Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmorgen heeft mevrouw Elke Van den Brandt bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van resolutie van Elisabeth Meuleman en Björn Rzoska betreffende het instellen van een spoedinitiatief van de Vlaamse Regering voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en voor het maximaal betrekken van de ouders van deze leerlingen bij deze regeling.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, volgens mij worden alle mensen die met onderwijs bezig zijn, met mails overspoeld. Dit komt door een nieuw ondersteuningsmodel dat op 1 september 2017 moet ingaan. Dat is heel dichtbij.
Een Brusselse rechtbank heeft een arrest geveld waarin staat dat een aantal blinde kinderen die in het gewoon onderwijs les willen volgen daartoe te weinig ondersteuning krijgen. Dat arrest kan een zeer belangrijk precedent zijn. Dit kan betekenen dat ouders in groten getale naar de rechtbank zullen trekken om hun rechten op ondersteuning voor kinderen met een beperking in het gewoon onderwijs individueel af te dwingen.
Om dat te vermijden, denk ik dat een aantal dringende maatregelen moeten worden genomen. Die maatregelen moeten ervoor zorgen dat we in september 2017 geen rush op de rechtbanken krijgen met betrekking tot het ondersteuningsmodel.
Volgens mij moeten we dit voorstel van resolutie nog behandelen voor het reces begint.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Dan stemmen wij bij zitten en opstaan over het voorstel tot spoedbehandeling.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel wensen aan te nemen, wordt verzocht op te staan.
Dat is zeer helder en duidelijk.
Het voorstel tot spoedbehandeling is aangenomen. Dan stel ik voor dat het voorstel van resolutie van Elisabeth Meuleman en Björn Rzoska betreffende het instellen van een spoedinitiatief van de Vlaamse Regering voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en voor het maximaal betrekken van de ouders van deze leerlingen bij deze regeling onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Elisabeth Meuleman en Björn Rzoska betreffende het instellen van een spoedinitiatief van de Vlaamse Regering voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en voor het maximaal betrekken van de ouders van deze leerlingen bij deze regeling.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, kunnen wij de bespreking nog uitstellen tot na de middag?
Mevrouw Meuleman, de bespreking is geopend. Dat is nu al de tweede keer dat dat gevraagd wordt. Alle volksvertegenwoordigers moeten hier aanwezig zijn, punt aan de lijn.
De bespreking is geopend.
Voorzitter, mijn voorstel van resolutie vraagt een aantal zaken. Er is een uitspraak geweest van een rechtbank, die zegt dat kinderen die les volgen in het gewone onderwijs, daartoe voldoende ondersteuning moeten krijgen. Er waren drie blinde kinderen die in het gewone onderwijs les volgden en daartoe vier tot zes uur gon-ondersteuning (geïntegreerd onderwijs) kregen. De rechtbank heeft geoordeeld dat dat onvoldoende is om mee te kunnen in het gewone onderwijs en heeft aan de Vlaamse Regering gezegd: jullie zijn verplicht, op straffe van dwangsom, om tien tot zeventien uur gon-begeleiding – dat is extra begeleiding voor kinderen met een beperking in het gewone onderwijs vanuit het buitengewone onderwijs – toe te kennen en ervoor te zorgen dat dat in orde komt.
Er zijn op dit moment natuurlijk heel wat kinderen met een beperking die via inclusie en via het M-decreet les willen volgen in het gewone onderwijs. Deze uitspraak vormt echt wel een precedent. Als die kinderen op een gelijkaardige manier naar de rechtbank zouden trekken in september, dan zit de Vlaamse Regering onzes inziens met een probleem, een budgettair probleem en ook een organisatorisch probleem.
