en we zullen daar constructief aan meewerken. In de tussentijd gewoon wachten terwijl er van heel ons gezondheidsbudget ocharme 6 procent naar geestelijke gezondheidszorg gaat, dat is niet langer houdbaar.
Je kunt zeggen: niet gewoon wat extra geld in pompen. Ik denk dat er verdomd goed werk gebeurt in de cgg's en daarin extra financiering inzetten, is niet ergens zomaar geld in pompen, het is een waardevolle ondersteuning voor het uitbouwen van onze geestelijke gezondheidszorg, en dat is nodig en urgent.
Mevrouw Van den Brandt, ik vind u eigenlijk vrij cynisch voor iemand die zo begaan is met uw medemens. ‘We kunnen nog zeventien jaar studies voeren.’ Als ik de andere sprekers goed heb beluisterd, heb ik hier als enige gevraagd om naar het grotere plaatje te kijken. U doet dat af als nog zeventien jaar studies uitvoeren. Ik ben het ermee eens dat er ook op korte termijn iets moet gebeuren. Er gebeuren echter zaken. Er zijn een aantal zaken aangekondigd die op relatief korte termijn volledig zullen worden uitgevoerd. Ik vraag echter ook om een structurele oplossing. U doet dat lacherig af als ‘nog zeventien jaar studies uitvoeren’. Ik concludeer hieruit dat die structurele oplossing u geen bal interesseert. Ik vind dat jammer, maar het is een goede zaak dat de medemens waar u zo bezorgd om bent, dat ook weet. (Applaus van Axel Ronse)
Mijnheer Anseeuw, u hebt me in de commissie al herhaaldelijk om cijfers en analyses horen vragen. Ik wil weten wat de prevalentie bij de bevolking is. Met een spreektijd van vijf minuten wil ik dat gerust herhalen, maar dan zal ik iets meer tijd moeten krijgen.
Mevrouw Jans, ik heb u horen vertellen dat u een decreet wilt. Dat zou een goede zaak zijn. Daar zit een structurele oplossing in. Dat mag ons ondertussen echter niet op de rem zetten en niets laten doen. Dat is de essentie van mijn boodschap. Dat is wat de voorbije jaren te vaak is gebeurd. We wachten tot de Federale Regering zal terugbetalen, we wachten tot we beschikken over een analyse van wat nodig is en we wachten op verschillende zaken. Ondertussen komen de enige bijkomende budgetten voor een sector die naar bijkomende budgetten smacht, van acties als de Rode Neuzen Dag of De Warmste Week. De Vlaamse Regering en de Federale Regering moeten een tandje bij steken en hierop inzetten.
Mijnheer Anseeuw, dit betekent niet dat er geen structurele oplossing moet komen. Dit betekent dat we aan de slag gaan en de bestaande goede initiatieven versterken. De cgg’s maken daar zeker deel van uit. Indien u dit niet wilt en enkel op nieuwe studies wacht, vertelt u al die mensen dat ze ondertussen hun plan moeten trekken.
De heer De Ro heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, het is niet een commissie die ik geregeld volg, maar ik wil er u toch opmerkzaam op maken dat de plaats in Vlaanderen waar de tekorten het grootst zijn, ook in de geestelijke gezondheidszorg en zeker voor jongeren, de regio is waar een aantal andere Vlaamse volksvertegenwoordigers en ikzelf actief zijn. Het gaat om Vlaams-Brabant en dan meer bepaald om het arrondissement Halle-Vilvoorde.
Volgens u wacht de meerderheid. De meerderheid heeft niet gewacht om in dit verband een voorstel van decreet in te dienen dat eerstdaags zal worden behandeld. Het gaat dan om de verwerving van gronden, wat in ons gebied zeer moeilijk is. Ik kijk even naar de heer Persyn, de heer Doomst en de heer Van Rompuy. We zullen jaarlijks 2,5 miljoen euro pompen in een systeem dat al heeft gewerkt voor de sociale huisvesting. We willen Vlabzorginvest nu van start laten gaan. U kunt dat afdoen als te weinig geld, maar u mag niet zeggen dat op elk terrein wordt gewacht. Indien u de rapporten bekijkt, zult u merken dat er een regio is waar de historische tekorten het grootst zijn. Dat is de regio waar een aantal Vlaamse volksvertegenwoordigers actief zijn. We nemen onze verantwoordelijkheid. De Vlaamse Regering stelt 2,5 miljoen euro ter beschikking.
Eerlijk gezegd, hoop ik dat de cgg’s de eerste projecten zullen indienen en dat het om projecten in verband met de specifieke noden van kinderen en jongeren zal gaan. Ik hoop dat we bij de behandeling van dit voorstel van decreet op kamerbrede steun zullen kunnen rekenen. Dat zou een belangrijk signaal zijn voor de lokale besturen, die hier samen met publieke en private vzw’s, in kunnen investeren.
