Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt, naar aanleiding van de nieuwe cijfers van Unia
Actuele vraag over de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt, naar aanleiding van de nieuwe cijfers van Unia
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Hier staan we dan weer, na een zoveelste rapport dat aangeeft dat we in Vlaanderen kampen met een structureel probleem van discriminatie, onder andere op onze arbeidsmarkt. Ik heb het over het rapport van Unia dat gisteren is vrijgegeven en dat een deel is van een rapport dat eind dit academiejaar definitief wordt vrijgegeven. Daar staat onder andere in dat er nog nooit zoveel dossiers zijn geopend door Unia op het vlak van discriminatie, dat dat 20 procent meer is dan vorig jaar en dat de ongelukkige top drie bestaat uit: discriminatie op basis van afkomst – de grootste stijger tegenover vorig jaar – discriminatie op basis van leeftijd, en discriminatie op basis van een functiebeperking. Met andere woorden, wie hier in Vlaanderen toevallig de verkeerde naam heeft, heeft een probleem op onze arbeidsmarkt, wie toevallig de verkeerde leeftijd heeft, heeft een probleem op onze arbeidsmarkt en wie toevallig een functiebeperking heeft, heeft ook een probleem op onze arbeidsmarkt.
Minister, we hebben daar al veel debatten over gehad, want wat in het rapport staat, is natuurlijk niets nieuws. Vlaanderen kampt met een hardnekkig probleem, en daar moet beleid tegenover staan, beleid dat dat probleem aanpakt.
Mijn vraag is eigenlijk heel simpel: u bent al zeven jaar minister van Werk, uw partij zit mee in de Federale Regering, u deelt daar mee de lakens uit. Wat gaat u doen, welke garantie kunt u geven aan de mensen met de verkeerde naam, met de verkeerde leeftijd, met een functiebeperking, dat ze volgende week, na zeven jaar lang geen verbetering, eindelijk met meer hoop de toekomst tegemoet kunnen gaan?
Mevrouw Claes heeft het woord.
We hebben al heel vaak over dit thema gesproken, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. Ik ben ervan overtuigd dat de standpunten van alle actoren, van alle politieke partijen, gekend zijn.
Minister, u en uw partij zetten vooral in – maar u zult dat straks zelf wel zeggen – op preventie, een sectorconvenant en zelfregulering. U bent geen voorstander van een harde hand in dezen. Ook in het laatste inspectieverslag van 2015 dat we hebben kunnen consulteren, zien we dat er slechts zeven waarschuwingen zijn uitgereikt voor discriminatie en er één pv is gemaakt in 2015. We hebben alles al zien passeren: campagnes, actieplannen, evenredige arbeidsdeelname en diversiteit (EAD). Alles is al voorbijgekomen, maar we stellen toch vast dat het probleem eigenlijk nog groter is, en elke dag opnieuw worden we daarmee geconfronteerd. De cijfers van Unia liegen niet. De heer Annouri heeft het al gezegd: 20 procent meer dossiers behandeld door Unia, dossiers discriminatie die te maken hebben met ras, met leeftijd en met handicap. Het zijn juist die drie groepen – het is pijnlijk dat we dat moeten vaststellen – die ook in de werkloosheidscijfers manifest aanwezig blijven en niet dalen, terwijl andere groepen in de werkloosheidscijfers – iets genuanceerder bij ouderen, maar dat zult u straks wel zeggen – dalen.
U hebt in de sector van de uitzendarbeid en in de dienstensector met zelfregulering gewerkt. Mijn vraag is: is het niet hoog tijd om, naast sensibilisering, vorming, monitoring, onderzoek, klachtenbehandeling, ook in te zetten op de handhaving van deze belangrijke problematiek voor onze samenleving?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voor de zoveelste keer staan we hier, naar aanleiding van een rapport dat nog eens bevestigt dat er een structureel probleem van discriminatie is op de arbeidsmarkt. Ben je een jaartje ouder, heb je een verkeerde naam of heb je een functiebeperking, dan heb je het minstens dubbel zo moeilijk om aan een job te geraken.