Minister Crevits heeft gezegd dat dat probleem zal worden opgelost door het nieuwe ondersteuningsmodel dat nu is goedgekeurd. Voor het nieuwe ondersteuningsmodel had je het M-decreet, en daarvoor was er de gon-begeleiding, maar eigenlijk verandert het ondersteuningsmodel zoals het nu is, niet fundamenteel. Het verankert dat recht op ondersteuning niet fundamenteel. Als je dat als Vlaamse Regering wilt doen, denken wij dat het bijzonder belangrijk is dat de ouders voldoende inspraak krijgen. Als ouders voldoende inspraak krijgen en in samenspraak tot een goed ondersteuningsmodel komen van hun kind, in samenspraak met het CLB, met het gewone onderwijs of, zoals voorzien in het ondersteuningsmodel, met de stuurgroep die de ondersteuning zal bepalen, als je die inspraak formeel gaat verankeren – op welke manier we dat moeten doen, moet nog bekeken worden – dan kun je vermijden dat ouders naar de rechtbank zullen trekken, want dan gaan ze zelf akkoord en kunnen ze zich vinden in het ondersteuningsmodel van hun kind, dat door die stuurgroep zal worden voorgesteld. Doe je dat niet, en zorg je er niet voor dat ouders op een formele manier mee kunnen beslissen over de inspraak en het recht op inspraak dat zij hebben, en hoe dat zal worden uitgevoerd, dan denk ik dat we met problemen zullen zitten.
Een eerste punt in ons voorstel van resolutie is dus het formeel verankeren van die inspraak, het beter expliciteren van die vorm van inspraak, die ouders zullen hebben als het gaat om de ondersteuning van hun kind.
Er zou ook een beroepsmogelijkheid moeten zijn. Het kan zijn dat die er decretaal wel is op dit moment, maar het is duidelijk dat dat onvoldoende gekend is en dat ouders onvoldoende gemotiveerd zijn, en dat er toch nog gevallen zijn waarbij men, zoals nu, naar de rechtbank stapt. Ook dat, vinden we, moet meer geëxpliciteerd worden in de huidige amendementen die goedgekeurd zijn met betrekking tot het nieuwe ondersteuningsmodel.
We denken ook dat er zeer goed zal moeten worden gekeken of het nieuwe ondersteuningsmodel werkt en of daartoe in voldoende middelen is voorzien. We vragen dan ook een heel duidelijke evaluatie, die kijkt of er voldoende middelen zijn en of het ondersteuningsmodel oké is. Die evaluatie willen we tegen maart 2018.
Ten slotte vragen we om duidelijkheid te geven aan de ouders. Dat is ook een heel belangrijk punt. Het grootste deel van de mails die in onze mailbox binnenkomen, gaat over het feit dat ouders op dit moment, nu ze eigenlijk zouden moeten kunnen genieten van een deugddoende vakantie, die vakantie moeten ingaan met de grootste onzekerheid over hoeveel uren en welke ondersteuning hun kind zal krijgen, of ze nog zullen kunnen werken met dezelfde gon-begeleider als voorheen, of ze nog gon-begeleiding zullen kunnen krijgen, of ze nog recht zullen hebben op individuele ondersteuning.
Kinderen die al een heel moeilijk traject hebben doorlopen en van wie de ouders na jaren tegen muren gelopen te hebben eindelijk een goed gevoel bij de gonbegeleiding hebben, willen zekerheid. Ze willen niet, zoals we kunnen lezen in brieven die verstuurd worden vanuit de koepels, pas op 15 september bij het Zorgloket moeten aankloppen om misschien meer uitleg te krijgen. Ze willen dat niet op 15 september. Ze willen voordat hun kind opnieuw naar school gaat – want misschien is dat bepalend voor de keuze van de school –, weten hoe het zal lopen met de ondersteuning van hun kind met een beperking in het gewone onderwijs. We hebben in ons voorstel van resolutie ook een datum opgenomen: op 15 augustus zou de Vlaamse Regering toch echt duidelijkheid moeten kunnen geven over de ondersteuning waar de ouders recht op zullen hebben.
