Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het kritische SAR-advies met betrekking tot de onderfinanciering van de geestelijke gezondheidszorg
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SAR WGG) heeft zijn advies uitgebracht over uw Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid 2017-2019, en we zullen het ook geweten hebben. De SAR vindt uw plan immers eigenlijk enigszins te vaag. Erger nog, ze zeiden met zoveel woorden dat er voor de mensen op het terrein te weinig handvatten in terug te vinden zijn. Er zijn een aantal acties opgenomen in uw actieplan, alleen blijft het zoeken naar de doelstellingen die men daarmee wil bereiken, zo zegt de SAR, laat staan dat die doelstellingen en die acties zouden worden voorafgegaan door een duidelijke probleemstelling, een analyse van de noden van de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. Dat wil wel wat zeggen.
Nu, de SAR zegt dat uw plan verdienstelijk is, maar blijkbaar zaten ze toch op iets anders te wachten, want ze beginnen hun advies door te zeggen dat ze hadden gehoopt op een visie op lange termijn, een termijn die 2019 ver overschrijdt. Ze roepen u ook op om daar snel werk van te maken. Ze stellen ook heel veel concrete vragen en schuiven heel veel concrete prioriteiten naar voren. Zo is er onder andere de vraag om toch wel werk te maken van een volwaardig uitgebouwde ambulante eerstelijnsgeestelijkegezondheidszorg in Vlaanderen. Concreet gaat het dan over die eerstelijnspsychologische functie waarover we het hier drie weken geleden hebben gehad, maar het gaat natuurlijk ook over het versterken van de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Verder vraagt de SAR ook bijvoorbeeld om werk te maken van een specifiek zorgaanbod voor 14- tot 24-jarigen. Waar er vandaag nog altijd een arbitrair onderscheid wordt gemaakt tussen minderjarigen en meerderjarigen wil de SAR dat die brug wordt geslagen tussen minder- en meerderjarigen. Niet onbelangrijk is dat de SAR ook met zoveel woorden zegt dat er werk moet worden gemaakt van het veel meer investeren van de beschikbare middelen in echte zorg, en veel minder in structuren.
Minister, op welke manier zult u met dit toch wel bijzonder interessante advies van de SAR rekening houden in uw beleid?
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, minister, op 21 februari stelde u in de commissie dat het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid niet zou worden uitgerold vooraleer u het advies van de SAR WGG te pakken zou krijgen. De dag erop, op 22 februari, stelde u hier in de plenaire vergadering dat een behoefteraming moeilijk is, dat dat moeilijk in te schatten valt volgens de studie over de organisatie van die geestelijke gezondheidszorg. Sinds enkele dagen hebben we het advies van de SAR, en dat is inderdaad niet zo mals, noch voor u, noch voor uw collega aan de overkant van de straat, voor de federale overheid. De SAR spreekt van een onderfinanciering van de geestelijke gezondheidzorg en daarnaast heeft men het inderdaad over een visie op te korte termijn, tot 2019, terwijl men verwacht dat dat voor een grote organisatie als de geestelijke gezondheidszorg wel op langere termijn zou mogen worden uitgerold.
Minister, mijn vraag is dan ook klaar en duidelijk: hoe reageert u op het advies van de SAR en welke maatregelen kunt u nemen om tegemoet te komen aan hun verzuchtingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Geachte leden, zoals het betaamt in een normale procedure, heeft de regering een concept gemaakt, een actieplan voorgesteld. Dat gaat dan naar de adviesraad, die daarop reageert, en dan is het aan ons om rekening te houden met dat advies, om te bekijken wat we daarvan aanvaarden en verwerken, en wat we niet aanvaarden, en waarom we dat niet doen. Dan gaat dat terug naar de regering en krijgen we een definitief vastgesteld actieplan. Dat zal natuurlijk in dezen op dezelfde manier verlopen.
We mogen daar natuurlijk ook niet te flauw over doen: dit is een actieplan voor een aantal jaren omdat de Vlaamse overheid ook een aantal dringende kwesties moet regelen, en die regelen we het best door keuzes te maken die vanuit een visie vertrekken. Ik noem een paar dingen op. Er zijn een aantal RIZIV-conventies overgekomen. Dat hebben we niet op lange termijn te regelen. Daarover zullen we vrij snel moeten beslissen.
