Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de mensenrechtensituatie in Iran, in het bijzonder over de terdoodveroordeling van professor Ahmadreza Djalali
Verslag
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister-president, de Iraanse arts Djalali, specialist rampengeneeskunde en meerdere jaren gastprofessor aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) – vandaar, denk ik, de betrokkenheid van mevrouw Katia Segers – zat anderhalf jaar in eenzame opsluiting in Iran. Nu blijkt hij ter dood veroordeeld te zijn wegens beweerdelijke spionage voor Israël.
Minister-president, u bent een van de eerste regeringsleiders geweest die de zaak ter harte nam. U hebt begin dit jaar de Iraanse ambassadeur ontboden. U hebt de Iraanse president aangeschreven. Ik weet dus dat u die zaak zeer nauw opvolgt. Wat is de stand van zaken? Hebt u er zicht op? Welke initiatieven gaat u ter zake nog ondernemen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ahmadreza Djalali is een spoeddokter. Hij is aan de VUB verbonden omdat hij daar een master-na-masteropleiding rampspoedgeneeskunde coördineert, samen met Italië en Zweden. Hij doet daar fantastisch werk.
Anderhalf jaar geleden werd hij uitgenodigd om te gaan spreken in zijn geboorteland Iran. Hij houdt nog zeer veel van dat land. Zijn ouders wonen daar. Hij werd daar, op weg naar zijn ouders, uit zijn auto geplukt en opgepakt. Hij heeft zeven maanden lang in een isoleercel gezeten, zonder bijstand van een advocaat en zonder contact met de buitenwereld. Ondertussen is, mede dankzij de diplomatieke inspanningen van uzelf, zijn regime wat verbeterd. Maar dit weekend kwam het nieuws dat hij ter dood veroordeeld is. Dat is natuurlijk afschuwelijk nieuws. Hij is vader van twee kleine kindjes.
Minister-president, ik weet dat u al veel deed. Het is ook niet gemakkelijk. Het proces werd gevoerd achter gesloten deuren. Er is geen schriftelijk verslag van. Zijn advocaat heeft het vonnis zelfs niet mogen zien. Hij heeft het eens mogen inkijken. Het is een moeilijke situatie om aan diplomatie te doen. Maar nu is de situatie zeer acuut. Welke acties hebt u sinds dit weekend ondernomen, samen met uw Zweedse collega of alleen? Welke acties gaat u nog verder ondernemen om Ahmadreza Djalali vrij te krijgen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, dank u voor uw betrokkenheid. Mijn informatie leert inderdaad dat professor Djalali helaas ter dood veroordeeld is op bewezen geachte beschuldigingen van spionage voor Israël. De informatie is ook dat de executie niet of nog niet zou worden uitgevoerd, en dat er een beroepsmogelijkheid is. Ik neem aan dat professor Djalali die beroepsmogelijkheid ook zal aanwenden. Hij is ondertussen opnieuw in hongerstaking gegaan.
Ik zie morgen al de Iraanse ambassadeur op mijn kabinet. Ik ga hem uitleg vragen. Er is mij destijds gegarandeerd dat er een recht op een eerlijk proces zou zijn. Ik ga nog eens beklemtonen hoe belangrijk voor ons en voor iedereen in heel Europa en de vrije wereld, het recht op een eerlijk proces is, met vrije keuze van advocaat. Het is pas de vierde advocaat die de keuze uitmaakte van Djalali die aanvaard is. Ook is er het recht op transparantie, op openbaarheid, wat in dezen niet is gebeurd. Ik wil ook heel sterk beklemtonen hoezeer wij, Vlaanderen, België, Europa tegen de doodstraf gekant zijn, een straf die wij niet aanvaarden. Ik ga er ook op wijzen dat er voor Iran veel aan gelegen is om goede banden met de Europese Unie te behouden. Op het moment dat president Trump dreigt met de opzegging van de ‘nuclear deal’ heeft de Europese Unie bij monde van de ministers van Buitenlandse Zaken op 16 oktober op de laatste raad van ministers van Buitenlandse Zaken unisono bevestigd dat Europa verder gaat voor de volledige implementatie van het nucleaire akkoord met Iran en dat Europa in dezen altijd opkomt voor de rechtsstaat, voor het recht op een eerlijk proces.