Dat is de essentie van ons voorstel van resolutie. Het allerbelangrijkste is toch wel het recht van de ouders verankeren als antwoord op de huidige rechtszaken die nu werden afgehandeld.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, ik zou de twee indieners van het voorstel van resolutie willen oproepen om samen met de andere partijen in dit halfrond in de uren die ons nog resten in deze plenaire vergadering, te zoeken naar een gemeenschappelijk voorstel van resolutie. We delen een aantal bezorgdheden die Groen aankaart – de mails, de brieven, de telefoons komen ook bij andere facties toe – maar we denken dat een aantal dingen die worden gevraagd, al door het decreet worden gegarandeerd. Onze fractie vindt het inderdaad ook wel nodig om, voor de vakantie effectief begint, nog een signaal te geven, niet alleen aan de Vlaamse Regering, maar vooral aan de inrichters van onderwijs die op het terrein een aantal dingen moeten uitvoeren. Het decreet bepaalt inderdaad waar ouders recht op hebben en waar ouders betrokken zijn. Het decreet bepaalt ook zeer strikt welke evaluatie er moet zijn. Dat is trouwens allemaal in de parlementaire behandeling aan bod gekomen.
De vrees die er bestaat dat er een aantal dingen niet op het terrein gekend zullen zijn en dat een aantal ouders effectief in de onzekerheid zitten, is een terechte zorg die wij delen. Wij zouden willen vragen om samen tot een voorstel van resolutie te komen, over de partijgrenzen en over meerderheid en oppositie heen. Wij denken dat we daarin kunnen slagen voor het einde van de werkzaamheden van vandaag.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, voor de ouders van de betrokken leerlingen is het nu geen vakantie. Vakantie wil zeggen rust, en ik stel vast dat er voor heel wat ouders geen rust is, maar wel de vraag – zeer begrijpelijk – wat er zal zijn voor hun kind dat specifieke onderwijsnoden heeft in het volgende schooljaar. Die mensen zijn natuurlijk niet gerustgesteld met het antwoord: ‘Stel uw vraag opnieuw op 15 september, en we zullen dan verder zien.’ De noodzaak om duidelijkheid te creëren – waar mogelijk – is er absoluut. Ik onderschrijf wat collega De Ro zegt, en ik zou zelf ook willen voorstellen dat we met de collega’s die hiermee bezig zijn, deze namiddag gebruiken om een gedragen voorstel van resolutie van het parlement als signaal te geven, veel breder dan alleen de regering. De regering is natuurlijk één zaak, maar de uitvoering van de bestaande decreten is een andere zaak.
Ik som een aantal zaken op: de beroepsmogelijkheid voor ouders. Er is een beroepsmogelijkheid voor ouders ingeschreven in het decreet Specifieke Onderwijsnoden, in artikel II.4 en in artikel III.47, in twee figuren. Er is de figuur van de klachtenprocedure bij het CLB en er is de procedure bij een bemiddelingscommissie – Vlaams – als ouders vaststellen dat ze eigenlijk te weinig ondersteuning krijgen of geen verslag kunnen bemachtigen.
Ik stel samen met u vast dat, als ik ouders aan de lijn krijg die zeggen dat ze geen ondersteuning krijgen en ik hen daarop wijs, ze dit niet kennen. Het staat wel in het decreet. We zullen geen beroepsprocedure moeten uitvinden, want ze is er. Hoe kunnen we dan zo goed en zo snel mogelijk iedereen op de hoogte brengen dat die procedure zowel bij het CLB als bij de Vlaamse bemiddelingscommissie bestaat?
Dan kom ik tot de kwestie van de evaluatie van het decreet. Collega’s, op 7 juni hebben we het decreet pas goedgekeurd omdat er vooraf heel veel overleg is geweest tussen de verschillende stakeholders in onderwijs. Dat is de reden waarom het pas op 7 juni in het parlement is gekomen. Ik denk niet dat de parlementsleden die hierover zijn gegaan, er weken of zelfs dagen over gedaan hebben. Maar er zijn dus wel een aantal zaken ingeschreven, waaronder een evaluatieprocedure.
Een evaluatieprocedure die heel duidelijk de vraag beantwoordt of er voldoende ondersteuning is. Wie krijgt die, en hoe worden de middelen aangewend? Wanneer kan die evaluatie gebeuren? Dat kan pas wanneer het systeem goed werkt. We moeten dat eens goed bekijken. Misschien moeten aan de evaluatie ook nog punten worden toegevoegd. Dat is voorwerp van verder debat.
