Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, uit recente cijfers van Kind en Gezin blijkt dat er in 2016 500 onthaalouders minder zijn dan 2 jaar geleden. Uit een vraag van mij over stoppende en startende onthaalouders bleek dat er in 2015 en 2016 625 minder waren. Die 500 onthaalouders staan voor 1430 opvangplaatsen.
U hebt een strategisch plan gezinsopvang beloofd. Dat is een absolute noodzaak. We zien dat die trend zich toch al een aantal jaren voordoet. We weten dat jonge vrouwen die onthaalouder wensen te worden, niet meer de visie hebben om dat hun hele leven te doen, maar het veeleer zien als een tijdelijke activiteit. Er is natuurlijk ook de administratieve overlast en de vele regels. En er is ook het geïsoleerd werken. Dat zijn allemaal factoren die ervoor zorgen dat er meer uitstroom is van onthaalouders. Dan heb ik het nog niet over de zelfstandige onthaalouder, die vaak nog meer uren klopt tegen een lager bedrag en vaak zonder enig sociaal statuut.
Een positieve noot is dat er meer opvangplaatsen bij zijn gekomen dan in de groepsopvang. Nochtans zien we daar toch ook dat de druk toeneemt, vooral dan in de opvanginitiatieven in trap 2B. Het is dus absoluut nodig dat wij ervoor zorgen dat die opvang duurzaam is.
Minister, welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de gezinsopvang, maar natuurlijk ook de groepsopvang, en vooral ook trap 2B, duurzaam is, zodat er minder plaatsen verloren gaan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, volgende week hebben we in de commissie een uiteenzetting van de leidend ambtenaar van Kind en Gezin over de stand van zaken in de uitvoering van het decreet. U hebt terecht gewezen op een aantal belangrijke aspecten.
De dalende interesse voor het onthaalouderschap kennen we inderdaad als fenomeen, niet alleen in Vlaanderen maar ook breder, en is ook niet zozeer gekoppeld aan de genese van dat decreet. Er is inderdaad met Kind en Gezin, dat het gesprek met de stakeholders moet voeren, afgesproken om dit jaar een fundamentele keuze te maken met betrekking tot de vraag waar we naartoe gaan met deze vorm van opvang. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat onthaalouders een belangrijke rol spelen en moeten blijven spelen. Er zijn regio’s waar men ons echt benijdt dat we zo’n netwerk hebben.
Het is heel duidelijk dat we inderdaad een aantal stappen moeten zetten, en – ik weet dat het een stokpaardje van u is – daarbij zullen de administratieve verplichtingen en procedures zeer zeker een stuk van het antwoord zijn. Uiteraard zal er ook op een aantal andere terreinen moeten worden ingezet.
U weet dat er rond het werknemersstatuut een project loopt dat we bewust hebben verlengd omdat we eigenlijk de effecten op het geheel, inclusief de fiscaliteit, op de kortere periode niet konden inschatten. Er zijn natuurlijk ook een aantal federale aspecten aan verbonden die ook gelinkt zijn aan het sui-generisstatuut.
U mag verwachten dat die strategische oefening in het najaar landt en dat we daar in de commissie over kunnen debatteren. Wat de cao’s betreft voor de zelfstandigen die intussen ingetreden zijn in het systeem van inkomensgerelateerde kinderopvang, wil ik toch zeggen dat dit jaar toch ook zelfstandigen die werken met een vrij tarief in de vergunde kinderopvang een stuk financieel worden versterkt. Maar voor diegenen die werken met een inkomensgerelateerd tarief, zullen wij in de loop van deze legislatuur nog stappen moeten zetten in het gelijkschakelen van de verloning met de historische vroeger erkende en gesubsidieerde kinderopvang. Dat is een belangrijke stap die nog moet worden gezet. Mocht u hier in 2009 of 2010 hebben gestaan, zou u over hetzelfde thema een verhaal hebben gehoord van een sector die buiten elke regulering stond en waarvan absoluut niet duidelijk was welke cao’s moesten worden toegepast enzovoort. De krantenartikels uit die periode illustreren dat wel. Intussen is die sector eigenlijk genormaliseerd in die zin dat er een cao is afgesloten, dat de terminologie is aangepast aan het decreet. Er is inderdaad nog een traject af te leggen om de verloning in die sector gelijk te schakelen met wat er vroeger in dezelfde trap, in de inkomensgerelateerde en gesubsidieerde sector was. U mag ook verwachten dat de regering nog deze legislatuur een budgettaire inspanning zal doen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is uitermate belangrijk dat het strategisch plan voor de gezinsopvang er zo snel mogelijk komt. U zegt in het najaar. Hebt u daar een datum voor?
Er zijn verschillende factoren waarom onthaalouders stoppen of niet willen starten. We moeten inzetten niet alleen op de cao maar ook op andere zaken zoals de administratieve rompslomp, de regeltjes enzovoort. U hebt dat al gedaan, maar ik denk dat we nog stappen kunnen zetten.
Wat de groepsopvang betreft, wilt u op dit moment een inhaalbeweging doen. We zien dat die subsidiëring nog enorm ongelijk is binnen die kinderopvang. Het is echt wel nodig dat we de kinderopvanginitiatieven in trap 2B naar het niveau kunnen brengen van trap 2A.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Collega’s, wij mogen in Vlaanderen blij zijn dat we zo’n goed uitgebouwde kinderopvang hebben. Er is de groepsopvang, er is gezinsopvang. Ik denk dat de keuzemogelijkheid er ook moet blijven.
