Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende wijk-werken en diverse bepalingen in het kader van de zesde staatshervorming.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Beenders, verslaggever, heeft het woord voor een mondeling verslag.
Voorzitter, het is niet mijn gewoonte om verslagen gedurende verschillende uren toe te lichten, maar de procedure voorziet erin dat ik het verslag van de commissie van afgelopen donderdag toch redelijk uitvoerig zal moeten toelichten. De reden is eenvoudig: tijdsgebrek. Het schriftelijk verslag is namelijk nog niet klaar. De procedure voorziet erin dat ik het hier zal moeten voorlezen. Daarom zal er ook geen ander schriftelijk verslag worden gemaakt. Excuseer me dus, ik zal nu beginnen aan het verslag van vijf bladzijden.
Het gaat over de commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid. We bespraken het ontwerp van decreet betreffende wijk-werken op 29 juni 2017.
Zoals minister Muyters in de commissie heeft toegelicht, staat in het Vlaams regeerakkoord dat het PWA-stelsel drastisch zal worden hervormd. Begin maart 2016 keurde de Vlaamse Regering een conceptnota ter zake goed. Daarin werd gepleit voor een stelsel van wijk-werken, dat het huidige PWA-stelsel zal vervangen. Die conceptnota werd in mei 2016 in de commissie besproken.
De minister stelde vorige week in de commissie dat de conceptnota een eerste visie bevatte. Na de bespreking zijn er nog wijzigingen doorgevoerd in het oorspronkelijke concept en werd het in een ontwerp van decreet omgezet. Het nieuwe stelsel treedt in werking op 1 januari 2018.
Ik overloop de standpunten van de fracties, met eerst de sp.a-fractie. Rob Beenders stelt namens de sp.a-fractie dat het goed is dat dit ontwerp van decreet op de commissieagenda staat. Het is de hoogste tijd om een aantal onduidelijkheden weg te nemen zodat de voorbereidingen op het terrein van start kunnen gaan.
Hij stelt vast dat de veranderingen in de tekst verduidelijking hebben gebracht. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verlenging van de termijn. De fractie van de heer Beenders is het ermee eens dat een hervorming van PWA noodzakelijk is. Ze steunt de doelstelling van deze hervorming om de mensen zo snel mogelijk naar een normaal economisch circuit te leiden.
Toch heeft de fractie nog diverse vragen bij het ontwerp van decreet, want er zijn nog veel onduidelijkheden. Zo is er nog onduidelijkheid over de doelgroep. Het verschil tussen de maatregelen tijdelijke werkervaring en wijk-werken is momenteel niet duidelijk. Beide worden omschreven als een voortraject naar werk. Als men de mensen zo snel mogelijk naar een normale job wil toeleiden, dan is het belangrijk dat ze in het juiste traject terechtkomen. Hoe zal de toeleiding exact gebeuren? Het ontwerp van decreet kiest duidelijk voor een andere doelgroep dan het PWA-systeem. De fractie van de heer Beenders is bezorgd over de groep mensen die in het nieuwe stelsel uit de boot dreigt te vallen. De minister kondigde eerder al aan dat werk zal worden gemaakt van een versterking van de werk-zorgtrajecten voor degenen voor wie een traject gericht op tewerkstelling in het normaal economisch circuit onhaalbaar lijkt. Dat plan bestaat echter al lang, het staat in elke beleidsbrief, maar op het terrein krijgt het momenteel geen uitvoering. Een oplossing voor W² zou volgens sp.a al heel veel van de bezorgdheden wegwerken.
De sp.a-fractie stelt zich ook vragen bij de ambitie van de minister om met dit nieuwe stelsel het arbeidsmarktbeleid te vereenvoudigen. Het decreet wijk-werken zal echter niet tot een grote vereenvoudiging leiden. Er zullen nog altijd diverse partners bij het traject betrokken zijn, en de begeleiding van de wijk-werkers dreigt versnipperd te gebeuren. Waarom werd niet gekozen voor een afstemming met de lokale diensteneconomie? De enige vereenvoudiging door het ontwerp van decreet lijkt in de grotere schaalgrootte te zitten, waardoor misschien meer efficiënt kan worden gewerkt.
Verder is er onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor de trajectbegeleiding. Er zijn namelijk drie partners betrokken bij de begeleiding: VDAB, het OCMW en de lokale organisator en het is niet duidelijk hoe trajectbegeleiding door de verschillende partners op het terrein zal gebeuren. Hoe zullen de kosten van de begeleiding worden verdeeld? Zal het nieuwe stelsel niet leiden tot een nieuwe factuur voor de lokale besturen?
De continuïteit van de dienstverlening was van meet af aan een grote bezorgdheid bij alle stakeholders. Het nieuwe systeem dreigt de dienstverlening onder druk te zetten. Er wordt nu gekozen voor een termijn van maximaal twaalf maanden. Hoe zal de toeleiding vlot kunnen worden georganiseerd? Is het de bedoeling om een beroep te doen op de International classification of functioning, disability and health (ICF)? Welke garanties zijn er voor de continuïteit van de dienstverlening bij de gebruikers?
Het PWA-agentschap verdwijnt. De lokale organisator wordt een nieuw samenwerkingsverband tussen het lokale bestuur en het OCMW en krijgt een ruimere opdracht dan het PWA-agentschap vroeger. Maar voor de lokale besturen is er op dit moment nog veel onduidelijkheid, hoewel ze tegen 1 januari 2018 nog veel werk voor de boeg hebben. Welke taken worden er toebedeeld aan de VDAB-personeelsleden? Hoeveel VDAB-personeelsleden zullen er ter beschikking worden gesteld per lokale organisator? Zullen ze met het digitale platform kunnen werken?
Op het terrein leven er ook nog veel vragen over de financiering van het wijk-werken. Het is belangrijk om daarover snel duidelijkheid te hebben. De financiering wordt in het ontwerp van decreet volledig gedelegeerd naar de Vlaamse Regering. Er zouden wel verschillende prijscategorieën komen. Waarom kiest de minister niet voor een eenvoudig systeem dat voor iedereen hetzelfde is, zoals voor de dienstencheques?