Wat de betrokkenheid van de ouders betreft, staat in het decreet over de specifieke onderwijsnoden letterlijk dat wanneer een handelingstraject wordt opgestart – ingeval verhoogde zorg, zoals bepaald in artikel 2, punt 2, 44° – de ouders daarbij moeten betrokken worden. Als vandaag ouders van zo’n kind niet bij de zaak zijn betrokken en niet weten of er ondersteuning wordt verleend, dan is die situatie in tegenspraak met het M-decreet, en niet noodzakelijk met de ondersteuningsnetwerken. Er zijn dus problemen op het terrein waarneembaar.
Ik sluit af. Eén: de ouders vragen naar het rugzakprincipe. Ze willen weten hoeveel ondersteuning hun kind zal krijgen als het ondersteuning nodig heeft. Twee: zal de bestaande gon – en dan denk ik vooral aan type-9 – worden voortgezet? Die kinderen hebben nood aan structuren. De structuren wijzigen en dan zeggen dat men niet weet of er nog iemand komt en wie dat dan wel zal zijn, is voor die kinderen zeker niet goed.
Ik sluit af. We moeten vanmiddag goed nagaan hoe we informatieverschaffing aan ouders en de zekerheden die nu al in de decreten zitten, kunnen waarborgen en verbeteren in een kamerbreed gesteund voorstel.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik dank de collega’s van Groen voor het initiatief. Er moet me toch van het hart dat haast en spoed zelden goed is. We hebben daarvoor al op 7 juni gewaarschuwd, toen dit voorstel ons in de vorm van een amendement op Onderwijsdecreet XXVII door de strot is geramd. We hebben toen de minister, de meerderheid en de oppositie gewaarschuwd voor de onrust en de chaos die dit initiatief op het terrein dreigde te veroorzaken. Men bleef er stoïcijns doof voor. Het werd een kroniek van een aangekondigde dood, voorzitter. Die kroniek gaat helaas ten koste van duizenden leerlingen die nood hebben aan maatwerk. Het zijn leerlingen voor wie inclusief onderwijs ontzettend belangrijk is opdat ze later hun plaats in de samenleving zouden kunnen vinden. Ook voor wie recht heeft op buitengewoon onderwijs, is de onduidelijkheid totaal.
Dit gebeurt ten koste van leerlingen en ouders, die in totale onzekerheid verkeren, maar helaas ook ten koste van honderden, zelfs duizenden leerkrachten die inclusief onderwijs garanderen. Ik denk dat het nieuw zorgondersteuningsmodel zowel inhoudelijk als qua timing een gemiste kans is. Inhoudelijk, omdat de individuele ondersteuning op maat van kinderen – bijvoorbeeld van kinderen met autismespectrumstoornissen, maar ook van blinde en dove kinderen, en kinderen met types 2, 4, 6 en 7 – onvoldoende wordt gegarandeerd. Qua timing is het wiedes dat de invoering van het nieuwe model op 1 september 2017, terwijl de vakantie is begonnen, gekkenwerk is. Vandaag zijn er vele duizenden ouders die niet weten of hun kinderen nog zullen begeleid worden. En leerkrachten weten niet of ze kinderen nog zullen kunnen begeleiden. Dat is toch te gek voor woorden.
Ook op het veld, buiten het onderwijs, bijvoorbeeld in de CLB’s, is de chaos totaal. Ik waarschuwde de minister er bij de bespreking van het decreet nog voor dat de CLB’s nu al aangeven dat enkel voor kinderen die al een verslag hebben, de zorg, die ze vandaag al hebben, op 1 september zal gegarandeerd zijn. Dat wil dus zeggen dat kinderen die vandaag geen verslag hebben, maar die op 1 september wel die zorg nodig hebben, hun recht niet kunnen doen gelden vanaf het begin van het volgend schooljaar. Dit is een schande. Het zorgt voor heel wat onrust, boosheid en machteloosheid.