Minister, u hebt al aangegeven dat de strategische visie er in het najaar gaat komen.
Wat ons betreft, mag dat eerder vroeger dan later, in september of oktober. Het zou erg goed zijn om dat dan al in de commissie te kunnen bespreken. De nood is immers hoog. Het aantal onthaalouders daalt. De redenen zijn onder meer de regulitis, waarop gelukkig al is ingezet in de afgelopen maanden en jaren. We kunnen op dat vlak nog vooruitgang boeken. In de commissie kan nog veel werk worden verzet. Voorts is het erg belangrijk dat we de zaak versnellen. We moeten een strategie ontwikkelen waarbij onthaalouders en de groepsopvang leefbaar zijn. Concrete maatregelen en acties zijn nodig, en op dat punt hebt u aan ons een bondgenoot.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, sinds de grote stijging van het aantal onthaalouders in de jaren 80 is de samenleving grondig gewijzigd. Moeders die werken, zijn geen uitzondering meer. Thuisblijven om voor het eigen kind en dat van anderen te zorgen, is voor veel mensen geen optie meer. Toch is hebben veel kinderen baat bij een kleinschalige opvang, in gezinsverband of een een-op-een-relatie met een onthaalmoeder. Het zal niet gemakkelijk zijn om die trend te keren. We moeten zo veel mogelijk aanbod creëren als maatschappelijk mogelijk is. We kunnen veel doen. We moeten inzetten op het statuut, en dan moeten er ook centen op tafel worden gelegd. Dat gebeurt nog niet. Ik denk ook aan mengvormen waarbij ouders op reguliere basis samenwerken. Ik denk ook aan opleidingen, want een professionalisering vereist dat. Neemt u dat mee in uw strategische visie?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik leg minder geduld aan de dag dan de collega’s. Eén: u zegt dat u in de sector een gelijk loon wilt invoeren. Die belofte is al in 2014 gemaakt. Het Rekenhof berekende dat dit 65 miljoen euro kost, maar u hebt dat geld niet. Twee: u zegt dat u in het najaar een strategische oefening wilt maken. We weten al een decennium dat het aantal onthaalouders daalt. Als u het meent, dan moet u er ook iets aan doen. Dan schaft u de regulitis af en zorgt u voor een financieel kader en een deftig statuut voor die mensen. Als u dat doet, dan zullen er meer mensen aan beginnen. De interesse is er, maar vandaag is het niet leefbaar. Drie: u beloofde dat er 17.500 kinderopvangplaatsen zouden bij komen, maar u haalt amper 400 tot 500 plaatsen per jaar. Ik heb geen geduld meer. Als u het meent, zult u inspanningen moeten leveren. (Applaus bij Groen)
Collega’s, het voordeel van al een tijdje hier rond te lopen, is dat je kunt terugkijken. In de periode 2009-2010 waren er zes statuten, grote chaos en sociaalrechtelijke onduidelijkheid. De vraag of de cao toepasbaar was of niet, werd niet beantwoord. Het was een hectische periode om met het nieuwe decreet die transitie te realiseren. Ik durf zeggen dat de administratieve vereenvoudiging nog steeds hoog op de agenda staat. De knik is er evenwel: de Vlaamse kinderopvang heeft eindelijk een raamwerk waarbinnen kan worden gewerkt. Natuurlijk staan we nog voor belangrijke uitdagingen. In het kader van het groeipakket is met de Vlaamse kinderbijslag een link gemaakt naar de financiering van ouders die hun kindje sturen naar een vergunde opvang waarvoor een vrij tarief wordt aangerekend. We zullen nog belangrijke investeringen moeten doen om de kinderopvang te ontwikkelen.
Onthaalouders zijn een mooie illustratie van de vermaatschappelijking van zorg. Zowel de ouders en kinderen als de samenleving hebben er alle belang bij dat we dat een nieuw elan kunnen geven. Een aantal van de suggesties zijn daartoe waardevol. Ik ben wel beducht en bekommerd over de sociaalrechtelijke en fiscale consistentie van bepaalde zaken. We hebben geleerd daar aandacht voor op te brengen. Koepels, stakeholders en Kind en Gezin hebben de afgelopen jaren al heel wat inspanningen geleverd om opleidingen aan te bieden. Het blijft evenwel een aandachtspunt. Ik hoop in het najaar in de commissie het debat over de strategische opties te kunnen voeren. We zullen nagaan hoe we de loonkloof in de komende jaren wat kunnen dichten.
Minister, ik kijk met volle interesse uit naar het strategisch plan rond de gezinsopvang. Inderdaad, hoe vroeger dat we die discussie kunnen aangaan, hoe liever. Volgende week hebben we in de commissie het voortgangsrapport kinderopvang. Ik denk dat daar ook weer een en ander aan bod zal komen. Mochten onthaalouders op termijn verdwijnen, dan zou dat enorm jammer zijn, want die kleine huiselijke opvang is toch wel een absolute meerwaarde.
De actuele vraag is afgehandeld.