Verslag plenaire vergadering
Verslag
Tussentijds verslag namens en verlenging van de werkzaamheden van de Commissie voor Alternatieve Financiering van Overheidsinvesteringen
Dames en heren, aan de orde is een tussentijds verslag namens de Commissie voor Alternatieve Financiering van Overheidsinvesteringen.
De heer Rzoska, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik zal kort verslag uitbrengen over de werkzaamheden die we op dit moment achter de rug hebben met de Commissie voor Alternatieve Financiering van Overheidsinvesteringen.
De commissie is al een aantal maanden bezig. Ik breng even in herinnering waarom we deze commissie in het Vlaams Parlement hebben opgericht. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat ondertussen de Vlaamse regeringen – ik spreek in het meervoud – al een heel traject hebben afgelegd op het vlak van alternatieve financiering van overheidsinvesteringen. We zijn daar ongeveer iets meer dan tien jaar mee bezig, tussen 2004 en vandaag.
Regelmatig zijn alternatieve financieringsmethodes opgebouwd wegens de noden die er waren op het vlak van wegen, openbaar vervoer, schoolgebouwen enzovoort. Regelmatig gebeurde dat ook in een context van overheidssaneringen van budgettaire problemen, om toch aan die noden tegemoet te komen.
Ik denk dat ik een open deur intrap – ik wil absoluut geen partijpolitiek bedrijven, want het is gewoon een tussentijds verslag – wanneer ik zeg dat we af en toe in de knoei zijn geraakt met die alternatieve financieringen. Dingen die aanvankelijk gepland waren buiten de begroting, vielen wegens strengere Europese begrotingsregels, zoals ESR 2010, binnen de begroting. Een kantelpunt – en daarom was het van belang dat we die commissie hebben opgericht, collega’s – was 2014, met de strengere ESR-regels die op dat vlak een aantal dingen scherper hebben gesteld.
Minister, daarom hebt u – en daarvoor zijn we u natuurlijk dankbaar – een aantal maanden geleden die Commissie voor Alternatieve Financiering van Overheidsinvesteringen opgericht. Rik Daems is toen begonnen als voorzitter van die commissie.
De commissie heeft een missie uitgewerkt, die concentreert op een viertal punten. Een eerste opdracht: de bestaande vormen van alternatieve financiering in kaart brengen en evalueren, gezien het feit dat we daar ondertussen iets meer dan tien jaar ervaring mee hebben, en in nauw overleg met betrokken actoren, zoals het Rekenhof, het Kenniscentrum PPS, de Nationale Bank, Eurostat, het Instituut voor de Nationale Rekeningen, ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) enzovoort.
Een tweede opdracht die in de missie zat, was buitenlandse best practices, goede voorbeelden, in kaart brengen en evalueren. Een derde opdracht die de commissie zichzelf had opgelegd, was conclusies en aanbevelingen overmaken aan de Vlaamse Regering, met inbegrip van conclusies en aanbevelingen die eventueel op het federale niveau zouden moeten worden geregeld. Een vierde opdracht was het geven van een invulling aan een oordeelkundige parlementaire decreetgeving die een kader schept voor efficiënte en doeltreffende alternatieve financiering.
Dat was de opdracht zoveel maanden geleden. Het klinkt misschien allemaal zeer technisch, maar de afgelopen zes maanden waren boeiend.
Collega’s, op dit moment kan ik u meedelen dat wij ongeveer een tiental hoorzittingen hebben georganiseerd, met 22 uiteenlopende, maar boeiende presentaties, waarbij zowel academici, PMV, de Europese Investeringsbank, het Vlaams en het Europees Kenniscentrum PPS, Eurostat, de Nationale Bank, het Rekenhof, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) als de Nederlandse Rijkswaterstaat hier zijn langsgekomen en telkens hun ervaringen hebben gedeeld.
Belangrijk om te zeggen – en ik denk dat dat toch mag worden onderstreept – is dat de commissie zeer deskundig werd bijgestaan door de heer Bart Andriessens, die auditeur is bij het Rekenhof. Het Rekenhof is zo vriendelijk geweest om Bart Andriessens gedurende een aantal maanden naar de commissie te delegeren om de commissie bij te staan bij – en u hoort het ook aan het verslag – geen evidente, maar een zeer belangrijke problematiek binnen de begroting en de financiën.
Bart Andriessens heeft zeer kundig werk geleverd. Ik denk dat ik hem namens de commissie daarvoor mag bedanken. Hij heeft eigenlijk al in februari aangegeven waar volgens hem de knelpunten liggen. De nood aan een helder en regelgevend kader, de doelstellingen van pps en andere vormen van alternatieve financiering zouden duidelijker moeten worden geformuleerd, het belang van infrastructuurplanning, de rol van infrastructuuragentschappen, de diverse vormen van overheidsfinanciering en de impact ervan op de begroting en op de overheidsschuld, het onderscheid tussen bouwkosten en de kosten van de levenscyclus, het belang van en de nood aan opbouw van kennis en competentie aan de zijde van de overheid op het moment dat er alternatief wordt gefinancierd, de risicospreiding, de uitvoering en de rapportering, zijn allemaal punten die eigenlijk in het verslag terug te vinden zijn.