Bij Open Vld herinnert Emmily Talpe eraan dat het PWA-stelsel indertijd werd opgezet als een activeringsinstrument. Uiteindelijk werd het echter een van de belangrijkste werkloosheidsvallen. Een van de belangrijkste uitdagingen van het wijk-werken nu is een nieuwe werkloosheidsval te voorkomen. Het uitwerken van goede modaliteiten in het uitvoeringsbesluit moet daarvoor zorgen.
Het is belangrijk voor Open Vld dat er voor het wijk-werken een niet-verlengbare maximumtermijn wordt opgelegd. Wijk-werken is een soort voortraject voor het traject tijdelijke werkervaring, dat op zijn beurt maximaal twee jaar kan duren. In totaal is er dus al een termijn van drie jaar vooraleer men in het reguliere circuit terecht zou moeten kunnen.
De Open Vld-fractie hecht veel belang aan de activeringsdoelstelling. Het is in dit opzicht belangrijk dat wijk-werkers actief beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt. Voor wie niet kan doorstromen, is er W² en de sociale economie.
Mevrouw Talpe heeft dan ook gemengde gevoelens bij het overgangsregime voor de huidige PWA-werknemers, die voor onbeperkte duur in het stelsel kunnen blijven. Het kan een goede oplossing zijn voor bepaalde sectoren. Maar de fractie van het lid pleit voor het zoeken naar andere maatregelen om die mensen aan de slag te krijgen. Mevrouw Talpe informeert voorts naar de impact van het nieuwe stelsel op VDAB, zowel financieel als inzake personeel. Ze vraagt ook aandacht voor de specifieke situatie van de gemeenschapswachten en de PWA’ers in de landbouwsector.
Tot slot pleit Open Vld voor het maximaal gebruik van de elektronische wijk-werkcheques, eventueel door de uitgiftemaatschappij een percentage op te leggen, zoals met de dienstencheques is gebeurd.
Namens de CD&V-fractie merkt mevrouw Claes op dat het PWA-systeem van de federale overheid is overgekomen. Ondanks de hervorming blijft Vlaanderen echter gebonden aan het contingent. Daardoor zijn er een aantal handicaps.
Het aantal trajecten dat kan worden aangeboden, is een zorg. De minister moet zorgen voor een goede planning van de trajecten, zodat niemand zonder wijk-werker valt. Een ander probleem is dat de wijk-werker werkloos blijft. Men kan dit dus beschouwen als een soort activering van de werkloosheidsvergoeding. Maar daardoor wordt de link met andere systemen moeilijker. De wijk-werkers bouwen ook geen andere rechten op. Het wijk-werken wordt nu ingebed in de tijdelijke werkervaring, een systeem dat andere wegen opent voor een job, en dat is op zich een goede evolutie.
Er is veel discussie geweest over de looptijd. CD&V vindt het uiteindelijke resultaat, namelijk een looptijd van twaalf maanden, verdedigbaar. CD&V vindt het ook goed dat het stelsel van de artikel 60’ers in het wijk-werken wordt ingepast.
De CD&V-fractie gaat ervan uit dat de nieuwe start van de arbeidszorg, die een onderdeel van de hervorming uitmaakt, in de volgende weken zijn beslag zal krijgen. Mensen die te zwak zijn om een halftijdse job op te nemen en die niet kunnen doorstromen, moeten ook ergens anders terechtkunnen. De bevoegde ministers hebben zich geëngageerd om hiervoor een oplossing uit te werken. Voor CD&V zijn de drie pijlers: arbeidszorg, uitbreiding van de sociale economie en, ten derde, wijk-werken en tijdelijke werkervaring om mensen in het normaal economisch circuit in te passen.
De Waalse overheid kiest ervoor om het PWA-systeem te behouden. Dat kan volgens mevrouw Claes tot problemen leiden in de grensregio’s, zeker voor de seizoensarbeid in de land- en tuinbouw.
CD&V hoopt dat het besluit van de Vlaamse Regering snel zal worden uitgewerkt. De gemeentebesturen zullen precies moeten weten over welke financiële middelen ze kunnen beschikken. Dat zal een impact hebben op de manier waarop ze zich organiseren.
Namens de N-VA zegt Miranda Van Eetvelde dat haar fractie tevreden is dat de doelgroep naar de leefloongerechtigden is opengetrokken. Dat was in de originele conceptnota niet het geval. Het zal een belangrijk activerend effect hebben voor de leefloners.
Er is veel tijd in de tekst van dit ontwerp van decreet gestoken. De oorspronkelijke tekst is aangepast en er is veel onderhandeld met alle betrokken actoren. Zo is er een gedragen voorstel ontstaan. Bepaalde elementen zijn nu misschien nog onduidelijk, maar die zullen in het uitvoeringsbesluit worden uitgewerkt.
De N-VA denkt dat het wijk-werken een heel laagdrempelige ingang vormt voor heel wat werkzoekenden. Het is ook mogelijk door te stromen naar de tijdelijke werkervaring. Het zal meer een springplan naar werk zijn dan met PWA het geval was. Het is positief dat er nog steeds sprake is van een traject naar werk. De wijk-werker kan rekenen op een begeleiding door de bemiddelaar, wat binnen de PWA-tewerkstelling niet meer het geval was.
Miranda Van Eetvelde vindt dat de lokale besturen de geboden kansen moeten grijpen. Ze kunnen een eigen werkgelegenheidsbeleid vormgeven, samen met de omliggende gemeenten. Op die manier ontstaat er meer professionalisme, en dat kan de werkzoekende alleen maar ten goede komen. De lokale besturen weten het best wie er in hun gemeente geactiveerd dient te worden, ook door middel van het OCMW. Het lid hoopt dat zo veel mogelijk gemeenten zullen samenwerken, zodat er een gebiedsdekkende spreiding van samenwerkingsverbanden van lokale besturen ontstaat.
Het is voor de N-VA ook positief dat de minister de kaart trekt van de digitalisering. Het digitaal platform zal toelaten de administratieve werklast tot een minimum te beperken en zal transparant zijn voor alle gebruikers. Streeft de minister ook naar een maximale digitalisering van de cheques zoals bij de dienstencheques?
Minister Philippe Muyters toonde zich tevreden na de uiteenzettingen. De hervorming op zich wordt niet in vraag gesteld en het uitgangspunt ervan wordt ondersteund. De omvorming van PWA naar wijk-werken moet meer kansen bieden op een job in het normale economische circuit.