Ik hoor de collega’s hier inderdaad terecht zeggen dat ze wat overhaast te werk zijn gegaan en dat de nieuwe maatregelen onvoldoende bekend zijn en onvoldoende doorgedrongen zijn tot op het terrein. Ze zeggen: we zullen nog eens communiceren. Uiteraard staan we daarachter en zullen we dat mee ondersteunen. Maar men trekt hier toch wel nogal gemakkelijk de paraplu open en schuift de verantwoordelijkheid door naar de inrichtende machten, de netten, de koepels in ons onderwijs. Zij dragen een immense verantwoordelijkheid, want netoverschrijdende samenwerking is ontzettend belangrijk en daaraan wordt vanop alle banken in dit parlement lippendienst bewezen. Het zijn natuurlijk niet alleen de inrichtende machten die verantwoordelijkheid dragen, maar ook de beleidsmensen uit de meerderheidspartijen en de minister van Onderwijs. Zij hadden deftige regelgeving moeten ontwikkelen. Wij hebben daar voorstellen voor gedaan. We zullen dat blijven doen en we zullen deze namiddag ook op een constructieve manier mee zoeken naar een beter model, dat effectief het recht op inclusief onderwijs garandeert voor alle leerlingen die dat nodig hebben. De verantwoordelijkheid van deze regering in dezen is immens en het is heel belangrijk dat ouders en leerkrachten dat weten en beseffen.
De heer Daniels heeft het woord.
Mevrouw Gennez, ik vind het jammer dat u zo reageert, nu de heer De Ro en ikzelf aangeven dat we misschien kamerbreed moeten kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat een aantal zaken, die al zowel in het M-decreet als is in het ondersteuningsnetwerk staan, zo goed mogelijk kunnen uitrollen. Wat u hier nu doet, is zeggen: ‘Zie je wel, het is niet goed en dat hadden we al gezegd.’ Welnu, mevrouw Gennez, de waarborg en de prewaarborg lopen af. Als we niets, doen is er niets. Nul. Niets. Nada. Niente.
De flexibiliteit die in het ondersteuningsnetwerk staat voor kinderen die nu twee uur per week krijgen, die lossen we op met het ondersteuningsnetwerk. Maar hoe ga je zeggen tegen de mensen dat het twee uur per week blijft? Dat is net datgene waarvoor ze naar de rechtbank zijn gestapt, en dat kunnen we oplossen met het ondersteuningsnetwerk. Kom hier nu dus niet zeggen dat we niet willen kijken.
Waarom moeten we een aantal zaken communiceren? Omdat in het decreet al een aantal zaken staan, zoals de bemiddelingscommissie. Het staat erin, maar de mensen weten het niet. Moeten we dan het decreet aanpassen? We moeten enkel zorgen dat ze het weten. Als we vaststellen dat kinderen vandaag gon krijgen en als we vinden dat dit moet gecontinueerd worden, is dat in het decreet voorzien? Ja, dat is zo: er is bepaald dat er middelen kunnen worden overgedragen zodat de leerkracht de gon-begeleiding kan blijven doen. Als dat niet gebeurt, moeten we ervoor zorgen dat de ouders weten dat het kan.
Kortom, ik vind het jammer dat u de uitgestoken hand wegslaat en doodleuk blijft zeggen dat het allemaal niet goed is en beter was gebleven zoals het was. Dan was er helemaal niets, en daar bedank ik voor.
Dat is hier niet zo gezegd. Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, de voorzitter merkt terecht op dat ik dat helemaal niet gezegd heb. Ik heb gezegd dat haast en spoed zelden goed is. Een collega van de N-VA-fractie verwijt minister Crevits vandaag wereldvreemdheid in een opiniestuk in De Tijd. Dat zijn niet mijn woorden. De minister staat zeer ver van het onderwijsveld af, wordt daar letterlijk in gezegd door mevrouw Krekels. Ik vind dat ook, als het om dit dossier gaat, en ik betreur dat. Maar ik ben duidelijk niet de enige: ook uw fractie is dezelfde mening toegedaan.
