Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de beleidsconclusies uit het nieuwe onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van de Vlamingen
Actuele vraag over de alternatieven voor automobiliteit in de regio's met te weinig duurzame mogelijkheden
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, enkele dagen geleden is het resultaat verschenen van het onderzoek ‘Verplaatsingsgedrag Vlaanderen’, waarin gepeild wordt op welke manier de Vlamingen zich verplaatsen. Het onderzoek ging over het jaar 2015. Het beeld dat daarin naar voren komt, is dat de Vlamingen nog altijd, en steeds meer, blijven grijpen naar de auto, dat het aandeel van het openbaar vervoer gemiddeld genomen daalt en zelfs dat van de fiets ook. Dat is absoluut niet wat we nodig hebben. We hebben een trendbreuk nodig om het mobiliteitsprobleem op te lossen. De resultaten van het feit dat dat niet gebeurt, merken we elke dag met files die alsmaar langer worden, files die gigantische schade toebrengen aan de economie, aan onze gezondheid, aan ons milieu. Wat we moeten doen, is de dominantie van de auto in ons verplaatsingsgedrag afbouwen en volop de kaart trekken van gedeelde mobiliteit, van het openbaar vervoer, van de fietsers. We moeten meer te voet gaan voor die korte afstanden als we effectief de mobiliteitsproblemen willen oplossen.
Minister, uw beleid of uw strategie is die van de verleiding. U wilt de Vlaming verleiden om de wagen te laten staan. Eerlijk gezegd, als ik kijk naar die cijfers, moet ik u waarschuwen dat u in de toekomst wel eens een stevig blauwtje gaat oplopen als u uw beleid niet aanpast. U hebt gisteren als reactie gezegd: ‘De files zijn wijzelf. We kiezen er zelf voor om in de file te gaan staan. Ik heb een studie uitgeschreven om na te gaan op welke manier in de toekomst een kilometerheffing daar eventueel verandering in kan brengen.’ Met andere woorden: u verlaat de tactiek van de verleiding en u gaat meer naar de tactiek van mensen in een bepaalde richting te duwen. Nu, dat is de volgende legislatuur. Ik zou graag willen weten welke maatregelen u deze legislatuur gaat nemen om op korte termijn een perspectief te bieden om inderdaad die duurzame omslag die noodzakelijk is, waar te maken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, het onderzoek dat deze week in de krant stond, het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van de Vlamingen waarnaar men systematisch elk jaar peilt, was voor mij zowat de eerste lakmoesproef van uw beleid. Collega Vandenbroucke heeft het er ook al over gehad: u bent uw periode als minister begonnen met te zeggen dat u mensen zou verleiden. Als ik dan de eerste cijfers zie, cijfers van 2015, dan moet ik eerlijk zeggen dat het er niet zo goed uitziet. Het autogebruik stijgt. Het fietsgebruik daalt. Er is een kritische afstand van 600 meter wandelen voor de Vlamingen; als het meer dan 600 meter wandelen is, dan nemen ze de wagen. Het zijn allemaal dingen die ons om zeer uiteenlopende redenen zorgen zouden moeten baren: groeiende files, de kost voor de economie, de kost voor het milieu, tijdverlies voor mensen. Ik denk dat het tijd is om een omslag te maken.
Minister, ik heb de indruk dat het beleid dat u tot nu toe hebt gevoerd, te weinig kiest en te weinig die omslag bewerkstelligt. Uw reactie was inderdaad dat die files wijzelf zijn. U hebt daar natuurlijk 100 procent gelijk in. Maar op het moment dat u dan echt naar oplossingen gaat, geeft u eigenlijk aan dat u een voorstander bent van een kilometerheffing op personenwagens. Ook wij zijn daar een voorstander van, maar u hebt van in het begin gezegd dat u dat deze legislatuur niet kunt invoeren en moet wachten tot 2019. Dat is natuurlijk een bijzonder mager antwoord op de uitdagingen waar we vandaag voor staan.