In februari 2015 hebben wij hier al een grondig debat gevoerd, naar aanleiding van de hallucinante cijfers over discriminatie in de sector van de dienstencheques uit het rapport van het Minderhedenforum. Wat was het resultaat van dat debat? Naar mening van mijn fractie was er te weinig ambitie. Maar u had zich toen geëngageerd om een grootse sensibiliseringscampagne te organiseren. En u riep de sectoren op om aan zelfregulering te doen. Op dat vlak zei u: ‘Neem het voorbeeld van de interimsector en doe aan zelfregulering.’ Dat was het engagement.
En wat zien we na twee jaar? De sensibiliseringscampagne die was aangekondigd voor november is uitgesteld. Wat de zelfregulering betreft in de sectoren buiten de interimsector en de dienstenchequesector, die zelf ook aankondigde dat te willen doen, heeft geen enkele sector in het sectorconvenant het initiatief genomen om praktijktesten of een andere vorm van handhaving te doen. Ook de actualisering van het actieplan voor arbeidsmarktgerelateerde discriminatie is uitgesteld.
Minister, de anderen hebben niet stilgezeten. Gent heeft praktijktesten ingevoerd. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft gezegd dat het praktijktesten zal invoeren. Op federaal niveau heeft minister Peeters aangegeven dat hij zijn inspectie de opdracht heeft gegeven om samen met Unia de invoering van praktijktesten voor te bereiden.
Minister, wat zult u, naast de sensibiliseringsacties, de vrijblijvende sensibiliseringscampagne, doen om discriminatie beter op te sporen? (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben het met de drie vraagstellers eens dat we hierover al vaak hebben gesproken. Ik zou kunnen zeggen dat de Unia-cijfers Belgische cijfers zijn. Ik zou kunnen zeggen dat ze niet alleen gaan over de interim en over dienstencheques, maar dat ze het ook hebben over elke vorm van samenwerking op de vloer of tussen werkgever en werknemer. Ik zou kunnen zeggen dat alle aanwervingen mee zijn onderzocht. Ik zou dat allemaal naar voren kunnen brengen. Ik zou de cijfers kunnen relativeren, met de asielzoekers die erbij zijn gekomen, of, mevrouw Claes, vorige week nog in de commissie, met de 10.000, gewoon door een verandering van wat er statistisch al dan niet moet worden opgenomen. Maar ik vind dat geen goede redenen om daar niet dieper op in te gaan.
Wat ik wel wil zeggen, is: het gaat hier over meldingen, niet over discriminaties. Dat hoeft niet hetzelfde te zijn. We hebben het duidelijk gezegd, ook in de commissie. Jullie weten dat mijn doelstelling is dat iedereen die denkt dat hij of zij discriminatie ondervindt, dat het best meldt. Dat je dan meer meldingen krijgt, wil eigenlijk bijna zeggen dat de actie slaagt. Ik wil niet dat iemand die het gevoel heeft dat hij wordt gediscrimineerd, dat niet zou melden. Maar je mag er dan ook niet de verkeerde conclusies uit trekken. Dat is het tweede punt.
Mijn derde punt is het belangrijkste. Wat doen we allemaal? Welke plannen zijn er allemaal? U moet niet nee schudden, mevrouw Kherbache. Er zijn er veel. Er zijn effectief de sectorconvenanten. Niet ik maar collega Peeters heeft gezegd dat hij wat ik al doe, met name sensibilisering via ‘mystery calls’, ook in andere sectoren zou willen doen. Want ik ben tot nu toe in België de enige die dat ooit heeft ingevoerd, sensibilisering van de sector zelf via ‘mystery calls’. Collega’s van andere partijen hebben dat in het verleden nooit gedaan. Nooit, niet op federaal, noch op Vlaams niveau. En de dienstenchequesector is nog maar net overgedragen en wat doen we daar? ‘Mystery calls’ door de sensibilisering via de sector zelf. Ik moet eerlijk zeggen: ik ben altijd verbaasd om te horen dat zelfs de bevoegde minister in de vorige Federale Regering dat allemaal niet heeft gedaan. Als het dan toch zo belangrijk was, waarom is het daar dan niet gebeurd? Was het toen niet nodig? Was er toen geen discriminatie, mevrouw Kherbache? Ik ben de eerste en de enige die met ‘mystery calls’ werkt, daar waar ik bevoegd ben. Dat is een belangrijk punt.
