Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de inperking van het Pendelfonds en de invloed op de modal shift
Actuele vraag over de werking van het Pendelfonds
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik toch wel wat verbaasd was toen ik het kaartje opende achter uw nieuwe oproep rond projecten voor het Pendelfonds. We zijn er kamerbreed allemaal wel van overtuigd dat het woon-werkverkeer zo duurzaam mogelijk moet verlopen en dat we bedrijven moeten stimuleren om hun werknemers op een duurzame manier naar het werk te krijgen. Dat was, dacht ik, altijd de bedoeling van de Vlaamse Regering, ook bij de hervorming van het Pendelfonds. Als ik eens ga kijken wat de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd, dan staat er zeer duidelijk in de goedkeuring van het hervormde Pendelfonds dat de hervorming moest gebeuren – ik lees letterlijk –“in functie van een betere ontsluiting van bedrijventerreinen in relatie tot de uitwerking van basisbereikbaarheid waarbij expliciet wordt ingezet op de bereikbaarheid van bestemmingen inzake woon-werkverkeer, inclusief havenbedrijven.” Zo staat het letterlijk in de door de Vlaamse Regering goedgekeurde nota.
Als ik het kaartje open klikte achter de nieuwe oproep van het Pendelfonds, heb ik toch enigszins mijn wenkbrauwen gefronst. De Waaslandhaven bijvoorbeeld ligt niet in congestiegevoelig gebied, volgens dat kaartje van het Pendelfonds. Zeer bizar, aangezien de Waaslandhaven toch zeer dicht bij de E17 en zeer dicht bij de Antwerpse ring ligt. Een van de meest filegevoelige plekken in Vlaanderen is nu net daar. Dat betekent dat bedrijven die actief zijn in de Waaslandhaven geen beroep kunnen doen op het Pendelfonds om hun woon-werkverkeer te kunnen gaan verduurzamen.
Er zitten nog een aantal andere rare dingen in. Bedrijven in Oud-Turnhout kunnen wel een beroep doen op het Pendelfonds, maar bedrijven in Turnhout, vlakbij, niet, terwijl die mensen net in de file staan naar Turnhout en omgekeerd.
Met andere woorden: ik begrijp niet dat u zo hard heb gefocust op congestiegevoelige gebieden. Waarom hebt u deze hervorming op die manier op het getouw gezet?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Het Pendelfonds werd opgericht in 2007 en heeft als doel dat bedrijven en organisaties projecten kunnen indienen in het kader van duurzame mobiliteit voor woon-werkverkeer. Tot voor kort kon om het even welk bedrijf, om het even welke organisatie, en een van de 308 gemeenten in Vlaanderen, dergelijke projecten indienen. De voorwaarden zijn veranderd. Alleen gemeenten, bedrijven of organisaties die in gemeenten liggen die filegevoelig zijn, kunnen nog projecten indienen.
Als men naar het kaartje kijkt, ziet men – de heer Rzoska heeft er ook al naar verwezen – dat grote stukken van Vlaanderen eruit vallen. Het valt me op dat zowel West-Vlaanderen als Limburg daar voor een heel stuk uit vallen. Nochtans is de modal shift heel belangrijk. We proberen met de modal shift eender welke auto van de weg te halen en dus andere vervoersmiddelen aan te bieden. We moeten daar maximaal op inzetten, niet alleen wij als overheid, maar zeker ook de bedrijven.
Dan vind ik het jammer dat meer dan de helft van de steden dergelijke projecten niet meer kunnen indienen. U weet, bepaalde gebieden van West-Vlaanderen en Limburg zijn niet goed bedeeld met het openbaar vervoer. Het openbaar vervoer is niet goed uitgewerkt. We vallen dus voor een stuk twee keer uit de boot. We kunnen het openbaar vervoer niet gemakkelijk nemen en de bedrijven en organisaties kunnen geen beroep meer doen op het Pendelfonds. We kunnen dus stellen, misschien heel kort door de bocht: neem maar de auto, kruip maar allemaal in de auto en ga maar met de auto naar het werk.
Het is heel kort door de bocht, maar minder openbaar vervoer, geen beroep meer kunnen doen op het Pendelfonds, … dan stel ik me vragen hoe u in grote delen van West-Vlaanderen en Limburg toch nog bepaalde steun kunt geven aan de steden, gemeenten en bedrijven die uit de boot vallen, om de modal shift maximaal te kunnen ondersteunen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Ik trap een gigantische open deur in wanneer ik zeg dat het fileprobleem in Vlaanderen hand over hand toeneemt. Het is dus meer dan ooit nodig om de middelen van het Pendelfonds aan te spreken om ze in te zetten om het woon-werkverkeer te verduurzamen.
Eerlijk gezegd, vind ik het nog niet zo’n slecht idee – gelet op het feit dat dat fonds natuurlijk beperkt is – om dat zo efficiënt en gericht mogelijk in te zetten. Het klinkt goed om te zeggen: laten we eerst daar ingrijpen waar de congestiegevoeligheid het grootst en de files het langst zijn. U hebt die oefening gemaakt. Het resultaat verbaasde mij ook een beetje. Het landelijke Lendelede zit er bijvoorbeeld in, en het schilderachtige Haaltert. Dat zijn niet meteen gemeenten die bij mij top-of-mind zijn wanneer ik denk aan lange files. Er zijn dan weer gemeenten die er verwonderlijk genoeg niet zitten, denk maar aan de regio Waaslandhaven.
U gaat themagericht op files en congestiegevoelig werken. Is de methode die u vandaag hebt gebruikt om de middelen te verdelen eenmalig? Of gaat u dat herhalen bij de volgende oproepen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft het Pendelfonds en het aanmoedigen van meer duurzaam woon-werkverkeer: ik heb die budgetten verhoogd. In vergelijking met de vorige oproepen is er heel wat bij gekomen. We zitten nu op een totaalbedrag van 2,4 miljoen euro. We komen van 1,6 miljoen euro. Ik heb er 800.000 euro bij gedaan.
Als we maximale efficiëntie willen nastreven en een zo groot mogelijk hefboomeffect van onze ondersteuning, moeten we keuzes maken. Dat vergt inderdaad enige moed. In plaats van iedereen maar dossiers te laten indienen, moeten we keuzes maken. Die keuzes heb ik ten eerste gebaseerd op het regeerakkoord waarbij ik kies voor het investeren waar de nood het hoogst is, en ten tweede op het advies van de sociale partners van de begeleidingscommissie van het Pendelfonds, die wordt voorgezeten door de MORA. Daar heeft men mij ook die vraag gesteld begin 2016. Ik heb dus gekozen voor de meest filegevoelige gebieden. Het lijkt me nogal evident als je werkt met een gesloten enveloppe dat je gaat focussen op de hoogste nood.
Daarvoor hebben we een studiebureau aangeduid, om dat te gaan vastleggen. We hebben dat niet met de natte vinger gedaan. Er worden hier nogal wat voorbeeldjes aangehaald. Het studiebureau heeft een verkeersmodel gehanteerd en Vlaanderen ingedeeld in verkeerszones. Men is fijnmazig te werk gegaan. Men heeft de vergelijking gemaakt tussen de reistijd enerzijds in de spits en anderzijds in de daluren om de congestiegevoeligheid vast te leggen. Zo is men gekomen tot de aanduiding van die gebieden die voor ondersteuning in aanmerking komen. Men heeft geen geografische focus: het is niet op een kruideniersweegschaaltje gewogen. Het is niet van: deze provincie moet zoveel krijgen en die zoveel. Er is geen geografische focus. Het beste bewijs daarvoor is dat gemeenten uit alle provincies vertegenwoordigd zijn: zes uit Limburg en zes uit West-Vlaanderen, als ik het goed heb. Dat lijkt mij de beste en meest efficiënte, doelgerichte, neutrale en objectieve werkwijze.
Dit is heel specifiek voor deze oproep. We zullen zien wat de resultaten daarvan zijn. Een evaluatie is altijd zinvol. Dat doen we altijd samen met de begeleidingscommissie. Het staat niet in marmer gebeiteld, maar ik ga ervan uit dat we blijven focussen op de congestiegevoelige gebieden, maar dat zullen we zien na de evaluatie.
Minister, ik zou nog enigszins begrip hebben kunnen opbrengen als u zei: ‘Oké, we hebben een tekort aan middelen in dat Pendelfonds, er wordt zeer veel beroep op gedaan, en dus moeten we focussen.’ U hebt het budget wel naar omhoog gedreven. Dat is uw verdienste. U hebt daar gelijk in. Duurzaam woon-werkverkeer gaat u ook helpen om toch uw modal shift te kunnen realiseren, en die ambities zijn zeer hoog.
In 2020 wilt u naar een modal shift gaan van 40 procent duurzaam woon-werkverkeer. Dat is nog drie jaar. In het verleden zijn de middelen uit het Pendelfonds niet allemaal opgebruikt. Ik begrijp dan ook niet goed dat u nu zo eng gaat focussen.
Ik geef u een concreet voorbeeld. In 2014 won een bedrijf in Duffel de Mobility Award. Duffel valt buiten uw kaartje, maar dat bedrijf is er wel in geslaagd om een kwart van de werknemers op een duurzame manier naar het bedrijf te laten komen, en dat heeft ook een impact op de files rond Lier, wat dan wel weer binnen uw kaartje valt. Ik begrijp uw focus dan ook niet zo goed. Mijn vraag aan u is hoe u ervoor zult zorgen dat bedrijven die buiten de congestiegevoelige gebieden op uw kaartje vallen, toch inspanningen doen om duurzaam woon-werkverkeer te organiseren?
Minister, ik blijf het onlogisch vinden dat bijvoorbeeld Lichtervelde – met alle respect voor Lichtervelde, dat een landelijke gemeente is – nog altijd een beroep kan doen op het Pendelfonds, terwijl in de ruit Menen-Roeselare-Waregem, een verstedelijkt gebied met heel veel industrie, noch Menen, noch Roeselare, noch Waregem een beroep kan doen op het Pendelfonds. Het gaat nochtans om ideale afstanden om per fiets af te leggen, tussen 20 en 25 kilometer. Wanneer we echt naar een modal shift willen gaan, dan is er ook een mental shift nodig. We moeten de mensen aanzetten om gebruik te maken van een ander vervoermiddel. Ik pleit ervoor om niet alleen de bewoners van de Vlaamse ruit die kans te geven maar alle Vlamingen.
Minister, ik kan me vinden in uw redenering wanneer u zegt dat het Pendelfonds zo gericht mogelijk moet worden ingezet en dat we moeten zoeken naar een methodiek waarbij de hoogste noden zo efficiënt mogelijk kunnen worden gelenigd. Het blijft echter vreemd te horen wat de theorie en wat de resultaten zijn in de praktijk. Nogmaals, ik zie de files in Lendelede en Haaltert niet, maar wel in de gemeenten rond de Waaslandhaven, en die zitten er niet in.
U hebt gezegd dat u openstaat voor evaluatie. Ik zou zeggen: evalueer zeer grondig en kijk of er voldoende respons komt, want de middelen moeten inderdaad op, en stuur eventueel bij. Wat mij betreft, mag u die focus op congestiegevoeligheid bewaren. Mijn bijkomende concrete vraag is of het klopt dat er nog ongebruikte middelen uit het verleden in dat fonds zitten. Zo ja, over hoeveel middelen gaat het en denkt u die op een of andere manier nog te kunnen uitgeven?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik zal een iets andere toon hanteren dan de voorgaande sprekers, hoewel ik op het einde toch steun ontwaarde in de reactie van de heer Vandenbroucke.
Ik vind het een goede zaak dat men met de schaarse middelen nagaat hoe men een duidelijke focus kan leggen. Dat is trouwens een antwoord op het negatieve antwoord van de Mobiliteitsraad uit 2013, die er juist voor pleitte om minder versnipperd en meer thematisch te gaan werken met die middelen.
Minister, wat de havengebieden betreft die niet onder het Pendelfonds vallen, zou u verkeerde interpretaties kunnen oproepen, werd vanop het spreekgestoelte gezegd. Zij zouden verweesd achterblijven zoals het Waaslandhavengebied. Niets is minder waar, want we hebben daar andere projecten zoals het project van de I-BUS. Kunt u bevestigen dat u daarop volop blijft inzetten omdat dit uiteraard ook congestiegevoelig gebied is, maar dat er alternatieven zijn waar u ook middelen voor vrijmaakt?
De heer Keulen heeft het woord.
Iedereen deelt de bezorgdheid over het verduurzamen van het woon-werkverkeer. Ik stel op het terrein vast dat heel veel bedrijven daarmee bezig zijn in de vorm van een alternatief verloningsbeleid of van een goed personeelsbeleid, maar dat ze geen subsidieaanvragen indienen omdat ze opzien tegen de paperassen en de formaliteiten. Het is zaak om met uw beperkt budget de good practices te delen zodat andere bedrijven daarvoor geen leergeld moeten betalen, en de situatie op het terrein te blijven monitoren en bijsturen waar nodig. Ik denk niet dat bedrijven meteen op zoek zijn naar subsidies, maar wel naar geslaagde voorbeelden om die in hun eigen bedrijf te kunnen implementeren. Over de noodzaak van het verduurzamen van het woon-werkverkeer bestaat vandaag ook in het bedrijfsleven een breed draagvlak.
Het is inderdaad correct dat we maximaal trachten die best practices uit te dragen naar andere bedrijven.
We trachten de historische reserve inderdaad aan te spreken. We doen dat ook nu. Daardoor kan ik extra middelen toevoegen aan het Pendelfonds, maar dat gebeurt gefaseerd.
We wenden die middelen net aan op basis van een objectieve vergelijkende studie door het studiebureau MINT, en dus niet op basis van nattevingerwerk, een buikgevoel of een impressie van deze of gene. Het is op basis van objectieve wetenschappelijke gegevens, niet op basis van enige provinciale inslag.
De havens doen we nog eens in een apart financieringskanaal. Om te antwoorden op de bekommernis met betrekking tot de Waaslandhaven: we hebben 1,5 miljoen euro uit het Pendelfonds gehaald, en die gaat naar de organisatie van de havenpendels. Dat is voor alle duidelijkheid niet alleen in Antwerpen, maar bijvoorbeeld ook in Gent.
Keuzes maken is altijd een ondankbaar verhaal, van wat ondankbaren en veel malcontenten – en hier staan wel wat malcontenten. Maar ik denk dat ik als goede huisvader en als beleidsmaker moet kiezen voor maximale efficiëntie en objectieve criteria, om ervoor te zorgen dat we dat woon-werkverkeer maximaal verduurzamen. (Applaus bij de N-VA)
Minister, hier staat geen malcontente. Hier staat iemand die er, net als heel wat collega’s, dagelijks in het parlement voor ijvert dat zo veel mogelijk mensen zich op een duurzame manier verplaatsen. Ik vond dat er een aantal absurde zaken in dat kaartje zaten. Ik wil de studie wel eens zien. Ik denk dat u die ook ter beschikking kunt stellen van het parlement. Daar zitten een aantal absurde situaties in.
Ik heb al verwezen naar het voorbeeld van de ‘best practice’ van 2014. Die zijn op een integrale manier met mobiliteit omgegaan en laten 25 procent van hun werknemers op een duurzame manier naar het bedrijf komen. Vandaag zouden die geen subsidies meer kunnen aanvragen in het kader van het Pendelfonds. De vraag is dan natuurlijk of zo’n bedrijf daar dan nog zo veel moeite voor gaat doen. Het is een ‘best practice’ die een award gekregen heeft en waar we zeer veel uit kunnen leren.
Ik vind het jammer, zeker gezien de historische reserves in het Pendelfonds. Het is niet een kwestie van geld uitdelen, minister: het is een kwestie van uw doelstelling te halen dat in 2020 30 tot 40 procent van de mensen hun woon-werkverkeer op een duurzame manier zouden doen. Dat is niet enkel een financiële winst, maar ook een winst voor de maatschappij en voor het milieu, minister. (Applaus bij Groen)
Ik denk niet dat we malcontent zijn, minister. Integendeel zelfs, we stellen hier die vragen omdat we vinden dat het Pendelfonds goed is. We willen gewoon dat het voor iedereen en voor iedere gemeente geldt.
Ik wil, net als collega Vandenbroucke, vragen om dat eventueel toch te herzien. Ik verwijs daarvoor naar een persbericht van Touring, dat stelt dat de blijvende stijging van structurele files in 2016 frappant is en dat er nu ook structurele files zijn waar er vroeger geen waren. Ik citeer: “Het voorbije jaar is ook gebleken dat deze structurele files zich meer en meer beginnen te verspreiden naar zones die in het verleden niet filegevoelig waren. Een voorbeeld hiervan is de E313 tussen Ham en Lummen, de E314 tussen Houthalen en Lummen en de E17 tussen Waregem en Lokeren” Dat is nog eens het bewijs dat die filegevoelige gebieden meer zijn dan die die nu in kaart zijn gebracht.
Wij staan dus positief tegenover het Pendelfonds, maar spreid het alstublieft uit of laat het gewoon voor alle gemeenten in Vlaanderen.
Collega’s, om alles even in perspectief te plaatsen: verkijk u niet op de hefboomfunctie van dat pendelfonds. Het belangrijkste om mensen toe te laten om hun woon-werkverkeer te verduurzamen, is dat er voldoende alternatieven zijn voor de wagen. En het is natuurlijk dat punt, minister, waar het in Vlaanderen aan ontbreekt. Twee op drie Vlamingen wonen niet in een centrumstad. Buiten die centrumsteden is er zwaar gesnoeid in het aanbod van openbaar vervoer, zonder dat er een alternatief is gekomen. We zijn het hier al jaren eens over elf belangrijke spoorwegprojecten, waaronder bijvoorbeeld een schitterende spoorwegverbinding tussen de stad Gent en de haven van Gent, waar tienduizenden werknemers gebruik van zouden kunnen maken. Die investeringen kunnen allemaal niet gebeuren, doordat de meerderheidspartijen die hier de dienst uitmaken, in het federale parlement beslist hebben om 3 miljard euro te besparen op het spoor. (Applaus bij sp.a)
De actuele vragen zijn afgehandeld.