De minister deelt de bekommernis om de groep mensen die niet tot de doelgroep van dit ontwerp van decreet behoren. Het is niet de bedoeling dat die groep uit de boot valt. De minister van Welzijn, de minister van Sociale Economie en hijzelf staan al dicht bij een oplossing voor de werk-zorgtrajecten. Het gaat dan niet enkel om de bijkomende middelen voor de sociale economie en het groeipad, maar ook om een hervorming van de werkhervattingstoeslag. Daarover heeft hij een advies gevraagd aan de sociale partners.
Voor hem is het duidelijk dat wie in wijk-werken wordt ingeschakeld nog iets verder van de arbeidsmarkt staat dan wie tijdelijke werkervaring opdoet. Om in aanmerking te komen voor een traject in de tijdelijke werkervaring, zijn meer competenties nodig dan voor het wijk-werken. Tijdelijke werkervaring sluit dichter aan bij het normaal economisch circuit.
De wijk-werkers blijven beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Wijk-werken kan dus worden gezien als een verplicht onderdeel van een traject naar werk. Wie weigert, kan daar de gevolgen van ondervinden. De trajectbegeleiding is essentieel binnen dit systeem. Binnen het PWA-systeem was er volgens de minister geen trajectbegeleiding meer.
De minister vindt het nieuwe systeem wel een grote vereenvoudiging, in tegenstelling tot sommige leden. De schaalgrootte is een belangrijke vereenvoudiging en verbetering. Ze is belangrijk om kwaliteit te garanderen. Er zal ook een administratieve vereenvoudiging zijn, onder meer door het digitale platform en door het aanmoedigen van elektronische wijk-werkcheques. Voor bepaalde actoren, zoals lokale besturen, kan het gebruik van de digitale cheque worden verplicht.
Er is volgens de minister een evenwicht gevonden tussen een vereenvoudiging en een werking die voldoende lokaal gericht is. De lokale besturen kunnen taken toevoegen of wegnemen in functie van de lokale arbeidsmarkt en maatschappelijke situatie.
De minister ziet een verschil met de lokale diensteneconomie. Er is echter niets dat verhindert dat een bestaande organisatie bij het wijk-werken wordt betrokken.
De VVSG is op de hoogte van wat voorligt. Als het ontwerp van decreet is goedgekeurd, zullen de gemeenten verder worden geïnformeerd. Eind september wil de minister monitoren welke samenwerkingsverbanden er zullen worden opgericht. De gemeenten zullen zeker de tijd krijgen om het platform te leren kennen.
De minister erkent dat het belangrijk is om duidelijkheid te brengen over de financiële aspecten. Hij kiest er niet voor om in het ontwerp van decreet één prijs van de wijk-werkcheque op te nemen. In de praktijk bestaan er immers verschillen op het lokale vlak. Daarom kiest hij voor een basisbedrag met de mogelijkheid om in te spelen op de eigen noden. Dat basisbedrag zal worden vastgesteld in het uitvoeringsbesluit.
De organisator zorgt voor de organisatie van het wijk-werken, niet voor de begeleiding. De OCMW’s en VDAB doen de begeleiding. De organisator wordt betaald door een deel van de cheque. Er gaat dus geen factuur naar de lokale besturen. Er zal een vast contingent mensen van VDAB ingezet worden voor het wijk-werken. Als de organisatie vaak zou worden doorgegeven aan VDAB, dan zal die ook de vergoeding krijgen, die indien nodig voor een financiële aanvulling kan zorgen.
Er waren ook vragen over de mogelijkheid om alle plaatsen in te vullen. Omdat ook de niet-uitkeringsgerechtigde werklozen en de leefloongerechtigden in aanmerking zullen komen, is er volgens de minister meer potentieel om de gevraagde lokale plaatsen in te vullen. De toeleiding zal niet gebeuren via ICF: de bemiddelaars van VDAB en van het OCMW zijn de geschikte mensen om bij elke persoon na te gaan wat het beste traject is.
De minister gaf ook een reactie op de opmerking van de Raad van State over de verordenende bevoegdheid die aan de raad van bestuur van VDAB wordt gegeven om de activiteitenlijst op te stellen. De kennis van de arbeidsmarkt is volgens de minister heel sterk aanwezig bij de sociale partners. Ook de lijst van de knelpuntberoepen wordt opgesteld door de raad van bestuur van VDAB. De raad van bestuur van VDAB is volgens de minister dus het best geplaatst om te zeggen wanneer wijk-werken in concurrentie kan treden met de reguliere jobs. De mogelijkheid om lokale afwijkingen door te voeren, biedt enige flexibiliteit op lokaal vlak.
Over de gemeenschapswachten is de minister in overleg met het kabinet van de federale minister van Binnenlandse Zaken. Hij heeft de bekommernis over de land- en tuinbouw en de grensregio’s genoteerd.
De minister begrijpt dat de commissie nu snel een besluit van de Vlaamse Regering goedgekeurd wil zien. Hij probeert dat nog voor het zomerreces aan de Vlaamse Regering voor te leggen.
Er werden in de commissie ook twee amendementen ingediend door de sp.a-fractie. Amendement nr. 1, van Rob Beenders, Bart Van Malderen en Yasmine Kherbache, op artikel 28, wil het mogelijk maken dat de gemeenten beroep kunnen aantekenen tegen de beslissing om uitbreidingen van de activiteitenlijst te schappen.
De minister wil echter niet in een beroep voor de lokale besturen voorzien. Hij gaat ervan uit dat er overleg wordt gepleegd vooraleer de raad van bestuur een toevoeging vanuit het lokale niveau schrapt. De schrapping zal volgens de minister ook nooit retroactief worden toegepast.
Amendement nr. 2, van Rob Beenders, Bart Van Malderen en Yasmine Kherbache, op artikel 36, stelt voor dat de aanschafprijs die de gebruiker moet betalen voor de wijk-werkcheque, de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgt. De indieners willen ook de mogelijkheid schrappen die de gemeenten zouden kunnen krijgen om zelf de aanschafprijs van de werk-wijkcheque te bepalen, binnen bepaalde grenzen. Volgens de indieners van het amendement is eenzelfde aankoopprijs, die door de Vlaamse overheid wordt vastgelegd, het meest correcte systeem. Het zorgt voor uniformiteit in Vlaanderen en vermijdt discussies.