Wat de sectorconvenanten betreft, hebben heel wat van die sectoren effectief al een aantal acties opgenomen. Wij zijn nu bezig met die evaluatie. Op basis van de goede voorbeelden die er zijn in de sectoren, wil ik in de volgende generatie sectorconvenanten verplichten dat er effectief acties rond discriminaties worden opgenomen. Maar ik moet niet wachten. Ik heb ondertussen eind vorig jaar al een brief gestuurd naar alle sectoren die een convenant hebben, om hen aan te sporen om acties te nemen.
Inzake het Actieplan Bestrijding Arbeidsgerelateerde Discriminatie (ABAD) zijn we nu aan het wachten op het advies van de SERV. Ik wil dat met de sociale partners doen. We gaan daar vooruit, maar elk op zijn tijd.
Voor de dienstencheques willen we de decretale basis maken om ervoor te zorgen dat elk dienstenchequebedrijf verplicht is mee te werken rond de mystery calls. Het ontwerp van decreet dat dit mee zal realiseren ligt nu – na principiële goedkeuring door de regering – bij de SERV.
Bij de voorstelling van de praktische uitvoering van de mystery calls hadden de vakbonden nog een aantal opmerkingen. Die nemen we nu mee naar de werkgevers zodat we praktisch de mystery calls in de dienstenchequebedrijven kunnen doen.
Mijn inspectie, u hebt daar vragen over, mevrouw Claes, moet zich beperken tot interim- en dienstenchequebedrijven. Inspectie op discriminatie bij aanwerving bij andere bedrijven of binnen een bedrijf is niet mijn bevoegdheid. Wij doen daar inspecties samen met de federale inspectie. Die zaken zetten wij zeker voort. We hebben ook gepland dat we bij de dienstenchequebedrijven naar administratieve sancties kunnen gaan. Ik denk dat daar een heel belangrijke stap nodig is.
Mevrouw Kherbache, u spreekt over een campagne om nog meer de rechten en plichten van iedereen duidelijk te maken. Dat zal op dat moment waarschijnlijk meer mensen aanzetten om een klacht in te dienen, omdat ze weten ‘ja, ik word hier gediscrimineerd’. We hebben die tegengehouden, ik vond ze niet goed, en de sociale partners vonden het niet goed. Nu loopt de nieuwe tender. Eind maart hoop ik met de sociale partners een nieuwe goede keuze te kunnen maken, ik denk dat het beter is een goede campagne te hebben dan een slechte campagne.
Ik wil de perceptie tegenwerken. Ik heb gelezen dat ik Jobkanaal heb afgeschaft. Waarschijnlijk heb ik ook de diversiteitsconsulenten en de bijblijfconsulenten afgeschaft. Ik heb echter zowel aan de werkgevers als aan de vakbonden gevraagd dat ze iets zouden doen met hun tien jaar lange ervaring, dat ze met vernieuwende voorstellen zouden komen die het verschil kunnen maken. De werkgevers, Voka, zijn gekomen met WELT (werkervarings- en leertrajecten) en UNIZO met Jopstap. Dat zijn allemaal nieuwe programma’s waar men een aanpak voorstelt voor alle vormen van discriminatie. We hebben daar resultaatsverbintenissen voor gemaakt. Ook dat is nieuw. Met de vakbonden hebben we ook nieuwe programma’s gemaakt waarbij discriminatie op de werkvloer – wat strikt genomen niet mijn bevoegdheid is – zal worden aangepakt. Zij hebben daaromtrent programma’s. Daarover heb ik nu het advies van de Inspectie van Financiën binnen, nu kan ik naar de regering gaan.
We hebben ook een programma opgezet met Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP) en met het Minderhedenforum vanuit de filosofie dat we vanuit het positieve gaan starten en niet vanuit de handicap of de beperking van die mensen.
Met het ESF hebben we drie grote projecten: onbewust discrimineren, arbeidsgehandicapten toeleiden naar een eigen bedrijf en de projecten rond kennis van talen en het doorbreken van het diplomadenken. Deze acties zijn allemaal gepland of allang in uitvoering. We proberen met de sociale partners of anderen het verschil te maken. Op die weg wil ik verder gaan en dan heb ik het nog niet eens gehad over het meest essentiële aspect van mijn beleid: het omdraaien naar het kijken naar competenties en talenten van elk individu, los van zijn afkomst, zijn kleur, leeftijd of wat dan ook. (Applaus bij de N-VA)
Minister, u zegt dat het over meldingen gaat, dat klopt niet, het gaat over dossiers. Elk dossier dat Unia opent, kan 25 of 30 meldingen inhouden. Het gaat niet enkel over meldingen.
U zegt dat die zogezegde meldingen niet per se over discriminatie gaan. Maar Unia zelf noemt het ‘vermoedelijke discriminatie’. Zij zijn geen rechtbank, zij kunnen geen uitspraak doen. U hebt wat mij betreft geen recht om dat argument te gebruiken, want Unia doet daar onderzoek naar. Als u zelf wilt beschikken over objectieve cijfers, dan had u als overheid maar praktijktesten moeten invoeren, dan had u de ideale tool in handen om ervoor te zorgen dat u als Vlaamse overheid zelf over objectieve cijfers kon beschikken. U wou dat niet doen, want u wou niet sanctioneren of stigmatiseren.
Wel, minister, met dit beleid wordt iemand met de verkeerde naam gesanctioneerd op de arbeidsmarkt. Met dit beleid wordt iemand met de verkeerde leeftijd gesanctioneerd op de arbeidsmarkt. Met dit beleid wordt iemand met een functiebeperking keer op keer kansen ontnomen. Minister, als u echt wilt beschikken over duidelijke cijfers, gaat u dan eindelijk echt verantwoordelijkheid opnemen? Gaat u eindelijk die praktijktesten uitrollen op Vlaams en federaal niveau?
Of gaat u, naar aanleiding van elk onderzoek, steeds opnieuw dezelfde maatregelen naar voren schuiven, hoewel we bij elk rapport moeten vaststellen dat er zich geen verbetering voordoet? (Applaus bij Groen)
Minister, het was voorspelbaar. Er is veel gebeurd op het vlak van preventie. Vakbonden en werkgevers waren erbij betrokken. Iedereen is bezig of staat klaar om iets te ondernemen. Maar het probleem is zo groot dat acties niet zullen volstaan om een trendbreuk te realiseren. Ook handhaving is nodig. Vergelijk het met autorijden: als er geen sanctie volgt wanneer we 120 km per uur rijden waar we slechts 90 mogen rijden, dan houden we ons niet aan de regels. Dat is het probleem: er is handhaving nodig om ervoor te zorgen dat de acties echt renderen. (Applaus bij CD&V)
Minister, vroeger was Vlaanderen op het vlak van discriminatiewetgeving een echte voorloper. Zelfregulering is geen verdienste van u, minister. Herinner u het grote schandaal in de interimsector, met T-interim en Mailprofs. Twee legislaturen geleden hebben actiegroepen als KifKif en de vakbonden de zaak aangekaart. Toen engageerde de sector zich om aan zelfregulering te doen. De sector zei zelf te worden beschadigd door de rotte appels. Dat was hun verdienste. Hetzelfde geldt voor de sector van de dienstencheques. Zij zorgen voor zelfregulering, en niet u.
Maar u hebt een grote bevoegdheid: de handhaving van de normen en de regels. U hebt daarvoor een inspectie. Maar de inspectie zegt dat men niet over de instrumenten beschikt om discriminaties vast te stellen. Vandaar het belang van praktijktesten. Geef de inspectiediensten de opdracht om samen met een universiteit die testen uit te werken. Dat zou veel meer opleveren dan een sensibiliseringscampagne. (Applaus bij sp.a en CD&V)
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil focussen op discriminatie op basis van leeftijd, die met 126 procent is gestegen. Eind september trok Unia aan de alarmbel over de stijgende leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt. Die discriminatie begint al rond de leeftijd van 45 jaar. Dat is verontrustend. Zonder afbreuk te doen aan die alarmerende stijging, moet die tendens toch worden genuanceerd. Het gaat over meldingen waarvan de gegrondheid nog moet worden vastgesteld. Ook is het zo dat men vandaag sneller dan vroeger de stap zet om een klacht in te dienen. Dat laatste is natuurlijk een goede zaak, want discriminatie is onaanvaardbaar.
De Vlaamse Regering heeft gekozen voor autoregulering. Het is dan ook erg belangrijk dat het probleem erg gedetailleerd in kaart wordt gebracht en wordt onderzocht in hoeverre factoren als verloning en vooroordelen tegenover ouderen en verplichte outplacement meespelen. Kunnen de factoren die discriminatie in de hand werken niet beter in kaart worden gebracht, met het oog op een adequate monitoring en dito autoregulering?
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb geen zin om op basis van de cijfers van Unia mee te doen aan een hetze tegen werkgevers. Ik denk dat werkgevers op basis van competenties mogen aanwerven wie ze willen, zonder dat ze zich daarvoor moeten verantwoorden.
Dat betekent niet dat we blind zijn voor de noden van bijvoorbeeld mensen met een arbeidshandicap en die van 50-plussers. Dat zij vooralsnog te weinig aan bod komen op de arbeidsmarkt heeft niet alleen met de keuze van de werkgevers te maken, maar vooral ook met een beleid dat er niet voor zorgt dat de aanwerving van die mensen aantrekkelijk genoeg is. Als ik dan kijk naar de eerder dwaze opmerking van Unia dat te veel personeelsbestanden te blank en te mannelijk zijn, dan denk ik dat we de miljoenen euro’s overheidsgeld die naar die instelling gaan beter zouden gebruiken om bedrijven aan te moedigen om bijvoorbeeld mensen met een arbeidshandicap aan te werven. Ik roep dus op om geen antidiscriminatiehetze te voeren, maar wel om een beleid te voeren waarmee onze arbeidsgehandicapten en ouderen echt zijn gebaat.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Als ik de collega’s bezig hoor, is het net alsof er niets gebeurt. Ik wil het accent toch eens leggen op de verschillende acties van de minister, en die zijn zeer positief. Het is de allereerste keer dat er zoveel werk wordt gemaakt van de verschillende acties, zowel door de overheid als door de politiek. De samenwerking met Unia is zeker zeer belangrijk. Zij staan het dichtst bij de mensen. De minister heeft in de commissie verklaard dat er nog gesprekken komen met Unia in de loop van 2017 om de verschillende mogelijkheden met betrekking tot zelfregulering uit te werken. Op dit moment van het jaar is het nog iets te vroeg om daar al conclusies uit te trekken of om andere standpunten uit te werken.
Het meldpunt is inderdaad bekender gemaakt, waardoor er meer meldingen zijn. Daar moeten we de juiste conclusies uit trekken. Er is wel een campagne geweest om dat meldpunt kenbaar te maken bij de burgers.
We hebben in de commissie gezegd dat we het ABAD in mei gaan evalueren. De eerste grote evaluatie komt eraan in juni. Collega’s, laten we dit probleem opnemen, maar in de commissie.
Ik wil toch enkele reacties meegeven. Meer dossiers betekent niet automatisch dat er meer discriminatie is. Wat wil ik hiermee zeggen? Als dankzij de acties die zijn ondernomen en die er nog zullen komen, mensen die in het verleden de stap niet zetten naar een meldpunt, dat vandaag wel doen, dan wil dat vooral zeggen dat er meer meldingen en dus meer dossiers zijn. Het kan ook zijn dat er meer discriminatie is. Het kan ook gewoon zijn dat er meer wordt gemeld dan in het verleden door de acties die zijn genomen.
De grote actie die we met de sociale partners willen ondernemen, is erop gericht de rechten en de plichten en de meldpunten heel duidelijk kenbaar te maken. Het gevolg zou kunnen zijn dat er effectief nog meer meldingen zijn, meldingen die ook belangrijk zijn, mevrouw Claes, om te kunnen controleren, om er inspectie op af te kunnen sturen. Dat is zeer essentieel.
Ik wil ook herhalen dat ik alleen kan handhaven bij interim- en dienstenchequebedrijven. Dat doen we, maar daar zullen klachten en meldingen een groot en belangrijk onderdeel zijn om de handhaving te kunnen voeren. Daarvoor staan we klaar, dat zijn we aan het doen, dat zullen we voortdoen. We hebben de administratieve boete, die het gemakkelijk maakt om sancties op te leggen. In het verleden was dat niet het geval voor de dienstenchequebedrijven.
Mevrouw Kherbache, u hebt deels gelijk. De interimsector heeft in het verleden zelf initiatieven genomen. U hebt geen gelijk als we het hebben over de dienstenchequebedrijven. Dat is uitdrukkelijk gebeurd door mijn tussenkomst. Als het wel zo was geweest, waarom heeft de federale minister op het moment dat ik met de interim afspraken hebt gemaakt op eigen initiatief, niet hetzelfde gedaan bij de dienstenchequebedrijven? Ik heb het wel gedaan in Vlaanderen. Zij heeft het toen niet gedaan op het federale niveau. Het was een federale materie. Ik moet dus eerlijk zeggen: ik begrijp dat niet altijd. Ze kon dat niet alleen bij de dienstenchequebedrijven hebben opgelegd. Ze kon dat bij alle sectoren hebben opgelegd. Overal kon ze de mysterycalls hebben gedaan, gesensibiliseerd of via de inspectie. Maar neen, dat is niet gebeurd. We doen het in Vlaanderen op de twee domeinen. Waar ik bevoegd ben, gebeurt het in samenwerking met de sector zelf, uiteraard gesteund en soms een beetje gepusht door mijzelf.
Als jullie denken dat die mysterycalls de deus ex machina zijn die morgen alle discriminatie wegneemt, wel, zo werkt het niet. Als mensen niet beseffen dat ze discrimineren, als mensen denken dat dat kan en mag, zelfs met een sanctionering … Ik denk dat sensibiliseren er moet voor zorgen dat mensen gaan kijken naar talenten en competenties en over de rest heen kijken. Dat is de essentie van de zaak. Ik geloof niet dat je dat met een stok eruit kunt slaan. Het is een sensibilisering, het moet onze zware overtuiging zijn dat je niet naar de handicap van iemand kijkt, maar naar wat die mensen kunnen, dat je niet naar de leeftijd of de kleur of het geslacht van die mensen kijkt. Zolang we dat niet doen … (Applaus bij de meerderheid)
Dat klop je er niet uit met een stok.
Mevrouw Talpe, ik moet één ding corrigeren. U had het over de stijging met 125 procent. U vroeg aan mij hoeveel werklozen van 55 tot 59 jaar of ouder dan 60 jaar er extra zijn ingeschreven ten gevolge van het feit dat er federaal minder vrijstellingen zijn gegeven. In 2015 waren er 125 procent meer inschrijvingen ten opzichte van 2014 ten gevolge van het beperken van de vrijstelling. Het was dus niet zo dat de werkloosheid zo sterk was gestegen. Ik heb gevraagd aan VDAB of men die cijfers kon corrigeren, maar men kon dat om een of andere reden niet. Mochten we echter die cijfers kunnen vergelijken met de cijfers die vroeger werden gebruikt, dan zouden we wellicht zien dat er ook bij die 60-plussers een daling van de werkloosheid zou zijn geweest. Bij alle 50-plussers waren er in januari 2017 bijvoorbeeld 5,3 procent minder werklozen ten opzichte van januari 2016. Dat wil ik wel naar voren brengen. Ik zou dus toch niet durven te zeggen dat dit niet werkt. We zien dat dit daadwerkelijk zijn effect heeft.
Ik denk dat ik daarmee alle bijkomende elementen heb behandeld. Ik hoop dat we ter zake samen de kar kunnen trekken, niet om met de stok te zwaaien, maar vooral om samen te sensibiliseren en ervoor te zorgen dat iedereen gaat zoeken naar wat iemand kan en kent, en naar de manier waarop we dat kunnen inzetten in onze arbeidsmarkt. (Applaus bij de N-VA)
Minister, collega’s, eerst en vooral over de interpretatie van die meldingen. Er is één onderzoek, dat van Unia, en Unia zegt zelf dat er een stijging is van discriminatie. Neen, neen, dat staat letterlijk op de website. Een stijging van discriminatie. Nu, we hebben geen ander onderzoek. Ah neen, minister, want de overheid neemt zelf geen verantwoordelijkheid om zelf over cijfers te beschikken, dus we moeten daarop afgaan.
Minister, eerlijk gezegd, ik geloof u niet meer. Ik hoor u heel graag praten, en in het begin gaf ik u zelfs het voordeel van de twijfel. Ik heb dat hier letterlijk gezegd. De tegenstelling tussen uw gevleugelde woorden en wat u doet, is echter ontzettend groot. U morrelt wat in de marge, u voert een versnipperd beleid, maar echt zelf verantwoordelijkheid opnemen, beschikken over objectieve cijfers en niet alleen maar sensibiliseren tot zelfregulatie, maar ook diegenen sanctioneren die de wet hardnekkig blijven overtreden, neen, dat is een brug te ver. Wel, minister, ik voorspel u, en ik zeg aan de mensen die nu op discriminatie botsen, dat we hier volgend jaar waarschijnlijk weer staan, met weer een rapport, en dat uw beleid daar niets aan zal hebben veranderd. (Applaus bij Groen)
Als we aan iedereen hier in de zaal zouden vragen of ze denken dat er qua werkgelegenheid wordt gediscrimineerd op het vlak van ras, op het vlak van leeftijd, op het vlak van handicap, dan denk ik dat iedereen ‘ja’ zegt. Overal, trouwens. We hebben die cijfers niet nodig. Of dat nu is gestegen of niet, of dat nu meldingen zijn of niet, dat maakt allemaal niets uit. Minister, we stellen alleen vast dat aan het beleid dat de voorbije zeven jaar is gevoerd, een stukje ontbreekt of dat dat onvoldoende wordt uitgebouwd, en dat is die handhaving. Ik blijf ter zake bij mijn standpunt. We kunnen heel veel acties doen. U zegt geen stok te willen. Ik denk dat we echt wel een stok nodig hebben. (Applaus bij CD&V en sp.a)
Minister, u verwijst naar het verleden en klopt uzelf op de borst. U vraagt waarom de praktijktests in het verleden nooit zijn ingevoerd. Heel eenvoudig, toen was er een partij, sp.a, die daarvoor op de barricaden stond, en ook een minister. Maar haar collega’s? Open Vld was altijd tegen. Verder in het verleden was CD&V daar ook tegen, maar nu zijn de geesten gerijpt. Nu hebt u coalitiepartners die daarvoor zijn. In Gent zijn praktijktests ingevoerd, samen met Open Vld. In Brussel wil men ze invoeren. Waar wacht u dus op? Nu bent u de enige minister van Werk die op dat vlak nog op de rem gaat staan, terwijl de alarmsignalen luid zijn. (Opmerkingen van Matthias Diependaele en Kris Van Dijck)
De werkzoekenden die willen werken maar geen kans krijgen vanwege hun naam, hun leeftijd of hun functiebeperking rekenen op een minister van Werk die aan hun kant staat. Maar u laat hen in de steek, minister. (Applaus bij sp.a)
De actuele vragen zijn afgehandeld.