Ik zal zien welk antwoord ik krijg. Ik ga ook Mogherini aanschrijven. Ik vind dat de Europese Unie haar volle gewicht in de schaal moet werpen en zich om het lot van professor Djalali moet bekommeren. Het is een zaak die ons allemaal aanbelangt. Ik zal in elk geval met alle middelen waarover ik beschik, alles doen wat ik kan om tussen te komen, om te interveniëren en om te zorgen dat de principes van de rechtsstaat, die ons zo heilig zijn, gerespecteerd worden. (Applaus bij de N-VA)
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het een zeer goede zaak dat u opnieuw de Iraanse ambassadeur ontboden hebt op uw kabinet. Ik vind het bijzonder lovenswaardig dat u Mogherini daar gaat op aanspreken, want ik denk dat het signaal vooral van hen moet komen. Tegelijkertijd denk ik dat het van belang is dat de alertheid die u aan de dag legt, betekenisvol kan zijn voor andere Europese regeringsleiders, want we moeten die zaak in de aandacht houden, waartoe Amnesty International trouwens heeft opgeroepen. Ik dank u voor de inspanningen ter zake.
Minister-president, hartelijk dank voor al uw diplomatieke inspanningen. We moeten alle kansen geven aan de diplomatie, dat is zeker en vast noodzakelijk. U hebt ontegensprekelijk onze steun daarvoor. De vrouw, de kindjes, zijn collega’s rekenen allemaal op u.
Maar, minister-president, als de taal van de diplomatie niet begrepen blijkt te worden in Iran, dan gaan we een andere taal moeten spreken. Dan gaan we de taal van het geld moeten spreken. Ik heb begrepen dat er op 4 november een zakengroepsreis georganiseerd door Flanders Investment & Trade (FIT) vertrekt naar Iran – op de website staat ‘naar het boomende Iran’. Dat vind ik weer cynisch. Wel, ik zou u willen oproepen om alvast die reis te annuleren. Op het moment dat een Zweeds-Iraanse prof, die in België werkt en die nota bene gespecialiseerd is in hoe ziekenhuizen te organiseren wanneer er zich een ramp voordoet, ter dood wordt veroordeeld, denk ik niet dat we gaan onderhandelen over de bouw van ziekenhuizen. Hoe reageert u daarop? (Applaus bij de sp.a en Groen)
De heer Poschet heeft het woord.
Dank aan de collega's voor de vraag en aan de mister-president voor het antwoord. Ook bij CD&V willen wij oproepen om alle kanalen aan te wenden, zoals u tot nu toe al gedaan hebt, om die doodstraf af te wenden, een straf die wij ook volledig verwerpen. Daarnaast vragen wij ook om te pleiten voor een eerlijk proces. U hebt gezegd dat u dat wilt aankaarten bij de Europese Unie, bij buitenlandvertegenwoordiger Mogherini. Ik denk dat dat de enige weg is om te wegen. Ik volg eigenlijk wel uw redenering dat de manoeuvres die op geopolitiek vlak bezig zijn met een Trump, ons misschien een groter gewicht geven wegens de dreigende isolering van Iran. U hebt alvast onze steun om hier te pleiten voor een eerlijk proces.
De heer Daems heeft het woord.
Minister-president, reageren op onrecht in de wereld behoort, wat mij betreft, tot de internationale verantwoordelijkheid van Vlaanderen, zeker wanneer er een link is met Vlaanderen. En die is er hier, in verband met de heer Djalali, omdat hij deel uitmaakte van een onderzoeksgroep aan de VUB. We hebben trouwens via professor Van Berlaer heel wat informatie dat de wijze waarop de betrokkene behandeld wordt, absoluut onaanvaardbaar is.
Wat ons betreft, is inderdaad de rechtsstaat zoals wij ze begrijpen, fundamenteel. Het is dus goed dat u de ambassadeur ziet, maar er moet wel gevolg aan kunnen worden gegeven. Ik denk dat er twee mogelijkheden zijn. Vlaanderen, Europa, maar ook België: wij zullen ook in het federale parlement actie ondernemen, ten aanzien van de minister van Buitenlandse Zaken. Ik roep de collega’s van de politieke fracties hier op om dat ook te doen. We kunnen beter allemaal samen proberen om hierop te wegen.
Wat ten tweede de handelsmissie betreft, waar de collega naar verwijst, ben ik er niet van overtuigd dat de juiste strategie is om ze te annuleren. Misschien is de juiste strategie om die handelsmissie mee een diplomatiek karakter te geven, en het ter plaatse aan te kaarten. Het is een keuze tussen beide. Je kunt voor beide pleiten. Ik pleit persoonlijk voor het tweede. Minister-president, bent u bereid om dit soort diplomatieke karakter mee te geven aan die handelsmissie? Het zou een beetje vernieuwend zijn, maar het kan geen kwaad dat we zo nu en dan eens vernieuwen op diplomatiek vlak. (Applaus bij Open Vld)
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik merk dat er een grote eensgezindheid is in het parlement. Dat is goed. Dat is ook noodzakelijk. In die zin sluit ik mij gewoon aan bij de grote steun die er is voor de acties die de minister-president genomen heeft en nog zal nemen in de strijd voor een eerlijk proces voor professor Djalali.