Er is een Vlaamse sociale bescherming, het terugbetalingssysteem. We zullen snel moeten afstemmen wat erin zit en wat niet. We hebben intussen heel wat afgestemd inzake beeldvorming, strijd tegen het stigma. De link tussen zorg en preventie is ook op de gezondheidsconferentie aan bod gekomen. Over de eerstelijns ondersteuningsstructuren hebben we gesproken en in de conferentie is uitdrukkelijk de link gelegd met de eerste lijn en de geestelijke gezondheidszorg. Kortom, er zijn een aantal issues die natuurlijk een keuze en een beslissing veronderstellen. Om die keuze te kunnen maken vanuit een coherente visie, is er een actieplan opgesteld, dat natuurlijk niet op een blauwe maandag is opgesteld maar het resultaat is geweest van heel wat overleg.
Collega's, er zijn in dit land de acht ministers bevoegd voor de volksgezondheid, en dan heb ik het nog niet over diegenen die bevoegd zijn voor preventie. Ik ben het absoluut eens met de vraag van de SAR om een groot masterplan geestelijke gezondheid te maken. Maar als we niets zouden doen, zou men zeggen dat ik mijn eigen Vlaamse bevoegdheden moet invullen; als we iets proberen te doen en daar uiteraard informele afstemming en over organiseren, dan komt het verwijt dat ik moet wachten op het ‘grote verhaal’. De kritiek op het budget is natuurlijk vanuit het adviesorgaan een ernstig advies, maar iedereen weet – en dat moet ik hier bij herhaling zeggen – dat het overgrote stuk van die financieringsvragen RIZIV-gerelateerde vragen zijn. We hebben het gisteren in de commissie nog gehad over de eerstelijns psychologische functie. Ik blijf erbij dat we dit moeten verduurzamen en uitrollen over heel Vlaanderen. We doen een extra budgettaire inspanning om dit ook voor kinderen en jongeren vanaf 17 jaar te doen, maar veel zal afhangen van de positionering van de terugbetaling van de psychotherapie.
We gaan uiteraard een aantal gesprekken voeren om na te gaan hoe we dat advies verwerken. Ik denk dat we absoluut het structureel overleg met de sector moeten dynamiseren. En uiteraard, op de volgende interministeriële conferentie staat steevast ook het thema van de geestelijke gezondheidszorg op de agenda en proberen we ook de afstemming verder te organiseren.
Ik denk dat dit een correcte manier is om met het advies om te gaan. De geestelijke gezondheidszorg is een zeer belangrijke aangelegenheid. De vragen stijgen maar ook het zorgmodel dat we gebruiken, is duidelijk in transitie. We moeten daar in Vlaanderen uiteraard een stuk verantwoordelijkheid in nemen, maar we moeten er ook van uitgaan dat we datgene waarvoor we in Vlaanderen bevoegd zijn, zo goed mogelijk integreren in ons eigen Vlaamse beleid. Dat is alleszins de reden waarom ik echt heb aangedrongen op een actieplan op ons niveau, ook al wist ik op voorhand dat het aantal keren dat je voorwaardelijk zou moeten zijn in dat plan omdat je natuurlijk afhankelijk bent van de afspraken en de inzichten van anderen, behoorlijk groot zou zijn. Dat mag ons niet beletten om voor de dingen waarvoor we echt bevoegd zijn, na te gaan hoe we daarmee de volgende jaren kunnen omgaan.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Toch denk ik dat er een probleem is. U hebt zich namelijk uitgeput in excuses, vooral in de excuses die voortspruiten uit de zesde staatshervorming, de versnippering van de bevoegdheden, om te zeggen dat u op het Vlaamse niveau zou doen wat u kunt doen, om een Vlaams plan op te stellen, terwijl de SAR expliciet vraagt om, wetende dat die zesde staatshervorming voor meer problemen in de geestelijke gezondheidszorg heeft gezorgd dan iets anders, dat te overstijgen en dat niet langer als excuus te gebruiken en u daar niet langer achter te verbergen. Ik heb in uw antwoord niets van die intenties gehoord dat u dat daadwerkelijk van plan bent.