Mevrouw Van den Brandt, ik wil even op uw woorden reageren. Ik probeer te volgen, maar het ontgaat me compleet op welk vlak de Vlaamse Regering en het Vlaams beleid een afwachtende houding zouden aannemen. Het actieplan is enkele maanden geleden besproken en bulkt van de acties.
We hebben hier twee jaar geleden een debat over het gebruik van antidepressiva bij kinderen en jongeren gevoerd. Destijds is dit gebeurd op basis van de cijfers van de Christelijke Mutualiteit. Nu zijn cijfers van het RIZIV bekendgemaakt. Ik heb het verslag er even bij genomen en nagekeken welke acties toen zijn aangekondigd en in de steigers zijn gezet. Die acties zijn allemaal van kracht. Het voorstel van decreet komt eraan.
Volgens u leveren de cgg’s goed werken en moeten hier meer in investeren. Mij niet gelaten, maar de vraag is hoe we het in de praktijk doen. De netwerken kinderen en jongeren zijn van kracht. Ik kijk heel concreet naar mijn eigen provincie, maar ze bestaan in heel Vlaanderen.
In de netwerken kinderen en jongeren zetelen onder meer de cgg’s met betrekking tot de mobiele en ambulante hulp, maar ook de kinderteams van de residentiële ziekenhuizen, die onder de federale overheid vallen, en de Centra voor Ambulante Revalidatie, die onder de federale overheid vielen, maar nu onder de Vlaamse overheid vallen. Zij zitten allemaal rond de tafel om de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren toegankelijk en betaalbaar te maken.
We wachten niet. We deden, we doen en we blijven doen. We zullen dat structureren en decretaal organiseren. We moeten daar niet lang op wachten. De hoorzittingen zijn afgerond. In de beleidsbrief wordt het voorstel van decreet voor binnen enkele weken of maanden aangekondigd. De deadline zou eind 2017 zijn. Ik geef de minister nog wat uitlooptijd, zodat we dat volgend jaar in het voorjaar kunnen bespreken. Maar er wordt hier niet gewacht, er wordt hier gewerkt.
Over het decreet zei de minister, toen ik hem daarover een vraag stelde, dat hij zijn best ging doen om het deze legislatuur nog te hebben. Hij gaf toe dat er nog een lange weg te gaan was. We hebben hoorzittingen gehad waarin de sector zelf zegt dat ze liever een goede uitbouw willen, de tijd om dat op een deftige manier te doen, dan het er per se snel door te jagen. Maar dat gaat om structuur, om het decreet.
Mijn pleidooi is echter – ik herhaal het nog eens: we kunnen de sector nog hervormen en hervormen, we kunnen herstructureren, maar als er geen extra zuurstof komt, als er geen extra ruimte komt, dan kunnen we ook geen extra aanbod creëren. Een psycholoog kan maar één uur in één uur geven aan een kind, niemand kan zichzelf in zes opsplitsen. Er zijn momenteel te weinig mensen beschikbaar die tijd hebben en krijgen om de dialoog, het gesprek met de kinderen, de therapie, aan te gaan. We zullen zien wat er van het decreet komt. We zullen zien welke herstructureringen we hebben. Momenteel is het een rommeltje in de geestelijke gezondheidszorg. We hebben de afbouw, er is artikel 107, er zijn de netwerken, de zorgregio’s, de eerstelijnszorg. We hebben tal van initiatieven, en die moeten allemaal op elkaar worden afgestemd. Als jullie mij dat graag horen zeggen, wil ik het zeggen. Maar wat u ook zal moeten doen, en zal moeten doen vooraleer alles geherstructureerd is, is er extra in investeren, er extra middelen in te steken en niet enkel te wachten tot de Rode Neuzenactie bij de mensen geld gaat inzamelen, maar er ook vanuit de Vlaamse Regering extra geld op inzetten.
Ik wil graag uw pleidooi wat bijtreden. Vragen over dit thema zijn door mij, maar ook door andere collega’s, waaronder mevrouw Jans, al eerder in de commissie gesteld, in 2014 en in 2015. Er zijn vragen gesteld om onderzoek te doen naar de werking van antidepressiva, naar de reden waarom bijvoorbeeld vooral meisjes het zo veel slechter doen inzake suïcidaliteit. Minister, dat wordt u elke keer gevraagd. Daar gebeurt niet zoveel mee. Ik blijf wat op mijn honger zitten, niet op elk vlak. Minister, ik zeg het nogmaals: ik vind dat u wat sensibilisering betreft, wat het doorbreken van taboes betreft, enzovoort, goed werk doet. Maar de wachttijden voor de kinderen op zoek naar betaalbare hulp zijn enkel langer geworden. Ik verwijs daarvoor niet enkel naar u. Ik vind het belangrijk dat ook mevrouw De Block haar deel doet, maar u kunt ook een deel doen. Op dat vlak blijven we echt op onze honger. Daar gebeurt veel te weinig.
