Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, goedemiddag. Afgelopen maandag kopte de krant Le Soir: ‘Le néerlandais est essentiel’. En, collega’s, dat waren ook de woorden van de directeur-generaal van Actiris tijdens de lancering van de campagne ‘J’apprends le flamand avec Vincent’.
Waarover gaat dat, collega’s? Het gaat over een samenwerking tussen VDAB en Actiris, die een betere kennis van het Nederlands in Brussel promoten door een rolmodel nar voren te schuiven. En dat is niemand minder dan Vincent Kompany, een geboren en getogen Brusselaar, die minstens tweetalig is. Ik denk dat dit een zeer, zeer sterk signaal is.
Collega’s, het Nederlands is essentieel. Het is ook – en we weten dat – een motor voor opwaartse sociale mobiliteit. Ik geef twee eenvoudige cijfers. In de helft van de vacatures die in Brussel lopen via Actiris wordt tweetaligheid, of toch kennis van het Nederlands, vereist. En negen op de tien jobs in Brussel zijn van de dienstensector. De kennis van het Nederlands opent dus deuren.
Het opent ook een tweede luik, namelijk het luik van de samenwerking tussen VDAB en Actiris, die de Brusselaars leidt of kan leiden naar jobs in het Vlaamse Gewest, of zeg maar: in de Rand. Daarover straks misschien meer.
De overheid zet, naast de samenwerking tussen Actiris en VDAB, ook stappen voor een betere kennis van het Nederlandstalig onderwijs – zeer belangrijk –, via het gekende Huis van het Nederlands, en ook een verhoogde zichtbaarheid van de Nederlandstalige voorzieningen via bijvoorbeeld het N-logo.
Minister, binnen die meervoudigheid van promoties en investeringen moet men er altijd voor zorgen dat die op elkaar afgestemd zijn of blijven. Hoe past deze campagne van VDAB en Actiris in het bredere beleid van de Vlaamse Regering voor een betere kennis van het Nederlands in Brussel?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil eerst even aanstippen dat het wel degelijk een campagne is van Actiris, ondersteund door VDAB. Ik wil zeker mijn tevredenheid met het halfrond delen door te zeggen hoe historisch het wel is dat een gewestelijke arbeidsbemiddelingsorganisatie eindelijk voluit gaat voor de kennis van het Nederlands als taal van de sociale mobiliteit. Het was 25 jaar geleden moeilijk denkbaar. Men dacht dat het allemaal te maken had met cultuurpolitiek van de Vlamingen. Men heeft dan wel gaandeweg taalcheques in het arbeidsbemiddelingsbeleid ingebracht. Nu met een toch wel heel bekend rolmodel vooral in de Franstalige media gaan zeggen ‘Jullie moeten Nederlands leren, net zoals ik, en dan geraak je verder in het leven’, is toch wel een heel belangrijk signaal. Ik ben daar zeer verheugd over.
Om op uw vraag te antwoorden, wil ik zeker nagaan hoe we met de inspanningen die we nu doen, voornamelijk met het Huis van het Nederlands, ons daar nog beter op kunnen aligneren. Ik bedoel het volgende. We zijn nu al het grootste Huis van het Nederlands. Er worden meer lessen Nederlands gegeven in het Huis van het Nederlands in Brussel dan in Antwerpen of in Gent. Het is zeker geen wedstrijd, maar ik wil toch even aangeven hoe belangrijk het Nederlands in Brussel aan het worden is en hoeveel mensen het willen leren, nog voor deze campagne. Ik wil graag met het Huis van het Nederlands nagaan hoe we de lessen nog kunnen uitbreiden indien nodig, maar ook nagaan hoe we vanuit verschillende invalshoeken de soorten lessen nog verder kunnen uitbreiden. Sommigen willen een basiskennis verwerken, maar anderen willen vooral oefenen in de praktijk en niet bij het eerste beste contact in Brussel stuiten op een vriendelijke Nederlandstalige botsen die zegt ‘Zeg het maar in het Frans’. We hebben daar een aantal manieren voor om dat te verbeteren.