Ik merk dat er parlementsbreed een zeer grote betrokkenheid is bij deze aangelegenheid. Dat is ook een goede zaak. Zoals gezegd, is het belangrijk dat Vlaanderen dat aspect van de mensenrechten altijd naar voren schuift, in alle internationale betrekkingen, in ons internationaal optreden. Ik vind dat trouwens ook een taak van de Europese Unie. De Unie is een unie van waarden. Ze moet dat niet alleen binnen de Europese Unie doen, maar moet dat ook buitenlands doen. Ze is daar zelfs beter voor geplaatst dan de Verenigde Staten en andere grootmachten, precies ook omdat we geen enkele imperiale bedoeling hebben.
Collega Hendrickx, er zijn ook andere diplomatieke acties bezig. U weet dat er binnen de Europese Unie een afspraak is dat daar het voortouw wordt genomen door Zweden en Italië. Ik denk dat het ook goed is dat niet alle landen bilateraal ter plekke in Iran actie voeren en niet-gecoördineerd zouden gaan optreden. Maar dit gebeurt met volle steun van alle landen van de Europese Unie.
Collega’s, ik ga – en dat is ook een antwoord op de vraag om de taal van het geld te laten spreken – alle mogelijke diplomatieke kanalen aanwenden. Ik denk dat het weinig zin zou hebben en ook geen effect zou hebben, als we die missie nu zouden annuleren. Ik moet er trouwens op wijzen dat er geen enkele minister is die meegaat, ook niet van Wallonië of Brussel. Het is puur een businessmissie, het zijn puur bedrijven die gaan. De gelegenheid zal zich dus ook niet voordoen.
U weet dat ik nooit nagelaten heb, als ik de kans heb, om in bilaterale contacten met de Iraanse overheid de klemtoon daarop te leggen. Ik vind dat we dat ook moeten blijven doen. Het komt er in eerste instantie op aan om alle aspecten die ik daarstraks beklemtoond heb, aan bod te laten komen. Ik had de indruk dat na de contacten die ik destijds gehad heb – dat is trouwens ook bevestigd door Amnesty International – dat er toen een, weliswaar lichte, verbetering ingetreden is in het lot van professor Djalali. Hij zat in isolement, hij onderging allerlei heel zware beperkingen op zijn vrijheid. Daar is toen enig soelaas in gekomen.
Niettemin zijn we nu hiermee geconfronteerd. Ik ga de taal van de diplomatie en de onderhandeling laten spelen, ook als Vlaanderen morgen zou zeggen dat er geen economische missie wordt meegestuurd. Ik moet u zeggen dat er Europese landen zijn die elke maand twee, drie missies sturen. Onze handel met Iran is zeer bescheiden. Die groeit weliswaar, maar dat is in de totaliteit heel beperkt. Ik geloof erin dat we precies die contacten, ook die commerciële contacten, ook die nood die zij hebben aan investeringen en technologie, moeten gebruiken om druk uit te oefenen om tot een oplossing te komen met respect voor de mensenrechten.
Ik herhaal dat Vlaanderen een kleine speler is, en we zullen onze verantwoordelijkheid nemen. In dezen moet de Europese Unie haar volle gewicht in de schaal werpen. De Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Mogherini, kan spreken namens een economische macht van 500 miljoen mensen, die publiek en officieel zegt dat we voortgaan met de detente en dat we geloven in de ‘nuclear deal’. We willen dat die afspraken verder geïmplementeerd worden. Dit zijn bijzonder krachtige argumenten om te ontwikkelen. Laten we op dat spoor voortgaan en hopen dat we succes boeken.
Ik heb geen vragen of opmerkingen ten aanzien van wat de minister-president heeft gezegd. Ik kan geenszins akkoord gaan met wat collega Segers stelt, namelijk dat we die FIT-missie zouden moeten aangrijpen en overwegen om al dan niet te gaan. Ik volg de heer Daems en de minister-president, die zeggen dat we de business-to-businesscontacten – want meer is het niet en het heeft geen officieel karakter – moeten aanwenden om zo deze situatie opnieuw op het voorplan te plaatsen.
Minister-president, in elke omstandigheid is dialoog het beste, of die nu tussen economische of diplomatieke partners plaatsvindt. Toch denk ik dat het zeer ongelukkig is om deze missie naar ‘booming Iran’ nu te laten vertrekken op het moment dat de doodstraf professor Djalali boven het hoofd hangt of misschien snel wordt uitgesproken. Daar willen we nog niet van uitgaan, want we willen dat hij vrijkomt.
Bovendien is het belangrijk om in alle contacten met Iran en in alle acties die we in Iran ondernemen, steeds de mensenrechten en de specifieke situatie van professor Djalali aan te kaarten. We willen u aankondigen dat we bezig zijn om daar kamerbreed een voorstel van resolutie over voor te bereiden, die we eerstdaags zullen indienen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.