Minister, we gaan toch niet wachten tot 2019? Wat gaat u vandaag en de rest van deze legislatuur doen om die negatieve cijfers te keren?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, naar mijn smaak hadden we eigenlijk de hele namiddag het spreekgestoelte aan een vrouw mogen geven, maar goed, alles is beter dan niets. (Gelach)
Minister, onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van Vlamingen bevestigt niet alleen dat het autogebruik niet daalt, maar het bevestigt zelfs dat het autogebruik stijgt, zelfs met 6 procent ten nadele van de fiets met ongeveer 3 procent, te voet met ongeveer 2 procent, de bus met 1 procent en de trein die ongeveer standhoudt. Dat zijn natuurlijk geen goede cijfers. Voor ons allemaal heeft dat simpelweg tot gevolg dat we nog meer in de file zullen staan in de toekomst. Ik denk niet dat iemand daarnaar uitkijkt.
In een eerste reactie verwijst u naar de kilometerheffing. Laat duidelijk zijn dat mijn fractie daar voor de volle honderd procent achter staat, met uiteraard een aantal bedenkingen. Zo zal de kilometerheffing voor personenvervoer alleszins slimmer moeten zijn dan de huidige kilometerheffing voor vrachtwagenvervoer. Ik wil daar sowieso twee bemerkingen bij maken. U verwijst naar een studie die u zou willen bestellen om draagvlak te creëren voor de kilometerheffing. Als de Vlaming alleen maar meer de auto neemt, dan verwacht ik bij het peilen naar draagvlak een bepaalde uitkomst. We hebben dringend nood – zelfs al implementeren we dat pas tijdens de volgende legislatuur – aan een stappenplan om de kilometerheffing te implementeren. Ik ben het helemaal oneens als u zegt dat we het zelf zijn die in de file staan en dat we er zelf voor kiezen om in de file te gaan staan. Dat kan misschien kloppen in uw regio. Dat kan misschien kloppen in de regio rond Antwerpen, maar er zijn heel wat regio’s in Vlaanderen waar we niet zelf kiezen om in de file te gaan staan. Als we kiezen om niet in die file te staan, dan kiezen we ervoor om thuis te blijven, simpelweg omdat er geen alternatief is.
Minister, welke initiatieven neemt u om op die plaatsen waar vandaag geen alternatief is voor de auto, te zorgen voor duurzame alternatieven?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, mijn eerste reactie was inderdaad dat wij de file zijn. We klagen allemaal over de file, maar wij en ons gedrag veroorzaken die file en bestendigen die vooral. We hebben het afgelopen jaar opnieuw een sterke toename gezien van de wagenverkoop. Er is opnieuw een historisch record bereikt. We hebben ook gezien dat het aantal gereden kilometers toeneemt. 53 procent van de verplaatsingen doen we met de wagen. Ook voor korte afstanden van 600 meter grijpen we nog altijd naar de wagen.
Zijn er toveroplossingen voor de fileproblematiek? Neen. De meest directe, meest fundamentele oplossing, of toch een deel van de oplossing, is investeren. We investeren ook in tijden van besparingen. Niettegenstaande de budgettaire krapte kunnen we zeggen dat er meer dan ooit wordt geïnvesteerd in mobiliteit door deze regering. We gaan vanaf 2017 tot 2019 5,8 miljard euro investeren in mobiliteit. Du jamais vu. We doen dat vooral in alternatieven voor de wagen en voor de weginfrastructuur. We investeren in waterwegen. Er is een toename van 17 procent van de budgetten. Er is een toename van de budgetten voor openbaar vervoer van De Lijn met maar liefst 43 procent. We zullen 700 bussen bestellen en 136 trams. Du jamais vu in tijden van besparing. We zullen ook de historische kaap ronden qua investeringsbudgetten voor de fietsinfrastructuur.