Eigenlijk is de vraag heel erg concreet. Van dit Vlaams actieplan zegt de SAR dat het weinig concreet is. Het bulkt van de goede intenties maar daar stopt het dan ook. Twee zaken: komt die langetermijnvisie er en wanneer? En zal de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg worden versterkt of niet?
Eén vraag maar: langetermijnvisie.
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, ik snap uw frustratie. Het kalf ligt gebonden – en ik ben dezelfde mening toegedaan – bij de versnippering van bevoegdheden en niet het minst bij de bevoegdheden die nu nog federaal zijn. In het bijzonder moet de terugbetaling van de psychologische zorg in de eerste lijn dringend worden overgeheveld naar de gemeenschappen. Maar ik vermoed dat de politieke moed hiervoor op federaal niveau nog ontbreekt. Ik zou dus durven te vragen om op tafel te kloppen op die interministeriële conferentie en om te vragen om dit zo snel mogelijk in orde te brengen.
Dan is er toch al één facet van de geestelijke gezondheidszorg in orde. Want alle middelen die u vandaag of in de toekomst zult inzetten voor de geestelijke gezondheidszorg, zullen allemaal teniet worden gedaan als men op federaal niveau geen werk maakt van een aantal dringende maatregelen zoals de terugbetaling van de psychologische zorg.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, het actieplan is inderdaad voorgesteld en wordt weldra in de commissie ten gronde behandeld. Het advies is intussen binnen.
Ik wil iedereen uitnodigen om dat actieplan er eens bij te nemen, want er wordt werk gemaakt van een duidelijke visie en een aantal basisprincipes. Daar gaan we echt niet alleen in op een aantal resoluties en vragen die al vele malen in dit parlement zijn gesteld, maar ook op maatschappelijke vragen die vaak aan bod komen en waar terecht een antwoord op moet worden geboden.
Ja, inderdaad, het zou beter zijn mocht er een allesomvattend plan komen van alle ministers en alle bevoegdheden. Maar in afwachting daarvan is het zeer sterk dat wij in Vlaanderen onze verantwoordelijkheid nemen en alles doen wat we kunnen om daar een antwoord op te bieden. Als iedereen dat doet, dan komt het goed, want dan wordt inderdaad op het federale niveau gedaan wat in het regeerakkoord staat en waartoe minister De Block zich geëngageerd heeft: dat is de terugbetaling van de psychologische zorg, die cruciaal is en blijft voor het plan dat wij hier hebben gemaakt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik vind twee zaken die de SAR aanhaalde, zeer belangrijk. Dat is ten eerste hoe de samenwerking van de geestelijke gezondheidszorg met de eerste lijn zal verlopen. Ik zie in de praktijk dat daar heel veel vragen omtrent zijn, zeker nu in het kader van de eerstelijnszones.
Ten tweede zijn dat de overlegstructuren. De SAR haalt aan dat er in de eerste plaats meer moet worden geïnvesteerd in zorg en ondersteuning in plaats van in allerhande coördinatoren, overlegstructuren en verdiepingen. Dat is een terechte opmerking. Er moet natuurlijk afstemming zijn tussen zorgverleners en niveaus, maar we mogen natuurlijk ook niet vervallen in te veel overlegstructuren, die veel tijd, geld en mankracht kosten, terwijl er zoveel noden zijn in de zorg. Daarom stellen ze voor een kosten-batenanalyse te maken. Wat is uw mening daarover?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord
Minister, u zegt dat zovelen bevoegd zijn en dergelijke meer. Dat is allemaal waar, het is allemaal heel ingewikkeld en het zou veel beter simpeler zijn dan dat. Maar het punt is dat u niet alles doet wat u kunt doen binnen uw eigen bevoegdheden. Het is nu al twee jaar dat de heer Anseeuw en ikzelf, om de beurt en soms gelijktijdig, u vragen om te investeren in eerstelijnspsychologische zorg en om eindelijk ook wat meer te investeren in die centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), waar steeds minder mensen terecht kunnen in verhouding tot de noden.
