Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de beleidsconclusies uit het nieuwe PISA-onderzoek van de OESO
Actuele vraag over de PISA-resultaten voor 2015 inzake wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ja, minister, onze 15-jarigen doen het nog altijd goed in ons onderwijs, en ja, onze leerkrachten slagen erin om een groot deel van de leerlingen mee te krijgen, zelfs zeer goed mee te krijgen op het vlak van wetenschappen, wiskunde en leesvaardigheid. Het gaat dus nog altijd vrij goed in ons Vlaams onderwijs. U zat gisteren in ongeveer elk televisieprogramma dat er was, heel vaak alleen, zonder veel kritische tegenstemmen. Ik kan me dan ook voorstellen dat u naar huis bent gegaan en misschien hetzelfde hebt gezegd als Kris Peeters. Ik weet niet of u een hond hebt, Kris Peeters in elk geval wel.
Hij had een hond, Duffy.
Kris Peeters ging naar huis en zei tegen Duffy: 'Dat hebben we weer goed gedaan vandaag.' Had u ook een hond gehad, dan had u misschien iets gelijkaardigs gedacht.
Het was een soort van positiefnieuwsshow gisteren. Ik vind echter dat er geen ruimte is voor zelfgenoegzaamheid. Voor mij en voor heel wat mensen in het Vlaams onderwijs zijn die PISA-studie en -resultaten alarmerend en moeten zij een wake-upcall zijn. Immers, onze toppresteerders doen het minder goed, telkens weer, en kinderen uit kwetsbare gezinnen doen het niet goed. We scoren daar slechter dan de andere OESO-landen. Kinderen met een migratieachtergrond en kinderen met een andere thuistaal krijgen we niet mee in ons Vlaams onderwijs. We doen het daar slechter dan andere landen.
Het meest frappante dat ik heb gehoord, is dat 17 procent van onze leerlingen het basisniveau in wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid niet haalt. Dat betekent dat zij niet klaar zijn om te functioneren in de maatschappij. Minister, ik hoop dat u vannacht wakker hebt gelegen omdat u hebt nagedacht over de oplossingen die er moeten komen om die groepen leerlingen, de meest kwetsbaren, de leerlingen met een migratieachtergrond mee te krijgen. Wat zijn uw oplossingen?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, collega’s, ik denk dat we het eens zijn over de doelstellingen van elk goed onderwijs, met name het aanbieden van een excellente vorming aan elk talent van elke jongere zodat hij of zij later een comfortabel leven kan leiden, zowel op de arbeidsmarkt als als burger in de gemeenschap. Wanneer we de resultaten van het PISA-onderzoek bekijken, dan mogen we enerzijds blij zijn dat we het nog altijd goed doen met onze Vlaamse 15-jarigen, maar anderzijds sluit ik me aan bij de opmerking van mevrouw Meuleman dat het toch geen tijd is voor hoeraberichten, omdat een op zes jongeren eigenlijk niet in staat blijkt om de elementaire competenties te bezitten die hem of haar dat comfortabel leven kan garanderen. En dat is ontzettend onrustwekkend, dat kan het Vlaams onderwijs niet tolereren.
Wanneer we wat dieper ingaan op de cijfers, dan zien we effectief dat in Vlaanderen de kloof tussen de sterkste presteerders, die ook wat achteruit boeren, en de zwakste presteerders, die het moeilijk hebben, schrikbarend groot is en ook almaar groter wordt. Minister, we weten dat ongelijke samenlevingen ongelukkige samenlevingen zijn. Wat zult u dan doen om ervoor te zorgen dat elk talent van elk kind maximaal rendeert, dat de lat in ons Vlaams onderwijs hoger kan voor iedereen en dat de onaanvaardbare kloof tussen kinderen kleiner wordt? Immers, niet je afkomst mag bepalen wat je toekomst is, maar wel je talent. (Applaus bij sp.a)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, een aantal collega’s vroegen mij of PISA gaat over pizza. Neen, het gaat ook niet over een overleden hond, Duffy genaamd. PISA gaat over wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid.
Wat blijkt daaruit? Ik ga het toch nog eens zeggen: Vlaanderen is wereldtop. Zesde voor wiskunde, zevende voor leesvaardigheid en tiende voor wetenschappen. Significant. Significant is een belangrijk woordje. Dat wil zeggen dat het wel degelijk waarde heeft wat we zeggen. Dus zeggen nu een aantal mensen, ook achter mijn rug: ’Daar is de N-VA weer: we gaan rustig in onze stoel zitten en we moeten niets doen.’ Neen, collega’s, dat hebben we nooit gezegd en zeggen we ook vandaag niet. Dat zeggen we niet, want we moeten gerichte maatregelen nemen. Voor wie? Voor onze toppresteerders. In 2003 waren onze toppresteerders nog 34 procent, vandaag 20,7 procent. Dat is een daling met 14 procent. De groep laagpresteerders was in 2003 11,4 procent en vandaag 16,9 procent. Dat is een stijging van de laagst presterende groep met 5 procent. Met andere woorden: zich alleen richten op die laagpresteerders, is geen goed idee, want onze toppresteerders moeten ook vooruitgaan.
Minister, ik ben blij met heel wat zaken die u hebt gezegd, want u bent niet in de val getrapt van een grote bigbangstructuurhervorming. U hebt gekozen om in te zetten op inhoud, wat de N-VA steeds heeft bepleit, inhoud om de resultaten sterker te maken.
Ik heb hier een zeer interessante tabel over het verschil op basis van thuistaal. Collega's, er is tot 130 punten verschil op thuistaal tussen leerlingen die thuis Nederlands spreken en leerlingen die thuis geen Nederlands spreken. Wat wil 130 punten zeggen? Wel, 39 punten is een volledig leerjaar. 130 punten verschil, wil zeggen vier jaar verschil.
Minister, welke beleidsinitiatieven zult u nemen om de groep toppresteerders te vergroten en de groep laagpresteerders te verkleinen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, dank u wel voor deze vragen. Collega Meuleman, misschien eerst een persoonlijke noot. Ik weet niet naar welke tv-programma's u hebt gekeken, maar ik ben toch blij dat u gekeken hebt. De berichten die ik vooral kreeg van de mensen die graag naar mij kijken – u kijkt misschien minder graag naar mij – waren vooral dat ze iemand gezien hadden die toch wel erg bezorgd was en dat ik voldoende tijd moest nemen om de positieve punten van PISA in de verf te zetten. Misschien hebt u met een gekleurde bril naar de zenders gekeken. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Ten tweede, collega Meuleman, ik heb echt geen hond nodig om zelfgenoegzaamheid te winnen. Ik heb eigenlijk geen boodschap aan zelfgenoegzaamheid en ik denk dat geen enkele minister van Onderwijs er belang bij heeft om zelfgenoegzaam te zijn.
Collega's, u vraagt alle drie naar de maatregelen die ik als minister zal nemen. Ik wil u toch wel zeggen dat het onderwijs in Vlaanderen gemaakt wordt door en met de leerkrachten en de directies. Zij zijn het die ervoor gezorgd hebben dat we op dit ogenblik in PISA zeer goed scoren, zoals collega Daniëls trouwens gezegd heeft. Er zijn knipperlichten, maar we scoren goed.
Mijnheer Daniels, u noemde zevende plaats, achtste plaats, tiende plaats. We mogen toch wel in iets nog iets beter zijn als je de Europese resultaten bekijkt. Ik daag iedereen uit, ook zij die zeggen dat het zo slecht gaat met ons onderwijs, om eens globaal naar de Europese landen te kijken. Iedereen heeft dezelfde knipperlichten als wij, behalve de Zweden, maar die scoren veel minder goed dan wij, maar ze slagen erin om een klein beetje vooruit te gaan. Iedereen gaat op een aantal zorgpunten wat achteruit, maar wij zijn Europees kampioen wiskunde. Er is geen enkel Europees land dat het beter doet dan wij. Ik vind het spijtig dat als je zegt dat we Europees kampioen zijn, je onmiddellijk verweten wordt dat je niet genoeg naar de zorgen kijkt.
Zijn er redenen om trots te zijn op ons onderwijs? Ja. Ik denk dat alle drie de collega's dat delen. Zijn er redenen om bezorgd te zijn? Evenzeer. U hebt alle drie de pijnpunten genoemd. Aan de onderkant, bij de jongeren die het minst goed presteren, doen we het slechter dan drie jaar geleden en ook dan zes en negen jaar geleden. Onze toppresteerders aan de bovenkant doen het ook minder goed, niet omdat de toppresteerders op zich minder scoren, maar de groep die de top haalt, wordt kleiner. Dus ja, we moeten ingrijpen, en het moet geen ‘big bang’ zijn.
Aan de grote verdedigers van de heel brede eerste graad, zeg ik: kijk naar de resultaten van Finland. Finland heeft de uitgestelde studiekeuze tot 16 jaar. We zien in de resultaten dat Finland met net dezelfde problemen kampt als wij. De top gaat naar beneden, en de laagpresteerders ook. En dus moeten we kijken naar onszelf. Welke maatregelen kunnen we in Vlaanderen nemen om ervoor te zorgen dat we versterken?
Alle maatregelen, behalve eentje, zitten in het plan dat we goedgekeurd hebben met de Vlaamse Regering. De eerste maatregel is voldoende differentiëren. Dat betekent dat ook in die eerste graad geen eenheidsworst moet worden toegepast, maar dat je leerlingen moet uitdagen en versterken, laten verkennen of laten verdiepen – drie V’s. Je moet daar op leerlingniveau voldoende ruimte voor laten. Dat staat in ons masterplan secundair onderwijs.
De tweede ingreep die we willen doen, specifiek voor de jongeren die laag presteren, is het aantal uren algemene vorming uitbreiden, net voor die jongeren die die algemene vorming extra nodig hebben, jongeren die in het eerste middelbaar bijvoorbeeld starten in de B-stroom.
De derde maatregel die we als regering voorstellen, is dat we de basisgeletterdheid die leerlingen moeten hebben, ook effectief gaan definiëren. Waar ligt die? En hoe gaan we op leerlingniveau toetsen dat die ook wordt gehaald? Wie de studie van vorige week heeft gelezen, waarin we de leerlingen van het vierde leerjaar hebben gescreend, ziet immers dat al in het vierde leerjaar taal een probleem is. Jongeren die de taal niet kennen, bouwen een achterstand op en halen die op termijn nooit meer in.
Dat is waarom wij – dit is de vierde maatregel – de eerste Vlaamse Regering zijn die kleuterscholen een bijdrage gaan geven in de werkingsmiddelen om ervoor te zorgen dat ze de anderstalige kleutertjes al op kleuterniveau de taal wat beter kunnen laten leren. Collega’s, aan de onderkant zit een probleem, maar we hebben zeer gerichte maatregelen.
Ik nodig iedereen uit om te kijken naar het onderzoek en de diepteanalyse te doen. Als we kijken naar de eerste generatie van mensen met een migratieachtergrond, doen we het behoorlijk. We halen het OESO-gemiddelde. Maar wat mij ontzettend ontgoochelt, collega’s, is dat we het bij onze tweede generatie – kindjes die in Vlaanderen geboren zijn, maar van wie de ouders een niet-Vlaamse achtergrond hebben – nauwelijks beter doen dan bij de eerste generatie: twee schamele puntjes, niet significant. Dat betekent dat die eerste generatie, die tweede generatie geworden is, niets geleerd heeft.
Wij zien op dit ogenblik leerkrachten in Vlaanderen die zeggen: ik heb les gegeven aan de mama, de mama ging op 18 jaar de school uit, kende perfect Nederlands, het ging allemaal goed, maar zoveel jaar later komen de kindjes in ons onderwijs terecht, ze kennen geen Nederlands en we moeten helemaal opnieuw beginnen. Daar zit dus een probleem, collega’s, dat veel dieper gaat dan alleen onderwijs en dat onderwijs alleen ook niet zal kunnen opvangen.
Collega Daniëls, u vroeg wat we met de sterksten doen. U weet zeer goed dat de uitdaging daar in de differentiatie zit. We moeten ervoor zorgen – ook al in het vierde leerjaar, hebben we vorige week gezien – dat onze sterkste leerlingen voldoende uitgedaagd worden. En dat kan perfect binnen het model van het secundair onderwijs, zoals we dat willen uitrollen in Vlaanderen en waarvan de principes goedgekeurd zijn in deze Vlaamse Regering.
Collega’s, ik erken samen met de drie vraagstellers dat het goede nieuws onze aandacht niet mag afleiden van het feit dat er serieuze knipperlichten zijn, die al bestonden, maar waar we ook wel een aantal zeer gerichte maatregelen voor aan het uitwerken zijn.
Nog eens, minister: op zes jaar tijd van 11 procent naar 17 procent leerlingen die een basisniveau op het vlak van wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid niet halen, die dus niet kunnen functioneren in de maatschappij. 17 procent, dat is iets dat voor mij echt een alarmbel moet zijn. Dan moeten we zeggen: wij gaan als Vlaamse Regering voor een pact zorgen, een pact voor gelijke onderwijskansen, dat echt wil inzetten op die gelijke onderwijskansen, en dat een aantal dingen wil doen: een diversiteitsbeleid op scholen, een echt talenbeleid, dat inderdaad extreem belangrijk is. Laat ons daarop inzetten.
Ik wacht op een Talendecreet, dat meertalig lesgeven en leren een plaats geeft. Leerkrachten moeten worden ondersteund, ze moeten met diversiteit aan de slag kunnen, ze moeten die talen kunnen geven in een klas met zoveel verschillende nationaliteiten, want daar gaan we naartoe. We zijn aan het evolueren naar een superdiverse samenleving en op dit ogenblik is de Vlaamse Regering niet klaar met antwoorden.
We zijn in Schotland op bezoek geweest en daar zagen we dezelfde problemen. We zijn dus niet alleen in Europa. Daar hebben ze ook een grote kloof. Daar hebben ze gezegd – en dat is geen verhaal van links of rechts – dat ze gaan voor een gelijkeonderwijskansenpact, want anders is de maatschappelijke en economische kost te groot.
Minister Crevits, ik roep u en de Vlaamse Regering op om met zo’n pact te komen. (Applaus bij Groen)
Minister, wat spijtig is, is dat u erkent dat de kloof groot is en dat dat niet tolereerbaar is, maar dat de focus op gelijke onderwijskansen volledig uit uw beleidsnota is verdwenen. De voorbije twintig jaar stond het er altijd in en er is lippendienst aan bewezen of er zijn echte inspanningen voor gedaan, maar vandaag is het de eerste keer in meer dan twintig jaar dat gelijke onderwijskansen geen focus zijn in het beleid. Dat zie je ook in het beleid. De resultaten zijn het slechtst in het tso en het bso. Bij de zwakste leerlingen gaan we het meest achteruit. Dat moet inderdaad een alarmbel zijn die u wakker schudt.
Maar wat doet u in de praktijk? U bespaart zowel op de leerkrachten als op de werkingsmiddelen en u doet exact het omgekeerde van wat u zou moeten doen. In die zin zijn die resultaten niet alleen onrustwekkend, uw beleid is des te onrustwekkender, want als we zo blijven voortdoen, gaat de kloof alleen maar uitdiepen, tot nadeel van de gemeenschap in haar geheel. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Gennez, het gaat over PISA 2015, wat dus een evaluatie is van het beleid van voor 2015. (Applaus)
We zullen de opmerkingen overmaken aan Pascal Smet, en laat ons hopen dat de tunnels overeind blijven.
Ik hoor hier geregeld een discussie over gelijke kansen, maar dat is iets anders dan gelijke uitkomsten. Sommigen zeggen dat gelijke kansen betekent: iedereen hetzelfde en ook dezelfde uitkomst voor iedereen. Dat is niet zo. Het betoog van Geert Noels is zeer duidelijk: laat ons niet alles nivelleren. Moeten we inzetten op alle leerlingen? Ja.
Minister, de N-VA kan u inzake talen alleen maar ondersteunen. We willen een inclusief beleid voeren. De vaststelling dat de tweede generatie het slechter doet dan de eerste, is heel pijnlijk. Ik toon nogmaals deze tabel: wie thuis Turks spreekt, zit 130 punten achter op wie thuis Nederlands spreekt. Dat kunnen we corrigeren voor het IQ. Alstublieft, laten we daarop inzetten. Minister Homans doet dat ook.
Minister, hoe kunnen we de taalmaatregelen die we hebben – taalbad enzovoort – nog meer laten aanslaan in scholen, want eigenlijk wordt het op dit moment nauwelijks toegepast?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
De resultaten zijn niet verrassend. Eigenlijk bevestigen ze dat we de trend die we al een hele tijd geleden hebben ingezet, verder zetten. Tegen al wie hier vandaag spreekt over een gelijkekansenbeleid en dat dit is geschrapt, wil ik enkel zeggen dat het gelijkekansenbeleid uit het verleden niet heeft geleid tot de resultaten die we verwachtten. (Applaus bij CD&V)
Dat is heel belangrijk om mee te nemen. De overheid neemt maatregelen. Het is belangrijk dat we deze keer de juiste maatregelen nemen. De minister heeft opgesomd welke maatregelen ze wil nemen.
Minister, u hebt ook iets heel belangrijks gezegd: de overheid kan veel dingen doen, maar het zal de basis zijn die aan de slag moet. Toevallig had ik vandaag een afspraak met iemand die al vele jaren veranderingsprocessen in organisaties begeleidt, ook in scholen. Die zegt dat het interessant is om ook vanuit het beleid te kijken hoe scholen vandaag aan de slag gaan en welke ruimte ze nodig hebben om te doen wat moet gebeuren, om deze problematiek aan te pakken. Ik stel voor dat we ook de tijd nemen om dat te bekijken. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, mijn fractie pleit ervoor om zowel de PISA- als de TIMSS-studies grondig te bespreken in de commissie, en om de mensen uit te nodigen die de onderzoeken gevoerd hebben. Het valt me op dat zowel in de plenaire vergadering als op Twitter en andere sociale media veel geblaft wordt, om in uw thema te blijven, mevrouw Meuleman, tussen degenen die klagen over de lage presteerders en degenen die klagen over de sterke presteerders. Wij erkennen beide problemen en willen beide verhelpen.
Waarom pleiten we ervoor om dat grondig te bekijken, minister? Omdat er nogal vaak elementen uit de studies worden gelicht om dan politieke discussies te voeren. Ik ben daar geen voorstander van.
U moet weten: het gaat niet alleen over thuistaal. Het gaat ook over thuismilieu en het opleidingsniveau van de moeder in combinatie met de thuistaal. Dat is een belangrijk onderscheid dat we moeten maken. Het is misschien niet meteen voer voor een pittig actueel debat, maar het is toch wel heel belangrijk om de sociale factor mee te nemen en het onderscheid te maken tussen een en ander. We moeten beseffen dat we met een talenbeleid alleen er niet komen.
Minister, ik zou u willen vragen om in het lerarenpact te zetten dat iedereen in het onderwijs moet beseffen dat wat men zegt tegen kinderen, een zware impact heeft. Deze morgen sprak ik met een moeder. Haar kind had nu al te horen gekregen dat het zittenblijven zou worden. Als men kinderen in de maand november al opgeeft, moet men niet verbaasd zijn over slechte PISA-resultaten.
Collega’s, dank u wel voor deze zeer interessante aanvullingen en tips voor het onderwijs.
Mevrouw Gennez, ik heb de tweets van uw partij gelezen. Ik word daar niet goed van. U schrijft dat het gelijkekansenbeleid dood is. 327 miljoen euro per jaar gaat naar gelijkekansenbeleid. 327 miljoen euro! (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Er komen extra leraren – mevrouw Gennez, u weet dat zeer goed – voor scholen met kinderen die kwetsbaar zijn – kansarm durf ik niet eens zeggen – én ze krijgen extra werkingsmiddelen. Zeggen dat deze regering geen gelijkekansenbeleid voert, is zeer onterecht. Het gaat tot het dubbel. U trekt een gezicht alsof het allemaal niet waar is, maar het gaat tot het dubbel. Het gelijkekansenbeleid is zeker niet dood.
Zoals mevrouw Helsen zei, we moeten ons wel durven afvragen – en ik hoop dat uw partij ook die analyse wil maken op een eerlijke wijze – of de recepten uit het verleden nog nuttig zijn voor de toekomst.
Ondanks de inspanningen bijft er een heel diepe kloof bestaan tussen de goede en de minder goede presteerders. We moeten zoeken hoe we dat kunnen verbeteren. Dat zal gedeeltelijk uit Onderwijs moeten komen. Als we de resultaten van de tweede generatie jongeren die opnieuw moeten starten alsof ze eerste generatie zijn, bekijken, dan hebben we wel wat extra nodig. Dat betekent dat ouders wel betrokken moeten zijn op de school, en dat leerkrachten onmogelijk kunnen staan roepen in de woestijn.
Verder, ik heb het daarnet niet gezegd, het klopt inderdaad dat we ook op onze leraren moeten focussen. Dat is een inhoudelijke discussie. Ik heb het vorige week gezegd: een leerkracht die mag lesgeven aan jongeren die het Nederlands niet als thuistaal hebben en die wiskunde of geschiedenis of zo geeft, heeft een bijzondere didactische vaardigheid nodig om dat te doen. Een leerkracht die Nederlands geeft aan kinderen die thuis Nederlands spreken, heeft een totaal andere manier van werken dan een leerkracht die Nederlands geeft aan jongeren met een andere thuistaal.