Op basis van deze punten heeft Bart Andriessens een ontwerpverslag gemaakt, een zeer stevige nota, die we vorige week in de commissie met zijn allen hebben bekeken. Eigenlijk zitten in zijn nota 38 voorstellen, die ik natuurlijk niet allemaal ga overlopen. Het zijn zowel aandachtspunten, aanbevelingen voor de Vlaamse Regering, als een aantal voorstellen en suggesties voor decreetgevend werk dat het Vlaams Parlement zou kunnen ondernemen – ik onderstreep ‘zou kunnen ondernemen’.
Na de bespreking van het ontwerpverslag vorige week was er eigenlijk unanimiteit in de commissie om aan het Uitgebreid Bureau te vragen om een verlenging toe te staan tot het einde van het jaar, tot aan het kerstreces, en om dit vandaag ook voor te leggen aan de plenaire vergadering, omdat we er met de commissie kamerbreed van overtuigd zijn dat we erin moeten slagen om met een kamerbreed rapport te kunnen landen, dat een heleboel aanbevelingen bevat, waaruit eventueel decreetgevend werk kan voortvloeien.
Voorzitter, vandaar de vraag om de levensduur van deze commissie nog even te verlengen. (Applaus)
De heer Daems heeft het woord.
Ik wil het Bureau danken dat we een tussentijdse rapportering kunnen doen. Dat is niet de gewoonte, maar ik denk dat het een techniek is die wel meer zou mogen worden gebruikt in dit halfrond. Als voorzitter van de commissie wil ik ook Bart Andriessens bedanken, maar ook Johan Peetersille, de secretaris van de commissie, die heel wat werk heeft gedaan, en de professoren die we hebben gecontacteerd.
Aanvullend aan het rapport van de heer Rzoska wil ik nog even meegeven dat het de eindbedoeling is om een antwoord te vinden op de vraag hoe we meer publieke investeringen tot stand kunnen brengen binnen het Europees boekhoudkundig kader en desgevallend met het betrekken van de Vlaamse burger – dat is in essentie waar het over gaat –, met als middelen aanbevelingen, conclusies, voorstellen en desgevallend decreetgevend werk.
Ik zou de voorzitter van deze raad heel even willen betrekken bij een paar bedenkingen.
Parlement.
Van het Vlaams Parlement, excuseer.
Ik zou hem willen betrekken, niet alleen omdat ik denk dat – en dit is onafhankelijk van de beschikkingen die nog in de commissie moeten worden genomen – het wel eens zou kunnen zijn dat we heel wat nieuwe paden moeten bewandelen als we die doelstelling willen bereiken waarbij nieuwe of niet-bestaande financiële technieken het licht zouden kunnen zien. Ik hoop dat dat zal mogelijk zijn want anders zullen we die doelstelling niet kunnen bereiken.
Waarom ik het woord vraag, is om aan u als voorzitter ondersteuning van de diensten van het parlement zelf te vragen. Als we zouden komen tot decretaal werk, dan zal dat niet alleen kunnen met Bart Andriessens die ons daarin bijstaat. Het lijkt mij in die zin dan ook rechtvaardig dat ik vanuit mijn voorzitterschap aan u als voorzitter van dit parlement meteen de vraag richt om, wanneer wij tot decretaal werk zouden overgaan, te kunnen rekenen op de diensten van het parlement. Denk maar aan nieuwe zaken zoals een ‘sunset clause’ die we misschien eens voor het eerst in een decreet zouden kunnen invoeren, ex-ante-aval van ministeriële besluiten of ex-postratificaties van volmachten die men aan de Vlaamse Regering op fiscaal gebied geeft.
Enfin, er zit een hele reeks van echt nieuwe dingen aan te komen als resultaat van de werking van deze bijzondere commissie. Daarom maak ik enig misbruik van het woord om de voorzitter van dit parlement te vragen ons desgevallend wat juridische en andere ondersteuning te geven opdat we op het einde van het kalenderjaar met een heel mooi product en vooral met nieuwe, werkbare en bruikbare zaken kunnen komen.
Ziedaar, voorzitter, wat ik u en de collega’s wilde meedelen. (Applaus)
Dank u wel, mijnheer Daems, zoals altijd bekijken we uw vragen. Ik stel voor dat we daar eerst een tête-à-tête over hebben om het hoe en wat te bekijken. Dan bekijken we verder of dat al dan niet kan worden ingevuld. Ik vond het antwoord dat ik u heb gegeven, zeer diplomatisch. (Gelach)
Dames en heren, bij de oprichting van de Commissie voor Alternatieve Financiering van Overheidsinvesteringen op 28 september 2016 heeft de plenaire vergadering de uiterste streefdatum voor het afronden van de werkzaamheden van de commissie ad hoc bepaald op eind mei 2017.
Het Uitgebreid Bureau heeft op 29 mei 2017 echter beslist aan de plenaire vergadering voor te stellen dat de commissie haar werkzaamheden kan voortzetten tot uiterlijk eind december 2017.
Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
Dan is aldus besloten.