De minister vindt het echter beter om een basisbedrag vast te leggen, dat lokaal aanpasbaar is. Die methode maakt het volgens de minister mogelijk rekening te houden met de lokale omstandigheden.
De stemmingen dan: de amendementen met de nummers 1 en 2 werden verworpen met tien stemmen tegen twee. Het ontwerp van decreet werd aangenomen met tien stemmen tegen twee.
Dan zijn er nog een paar technische correcties. De commissie stemde in met drie kleinere technische correcties, die in de rondgedeelde tekst aangenomen door de commissie zijn opgenomen. In artikel 15 werd het woord ‘wijk-werkorganisator’ vervangen door het woord ‘organisator’. In artikel 28 werden na de woorden ‘raad van bestuur’ telkens de woorden ‘van de VDAB’ ingevoegd. In artikel 50 werd een verkeerde interne verwijzing rechtgezet: artikel 34 in plaats van 36. (Applaus)
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik wil de verslaggever danken. Het verslag was heel duidelijk.
Ik wil heel kort een aantal aandachtspunten voor CD&V aanhalen. CD&V is tevreden met het vele overleg. Na de conceptnota is er toch nog heel wat aangepast en is er heel wat overleg geweest met stakeholders waardoor er nu een ontwerp van decreet is dat op een heel goede manier wordt gedragen. De grotere structuur, groeien naar 60.000 inwoners, is voor ons een verbetering en beperkt de grote versnippering die er was door het opleggen van een PWA-werking in elke gemeente. De ‘twaalf maanden’ is na heel wat overleg tot stand gekomen. CD&V kan zich vinden in die twaalf maanden wijk-werken. Dit past ook in de tijdelijke werkervaring waardoor mensen toch wel meer kansen krijgen op een traject en op begeleiding naar een job.
Minister, u weet dat wij blijven aandringen op een snelle oplossing voor arbeidszorg wat nu werkzorgtrajecten heet. In de conceptnota was opgenomen dat u, minister Vandeurzen en minister Homans samen aan een oplossing werken voor de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten van het decreet Arbeidszorg dat al van vorige legislatuur dateert. Het is natuurlijk ook belangrijk dat dit, vermoed ik, snel na het zomerreces naar het parlement of naar de regering komt en dat we dit in de commissie kunnen bespreken. Het is uiteindelijk een sluitstuk voor de mensen die niet in wijk-werken of in tijdelijke werkervaring terechtkunnen.
Minister, misschien opent die nieuwe organisator die we nu creëren met dit ontwerp van decreet ook mogelijkheden naar andere werkvormen die een werkplaats zoeken. We zetten met de verschillende decreten, tijdelijke werkervaring, wijk-werken maar ook met arbeidszorg, in op een soort werkstage in het normale economische circuit, in de sociale economie. Het zal zaak zijn om veel werkgevers te vinden die mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt, te werk willen stellen. Hoe kunnen we dit organiseren? Misschien is het een piste dat deze nieuwe organisator ook op andere terreinen wordt ingezet. Dat zal de toekomst verder uitwijzen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, over de hervorming van het PWA-stelsel is er al heel wat inkt gevloeid net als over de potentiële afschaffing ervan. Met de zesde staatshervorming kwam die laatste optie even in het vizier, maar die piste is begrijpelijk niet aangehouden omdat we dan ook de middelen verloren. Centen die we kunnen aanwenden voor de activering van werkzoekenden, mogen we absoluut niet verspillen.
Over één principe waren we het eens, namelijk dat PWA in de huidige vorm geen toekomst meer had.
In de loop der jaren is het voor veel werkzoekenden een vaak sluipende werkloosheidsval geworden. Precies dat voorkomen is dan ook de grootste uitdaging voor het nieuwe wijk-werken. Ik moet eerlijk toegeven dat de bezorgdheid dat wijk-werken in hetzelfde bedje ziek zou kunnen worden als het vroegere PWA-stelsel wel door ons achterhoofd blijft spoken. Een wijk-werktraject is dan wel niet verlengbaar, maar wel herhaalbaar, en daarin schuilt toch een mogelijk risico. Wijk-werken mag absoluut geen va-et-vient-vehikel worden, maar moet een relatief kort voortraject op maat zijn voor werkzoekenden met een grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Ik vertrouw alvast op de VDAB-consulenten om die activeringsfilosofie ambitieus toe te passen.
Ook het lot van de huidige PWA-werknemers deed nogal wat stof opwaaien. Daar was onze fractie niet blind voor, maar ook u niet. Want er is een elegante oplossing gevonden, die tegemoetkomt aan de alarmkreten die door het onderwijs en lokale besturen werden geslaakt. Men vreesde vooral voor een aanzienlijke kostenverhoging van hun werking. Ongeveer driekwart van de huidige PWA’ers is 50-plusser, zodat er voor de scholen de eerste 10 tot 15 jaar slechts geleidelijk iets in de praktijk zal veranderen. En zo hebben zij ook de tijd om samen met u na te denken over betaalbare alternatieven op middellange termijn. Bovendien kunnen ook zij een beroep doen op het nieuwe wijk-werkstelsel, want de aanvankelijke termijn van zes maand werd uitgebreid tot twaalf maand. Zo kan één wijk-werker een heel schooljaar overbruggen.
Minister, er leven nog tal van vragen van praktische aard over de operationalisering van wijk-werken en de nieuwe structuren, ook op het terrein, bij de huidige PWA-beambten en de gebruikers. Ik ga daar hier niet dieper op in, want het zou ons te ver leiden. De zaak is ook in de commissie besproken. Ik heb er vertrouwen in dat u zeer snel na de goedkeuring van dit ontwerp van decreet zult uitpakken met de uitvoeringsbesluiten en daarover ook snel en duidelijk naar de lokale besturen zult communiceren, zodat de timing van 1 januari 2018 zonder haastwerk en goed voorbereid kan worden gehaald.