U moet ook het positieve vermelden. We zien dat in de studie een lichtpunt zit als het gaat over woon-werkverkeer. Er is een toename van het fietsgebruik en van voetgangers. Dat was helemaal verdwenen uit de mediaberichtgeving. Dat zijn toch positieve elementen.
Zullen de historische investeringsbudgetten op zich voldoende zijn? Ik ben zo eerlijk om te zeggen dat ik denk van niet. Alle alternatieven, alle lichtpunten die zich aandienen, moeten we aangrijpen, inclusief de kilometerheffing. Ik zou dat eigenlijk vooral een minderheffing willen noemen: minder belastingen voor meer mobiliteit. Er komen extra inkomsten door buitenlanders die vandaag 0 euro betalen voor het gebruik van onze wegen, terwijl wij het de normaalste zaak van de wereld vinden om zonder morren in Frankrijk de péage te betalen en in Zwitserland het wegenvignet.
In Vlaanderen, waar veel meer buitenlanders gewoon door razen en zelfs niet tanken en 0 euro bijdragen, moeten we hen mee laten betalen voor het belasten van onze wegen, zodat we die inkomsten kunnen gebruiken niet alleen om onze verkeersbelasting af te schaffen voor de Vlamingen, maar ook nog eens om extra te investeren. Minder belastingen, meer mobiliteit. Meer mobiliteit door de extra inkomsten die we kunnen investeren in weginfrastructuur en in alternatieven. Maar zo kunnen we er ook voor zorgen dat we eindelijk eens meer mobiliteit kunnen genereren door de sturing, waarmee we mensen kunnen belonen die zich verplaatsen buiten de spits. Uit de studie waarnaar jullie verwijzen, blijkt ook dat nog veel te veel mensen die zich tijdens de spits verplaatsen, hun verplaatsing perfect zouden kunnen uitstellen. We kunnen die mensen belonen wanneer zij die verplaatsing buiten de spits maken. We kunnen effectief werken met enige sturing. Maar dat vergt durf.
Mijnheer Ceyssens, we kunnen dat inderdaad alleen als we ook investeren in de alternatieven. Niet alleen in weginfrastructuur, maar ook in de alternatieven.
U zegt dat ik moet afstappen van dat en-enbeleid. Daar ben ik het niet mee eens. Twee partijen stellen dat zo voor. Zij zeggen: ‘Geef dat op. Laat de automobilist in de kou staan. Investeer niet meer in weginfrastructuur. Doe enkel nog investeringen in alternatieven.’ Dat zullen we niet doen. Wij willen een beleid voeren van verleiden, niet van vermanen. Van verleiden, niet van verbieden. We proberen om, zeker in het kader van het woon-werkverkeer, ervoor te zorgen dat mensen niet voor het volledige traject van het woon-werkverkeer hun wagen laat staan, maar voor minstens een deel van dat woon-werktraject. De dagelijkse realiteit van heel wat Vlamingen is dat ze een wagen nodig hebben voor heel wat verantwoordelijkheden voor en na het werk. Met die realiteit moet ons mobiliteitsbeleid ook rekening houden.
We grijpen met beide handen alle alternatieven die zich aandienen aan. In eerste instantie: gigantisch veel investeren – nog nooit gezien – in mobiliteit en openbare werken. En daarnaast ons voorbereiden op een positief alternatief: de minderheffing.
Minister, dank u wel. Ik erken dat uw collega’s van de regering u extra budget hebben toegeschoven om extra te investeren in mobiliteit. Wat openbaar vervoer betreft, maak ik daar wel graag de kanttekening bij dat dat grotendeels afkomstig is van de gebruikers van het openbaar vervoer die vandaag een pak meer betalen dan in het verleden.
Ik gun het u dat u telkens opnieuw die investeringsbudgetten optelt en dat u dat fabelachtige bedragen noemt. Maar we kunnen niet naast de vaststelling kijken dat het aandeel van het openbaar vervoer in 2015 20 procent lager ligt dan in 2009. Dat is ook historisch.