Tot slot, wat de betrokkenheid van de ouders betreft, ook dat is heel duidelijk aangegeven bij de bespreking in de commissie, onder andere GRIP en ook Ouders voor inclusie hebben er het hele traject lang voor gepleit om te voorzien in extra betrokkenheid, ook voor ouders en hun vertegenwoordigers.
Een hele rist aan organisaties, van het Netwerk tegen Armoede, over de Gezinsbond tot heel veel andere middenveldorganisaties hebben gesmeekt om betrokken te mogen zijn om dit nieuwe model waar iedereen vragende partij voor is om het recht op inclusief onderwijs te versterken, effectief gedragen te kunnen uitrollen, wat mij betreft inderdaad op 1 september 2017 bij het begin van het nieuwe schooljaar. Maar dan is het jullie verpletterende verantwoordelijkheid om dat nieuwe model pas te presenteren in deze plenaire vergadering, op 7 juni snel snel wat communicatie te organiseren en zo het totale veld van ouders, kinderen en leerkrachten in chaos te storten. Dat blijven we betreuren.
Maar daarnaast, zoals ook duidelijk aangegeven, zullen wij elke mogelijkheid mee aangrijpen en mee verdedigen om zowel de communicatie als het inhoudelijke te versterken. Want wij handelen in het belang van ouders, leerkrachten en kinderen. Daar is partijpolitiek, voor mij alleszins, heel erg ondergeschikt aan.
Collega Gennez, ik betreur samen met collega Daniëls de toon waarop het debat gevoerd wordt. We hadden evengoed kunnen blijven zitten en zeggen: ‘Het is vakantie, laat het voorstel van resolutie maar waar die van de oppositie meestal belanden als ze bij hoogdringendheid gevraagd worden: in de vuilbak, en we zullen het wel op de eerstvolgende Onderwijscommissie na de vakantie bespreken.’ Dat doen we niet. Waarom doen we dat niet? Omdat we twijfelen aan ons wetgevend werk? Neen, dat heb ik heel duidelijk gemaakt. Doen we dit omdat we niet geloven in het sociaal overleg dat is voorafgegaan aan de parlementaire behandeling? Ik heb altijd gedacht dat sp.a een partij hier in het halfrond was die ongelooflijk waardeerde wat de sociale partners onder andere in onderwijs doen vooraleer ontwerpen van decreet op deze banken belanden. Ik hoef u toch geen lessen te geven in de procedure die ontwerpen van decreet volgen voor ze in het parlement komen? Voor onderwijs is dat op de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en op de SERV. Dan zijn er nog werkgroepen geweest waar de specialisten van de koepels en de vakorganisaties dit besproken hebben. Twee dagen na hun akkoord was er een politiek akkoord met amendementen om dat te versterken en lag het hier voor in het parlement. Ik denk dat er zelden een decreet voor Onderwijs geweest is waar de parlementaire behandeling zo snel is geweest, na een zeer lange, uitgebreide behandeling door de sociale partners.
Inderdaad, uw tussenkomst – u hebt ze nu een beetje verbeterd – leek wel op een tussenkomst van: ‘Laat alles bij het oude’. Mag ik er wel eens op wijzen dat Groen en Open Vld hier drie jaar geleden al waarschuwden voor een aantal mankementen in het M-decreet, dat we toen al hebben gezegd dat er een aantal types vergeten waren? Gaat u tegen de ouders van kinderen met type 2 en type 3 zeggen’: ‘Het was te laat, voor ons moet het nog een jaar wachten’? Wat minister Smet vergeten was om te subsidiëren, om in geld voor te voorzien, waarvoor ministers Crevits en Tommelein nu wel in geld voor voorzien, extra geld, niet bespaard op een ander stuk in Onderwijs, daar gaan we nog een jaar mee wachten. Dat vind ik een rare redenering. Is dit een ongelooflijk late timing? Ik heb niemand van de meerderheid dat horen ontkennen. Maar willen we het met zijn allen nog realiseren? Ik denk het wel.