Ik wil tot slot wel nog even aandacht vragen voor twee elementen die nog niet zijn uitgeklaard. Eén, wat de gemeenschapswachten betreft, wacht u op minister Jambon, die werkt aan een hervorming. Ik hoop dat u snel duidelijkheid kunt bieden aan de betrokkenen en hun coördinatoren. Twee, wat betref de landbouwsector: die verliest met het verdwijnen van de PWA’s een instrument om piekmomenten op te vangen. Ik ben tevreden dat u zich hebt geëngageerd om snel voor een oplossing te zorgen. Dit kan onder meer via bestaande maatregelen, zoals stages. Die blijven vandaag onderbenut. Voorts is er ook nog de federale optie om flexijobs te verruimen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, Wijk-werken beoogt een pragmatische invulling van het doel vooropgesteld in het regeerakkoord om de stelsels in de artikelen 60 en 61, een aantal gesco’s, de werkervaringsplannen (WEP’s) en de PWA’s te integreren tot één nieuw daadwerkelijk activeringsinstrument. Het maakt ook deel uit van een breder werkgelegenheidsbeleid waarvan wij de filosofie onderschrijven, met op kop de activeringsdoelstelling. En nu we toch niet kunnen zwijgen over activeren, laat ons vandaag met de goedkeuring van dit ontwerpdecreet ook het wijk-werken activeren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Beenders heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, er is in het verslag al veel gezegd over de standpunten van sp.a. Ik moet zeggen dat we in de commissie goed werden beluisterd. Het was een goed debat. We waarderen dat u het decreet zes maand hebt ingehouden omdat er veel ongerustheid op het terrein leefde. U hebt goed uw best gedaan. We zouden graag in uw verhaal willen geloven, want in het algemeen is het juist. U zegt dat u iedereen zo snel mogelijk naar een job in het normale economische circuit wilt toeleiden. We delen die ambitie. We moeten wel het totaalplaatje voor ogen blijven houden. De hervorming die voorligt, staat niet toe om dat totaalplaatje te zien. U weet dat we erg bezorgd zijn over de mensen die uit de boot dreigen te vallen. Er zijn 63.000 Vlamingen die langer dan 2 jaar werkloos zijn. Dat publiek verdient een speciale aanpak, en vooral een heel goede begeleiding.
We weten ook dat een grote groep nooit een job zal kunnen vinden in het normale economische circuit. Op zich is dat niet erg. Iedereen heeft zijn talenten en capaciteiten, en het is aan de overheid om ervoor te zorgen dat die op de juiste plaats worden ingezet.
Daarom is sociale economie en ook arbeidszorg een belangrijk instrument voor het slagen van het decreet Wijk-werken. U weet dat wij er heel erg voor pleiten dat Sociale Economie, Economie en Werk één bevoegdheid zou zijn zodat u eigenlijk kunt spelen met de doelgroep die via één maatregel misschien uit de boot valt, maar u in een beleid kunt voorzien voor de andere doelgroep. Het vangnet van sociale economie en arbeidszorg staat vandaag nog niet op punt om de uitvoering van dit decreet volledig te doen slagen.
U zegt dat u voor een oplossing staat bij arbeidszorg, maar u weet ook dat we dat al sinds het begin van deze legislatuur horen. Elk jaar staat in elke beleidsbrief dat arbeidszorg zal worden gerealiseerd, dat de uitvoeringsbesluiten er komen. Zolang die er niet zijn, is het natuurlijk een risico om met dit decreet verder te gaan. Om ervoor te zorgen dat een grote groep niet uit de boot valt, gaan wij vandaag tegen dit ontwerp van decreet stemmen, ook vanwege de financiële implicaties.
Wat heel belangrijk is bij het wijk-werken, is dat de mensen die in een traject stappen goed begeleid worden. Die begeleiding gebeurt nog altijd met mensen. Er moet dus genoeg financiële ruimte zijn om voldoende mensen aan te werven in de nieuwe structuur die nu voorligt om die mensen op het terrein te begeleiden. Vandaag hebben we er totaal geen zicht op wat de financiële implicaties zijn. Er wordt immers een delegatie gegeven aan de Vlaamse Regering in de uitvoeringsbesluiten waardoor, als blijkt dat die marges veel te klein zijn en er op het terrein minder personeel kan worden aangeworven om in de begeleiding te voorzien, we het risico lopen dat de mensen die in het wijk-werken stappen, niet de trajectbegeleiding krijgen die ze verdienen en daardoor geen kansen zullen krijgen op een job binnen het normaal economisch circuit.
Dat zijn twee cruciale factoren die ervoor zorgen dat wij op dit moment tegen het decreet zullen stemmen. Maar wij hopen dat wij de volgende maanden ongelijk zullen krijgen. Ik hoop dat echt. U begrijpt dat wij vanuit de oppositie het dossier kritisch moeten blijven volgen. Ik hoop dat u ons kunt overtuigen zodat binnen dit en een jaar, wanneer er een evaluatie komt, u kunt zeggen dat we ongelijk hebben. Voor de rest zullen wij vooral die grote groep mensen die nu uit de boot dreigt te vallen, blijven verdedigen. We hopen dat u met uw collega-ministers Homans en Vandeurzen zo snel mogelijk tot een akkoord komt zodat een aantal van onze vragen al zijn ingelost.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik wil namens mijn fractie in mijn bekende stijl, kort en bondig, even toelichten wat wij vinden van wat nu voorligt en het debat namens mijn fractie voeren.
Minister, ik ben het eens met de filosofie van de hervorming, om te vereenvoudigen. We willen dat een kans geven. Daarom gaan wij niet tegen stemmen. Maar we kunnen ook niet voor stemmen om twee redenen. Die zijn voor een deel al aangehaald door een aantal collega's. Eerst en vooral is er de doelgroep die uit het PWA-stelsel valt. U kijkt naar de werk-zorgtrajecten, maar we zien dat er op dit moment op het veld nog redelijk veel onduidelijkheid is over de manier waarop dat juist zal worden geregeld en op welke manier die doelgroep zal worden opgevangen.
U verwijst naar uitvoeringsbesluiten. Goed, maar op dit moment staat er te weinig concreets op papier om te weten wat er zou gebeuren met die mensen. Het moet het doel van ons allemaal zijn om ervoor te zorgen dat niemand, niemand kansen zal verliezen door het feit dat er op dit moment nog weinig concrete beslissingen zijn genomen. Daardoor kunnen wij met de beste wil van de wereld – dat is misschien het belangrijkste punt – dus niet voorstemmen. Hetzelfde geldt voor het operationaliseren van W². Ook daar zie je dat er te weinig duidelijkheid is, te weinig concreets, waardoor mensen zich zorgen maken.