Minister, wat ik ook niet begrijp, is dat wanneer de Vlaamse Regering extra inkomsten genereert uit de kilometerheffing voor vrachtwagens, dat daarvan 0,0 procent wordt geïnvesteerd in duurzame mobiliteit.
En, collega’s van de meerderheidspartijen, wat ik helemaal niet begrijp, is dat u op het moment dat ons land kreunt onder de toenemende files 3 miljard euro bespaart op het spoor. Het spoor wordt hier telkens opnieuw geciteerd als de ruggengraat van het alternatief. Als u een historische beslissing wilt nemen, spreek dan met de federale overheid en zorg ervoor dat die historische besparing op het spoor ongedaan wordt gemaakt. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister, u hebt in uw antwoord gewoon nog eens opgesomd wat u altijd zegt: ‘Kijk naar mijn budgetten. Ik investeer zeer veel.’ En dan noemt u opnieuw de kilometerheffing of de minderheffing – u probeert een nieuw concept naar voren te schuiven, dat is interessant: minder en we gaan er dan op heffen, of zoiets. Enfin het is een vreemde poging. U hebt dat nu nog eens bewierookt. Maar dat is een maatregel waarvan u zelf zegt dat u hem deze legislatuur niet zult nemen, want u kunt hem niet nemen. Dat is voor 2019.
De cijfers vandaag, niet enkel over het openbaar vervoer, maar ook over de fiets en dergelijke, zijn absoluut niet goed. Het enige wat u doet, is antwoorden met het budget. U spreekt over 100 miljoen euro. Ik zou het graag zien, minister, maar het is een zodanige puzzel, dat zelfs het Rekenhof zijn audit, in maart vorig jaar aangekondigd, nog altijd niet rond krijgt omdat u niet kunt aantonen dat het 100 miljoen is. U kunt het gewoon niet aantonen. Er zijn schriftelijke vragen genoeg over. Toch ligt daar een stuk van de oplossing, want u kunt toch ook niet ontkennen dat, als u alle fietspaden nog alleen maar rond gewestwegen conform wilt maken, we 467 miljoen euro nodig hebben. U investeert nu nauwelijks 15 procent van uw budget in de fiets. Als we echt naar een omslag moeten gaan, dan gaat u daar ook naar een omslag moeten gaan.
Minister, ik stel tot mijn genoegen vast dat we in verband met de slimme kilometerheffing helemaal op dezelfde lijn zitten. Het is inderdaad nuttig om mensen minder te laten betalen als ze kiezen om zich op andere uren te verplaatsen. In verband met de investeringen in infrastructuur kunnen we ons natuurlijk op de borst kloppen en gaan vertellen hoeveel budget we daarvoor over hebben, maar we kunnen tegen de Vlaming niet gaan zeggen: ‘We gaan u belasten om uw auto te gebruiken in uw regio. We hebben er geen alternatief, maar daarvoor hebben we een budget voorzien.’ Dat zal in uw raakvlakstudie op weinig begrip kunnen rekenen. Maar u hebt onze steun voor die investeringen, zelfs al moet u daar, zoals in Limburg op een gegeven moment, zelfs lichtjes tegen uw eigen partij ingaan. Wij geven u volmondig steun als u investeert in dergelijke projecten. Alleen toont het recente verleden weer aan dat het niet altijd van een leien dakje loopt. Dat is niet uw verantwoordelijkheid, maar er zijn zoveel randvoorwaarden.
Mijn bijkomende vraag is: tenzij we de kilometerheffing naar de Griekse kalender willen verschuiven, hebt u een plan B om een aantal zaken te gaan versnellen of gaat u bij de kilometerheffing aan de burger zeggen: ‘We zijn in uw regio niet klaar, dus een kilometerheffing is in dit gebied niet aan de orde.’?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik merk op voor het verslag: de Griekse kalenden. (Opmerkingen)
Niet alles is kommer en kwel. In het woon-werkverkeer zagen we heel duidelijk dat de auto lichtjes terugviel, in het voordeel van vooral de fiets en ook van de voetganger.