U hebt het dan wel over de vermaatschappelijking van de zorg en eerst de minst ingrijpende vormen van zorg, maar het enige dat goed is uitgebouwd, is de residentiële zorg. Iemand die ambulante of mobiele zorg nodig heeft, blijft vaak al te lang wachten. Mijn vraag is: zult u uw plan aanpakken? De SAR heeft misschien meer indruk op u gemaakt dan de heer Anseeuw en ik samen doen. Gaat u dat plan aanpassen? Neemt u uw verantwoordelijkheid deze keer wel?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mevrouw Jans vraagt of we het plan hebben gelezen. Ik heb het plan inderdaad gelezen, en ook het advies. Het advies is langer dan het plan. Dat zegt al iets. Het advies vond ik persoonlijk zeer inspirerend. Het zegt terecht dat er geen analyse is van wat er nodig is. Er zijn geen doelstellingen, niet op korte en niet op lange termijn. Er wordt enkel projectmatig en ad hoc gewerkt. Er is geen budget en geen timing. Collega’s, zonder die ingrediënten heb je ook geen plan.
Collega’s, ik hoor de minister zeggen dat het een eerbaar advies is van een adviesraad om extra budget te vragen. Dit is een maatschappijbrede oproep: 6 procent van het budget voor gezondheidszorg gaat naar geestelijke gezondheidszorg, maar 8 procent van de mensen met geestelijke gezondheidsproblemen krijgen hulp.
Intussen zegt u dat de federale overheid voor de terugbetaling moet zorgen. Ik hoor minister De Block zeggen dat ze wel wil maar dat haar coalitiepartners mee moeten, en misschien lukt het niet. Op het eind van deze termijn zullen we geen terugbetaling hebben van psychologen, zal er geen enkele euro extra naar cgg’s zijn gegaan, zal de eerstelijnspsychologie in de projectfase zitten en blijven mensen in de samenleving in een kortsluiting zitten, een maatschappij die koploper is wat betreft suïcide. Want dat is wat we zijn: suïcidekoploper. Dat blijft gewoon doorgaan. Deze regering mist alle kansen om slagkrachtig iets te doen. (Applaus bij Groen)
Zoals gezegd, denk ik dat het de normale gang van zaken is dat de regering een plan maakt, dat voor advies voorlegt, dat dat advies binnenkomt en dat dan aanleiding geeft tot een evaluatie, waarna er een versie naar de regering gaat om te zeggen: ‘Dit is wat we voorstellen te doen, gehoord het advies dat is uitgebracht.’ Het lijkt mij aangewezen om dat proces op die manier ook te respecteren.
Ik ben het met een aantal zaken eens. Wat mij in de geestelijke gezondheidszorg zeker ook bekommert, is de coördinatiefuncties die er voor alle mogelijke situaties bestaan, waarvan er sommige niet door ons gefinancierd zijn, maar waaraan we ook participeren.
Ik ben dus de eerste om met u toe te geven dat we ervoor moeten zorgen dat wat overeind blijft, gerationaliseerd is. Een van die rationalisatieoefeningen zal de geografische gebiedsafbakening zijn waarover we in de commissie al meerdere keren hebben gesproken, waar we meer uniformiteit zullen moeten hebben om te zien dat alles wat je geografisch op een bovenlokaal niveau ondersteunt, ten minste vanuit een behoorlijke uniformiteit van de gebieden kan vertrekken zodat de overheadkost minimaal is en de inzet op het terrein maximaal kan worden gemaakt.
En dat is meteen een heel grote oefening voor de geestelijke gezondheidszorg, die om historische redenen zeer ongelijk verspreid is in ons land, waar er dus duidelijk witte vlekken zijn en andere niet, waar er geografische werkingsgebieden zijn die niet altijd afgestemd zijn op de realiteit van andere ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Naarmate je meer spreekt van een geïntegreerde benadering is de noodzaak om dat op elkaar af te stemmen ook behoorlijk groot.
De geestelijke gezondheidszorg – ook dat is al eens aan bod gekomen in de commissie – moet ook mee de stap zetten naar een betere generalistische aanpak, maar ook een meer geïntegreerde aanpak, met andere vormen van hulp, bijvoorbeeld integrale jeugdhulp. Er zijn op dat vlak duidelijk stappen te zetten. En hoe meer je die stappen kunt zetten, hoe meer je ook extra overlegstructuren en coördinaties op de coördinaties kunt vermijden, omdat je gewoon probeert met elkaar in eenzelfde logica of organisatiemodel te redeneren.