Ik wil nog een ander stuk aansnijden, over het online gebeuren. We hebben het nu gehad over jongeren die naar de huisarts gaan, die daar iets voorgeschreven krijgen en die therapie nodig hebben. Het is, helaas, maar een kleine groep die de stap naar de huisarts zet. De meeste jongeren gaan naar dokter Google. Ze gaan online zoeken naar hulp. Op dokter Google worden ze al eens op een verkeerd pad gezet. Het is belangrijk – het is een vraag van de Jeugdraad, maar ik wil die ook graag aan u stellen, minister – om te zorgen dat al die online projecten op elkaar afgestemd raken, dat jongeren de weg vinden, dat er connecties zijn tussen al die websites zodat jongeren de juiste hulp vinden en betrouwbare en goede hulp vinden. Als ze die hulp vinden, als ze de chatbox, het telefoonnummer of het mailadres waar ze terecht kunnen, vinden, moeten ze daar ook gehoord worden. Dan mogen ze niet op een bezettoon terechtkomen, of op een chatbox die enkel beschikbaar is tijdens de kantooruren, en dus niet na de schooluren. Dan mogen ze niet een mail sturen die twee weken onbeantwoord blijft. Dan moeten ze 24 op 7 beschikbare hulp hebben. Ook daarop, mijnheer de minister, vraag ik u om extra in te zetten, om te zorgen dat dat mogelijk is, dat er in Vlaanderen de schouders mee wordt onder gezet, dat die online hulp en die telefonische hulp versterkt worden.
We hebben hier daarnet de minister van Onderwijs gehad, tijdens het hele debat over taal in het onderwijs. Wij leren onze jongeren taal, en het is ongelooflijk belangrijk dat we daarmee aan de slag gaan. We leren onze jongeren ook rekenen, we leren onze jongeren rivieren en hoofdsteden, maar wat we onze jongeren niet leren, is om te gaan met hun psychisch welzijn. Wat wij onze jongeren niet leren, is hoe ze moeten reageren wanneer een klasgenootje bepaalde problemen heeft. Zoals mevrouw Jans daarnet zei: het is vooral in de puberteit en de vroege volwassenheid dat psychische problemen ontstaan. Het is daar dat we aan de slag moeten gaan. Minister, u hebt onlangs aangekondigd dat u een vorm van eerste hulp wil gaan aanbieden. Het is een heel goede zaak dat we niet enkel eerste hulp bij ongevallen geven, maar ook eerste hulp bij psychische problemen. We moeten ook zorgen dat leerkrachten niet enkel de opdracht krijgen om dingen te leren, om dingen te vertellen, maar dat ze ook tijd moeten krijgen om te luisteren naar jongeren. Er zijn enorme winsten te boeken door daarvoor extra ruimte te geven.
Mijn laatste oproep wil ik niet aan de regering doen, niet aan deze of de federale, maar aan iedereen in de zaal en vooral ook iedereen buiten de zaal en heel de samenleving. Want wat is de kern van het probleem? Wat is de essentie van de vraag? De essentie van de vraag is: hoe komt het dat zoveel jongeren slecht in hun vel zitten? Een op drie van onze jongeren voelt zich slecht in zijn vel, een cijfer dat toeneemt. Steeds meer jongeren voelen zich slecht in hun vel. Als je gaat vragen waarom – een oefening die de Jeugdraad heeft gedaan –, is het antwoord dat ze de druk voelen van de vele verwachtingen. Het is dus niet alleen aan de regering, maar aan ons als samenleving om die druk weg te nemen: om te presteren op school, om de leukste te zijn op Facebook en de beste in de vioolklas. Ik doe een oproep aan iedereen om ook eens op Facebook te posten dat u een mindere dag had en om niet alleen de mooiste foto’s online te zetten. En probeer de volgende keer dat u aan iemand vraagt hoe het gaat, ook een echt antwoord te krijgen. Samen hebben we nog een lange weg af te leggen om te zorgen dat we op een gezonde en menselijke manier met ons psychisch welzijn omgaan. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Uit recente cijfers van het RIZIV blijkt dat een recordaantal jongeren antidepressiva nemen. We zijn het er allemaal over eens dat die cijfers verontrustend zijn. En ja, behandeling is zeker belangrijk, maar we moeten ook kijken naar hoe we die psychische problemen kunnen voorkomen. We moeten onze kinderen en jongeren beter beschermen tegen de hoge druk die ze ervaren. De druk op school, in de familie, en op sociale media valt niet te onderschatten. De druk om erbij te horen, om geliket te worden op Facebook, om toch maar niets te missen. In de huidige ‘digitale’ maatschappij gunnen we ons brein geen rust meer. En nee, dat betekent niet dat we de digitale revolutie hoeven tegen te houden, laat staan dat we het kunnen, of dat we het gebruik ervan moeten gaan reglementeren of beperken. We moeten wél leren verstandig met digitalisering om te gaan, om zo uitputting van ons brein te voorkomen. Afgelopen week nog bleek uit een onderzoek dat een op drie Belgen lijdt aan digitale stress.