Ik hoor vooral veel kritiek van de oppositiepartijen: niets is goed, niets van de voorliggende recepten zijn goed. Ik stel vooral vast dat de recepten van het verleden hebben gefaald, anders hadden we nu niet met zulke cijfers gezeten, keer op keer, in een onderzoek naar verplaatsingsgedrag.
De heer Kesteloot bijvoorbeeld heeft gezegd dat er tussen 2007 en 2009 helemaal niets is geïnvesteerd in het openbaar vervoer, er geen bijkomende bestellingen zijn geweest van trams en bussen. Nu pakken we dat anders aan. Ik kan alleen maar zeggen: uiteraard steun en bijval voor de minister, die een drietrapsraket afschiet en nog eens benadrukt dat we eerst eindelijk terug investeren. Dat gaat hopelijk zijn vruchten afwerpen in zowel openbaar vervoer, fiets als infrastructuur. Daarnaast heeft hij een andere manier om naar openbaar vervoer te kijken, die veel meer vraaggericht is en mensen gaat verleiden. Wat betreft het onderzoek naar de minderheffing, doet alleen het woord al me enthousiaster worden dan ik ervoor was.
Wat dat laatste betreft, het verdere onderzoek naar de minderheffing wordt nu gevoerd, waarbij we de tweede fase van het onderzoek al voorbereiden. Ik lees soms dat we dat met een vingerknipje zouden kunnen gaan invoeren, maar het is ‘du jamais vu’. Het is nooit op zulke schaal ingevoerd, dus het vergt wel enige voorbereiding. Ten tweede is er ook de problematiek van Wallonië. Het is me nog altijd niet duidelijk wat in Wallonië, als puntje bij paaltje komt, het standpunt is. Het wijkt blijkbaar af van het standpunt van dezelfde partijen in de Brusselse Gewestregering. Het vergt dus toch wel wat voorbereiding.
Inzake de opmerkingen rond fietsinvesteringen: net dat doen wij. We stappen af van de gebruiken van het verleden waarbij de fietsinfrastructuurinvesteringen altijd achteraf, post factum, werden berekend. Achteraf. We draaien de zaken nu om. Ik wil een meerjareninvesteringsplan. Het is trekken en sleuren om er dat bij de respectieve administraties door te krijgen. Ik geef dat toe. Ik wil voor het paasreces de ambities en perspectieven in concreto op papier krijgen.
Dat we de hele logica omdraaien, is een hele omslag. Trouwens, het is een omslag die gepaard gaat met een budgettaire omslag, een omslag met veel centen erin. We gaan voor het eerst de kaap van de 100 miljoen euro ronden.
Mijnheer Rzoska, voor u is het te weinig. Wel, niettegenstaande budgettair barre tijden is er nog nooit zo een grote financiële vooruitgang gemaakt als vandaag. Ik vind dat u zelfs in een plas water het zonlicht moet kunnen zien schijnen. Dat zijn stappen vooruit.
Mijnheer Vandenbroucke, ik onthoud van u het pleidooi voor communautaire stappen, voor een confederalisme waarbij Vlaanderen ook bevoegd zou worden voor het spoor. Ik dank u voor het vertrouwen dat u zelfs vindt dat het mobiliteitsbeleid volledig in Vlaamse handen moet komen, en dus ook voor het vertrouwen in mijn figuur omdat ik dan bevoegd moet worden voor het spoorbeleid. Ik neem dat zeker ter harte, ik deel die wens en die ambitie. We maken er werk van. Geef ons wat tijd.