Weet u wat? Morgennamiddag zult u mij spijtig genoeg niet zien in de commissie Onderwijs. Waarom niet? Omdat ik als inrichter van onderwijs samen met tientallen andere inrichters van onderwijs samenzit om dit decreet te operationaliseren. Als er hier straks een resolutie is, dat effectief bij al die mensen die op het veld aan het werk zijn, erop zal worden aangedrongen dat er voor ouders een bijzondere plaats is in het decreet, dat evaluatie een bijzondere plaats heeft gekregen en dat dat moet worden uitgevoerd, dan zijn daar niet alleen de minister en het ministerie voor verantwoordelijk maar ook alle sociale partners. Dan zullen we hopelijk met vijf partijen een dergelijk voorstel van resolutie indienen. Dat was de uitgestoken hand.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, collega's, een aantal weken geleden hebben we in deze plenaire vergadering de discussie ten gronde gevoerd. Wij hebben dit gedaan op basis van een mooi werkstuk dat de sociale partners hebben afgeleverd. Zij hebben maandenlang met elkaar overlegd en bediscussieerd welk ondersteuningsmodel het meest wenselijke is om kinderen met bijzondere noden in de toekomst in ons onderwijs te ondersteunen. De voorbije weken heeft het onderwijsveld alles op alles gezet om die ondersteuningsnetwerken tegen 30 juni te vormen en om ons te informeren over het werk dat ze hebben afgeleverd.
Ik heb er geen enkel probleem mee om vandaag kamerbreed te bekijken waar we staan en waar de knelpunten zitten. Als blijkt dat er knelpunten zijn die we kunnen oplossen, dan ben ik de eerste om daartoe initiatieven te nemen en om alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat leerlingen, leerkrachten en ouders rustig vakantie kunnen nemen en de batterijen kunnen opladen om vanaf 1 september weer aan de slag te gaan.
Het is belangrijk dat kinderen en ouders weten waar ze voorstaan op 1 september. Dat is even belangrijk voor leerkrachten. Indien er onduidelijkheid is, en als we daar als overheid een rol in kunnen spelen, dan moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen. Maar ik vind het belangrijk dat we eerst zo vlug mogelijk, vandaag, te gronde samen de analyse te maken.
Waar zijn de knelpunten? Wat staat in het decreet? Wat staat er niet in? Hoe is er gecommuniceerd? Waar zijn er eventueel nog gaten op te vullen? Laat ons dan zien of er een voorstel van resolutie nodig is en wat dit kan inhouden. Laat ons duidelijk zijn, wij zijn geen vragende partij voor chaos. Wij vinden het belangrijk dat kinderen met bijzondere noden ondersteund worden en dat leerkrachten, directies, scholen, leerlingen en ouders het schooljaar te gronde kunnen voorbereiden. Daar zullen wij ten volle onze schouders mee onder zetten.
Mevrouw Meuleman, handhaaft u uw voorstel van resolutie?
Neen, voorzitter, ik wil graag tot een kamerbrede tekst komen. Ik wil samen met de meerderheid kijken naar de elementen die ik heb aangegeven en die het gevolg zijn van de uitspraak van de rechtbank. Ik wil samen bekijken hoe die elementen sterker kunnen worden verankerd. We zullen daar vanmiddag aan werken. Hopelijk komen we tot een sterk kamerbreed voorstel van resolutie.
Voor de duidelijkheid: u trekt dit voorstel van resolutie in?
Op het moment dat er een nieuw voorstel is, dus op dit moment niet, voorzitter.
Maar dan is de bespreking niet gesloten, natuurlijk. Dat is een beetje het probleem.
Als u geen akkoord bereikt met de andere partijen, handhaaft u uw voorstel van resolutie?
Ja, inderdaad.
Dan sluit ik de bespreking over dit voorstel van resolutie. Het zal ter stemming worden voorgelegd, tenzij u een tegenvoorstel hebt, en dan trekt u dit voorstel in.
Goed, dan houden we de bespreking over het nieuwe voorstel van resolutie.
Bent u blij dat deze bespreking heeft plaatsgevonden? (Instemming)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks eventueel de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden