Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Matthias Diependaele, Jenne De Potter, Ann Brusseel, Axel Ronse, Peter Van Rompuy en Andries Gryffroy betreffende de doorstroom van doctoraatsstudenten naar de arbeidsmarkt.
De bespreking is geopend.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het maximaal inzetten van doctoraatsstudenten en -houders op de private arbeidsmarkt is een belangrijke uitdaging voor onze Vlaamse innovatieve kenniseconomie. Dit is vooral nodig om die kennis en innovatie nog verder te verankeren in Vlaanderen. We geven er ook zeer veel geld aan, via de overheid en via de kennisinstellingen. Het maatschappelijk rendement van deze investeringen moet dan ook worden gemaximaliseerd. En dat is niet evident: meer dan de helft van de jonge doctoraatsstudenten zegt een academische carrière te ambiëren maar in de realiteit komt ruim 80 procent op de private of internationale arbeidsmarkt terecht.
Om deze verwachtingskloof te helpen dichten en de kansen van doctorandi op de publieke, private en internationale arbeidsmarkt te maximaliseren, hebben we een voorstel van resolutie gemaakt met maatregelen om hieraan te verhelpen.
In het voorstel van resolutie wordt eerst een analyse gemaakt – zoals reeds kort toegelicht – en worden daarna aanbevelingen geformuleerd om de doorstroom van doctoraatsstudenten naar de arbeidsmarkt te verbeteren. De focus ligt op meer contact met het bedrijfsleven en arbeidsmarktgerichte coaching van doctoraatsstudenten via het meer arbeidsmarktgericht inzetten van de OJO-middelen (Omkadering van Jonge Onderzoekers).
Doctoraten zouden bijvoorbeeld meer gebaseerd moeten worden op concrete onderzoeksvragen vanuit bedrijven, en bedrijfsstages verdienen een duidelijker kader. Het praktijkgericht klaarstomen van doctoraatsstudenten vereist ook een cultuuromslag binnen onze Vlaamse universiteiten met een cruciale rol voor de promotor.
Ten slotte wordt gevraagd aan de Vlaamse Regering om in overleg te treden met de Federale Regering omdat de ondernemingszin door doctoraatsstudenten op dit moment wordt bemoeilijkt zowel door de criteria om toegelaten te worden tot een beurs, als door fiscale obstructies en onduidelijke statuten.
Collega’s, ons voorstel van resolutie past mooi in de Europese voornemens. Zo heeft de Raad van de Europese Unie nog maar pas op 29 november 2016 een reeks conclusies aangenomen, meer bepaald uit de Verklaring van Bratislava, en die gaan over maatregelen om jonge onderzoekers te ondersteunen en de aantrekkelijkheid van een wetenschappelijke loopbaan te verhogen. Ook hier ligt de focus op de mobiliteit tussen de academische wereld en de private sector. Ook hier wordt gehamerd op het belang van zo veel mogelijk contactmomenten tussen onderzoekers en bedrijven. En terecht – zo staat het in ons voorstel van resolutie –, want enkel zo komen we tot een maximale valorisatie van het rijke innovatiepotentieel dat Vlaanderen kent.
Ik dank iedereen die heeft meegewerkt aan dit initiatief en ik hoop op een brede steun straks bij de stemming. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Potter heeft het woord.
Ook ik wil de collega’s bedanken die het initiatief hebben genomen en die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van het voorstel van resolutie. In onze economie is innovatie van cruciaal belang. In het VRWI-rapport (Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie) over de doorstroom van doctoraathouders naar de arbeidsmarkt zijn er bepaalde vaststellingen gedaan. Een van die vaststellingen is dat ons land inzake wetenschappelijk onderzoek tot de Europese top behoort. Inzake innovatie zijn we geen Europese top, we zijn volger.
Uit die vaststelling is dit voorstel van resolutie tot stand gekomen en hebben we enkele aanbevelingen opgesomd. Ik wil er drie opnoemen. Een: extra inzetten op en sensibiliseren van universiteiten en sectorfederaties, aanmoedigen van universiteiten om hun studenten meer contacten te laten hebben met het werkveld, aanmoedigen van sectorfederaties om hun leden – onder andere kmo’s – aan te sporen tot en het belang van wetenschappelijk onderzoek te laten inzien.
Twee: we moeten kmo’s meer vertrouwd maken met de mogelijkheden van hybride mandaten. Dat zijn mandaten waarbij onderzoek aan de universiteit wordt gecombineerd met onderzoek in de tewerkstellingssector. Dat is belangrijk voor kmo’s die vandaag weinig wetenschappelijk onderzoek en innovatie doen omdat ze er niet de middelen, maar vaak ook niet de kennis en interesse voor hebben.
Drie: de OJO-middelen zouden meer moeten worden gefocust op arbeidsmarkt, commercieel denken, ondernemerschap en contacten met het bedrijfsleven.
Dat zijn drie belangrijke aanbevelingen van ons voorstel van resolutie. Ik hoop op een brede steun daarvoor. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Veel jonge mensen die aan een doctoraat beginnen, dromen van een academische carrière. Toch is dat slechts voor weinigen weggelegd. Een van de zaken die we niet zomaar met een voorstel van resolutie kunnen beogen, maar die wel moet worden bewerkstelligd door de universiteit en de promotoren, is aantonen dat met een doctoraat wel meer kan gebeuren dan alleen aan de universiteit tewerkgesteld worden, dat een doctoraat en een doctoraathouder een serieuze meerwaarde kunnen betekenen voor de samenleving en dat de universiteiten niet losstaan van de samenleving. Een op tien doctoraathouders kan hopen op een academische carrière met een ZAP-mandaat (zelfstandig academisch personeel). De anderen moeten naar de niet-academische werkvloer. Er kan discussie over bestaan of we al dan niet optimistisch moeten zijn of dat we ons zorgen moeten maken.
Wij bekijken graag ook de positieve resultaten van bepaalde onderzoeken. De tewerkstellingsgraad voor doctoraathouders in de OESO-landen bedraagt 91 procent voor de leeftijdscategorie 25 tot 65 jaar. Dat is hoger dan voor de bachelors en de masters, waar het percentage 85 procent is.
Er is dus enerzijds het rapport van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI), maar er is ook de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), die onderstreept dat er weinig reden is om aan te nemen dat die cijfers niet voor Vlaanderen zouden gelden. Wat wel van belang is, en wat we met dit voorstel van resolutie willen doen, is mensen ervan bewust maken dat het succes op tewerkstelling in een niet-academische omgeving wel moet worden bewerkstelligd vanuit de doctoraatsopleiding zelf. Er moet dus een ‘mind switch’ gebeuren aan de universiteiten ten aanzien van die doctorandi, zodat ze ervan uitgaan dat er een brede wereld voor hen openligt, zodra dat doctoraat behaald is.
Daarom is het voor onze fractie, maar uiteraard ook voor de andere ondertekenaars, van belang dat de efficiëntie van de ‘Doctoral Schools’ moet worden opgedreven, dat de promotoren zich meer bewust moeten zijn van hun rol als coach van doctorandi, in meer opzichten dan alleen het volgen van het onderzoek zelf. Zij oriënteren hun doctorandi nu immers in hoofdzaak richting onderzoek en onderwijs – wat nodig en begrijpelijk is – met als doel het proefschrift met succes te kunnen afronden en verdedigen. Er is de publicatiedruk en er zijn de deadlines, maar daarnaast is er iets te weinig oog voor de start van de carrière van de promovendus als die de universiteit zal verlaten.
Ik maak daar nog een kleine kanttekening bij, collega’s. Als bepaalde promotoren heel veel doctoraten moeten begeleiden, is het natuurlijk moeilijk om ook nog coach te zijn. We moeten dat ook in het achterhoofd houden en ons bewust zijn van andere taken die we nog hebben vanuit het beleid.
Ik geef nog twee punten mee vanuit onze fractie. Er moet aandacht zijn voor de nodige nuances. Een doctorandus bevindt zich in een andere situatie dan een doctoraathouder, en de mogelijkheden richting niet-academische arbeidsmarkt zijn van een andere orde voor iemand die uit de humane wetenschappen komt dan voor iemand die uit de toegepaste of exacte wetenschappen komt. Er zijn dus onderlinge verschillen. Het is nodig om daar een zekere aandacht voor te hebben.
Wat specifiek de doctorandi betreft, willen wij dat het ondernemerschap beter gestimuleerd wordt. We hopen dat de nodige stappen zullen worden gezet opdat doctorandi ten volle kunnen meestappen in een eigen onderneming, in een onderneming tout court, in een spin-off of als deeltijds freelancer, en dat de drempels die vandaag bestaan voor die onderzoekers, in de toekomst weggewerkt worden.
Ook vanuit onze fractie dank aan iedereen die meewerkte aan dit voorstel van resolutie.
De heer Annouri heeft het woord.
Namens de Groen-fractie wil ik de meerderheid ondersteunen in dit voorstel van resolutie. Wij kunnen dat straks zeker mee goedkeuren. Doctorandi en doctoraatsstudenten zijn mensen die onze samenleving een dienst bewijzen. Het zijn mensen die zich specialiseren in een bepaald aspect en die de kennis en de wijsheid in onze samenleving verdiepen. Dat is iets waar we allemaal dankbaar voor moeten zijn.
De doorstroom naar de academische wereld is, zoals collega Brusseel net aanhaalde, redelijk beperkt. Elk initiatief dat mee helpt om die mensen vlotter te laten doorstromen naar de arbeidsmarkt, is iets waar we met plezier mee onze schouders onder zetten.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.