Maar als u kritiek hebt op het aandeel van het openbaar vervoer, dan moet het duidelijk zijn dat wij breken met de socialistische recepten. U verwijst naar het budget en vervolgens naar het aandeel van het openbaar vervoer in het verplaatsingsgedrag. Ik wil even opmerken dat wij de afgelopen vijftien jaar, sinds 1999, op basis van socialistische recepten met het gratisbeleid, bij De Lijn met een budget van ongeveer 300 miljoen euro zitten. Dat is tegen 2014 geëvolueerd naar 1,2 miljard euro! En het aandeel van het openbaar vervoer in het totale verplaatsingsgedrag is gelijk gebleven. Daar sta je dan met zulke vergelijkingen! Dat zijn inderdaad de socialistische gratis recepten. Wij slagen erin om ervoor te zorgen, met een rechtvaardige tariefpolitiek, met de scherpste tarieven in vergelijking met het buitenland en vergelijkbare regio’s, om de investeringsbudgetten naar een onbekende hoogte te brengen. Dat zijn dan de recepten van deze regering, dat zijn recepten van vooruitgang. (Applaus bij de N-VA)
Er wordt hier vaak het woord ‘historisch’ in de mond genomen. Wel, ik heb die historische cijfers van het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag eens opgezocht. Tussen 2000 en 2009 is het aandeel van het openbaar vervoer in Vlaanderen gestegen van 2,10 naar 3,55 procent. Dat is 70 procent meer onder socialistische mobiliteitsministers. Vandaag zit u 20 procent onder dat niveau, mevrouw De Ridder, minister Weyts. Om één vaststelling kunnen we niet heen, dat zal iedereen moeten beamen, ook u: hoe langer de N-VA op de stoel van Mobiliteit zit, hoe langer de files worden. (Applaus bij sp.a en Groen. Opmerkingen)
Minister, ik weet dat deze Vlaamse Regering – dat heeft ze de afgelopen weken ook bewezen – toch wel wat moeite heeft met cijfers. Ik stel u voor om dat onderzoek naar het verplaatsingsgedrag toch nog eens in perspectief te bekijken, want het cijfer dat u noemt, zit er eigenlijk volledig naast, maar goed.
Wat betreft de fietsinvesteringen zegt u: ‘Kijk eens wat ik doe.’ De collega’s van CD&V zullen mij in dezen gelijk geven: toenmalig minister Crevits had een duidelijke doelstelling, ik heb daar met haar stevig over gediscussieerd. Per jaar gaf zij 88 à 89 miljoen euro uit. U gaat naar 100 miljoen euro. Dat is nauwelijks 11 à 12 miljoen euro meer per jaar voor een vervoersmiddel dat een cruciale rol zou kunnen spelen zodat de files korter worden en we stappen vooruit zetten. En wat doet u? U blijft investeren met grote bedragen in de auto. Dit is geen beleid van de vooruitgang! U neemt het beleid van het verleden over – het betonbeleid – en u voert het verder uit. Dat is uw kracht van verandering, en wij staan langer in de file. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister, het is misschien omdat we voor een heel groot stuk op dezelfde lijn zitten of omdat u te zeer wordt opgeslorpt door het debat met de ‘bad boys’, maar u bent vergeten te antwoorden op mijn vraag, over die gebieden waar er vervoersarmoede is. Ik vind dat jammer en ik hoop dat ik dat niet tekenend hoef te vinden, want dat gaat wel over een heel groot stuk van Vlaanderen. Volgens Het Nieuwsblad vandaag zijn 55 gemeentes in Vlaanderen gewoon niet geslaagd als het gaat over de ontsluiting via het openbaar vervoer. Ik zal u alleszins op dit spreekgestoelte die vraag blijven stellen. Ik zal u die ook in de commissie blijven stellen, want als er geen openbaar vervoer is, dan is de mensen proberen te verleiden voor het openbaar vervoer natuurlijk hetzelfde als iemand regenjasjes proberen te verkopen in de woestijn.
De actuele vragen zijn afgehandeld.