Ik denk dat op die manier ‘Een taal meer is een brood meer op tafel’ echt realiteit aan het worden is in Brussel, niet alleen in het Nederlandstalig onderwijs maar zeker ook met het mooie samenspel tussen Actiris, VDAB en het Huis van het Nederlands. Daar gaan we resoluut voor.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb goed geluisterd, maar ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om de realiteit van Brussel toch nog eens te onderstrepen. Er is een grote jeugdwerkloosheid die natuurlijk een dalende trend kent, dag in dag uit, maar die toch zeer hoog blijft. En er is een zeer hoge laaggeschooldheid. Dat zijn twee prangende problemen. En dat geeft ons de kans om via het bijspijkeren van het Nederlands elk individu aan te sporen om zelf een oplossing te vinden, om zo aan een job te geraken, ook een job buiten Brussel in de Rand en op die manier een heleboel knelpuntberoepen in te vullen. Dat is een uitdaging. Het zorgt ook voor een onwaarschijnlijke win-winsituatie.
Ik wil er dus niet zozeer een vraag van maken, maar eerder een oproep om er samen voor te zorgen dat de meerwaarde van die campagne nog groter wordt gemaakt, ook in samenwerking natuurlijk met minister Muyters, want het is in de duurtijd van die campagne dat je werkelijk de toegevoegde waarde ervan kunt herkennen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ook onze fractie denkt dat deze campagne een uitstekend initiatief is van Actiris, zeker met de keuze van Vincent Kompany. Ik denk dat we het er kamerbreed over eens zijn dat kennis van talen ongelooflijk belangrijk is, en zeker voor Brusselse jongeren om Nederlands te leren naast andere talen. Het is een belangrijke hefboom voor sociale mobiliteit, zoals de collega daarnet zei.
De beste manier om jongeren in Brussel Nederlands te laten leren, is hen binnentrekken in het onderwijs. Helaas is er, ondanks extra inspanningen en een nieuwe school, nog altijd een capaciteitsprobleem.
De Huizen van het Nederlands spelen, zoals de minister ook al zei, een belangrijke rol. Ik hoor het u graag zeggen, minister, en ik wil u ondersteunen bij uw vraag naar extra ondersteuning voor de Huizen van het Nederlands en bij het nagaan hoe u kunt faciliteren dat ze samenwerken met andere actoren zoals bijvoorbeeld Actiris.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Le Vif en De Morgen hebben een tijdje geleden een onderzoek gepubliceerd over het imago van het Nederlands bij Franstalige jongeren. Er kwam uit dat Franstalige jongeren het Nederlands lelijk, moeilijk en nutteloos vinden. Dat is natuurlijk geen goede zaak en dat moeten we keren. We zullen jongeren moeten verleiden om het Nederlands mooi te vinden, want zeggen dat het nodig is om later een job te vinden, is vaak niet genoeg.
Ik denk dat mensen als Kompany – echte helden, hij is een volksheld in Brussel – van onschatbare waarde zijn. In die zin waardeer ik de campagne enorm en vind ik het echt goed.
Tegelijk, dat is misschien slecht nieuws, is er dat imago, maar ik voel dat in Brussel een openheid is ontstaan in de laatste decennia naar dat Nederlands. Mensen gaan beseffen hoe belangrijk het is. Die openheid moeten we nu omarmen. Er zijn ouders die hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs willen sturen, of naar het voetbal enzovoort. Het is van belang dat de Vlaamse overheid die brug slaat. We moeten die openheid omarmen en onze scholen openzetten voor die jongeren, zorgen dat ons aanbod hen bereikt, en ons niet terugplooien en zeker niet terug op onszelf vallen. Dat is niet iets wat u doet, minister, maar dat is wel een tendens die soms merkbaar is in Vlaanderen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, we kunnen natuurlijk enkel toejuichen dat de Brusselse instellingen eindelijk het initiatief nemen om het Nederlands te promoten. U hebt het ook gezegd: het is historisch. Het is misschien ook wel laat, maar eindelijk gaat men er voluit voor. We zijn dus blij dat dit eindelijk gebeurt en dat er een samenwerking is tussen VDAB en Actiris. We weten allemaal, en ondertussen begint dat toch door te dringen in onze stad, dat het Nederlands een vorm is van opwaartse sociale mobiliteit. Het is een taal van vooruitgang. Het is een middel om iets meer te bereiken hier in Brussel. Heel wat Frans- en anderstaligen erkennen dat ondertussen.
Helaas, minister, moet ik toch zeggen dat het een beetje ironisch is dat bepaalde werknemers van Actiris hier in Brussel zelf geen Nederlands kennen en er niet in slagen om Nederlandstalige werkzoekenden te helpen.
Goed dat men het Nederlands stimuleert, maar ook begrijpelijk dat men tegelijk vanuit de Brusselse Regering de luchthaven blijft tegenwerken. Ik hoop dat daar snel een oplossing wordt gevonden.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, is kennis van het Nederlands voldoende om een job te vinden? Neen, maar het is wel, zoals al gezegd, een sleutel die meer deuren kan openen, want 95 procent van de Brusselse werkzoekenden kent geen Nederlands, en er zijn wel een hoop vacatures. Het is onze taak als Vlaamse Gemeenschap om zo veel mogelijk kansen te creëren voor onze Brusselaars door voldoende en goede kinderopvang te organiseren en door zwaar te investeren in het Nederlandstalige onderwijs. Daar hebben nog nooit zoveel leerlingen in dat onderwijs gezeten als vandaag. Dat zijn kansen die we geven aan de Brusselaars. Dat zijn kansen die ze moeten grijpen. We moeten ervoor zorgen dat van de wieg tot de arbeidsmarkt zo maximaal mogelijk in het Nederlands vorming en ondersteuning gegarandeerd kan worden.
Ik ben zeer blij met deze campagne van Actiris. Misschien kent u zelfs de bedenker ervan, minister, … (Minister Sven Gatz schudt van nee)
Chapeau voor Actiris.
Dank u wel voor de bijkomende kamerbrede steun voor deze goede evolutie.
Ik wil u er nog even aan herinneren dat specifiek in het onderwijs nog grote investeringen op stapel staan in grote scholen in Koekelberg, in Molenbeek aan het Weststation, wellicht ook in Molenbeek in de havenbuurt van Tour & Taxis, en in Schaarbeek. We zijn dus zeker niet aan het einde van onze investeringsronde.
Daarnaast is het zo dat ik zal kijken hoe het Huis van het Nederlands en andere actoren, Muntpunt bijvoorbeeld, nog beter kunnen samenwerken met Actiris.
Mijnheer Bajart, de samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB en Actiris wordt momenteel heronderhandeld. Het is de bedoeling om begin volgend jaar een nieuwe overeenkomst te hebben. Men heeft daar toch ook wel belangrijke stappen gezet de laatste tien jaar. Men is zeker toe aan nog verdere samenwerking. Ze zitten ook in hetzelfde gebouw. Dat is geen toeval, dat is een gezamenlijke keuze geweest. Ik kan me voorstellen dat we nog heel wat Brusselaars die werk zoeken, naar de Vlaamse Rand en ook naar die luchthaven kunnen leiden. Dat is heel belangrijk om daar op die manier een sterk economisch weefsel in en rond Brussel gezamenlijk te versterken.
Ik dank de minister voor zijn antwoord, maar vooral de collega’s voor hun opmerkingen die de boodschap onderstrepen en duidelijk maken.
De actuele vraag is afgehandeld.