Moeten we dan, zoals sommigen zeggen, een elitekorps van leerkrachten opleiden die specifiek daarvoor geschikt zijn? Neen, dit moet wat mij betreft verankerd worden in onze lerarenopleiding. Elke leerkracht, gelet op de diversiteit en multiculturaliteit in Vlaanderen, zal vroeg of laat met zo’n situatie worden geconfronteerd.
Collega’s, zeker mevrouw Brusseel, ik ben zeker bereid om dit grondig te bespreken. Ik dank de collega’s die niet meegaan in de grote polarisatie. We mogen trots zijn op wat onze leerkrachten dag na dag presteren. Maar PISA zegt het ook: een extra zak geld is geen garantie – absoluut niet – op betere onderwijskwaliteit. Het betekent de heroriëntering van de inspanningen op een aantal punten, en daar biedt ons masterplan secundair onderwijs – ik onderstreep het nog eens – een antwoord op.
Ik ben zeker bereid om het op een aantal punten nog te versterken, maar wat we willen uitwerken, is wat mij betreft een goede zaak en zal zeker meehelpen om onze jongeren sterker te maken. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, wat nodig is en wat zowel de sterke leerlingen waarover we ons zorgen moeten maken als de 17 procent die niet meekunnen en die we achterlaten ten goede komt, is maatwerk. Iedereen roept om maatwerk. Maar maatwerk kun je maar geven als je zorgt voor voldoende leerkrachten, als je de leerkrachten professionaliseert, als je daarop inzet, als je ervoor zorgt dat ze kunnen omgaan met de verschillende talen die in hun klas terechtkomen, als ze kunnen omgaan met de diversiteit in hun klas. Daarop, minister, moeten we inzetten. Vandaar nog eens mijn vraag om daar partijbreed, kamerbreed in dit parlement, een pact van te maken, om ervoor te zorgen dat we met de volgende PISA-resultaten nog aan de top staan, dat we het beter doen. Met onze beste presteerders, maar ook met al diegenen die we achterlaten. (Applaus bij Groen)
Collega’s, ‘gelijke kansen’ betekent volgens de sp.a-fractie dat elk talent van elk kind maximaal kan renderen in ons onderwijs, zodat we sterke burgers aan de samenleving afleveren. Dat betekent, minister, dat er niet 365 miljoen euro van uw meer dan 11 miljard euro onderwijsbegroting naar gelijke kansen zou moeten gaan, tegelijk met het hoger leggen van de lat voor elk kind, maar meer dan 11 miljard euro! Want gelijke kansen moeten inherent onderdeel uitmaken van elke beslissing die u neemt in ons onderwijs. U gaat dit parlement en de samenleving toch niet voorliegen door te zeggen dat deze regering niet heeft bespaard op de werkingsmiddelen in het onderwijs? Men doet het opnieuw. Ook voor 2017 doet u daarmee voort. Het resultaat is dat de facturen voor de ouders groter worden en dat de leerkrachten in een steeds penibelere situatie terechtkomen. U geeft hun schouderklopjes. Wij geven die ook graag, maar wat u zou moeten doen, is hun vooral de middelen en de mogelijkheden geven om te differentiëren. U zou aan elk kind dat maatwerk moeten bieden, en niet, zoals u nu bezig bent, in de andere richting fietsen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Collega’s, op deze dag betaamt het toch ook wel om te zeggen dat Onderwijs een volledig Vlaamse materie is. We mogen ook trots zijn. De OESO-studie heeft het over België. Maar als je de verschillende gemeenschappen bekijkt, dan blijkt dat Vlaanderen heel hoog staat en de andere gemeenschappen heel laag. Ik vind dat jammer voor die gemeenschappen.
Minister, ik besluit. Ten eerste, ik volg u: meer geld is niet de oplossing. Maar we moeten wel bekijken hoe we vandaag die middelen inzetten. Het rapport van het Rekenhof heeft aangetoond dat we daarmee blijkbaar niet de resultaten behalen die we zouden willen behalen. Dat moeten we bekijken. Twee, taal: absoluut. Drie, de leerkrachten. Zij moeten het inderdaad, zoals mevrouw Helsen zegt, realiseren door te differentiëren, maar aan dat differentiëren zijn ook grenzen. En differentiëren buiten de klas is ook een vorm van differentiëren.
Ik sluit volledig af met twee belangrijke slogans. Niet nivelleren maar excelleren! Niet nivelleren maar differentiëren! We moeten ervoor zorgen dat we – ‘tene quod bene’ – dat niet vergeten, om te vermijden dat we helemaal naar beneden zakken. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.