Deze regering neemt wel degelijk stappen in de juiste richting. We werken aan een voorstel van resolutie om lessen eerste hulp voor psychische problemen in te richten. Met die lessen zouden we dan leren wat we moeten doen wanneer iemand een psychose heeft, of hoe we symptomen kunnen herkennen bij een ander. Dat is uiteraard zeer positief, maar deze cijfers maken duidelijk dat het onvoldoende is. Want hoe kunnen we een ander helpen, als we onszelf niet eens kunnen helpen? We weten allemaal dat we vroeg of laat tegenslagen in het leven zullen hebben. Onze veerkracht zal bepalen hoe we met die slechte ervaringen omgaan. Het goede nieuws is dat ons vermogen om op te veren, in tegenstelling tot karakter en intelligentie, slechts voor een klein deel vastligt in onze genen. Stressbestendigheid, optimisme, eigenwaarde zijn aan te leren en te trainen.
We kunnen ons brein dus gaan versterken om onszelf zoveel mogelijk te beschermen tegen burn-out en stress. Maar burn-out, stress en psychische problemen blijven een taboe in bedrijven, in scholen, kortom, in onze gehele maatschappij. Daarom zijn initiatieven van sensibilisering zo belangrijk en zullen ze hopelijk gecontinueerd worden. Zolang er niet over gepraat wordt, kan er immers ook niets veranderen. De overheid heeft hier een grote verantwoordelijkheid om de bal aan het rollen te krijgen.
We merken dat er wel het een en ander aan het bewegen is op dat vlak: de lessen eerste hulp bij psychische problemen, burn-out dat werd erkend als werkgerelateerde ziekte en de ontwikkeling van richtlijnen rond vroegtijdige detectie en behandeling. Maar gezien de urgente situatie moeten we een tandje bij steken. Want we kunnen er niet meer omheen: we moeten onze kinderen van jongs af aan tot rust leren komen.
We zijn het hun verschuldigd om te investeren in hun mentale kapitaal. De rol van de scholen is daarbij van cruciaal belang. We kunnen in de kleuter- en basisscholen al beginnen met stressbestendigheid en mentale veerkracht. Dat hoeft geen ingrijpende veranderingen of dramatische verschuivingen in het lessenrooster met zich mee te brengen. Genoeg tijd wijden aan mindfulnesstraining bijvoorbeeld, of de les lichamelijke opvoeding afsluiten met een ademhalingsoefening, of vóór een test de tijd nemen om met de hele klas een vijftal minuutjes tot rust komen. Denk bijvoorbeeld aan het project ‘Relax in de Klas’, waarbij kinderen in sessies van een paar minuten twee tot drie keer per dag tot rust komen door ademhalings-, aandachts- en bewegingsoefeningen. Het zijn allemaal kleine ingrepen, kleine nudges, maar ze hebben een grote impact.
We moeten met ons breinbeleid starten in het onderwijs om zo de kennis daarover mee te geven aan elke nieuwe generatie. Het laat ons toe de jongsten, de kinderen van de digitale generatie, psychisch sterker te maken zodat zij beschikken over de methodieken om hun psychisch welzijn, meer dan vandaag, te beschermen. Er zijn studies in overvloed die aantonen dat zulke oefeningen en methodieken niet enkel de schoolprestaties en sfeer in de klas verbeteren, maar ook de kans op latere psychische stoornissen verminderen. Bovendien zorgen minder gestresseerde leerlingen ook voor minder gestresseerde leerkrachten. En, ja, het effect van investeren in mentaal kapitaal in het onderwijs zal al snel zichtbaar zijn. Maar het effect op lange termijn zal nog veel groter zijn.
Ook de huidige generatie volwassenen kampt meer dan ooit tevoren met burn-out. Als we willen vermijden dat ook onze toekomstige generaties daarmee te maken krijgen, moeten we de moed hebben om ons niet blind te staren op een quick fix, maar moeten we streven naar een grondige oplossing met effect op lange termijn.
Kortom, jongeren met depressie behandelen met antidepressiva, psychotherapie of een combinatie van beide is één ding, maar de uitdaging ligt vooral in het voorkomen van psychische problemen, zeker als die zich op die jonge leeftijd voordoen en zo massaal. Dat is niet alleen een uitdaging voor de minister van Welzijn, maar voor de hele maatschappij. Minister Vandeurzen, ik hoop dat u – als minister van Welzijn – bereid bent dit maatschappelijk debat op gang te trekken en uw collega’s in de regering hiervoor warm te maken. (Applaus bij de meerderheid)
Dank u, mevrouw Saeys. We zijn blij dat u terug bent. En met uw nieuwe bril ook. Ja, u ziet er goed uit. (Applaus)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit is een belangrijk debat, maar ik ga toch niet verbergen dat ik teleurgesteld ben door een aantal dingen die ik bij enkele collega’s heb gehoord, maar die voor mij zo fundamenteel zijn dat ik liever had gehad dat iedereen het minstens daarover eens had kunnen zijn. Wij gaan natuurlijk de signalen die in onze samenleving steeds luider klinken en die duidelijk maken dat mensen op zoek zijn naar mentale fitheid en het zich goed in hun vel voelen, niet oplossen door op de tweede lijn voortdurend capaciteit te creëren zonder ons daarbij fundamentele vragen te stellen over de manier waarop de geestelijke gezondheidszorg in dit land georganiseerd is. Dat is nu echt niet een inzicht van een kleine elite van wetenschappers. Ik denk dat velen die betrokken zijn op de geestelijke gezondheidszorg, beseffen dat de manier waarop om historische redenen en met veel goede wil en met goede intenties die zaken georganiseerd zijn, aan een fundamentele revisie toe is.