Ik ben het er dus absoluut mee eens dat we op dat vlak een aantal zaken moeten aanpakken.
We moeten ons niet verschuilen achter de federale verantwoordelijkheden en bevoegdheden. We moeten bekijken wat we vanuit onze eigen bevoegdheden doen.
Wat de verschuiving naar de eerste lijn betreft, in alle eerlijkheid: als er één budget is uitgetrokken in de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen in 2017, is het precies in de richting van vroegdetectie en interventie, wat budgettair is gebeurd of zal gebeuren. In die zin is die prioriteit, zeker in het budget 2017, meegenomen.
Ik wil u nog één illustratie geven van de uitdaging. Ik heb gezegd dat we met vele ministers bevoegd zijn, maar uiteraard wil dat ook zeggen dat er een ander landschap speelt. Ik heb u gesproken over de transitie die we in Vlaanderen zullen moeten doen van een historisch gegroeid landschap met een aanbod dat vaak residentieel is en dat nu via vermaatschappelijking ook ambulant wordt. Maar ik geef u eens een ander cijfer. In Wallonië zijn er 81 centra voor geestelijke gezondheidszorg. In Vlaanderen is dat aantal absoluut gereduceerd. Je moet dus proberen een beleid te voeren dat recht doet aan de situaties in de verschillende delen van ons land en dat vanuit de wetenschap dat de financiering van prestaties nog altijd ook door het RIZIV wordt opgenomen.
Mijn aanpak nu zal zijn: dat advies ernstig nemen, herwerken, met de sector een structureel overleg opzetten en dan bekijken hoe we inderdaad acties kunnen uitvoeren. En wat 2017 betreft: in lijn met de begroting zoals ze door dit parlement is goedgekeurd.
Ik wil graag reageren op wat mevrouw Jans heeft gezegd. Zij zei: ‘Lees het plan eens. Het is duidelijk welke visie daarin staat.’ Dat staat in schril contrast met de mening van de mensen op het terrein, de mensen van de Strategische Adviesraad zelf, die met zoveel woorden zeggen dat het bulkt van de goede intenties, maar dat het daar ook bij blijft en dat het dus niet zo bruikbaar is.
Minister, hun vraag naar een langetermijnvisie heb ik hier ook aan u gesteld. Ik heb daar geen enkel antwoord op gekregen. Ik vind dat eigenlijk jammer. Ook op de vraag naar een goede behoefteanalyse is er geen antwoord gekomen. Nochtans komt die vraag vanuit de sector zelf. De SAR zelf vraagt een goede behoefteanalyse om op basis daarvan een langetermijnvisie te ontwikkelen. U bent daar blijkbaar nog altijd bang van. Ik kan niet begrijpen waarom. Misschien heeft dat te maken met het feit dat die geografische spreiding van de middelen die historisch zo is gegroeid, misschien al lang niet meer beantwoordt aan de noden van vandaag in de verschillende gebieden in Vlaanderen. Misschien durft u daar niet aan te raken. Misschien is het dat wat de SAR bedoelt met ‘Laat ons ervoor zorgen dat er meer geld kan worden geïnvesteerd in de zorg in plaats van in structuren’. Misschien wilt u te weinig raken aan die structuren.
Wel, ik wil u graag oproepen: maak werk van die langetermijnvisie en schuw de taboes niet in dit debat.
Minister, ik veronderstel dat dit thema te belangrijk is om het hier op tien minuutjes af te handelen. Ik vermoed dat dit dan ook in de commissie verder besproken kan worden zodra uw definitieve Actieplan Geestelijke Gezondheid uitgewerkt is.
Voorzitter, ik wil eindigen met een kort citaat van de SAR zelf: “Voor veel acties is het niet duidelijk aan welke doelstellingen ze zijn gekoppeld. Termen als ‘stroomlijnen’, ‘afstemmen’, ‘inkantelen’, ‘samenwerken’ en ‘aansluiten bij’ worden veel gebruikt in het actieplan maar vaak blijft het bij intenties, zonder de concrete operationalisering te beschrijven.” Ik kan het daarmee alleen maar eens zijn. Minister, ik roep u op, zoals u zelf al in uw antwoord hebt aangehaald, om vandaag actie te ondernemen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vragen zijn afgehandeld.