Een tweede punt is dat het wat ons betreft nog onduidelijk is wat er gebeurt met mensen die na een jaar wijk-werken niet toeleidbaar blijken te zijn. Welke alternatieven worden daarvoor hard gemaakt? Op welke concrete manier zullen die mensen op alternatieven kunnen rekenen en worden opgevangen? Ook daar blijven we op dit moment op onze honger zitten.
Een derde punt, dat misschien niet belangrijk is, is de prijsvork die er ook al bestond in het vorige decreet en die nu voor een deel overeind blijft voor die cheques. Wij denken dat het veel beter zou zijn om uniform een prijszetting te doen zodat de lokale besturen, de steden en gemeenten, niet opgezadeld zijn met die verantwoordelijkheid maar dat er een uniforme regeling is voor iedereen in heel Vlaanderen en er op dat vlak duidelijkheid en transparantie is.
Minister, we volgen de filosofie helemaal. We hebben dat altijd gezegd. Maar deze dingen zorgen ervoor dat we niet voor kunnen stemmen, dus zullen wij ons straks onthouden om het een kans te geven en het in de toekomst goed te kunnen blijven opvolgen.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik dank eerst de verslaggever voor zijn bondige toelichting van de bespreking in de commissie. Minister, ik heb nog een bedenking. We kunnen wel akkoord gaan met de meeste principes die u in dit ontwerp van decreet verwerkt hebt, maar we hebben wel bezwaar met betrekking tot een element dat weliswaar tot de federale bevoegdheden is blijven behoren, met name die over de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen.
Het is de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen die bepaalt dat zolang de gewesten een PWA-systeem behouden, het de federale overheid is die de bestaande betaling van de werkloosheidsuitkeringen van de werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van een PWA, voortzet. Alleen is er een grens bepaald, en die grens zegt dat indien het aantal personen dat in het PWA-systeem is tewerkgesteld gemiddeld over het jaar hoger is dan 7291 gerechtigden wat betreft het Vlaamse Gewest en 7466 gerechtigden wat betreft het Waalse Gewest, er een responsabiliseringsbijdrage moet worden betaald. Dat is toch wel merkwaardig, omdat we vaststellen dat Vlaanderen sneller en meer responsabiliseringsbijdragen zal moeten betalen dan Wallonië, terwijl, zoals we allemaal weten, het net Wallonië is dat in dezen een achterstand heeft en dus in feite sneller geresponsabiliseerd zou moeten worden dan Vlaanderen. We stellen dus vast dat er in dezen, hoewel het op het federale niveau is gebleven en u daar dus niet rechtstreeks verantwoordelijk voor bent, een bijkomende geldtransfer van Vlaanderen naar Wallonië in stand wordt gehouden. Wij kunnen dat uiteraard niet aanvaarden en daarom gaan we ons bij de stemming onthouden.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, ik wil collega Beenders bedanken voor zijn uitgebreid verslag en goede schets van het debat van vorige week. We hoeven dit hier niet opnieuw te voeren, maar ik wil wel enkele zaken benadrukken die voor mijn fractie uiterst belangrijk zijn bij deze hervorming.
Vlaanderen kreeg met de zesde staatshervorming de bevoegdheid om een stelsel te hervormen dat niet meer activerend werkte en geen competentieversterkend traject meer was. Het oorspronkelijke idee van het PWA zat goed. We zaten in een andere tijdsgeest, in een periode van laagconjunctuur. Maar we zijn intussen dertig jaar later. Het systeem was scheefgegroeid. Mensen in dit systeem bouwden geen rechten meer op, laat dat net de drijfveer zijn voor de hervorming: een betere positie voor de wijk-werker.
Met het ontwerp van decreet betreffende wijk-werken waarover we vandaag stemmen, werd een traject ontworpen dat enerzijds competentieversterkend is en anderzijds voor laaggeschoolden opnieuw een deur opent naar een job op de reguliere arbeidsmarkt.
Het is een activeringstraject op maat van de werkzoekende geworden. Voor de hervorming van dit statuut is niet over één nacht ijs gegaan, er ging veel dialoog aan vooraf met alle betrokken partners waardoor we een gedragen voorstel hebben. Vandaag, op 5 juli, staat het er, en wijk-werken zal starten op 1 januari 2018.
De kern blijft: meer kansen geven aan mensen om zich op de reguliere markt te begeven. Ik wil graag met enkele prioriteiten voor onze fractie aanhalen.
Ten eerste zet deze Vlaamse Regering in op werkervaring, het aanleren van competenties op een echte werkvloer en dit op het lokale niveau. Voor ons is dit een belangrijk onderdeel: de lokale besturen meer verantwoordelijkheid geven om zelf hun eigen werkgelegenheidsbeleid vorm te geven.
Ten tweede is dit instrument een echte hefboom om langdurig werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te activeren. Vroeger was het PWA-systeem een werkloosheidsval, men bouwde niets op en eigenlijk bleef de persoon ter plaatse spartelen. Een wijk-werker blijft een werkzoekende die in het kader van een traject naar werk een wijk-werktraject zal doorlopen. Wat ook nieuw is en absoluut een voordeel voor de werkzoekende, is dat men nog steeds kan rekenen op begeleiding door VDAB, iets wat bij het PWA niet meer aanwezig was. VDAB en het OCMW hebben reeds veel ervaring in begeleiding en zullen een traject op maat opstellen. Wij hebben er dan ook het volste vertrouwen in dat VDAB en het OCMW dit ter harte zullen nemen.
Heel belangrijk is ook de duurtijd. De wijk-werker kan maximaal twaalf maanden in het wijk-werken competenties opbouwen. Maar dit betekent geen eindstation of een valkuil naar werkloosheid. Daarna kan men overstappen in een traject van tijdelijke werkervaring, waardoor men opnieuw aan competenties en werkervaring kan voortwerken.
De minister heeft gezorgd voor een opbouwend geheel dat al door veel onderzoeken is bevestigd. Het opbouwen van competenties en leren op de werkvloer is de beste garantie voor een job op de reguliere arbeidsmarkt. De wijk-werker zal in tegenstelling tot het PWA niet langer een aparte eenheid zijn, maar terechtkomen in een groter systeem wat in het voordeel is van de wijk-werker.