We hebben psychiatrische bedden. We behoren tot de top van de wereld als het gaat over capaciteit. Je kunt dit netjes lezen in het rapport van het Kenniscentrum over de performantie van ons gezondheidszorgsysteem. Iedereen – ook de ministers, de huidige en de vorige – beseft dat in de geestelijke gezondheidszorg transities moeten plaatsvinden. Die gebeuren er ook. Op de interministeriële conferentie van vorige week hebben we opnieuw gesproken over de artikel 107-projecten, en over de intramurale capaciteit die bevroren wordt om om te zetten in ambulante geestelijke gezondheidszorg. Daar worden zeker stappen gezet.
Maar het is mijn fundamentele overtuiging dat dat niet zal volstaan. Ik heb dat in De Zevende Dag al eens voorzichtig durven te zeggen: we gaan naar een moment dat men op federaal en Vlaams niveau echt bereid moet zijn om grondig na te denken over de organisatie van die geestelijke gezondheidszorg. En denken dat het versterken van de tweede lijn – hoe belangrijk ook, dat ga ik zeker niet ontkennen – de oplossing is, op een moment dat onze nulde lijn, onze eerste lijn in de geestelijke gezondheidszorg, nauwelijks toegankelijk is: I’m sorry, daar ben ik het niet mee eens.
Ik ben het ermee eens dat we naar de cgg’s moeten kijken en dat we daar moeten kijken hoe we dingen moeten versterken. We gaan in 2018 ook een beroep doen op de cgg’s voor een aantal dingen. Maar ik ben niet blind voor de vragen die daar leven. Als je beperkte middelen hebt in Vlaanderen, en je weet hoe de bevoegdheden verdeeld zijn, dan heb ik ervoor gekozen om, zeker ook in 2018, extra geld in te zetten, niet alleen voor de beeldvorming, maar ook voor vroegdetectie, vroeginterventie, een aantal initiatieven rond TEJO (Therapeuten voor Jongeren), laagdrempelige dingen die absoluut ontbreken of onvoldoende aanwezig zijn in onze geestelijke gezondheidszorg op dit ogenblik.
Dan een soort verhaal hebben dat dat voorschrijfgedrag, waarvoor we in dit parlement overigens volstrekt niet bevoegd zijn, een directe causale relatie heeft met het probleem van de cgg’s, is volgens mij niet correct. Ik ga niet ontkennen dat er daar een probleem van wachtlijsten is. Ik wil ook wel erkennen en bevestigen dat ik ook vind dat wij daar op een bepaald moment in moeten investeren, maar alleen – en daar volg ik collega Anseeuw helemaal in – in een beweging van een grondige hervorming van onze geestelijke gezondheidszorg.
Ons actieplan op Vlaams niveau heeft daarvoor zeer duidelijke lijnen aangegeven. U hebt daar maar één element van genoemd: geografische gebiedsafbakening, overlappende werkingsgebieden. We hebben conventies overgekregen door de zesde staatshervorming, die ook ambulante geestelijke gezondheidszorg aanbieden. Dat moet in kaart gebracht worden. Daar moeten linken gelegd worden. Continuïteit is belangrijk in een aantal van die verhalen. Er zijn dus serieus wat issues die op onze agenda staan voor dit jaar 2017 en het volgende jaar 2018. Dat decreet is daar natuurlijk een stuk decretale emanatie van, maar dat belet natuurlijk niet dat we ondertussen op het terrein dat werk moeten doen, en gelukkig met de medewerking en het draagvlak bij velen, denk ik eerlijk gezegd.
We hebben een paar weken geleden gesproken over vrijheidsberoving en vrijheidsbeperking in de kinderpsychiatrie. Elke keer komen wij hier thematisch op een aantal issues, maar iedereen voelt toch aan dat dat debat een veel fundamentelere oefening is. Mevrouw Van den Brandt zegt dat 6 procent van de RIZIV-begroting naar geestelijke gezondheidszorg gaat. Ik heb eens geïnformeerd, collega’s, toen de beleidsnota van mijn collega op het federale niveau besproken is voor het volgende jaar, wie van deze politieke partijen daar een lans gebroken heeft, wie de problematiek van dat voorschrijfgedrag heeft aangekaart. Collega’s van Groen en van sp.a: niemand. En dan hier daarover in een parlement komen debatteren, terwijl natuurlijk de fundamentele vragen zijn, ook bij ons, … Ik ben de eerste om dat te bevestigen, en ik geef een pluim aan mijn collega, want ze heeft voor kinderen en jongeren heel wat dingen gerealiseerd, maar daar niet de vragen stellen rond het voorschrijfgedrag die daar natuurlijk op hun plaats zijn, ik vind dat eerlijk gezegd niet correct. Ik heb me hier al vaak de bedenking gemaakt als wij over geestelijke gezondheidszorg spreken, dat we het dubbelmandaat weer moeten invoeren, collega De Croo. Dan kunnen we twee weken met het petje van het Vlaams Parlement en twee weken als lid van de Kamer debatteren. Want hier zitten echte toppers als het gaat over geestelijke gezondheidszorg, maar in een ander forum, waar het over miljarden gaat in de gezondheidszorg, hoor ik daar niets over. En ik ben daar echt teleurgesteld over.
Ik ben de eerste om te bevestigen dat wij ook een verantwoordelijkheid hebben. En het zal zeker niet genoeg zijn. Dat wil ik echt nog onder ogen nemen. Maar doen alsof de geestelijke gezondheidszorg in dit land geen grondige politieke discussie verdient, waarbij we in de fundamenten moeten gaan spreken hoe dat georganiseerd is, om historische redenen, dat vind ik een echt gemis in deze discussie.
We kunnen nu nog een aantal dingen doen. En nogmaals, ik ben bereid om over de versterking van de cgg’s te spreken. Maar dan spreken we over het totale plaatje. Dan spreken we ook over die andere aspecten die minstens zo belangrijk zijn. We hebben regels waar we geen ambulante capaciteit hebben in de tweede en derde lijn. Andere hebben er meer. Regels overlappen elkaar. De mensen vergaderen zich te pletter aan overlegstructuren en alle mogelijke toestanden.
Wij moeten naar logische gebieden, naar logisch-consistente zaken. Wij moeten die zaken eenduidiger maken. Wij moeten de link leggen met de somatische zorg. Wij moeten de link leggen met de versterking van de eerstelijnszones. Wij moeten op dat vlak een aantal bewegingen maken. Nogmaals, ik wil dat absoluut niet vertalen in stoere taal. Dat is een moeizaam proces. Ik wil het allemaal geloven. Maar in dit debat over voorschrijfgedrag, waarbij we een link maken met de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg, deze analyse niet eerst maken, dat we een nulde eerste lijn hebben die echt niet oké is, sorry, ik vind dat echt een gebrek aan inzicht in de manier waarop wij onze gezondheidszorg organiseren. (Applaus bij de meerderheid)
Natuurlijk gaan wij zaken doen. Maar we hebben een beperkt budget. Wij hebben gedacht dat we volgend jaar een move moeten doen naar rechtstreeks toegankelijke hulp waarin de eerstelijnspsychologische functie voor kinderen en jongeren aan bod moet komen. Wij moeten vroegdetectie en -interventie versterken. Wij moeten proberen ten aanzien van jongvolwassenen rond zelfzorg te werken. Dan zullen wij ook gebruik maken, zoals u gesuggereerd hebt, van echte rolmodellen die kunnen zeggen dat het leven niet altijd rozengeur en maneschijn is, want dat model drukt zeer erg op jongeren. Wij gaan op dat vlak zeker een aantal inspanningen doen. Wij hebben TEJO versterkt en noem maar op. Ik ben echt bereid om te zeggen dat we daar zaken doen. Ik ben ook bereid om te zeggen dat we rond de cgg’s ook het gesprek voeren. Maar dat laatste moeten we echt doen binnen een globale aanpak van wat wij aan versterking en toegankelijkheid van onze geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen en België kunnen waarmaken.
Er is gevraagd naar het overleg met de federale overheid. Nogmaals, op de vorige IMC hebben wij opnieuw akkoorden gemaakt over gebiedsafbakeningen voor de artikel 107-projecten, voor financieringssystemen, vaak ook – ik kan het niet genoeg zeggen – met de steun en met inspanningen vanuit de federale overheid. Als je echt naar de toekomst kijkt, zie je hoe onze zorg evolueert naar meer chronische zorgvragen, langdurige zorgvragen, vragen waarin welzijn en zorg aan elkaar moeten worden verbonden, vragen waarin we door de vermaatschappelijking ook in de geestelijke gezondheidszorg meer mensen in hun thuissituatie moeten ondersteunen op sociale dimensies en op gezondheidsdimensies. Dat is een zeer fundamentele oefening. Ik hoop dus echt dat iedereen die in dit parlement in al die jaren een lans heeft gebroken voor de geestelijke gezondheidszorg, ervoor zal zorgen dat in het verkiezingsprogramma van zijn partij voor de volgende verkiezingen, Vlaams en federaal, die hervorming met stip en prioritair genoteerd staat, want we hebben het dringend nodig. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, u verwijt ons de link te leggen tussen het voorschrijfgedrag en de toegankelijkheid van de zorg. Dat is geen link die we improviseren. Dat is een link die is gelegd door professor van West, kinderpsychiater, en door het Kenniscentrum. Dat staat letterlijk in een rapport. De keuze van behandeling is niet vrij. Het is goedkoop en snel haalbaar om met medicatie te worden behandeld. Voor therapie ligt dat anders. Het Kenniscentrum zegt dat al drie jaar. Die link is er wel degelijk. Ik begrijp niet waarom u zich daar druk over maakt. U hebt het over twee petjes tegelijk. Er is heel duidelijk gezegd waar de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van minister De Block liggen. Ik denk dat die duidelijk zijn opgesplitst. Maar ook u wordt op uw verantwoordelijkheden gewezen, en dat hebt u niet altijd graag.
Er is zowel naar eerstelijnszorg gevraagd als naar versterking van de tweedelijnszorg. U doet hier alsof wij dat niet hebben gevraagd. Het is een beetje de techniek van minister Homans die u toepast. Zij verdedigt zich ook vaak tegen een aanval die er niet is geweest. Niemand heeft gezegd dat er geen eerste lijn nodig is, niemand, integendeel. De voltallige oppositie vraagt u dat met aandrang, en al drie jaar. U moet dus niet doen alsof wij het daar niet over eens zijn.
Wat u dan doet, is nog onbegrijpelijker. U zegt: ‘Waarom komt de oppositie federaal daar niet vaker op tussen?’ Waarom doet de federale meerderheid, waar uw partij deel van uitmaakt, daar niet iets aan? U hebt daar de instrumenten om van alles te doen. Ik heb u dat niet verweten in het debat, maar u verwijt mij wel dat, waar mijn partij in de oppositie zit, wij daar te weinig over tussenkomen. Geen probleem, ik wil daar wekelijks op laten tussenkomen, minister, maar wilt u mij dan ook beloven dat uw regering ginder aan de overkant er eindelijk iets aan gaat doen? Want dat zou pas onkies zijn: de oppositie verwijten dat de meerderheid daar, waar wij geen deel van uitmaken, niets doet. Excuseer.
U zegt ten slotte: ‘We moeten het landschap hertekenen.’ Ik ben het met u eens: we moeten veel meer inzetten op rechtstreeks toegankelijke zorg, eerste lijn, ondersteunen van ouders. Ook daar zijn er wachttijden. Je zult maar een kind met autisme hebben. Je moet tot twee jaar wachten voor hulp aan huis, één keer op de week, om ouders bij te staan en de manier waarop ze dat moeten doen.
Begin maar eens, vermaatschappelijking van de zorg als er geen hulp is voor die mensen. Daar inhoudelijk, geen probleem, maar het gebeurt niet.
Maar ik wil u één ding zeggen. Als u die geestelijke gezondheidszorg wilt hertekenen zoals u de jeugdzorg hebt hertekend, met een toegangspoort die niet voor meer toegankelijkheid heeft gezorgd maar enkel voor meer administratieve overlast, dan past sp.a daarvoor. U zult het op een manier moeten doen die in de praktijk zorgt voor meer toegang en betaalbaarheid. Als je dat doet, vindt u in ons altijd een partner. (Applaus bij sp.a en Groen)
Maar ik wil graag meegaan in de redenering dat een medicalisering of de voortdurende inzet op geneesmiddelen ook te maken heeft met het gebrek aan toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg. Daar heb ik helemaal geen probleem mee, integendeel.
Maar voor mij is het eerste wat we moeten proberen die zorg op de eerste en op de nulde lijn toegankelijk te maken. Als huisartsen vragen naar een therapeutische begeleiding, dan moeten we dat niet per definitie op de derde lijn organiseren. Ik ben het daarmee eens, en nogmaals, ik wil graag onder ogen nemen dat ook onze cgg's een vorm van versterking nodig hebben. Maar ik pleit ervoor om dat te doen in één beweging die een globale hervorming, en met de bescheidenheid van de bevoegdheden, maar we hebben ze in Vlaanderen, daar ben ik het mee eens, inhoudt. We moeten niet doen alsof meer en meer van hetzelfde aan die fundamentele vragen een antwoord gaat bieden, daar geloof ik niet in.
Nogmaals, met de beperkte middelen waarover we nu beschikken, en in 2018, kies ik ervoor om te gaan voor vroegdetectie, vroeginterventie, eerstelijns psychologische functie, als prioriteit op het Vlaamse niveau.
Minister, ik daag u uit om een tussenkomst te vinden waarin ik hier vandaag of eender wanneer, of eender wie van Groen, iets anders heeft beweerd dan dat we die sector moeten hervormen. U vraagt dat dat in het volgend programma van alle partijen komt, het stond al in het vorige programma van Groen, dat we een sterkere nulde lijn willen, een sterkere eerste lijn, dat we vinden dat er te veel overleg is, dat de gebiedsafbakening duidelijker moet zijn, dat de regionale verschillen moeten worden weggewerkt. Daarover zijn we het allemaal met u eens. Ik zal het blijven zeggen, ik daag u uit om te zeggen wanneer wij iets anders hebben gezegd.
Vandaag was de vraag: wat gaan we doen als alternatief voor de antidepressiva? Het alternatief voor jongeren is het aanbod van therapie. Dat is ongelooflijk belangrijk. Die therapie moet beschikbaar en betaalbaar zijn. Ik hoop dat u het daarover nog met mij eens bent. Er is een probleem met de betaalbaarheid en de beschikbaarheid van therapie. Daarvoor moeten we de nulde en de eerste lijn versterken, dat is waar, maar het schort ook aan de tweede lijn. Daar zijn de cgg's een instrument, het Vlaams instrument. Daar is de terugbetaling van de psychologen door de federale overheid een instrument.
Ik hoor heel veel plannen en aankondigingen, maar tot nu toe heb ik nog geen terugbetaling van de psychologen gezien. Groen en Ecolo zijn daar al op tussengekomen, bij monde van Anne Dedry en mevrouw Gerkens. Ik ben het niet eens met uw verwijt: niet één keer maar in elke commissie als er vragen worden gesteld over geestelijke gezondheidszorg, wordt ons verweten dat we niet genoeg vragen stellen. Groen stelt herhaaldelijk vragen, in de Kamer samen met Ecolo, we zijn daar één fractie, aan de federale minister.
Ik hoop dat de impact van het beleid niet wordt afgemeten aan het aantal vragen dat een oppositiepartij stelt, maar dat we gaan kijken wat er reëel beweegt en verandert op het terrein. Ik heb in deze legislatuur al veel beloftes gehoord, maar heel weinig realisaties gezien, en heel weinig conclusies gehoord.
Inzake de Vlaamse bevoegdheden zegt u: we hebben een actieplan, en dat wordt hier dan de hemel in geprezen. Maar het advies van de SAR, onze adviesraad in deze sector waarin de verschillende organen van het middenveld samen komen, degenen die het op het terrein waarmaken, zegt over het actieplan dat niet alle contouren scherp stonden, dat het vaag was, onduidelijk, dat het te weinig doelstellingen omvatte, te weinig middelen enzovoort. Het was een vernietigend advies. Zeggen dat daar alle heil te vinden is, lijkt mij toch wel iets te kort door de bocht.
Dus ja, minister, Groen zal constructief meewerken aan een hervorming van de geestelijke gezondheidszorg. Maar ja, we zullen blijven pleiten voor een versterking van de nulde in de eerste lijn, maar ook van de cgg's en ook van de tweede lijn, omdat er op al die vlakken nood is en een absoluut tekort is, en omdat vandaag onze geestelijke gezondheidszorg verwaarloosd wordt. (Applaus bij Groen)
Het perspectief is: vanuit een globale visie aan concrete dossiers werken. De cgg's versterken is voor mij absoluut iets dat we onder ogen moeten nemen, maar binnen een globale hervorming die we samen met de federale overheid moeten uittekenen.
De intensivering van de zorg in de psychiatrische ziekenhuizen is ook een issue. Verschillende thema's dringen zich op, maar we zullen daar op een geconcentreerde manier naar moeten kijken. We mogen niet alles blijven doen zoals in het verleden, rustig maar een veelvoud. Ik vrees dat dat niet voldoende zal zijn.
Er zal een keuze moeten worden gemaakt voor investeringen in de geestelijke gezondheidszorg en we zullen dat landschap en de manier waarop dat historisch is gegroeid, op een of andere manier, in overleg met de sector en de stakeholders, moeten proberen aan te pakken.
Daar zijn we het over eens, maar er is een cruciaal zinnetje. U zegt ‘een keuze maken’ en ‘in een hervorming doen’. U hebt daarstraks gezegd dat er beperkte middelen zijn en dat we daardoor keuzes moeten maken. Daar ligt de sleutel. Natuurlijk moeten we hervormen maar intussen kunt u dingen doen, kunt u zaken versterken, kunt u vooruitgaan. Het is een keuze van deze Vlaamse en Federale Regering om maar beperkte middelen ter beschikking te stellen van de geestelijke gezondheidszorg.
Minister, gaat u gerust met de Federale Regering gesprekken aan om na te gaan hoe de dingen kunnen worden gereorganiseerd. We beseffen allebei dat het mogelijk enkele jaren zal duren voor zoiets ook in praktijk wordt gebracht. Wacht alstublieft niet tot het einde van dat soort tekening om alvast binnen uw bevoegdheden een aantal zaken te versterken, want intussen zijn er wel kinderen die opgroeien in het huidige systeem dat – akkoord – niet ideaal is. Die kinderen hebben ook recht op zorg. Als u daarvoor iets extra’s zou willen doen, zijn we weer helemaal mee.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Sp.a en Groen kondigen aan samen een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 17.22 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.