Wij zijn er ons natuurlijk ook van bewust dat dit proces niet voor iedereen is weggelegd. De heer Beenders heeft daar al naar verwezen. Niet iedereen is gemaakt voor de reguliere arbeidsmarkt. De mensen die tussen de mazen van het net vallen, verdienen een goed opvangnet. Er wordt momenteel gewerkt aan een duurzame oplossing door de ministers Homans, Muyters en Vandeurzen. Zij voeren de zorg- en werktrajecten uit. We hopen dat we daar zeer snel resultaten van zien op de werkvloer.
Daarnaast kan men ook altijd rekenen op de sector van de sociale economie die een uitbreiding van het contingent kent. We hebben dus drie pijlers: sociale economie, arbeidszorg en wijk-werken tijdelijke werkervaring, die een compleet arbeidsmarktverhaal maken waarvoor de Vlaamse Regering het laatste jaar hard heeft gewerkt. Wij onderschrijven deze juiste wegen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Ik ben ook zeer verheugd dat de minister heeft beslist om de doelgroep open te trekken naar de leefloners. De laatste maanden hoorden we via verschillende berichten dat de groep leefloners stijgt. Dankzij het nieuwe wijk-werken zullen ook zij kunnen instappen in een activerend traject. Dat is heel goed nieuws, want onze Vlaamse arbeidsmarkt kent een explosieve groei van vacatures, dus iedere werkkracht is welkom.
Een belangrijke rol is ook weggelegd voor de lokale besturen, zij kunnen samenwerken over gemeenten en steden heen om het aanbod aan activiteiten optimaal af te stemmen op hun maatschappelijke behoeften. We gaan hier uit van vertrouwen en geven de besturen alle verantwoordelijkheid.
Daarnaast zorgt dit ontwerp van decreet ook voor een enorme vereenvoudiging, onder meer administratief, en voor schaalvergroting. Het wijk-werken wordt gecentraliseerd gecoördineerd via het virtueel platform van wijk-werken. Hierbij worden bijvoorbeeld de werkplekken, de organisatoren, het aantal wijk-werkers geregistreerd. We trekken hier de kaart van transparantie, iets wat het vroegere PWA niet kende. Steden en gemeenten zullen kunnen rekenen op medewerkers van VDAB om hen te ondersteunen in het organiseren van wijk-werken.
Er werd gekozen voor een samenwerkingsverband vanaf 60.000 inwoners. We zetten op die manier in op schaalvergroting maar vooral ook op professionalisering. Hierdoor creëren we ook grotere kwaliteitsgaranties voor zowel de lokale besturen als de wijk-werkers.
Ik wil mijn betoog eindigen met een oproep aan de lokale besturen om samen over de grenzen van steden en gemeenten heen te werken aan wijk-werken. Wijk-werken organiseert een tewerkstellingsbeleid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
De collega’s hebben hier al hun bezorgdheden geuit die ook de onze zijn en die wij op de voet zullen blijven volgen. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Ro heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Talpe. Minister, namens onze fractie wil ik u danken voor de bereidwilligheid en de luisterbereidheid die u en uw administratie hebben getoond voor de zorgen voornamelijk uit Welzijn en Onderwijs. Het is belangrijk dat de goede krachten die in het PWA zaten en die nu naar wijk-werken gaan en dat mensen ouder dan 50 jaar effectief die tewerkstelling kunnen behouden. Voor die groep is dat echt wel belangrijk. Het is ook goed dat die periode van 6 maanden tot 12 maanden is uitgebreid. De vorming die veel inrichtende machten steken in mensen die PWA-jobs uitvoeren binnen het onderwijs, wordt op die manier gevaloriseerd.
Mevrouw Talpe heeft daarnet ook gezegd dat voor twee groepen, de landbouwsector en de gemeenschapswacht, nog verdere uitklaring nodig is. Er is nog een heel kleine groep waar ik nog vragen over heb, meer bepaald de mensen die in de JoJo- en de VeVe-startbanenprojecten zaten. Een deel van het budget blijft bij minister Crevits en een ander deel van het budget dat met de zesde staatshervorming van het federale naar het Vlaamse niveau is overgeheveld, zit in uw portefeuille en voegt u toe aan het budget voor dit ontwerp van decreet.
De meeste gemeentebesturen en scholen die daarvan gebruikmaken, kregen tot nu toe voornamelijk de communicatie dat het deel dat bij u zat naar wijk-werken gaat waardoor er even een standstill moeten zijn. Het is belangrijk dat scholen en gemeenten worden geïnformeerd dat er ook binnen wijk-werken plaats is voor de taken die deze mensen uitvoeren, voornamelijk preventie binnen de scholen, spijbelpreventie, aanwezigheid op buslijnen waar er al amok was met jongeren die naar school gaan of terugkeren naar huis.
Tot nu toe is de communicatie, die ik zelf ook heb gekregen, er vooral een geweest die stelt dat u het stuk dat bij Onderwijs zat behoudt. Het andere stuk gaat over naar een nieuw statuut. Ik heb de indruk dat te veel mensen op het terrein te weinig informatie hebben om ook van deze mogelijkheid gebruik te maken. Het zou zonde zijn, want ze kunnen ook worden ingezet voor de belangrijke maatschappelijke taken waarvoor vroeger JoJo’ers en VeVe’ers werden ingezet.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral iedereen, uit de meerderheid én de oppositie, bedanken om de basisprincipes van deze hervorming van PWA naar wijk-werken mee te ondersteunen. Het is logisch dat er hier en daar nog een onduidelijkheid is. We moeten nog een besluit maken. Ik deel de bezorgdheid van velen voor mensen die uit de boot vallen. Daarom heb ik hard samengewerkt met mijn collega-ministers Homans en Vandeurzen om daar een oplossing voor te vinden. We staan daar heel dicht bij. Ik ben ervan overtuigd dat die oplossing ook jullie goedkeuring zal kunnen wegdragen. De finaliteit is mensen laten doorstromen. Maar er moet ook een oplossing worden gevonden voor wie deze stap niet kan zetten.
Mevrouw Claes, u zegt dat we de nieuwe organisator mee kunnen laten zoeken naar nieuwe werkplekken, niet alleen hier maar ook voor anderen. Dat moeten we zeker doen. We hebben al goede acties vanuit de werkgeversorganisaties Voka en UNIZO. Wij werken graag samen met al wie, ook VDAB, mee kan helpen zoeken naar werkplekken voor alles waarvoor wij werkplekken zoeken, van duaal leren over tijdelijke werkervaring tot wijk-werken. Wij zullen de plaatsen echt nodig hebben, vooral omdat we beseffen, zeker in de privésector, dat werkervaringsplaatsen aanbieden zeker geen ‘free lunch’ is. Dat is een engagement van de werkgevers, en dat vraagt ook een inspanning.
Voor de werkplekken voor wijk-werken hebben we de lijst waarvoor de PWA-lijst van vandaag de startbasis vormt. Die lijst zal worden gescreend door de raad van bestuur van VDAB. Hij zal op die manier kunnen worden geactualiseerd. De essentie van de zaak blijft daar: niet in concurrentie gaan met de private sector. Alle mogelijke taken in Vlaanderen kunnen door de raad van bestuur van VDAB op die lijst worden gezet. Mijnheer De Ro, de elementen die u naar voren brengt, zullen daarop kunnen verschijnen. De zaken die ontbreken en die op lokaal vlak niet in concurrentie zijn met de privésector, kunnen daar door de lokale besturen nog altijd aan worden toegevoegd. Dat systeem biedt genoeg zekerheid in dat geheel.
Mevrouw Talpe, u had het over de herhaalbaarheid. Het is heel duidelijk dat die herhaling niet kan gebeuren in de zin van: twaalf maanden, een paar weken werken, opnieuw twaalf maanden… Ik vertrouw daar op VDAB en de OCMW’s als bemiddelaars, dat ze dit alleen aanbieden aan wie daar echt nood aan en belang bij heeft. Het kan best zijn dat iemand die dat traject heeft gevolgd, via een tijdelijke werkervaring aan werk is gekomen, maar dat hij tien jaar later opnieuw problemen heeft en misschien wel opnieuw met wijk-werken moet starten. Dat laten we open. Die herhaling mag zeker niet betekenen dat we opnieuw vervallen in wat vroeger de PWA is geworden.
Ik ben in overleg met minister Jambon over de gemeenschapswachten. Met betrekking tot de landbouwsector hebt u zelf de suggestie gedaan om oplossingen te zoeken in andere instrumenten. Ik denk dat dat de juiste weg is. Laat ons in een nieuw systeem niet beginnen met allerlei uitzonderingen, tenzij we echt geen andere oplossing vinden. Maar ik wil wel mee zoeken naar een oplossing.
Mijnheer Beenders, ik begrijp dat u vanuit uw filosofie nog niet begrijpt wat het werk-zorgtraject met zich meebrengt en dat u zegt dat het in elke beleidsbrief tot nu toe een belofte is geweest. Wel, ik zal de belofte waarmaken. U zult dat binnenkort zien.
U zei dat die groep van mensen die meer dan twee jaar werkloos zijn, een moeilijke groep is, die speciale begeleiding vraagt. Ik was dan toch wel tevreden toen ik de jongste werkloosheidscijfers zag, van juni. Daaruit bleek dat er bij die groep een daling is met 5,2 procent. De aanpak van die tijdelijke werkervaring, van het opdoen van werkervaring lijkt me dus de juiste te zijn. Wat de begeleiding betreft, daarin zál worden voorzien. Dat moet zelfs niet budgettair. Er zijn een aantal mensen die vroeger in de PWA’s werden ingeschakeld en die nu hierbij zullen worden ingeschakeld, op een meer gecoördineerde manier, op een meer efficiënte manier. Als daar meer volk voor nodig is, dan zullen we daarvoor de nodige verschuivingen doen binnen VDAB. Ik heb hier geen extra budgetten voor nodig.
Mijnheer Annouri, wat de prijs betreft, verschil ik wat van mening met u. Stel u voor dat ik een minimumprijs bepaal. Dan gaat men overal waar nu de prijs hoger is, zeggen dat men voor die prijs geen kwaliteitsvolle begeleiding kan organiseren. Zet ik de prijs hoger, dan zal degene die vandaag de minimumprijs betaalt, zeggen dat ik dat duurder maak en dat niemand dat vraagt. De scholen zullen meer moeten betalen of weet ik veel wat. Ik denk dus dat we op dat vlak de lokale autonomie moeten respecteren. Ik ga ervan uit dat men lokaal het best weet wat er kan, hoe het moet en tegen welke prijs dat dan kan. Het is natuurlijk ook een stimulans om qua organisatie zo efficiënt mogelijk te werken, in het belang van de klanten. Misschien kan het nog groter worden dan 60.000 inwoners. Dat lijkt me een betere situatie dan dat Vlaanderen een uniforme prijs zou opleggen.
Mijnheer Janssens, het is natuurlijk spijtig dat u zich onthoudt over iets waarover ik niet kan beslissen. Er is een foto genomen van 2012, bij de zesde staatshervorming. Op dat moment waren er 7291 Vlamingen en 7466 Walen in het PWA-systeem. Men heeft beslist om op die wijze over te dragen, op basis van die foto. Dat was de keuze van de mensen die de zesde staatshervorming hebben ineengestoken. Wat ik nu vooral probeer, is daar een systeem van te maken waar de Vlamingen die in dat systeem zitten, beter van worden, waardoor ze worden begeleid naar werk.
Ik roei met de riemen die ik heb. Ik doe het werk dat ik kan doen. Ik vind het een beetje spijtig dat jullie zich om die reden zullen onthouden. De reden op zich begrijp ik. Misschien waren er in Wallonië op dat moment meer PWA’ers omdat men er ook meer werklozen had dan in Vlaanderen.
Mevrouw Van Eetvelde, ik kan uw betoog natuurlijk helemaal onderschrijven. Ik denk dat we op deze manier daadwerkelijk een geheel vormen.
Ik wil eindigen met iedereen te bedanken voor de zeer constructieve samenwerking omtrent heel de bespreking, zowel in de commissie als vandaag in het parlement.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1197/3)
– De artikelen 1 tot en met 64 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.