Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV).
Het debat is geopend.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het parlement bestaat vandaag, dag op dag, 45 jaar, dat hebben we uitvoerig gevierd met een mooie toespraak van onze voorzitter.
Onze Vlaamse democratie bewijst dat ze ook met de lange termijn bezig is, dit actualiteitsdebat is daar een mooi voorbeeld van.
Vandaag wil ik vooral minister-president Bourgeois, minister Schauvliege en bij uitbreiding de volledige Vlaamse Regering feliciteren met het witboek BRV. In vergelijking met de afgelopen vijf jaar zijn de geesten enorm gerijpt. Files, negatieve effecten op het klimaat, toenemende kosten voor energiedistributie en overstromingen overtuigen ons elke dag van het feit dat we op een totaal andere manier met onze ruimte moeten omgaan in vergelijking met vijf jaar geleden. Zoals de minister-president zei: er is nood aan een nieuw normaal.
Het witboek BRV opent de poort naar dat nieuwe normaal, het legt de lat voldoende hoog en maakt komaf met regelneverij en het kiest voor visie in plaats van verrommeling.
Sinds de bekendmaking van ons witboek passeerde helaas veel onzin. De term betonstop speelde daar een niet onbelangrijke rol in. Wat een onzin, collega’s, alsof er niet meer zal kunnen worden gebouwd. Namens onze fractie zeg ik hier luid en duidelijk: we gaan niemand zijn grondwaarde afnemen, we verplichten niemand om naar een stad te gaan wonen en we voeren geen bouwstop in.
Wat wel voorligt, is een ambitieuze visie die nu op het terrein wordt uitgewerkt. Voortaan zullen we efficiënter omgaan met ruimte, zullen we meer inzetten op herbenutting, zullen we gaan voor verdichting en zal het bijkomende ruimtebeslag worden afgebouwd. Het is niet zo dat er vanaf 2040 niet meer zal kunnen worden gebouwd.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik zie u niet zo goed zitten door die plant naast de spreker op het spreekgestoelte, maar ik veronderstel dat dat geen bezwaar is, ook van uw kant niet.
Mijnheer Ronse, u hebt gelijk dat het debat de afgelopen dagen een beetje werd vergiftigd door voortdurend, zowel in de media als in de politiek, de term betonstop te lanceren of te gebruiken in die zin dat er niet meer gebouwd zou mogen worden. Vandaar dat het maatschappelijk debat op het scherp van de snee werd gevoerd en dat er bij heel wat burgers in Vlaanderen ongerustheid en zelfs paniek is bij mensen die een stukje grond hebben op het platteland.
Ik ben het ermee eens dat dit witboek een langetermijnvisie is en dat zo’n visie inderdaad moet worden ontwikkeld. Alle fracties in dit parlement zijn het grotendeels eens met de uitgangspunten van dit witboek, namelijk dat er verstandig moet worden omgegaan met de beperkte ruimte in Vlaanderen. Dit witboek geeft echter op geen enkele manier concrete invulling over hoe het er in de toekomst aan toe zal gaan. En dat is net het discussiepunt in het maatschappelijk debat met de bezorgde burger: wat zal er gebeuren met mijn stukje grond?
U zegt dat er nog wel gebouwd zal mogen worden, maar er zit in dat witboek geen enkele garantie, er zit geen enkele wettelijke bepaling in. U hebt het over afschaffing van regelneverij. Ik denk dat het om een grote omslag zal gaan en dat er een grote verantwoordelijkheid in zal liggen om inderdaad de regels aan te passen. Daar ligt volgens mij een heel groot probleem voor de Vlaamse Regering.
Collega Sintobin, dank u wel, het doet me plezier dat ook uw fractie de uitgangspunten van dit witboek steunt, een witboek dat trouwens zeer concreet is in zijn ambitie. Er zijn 70.000 hectare bestemde terreinen in Vlaanderen die nog open liggen en waarvan het witboek duidelijk stelt dat we daar maximaal 25.000 hectare van gaan invullen. Het witboek zegt dat we gaan inzetten op verhandelbare bouwrechten. Het witboek zegt dat we oudere voorschriften – ik kom daar straks nog op terug – gaan aanpassen in overleg met de lokale besturen. Het witboek zegt ook zeer duidelijk dat we gaan inzetten op reconversie van wat leegstaat en vandaag nog niet ontwikkeld is. Dus, collega, als u het zo eens bent met die doelstellingen, dan ga ik er ook van uit dat u de hele uitwerking ervan zult steunen. Dit is een witboek, nog geen Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat ook een openbaar onderzoek zal ondergaan.
Ik ga akkoord dat dit een witboek is en dat er een verdere, concrete uitwerking van moet komen. Maar we zitten hier met een actualiteitsdebat, een debat dat perfect kon worden gehouden in de commissie. Ik begrijp wel waarom CD&V dit debat heeft aangevraagd, namelijk om de minister ‘in the picture’ te zetten omdat de N-VA en de minister-president de afgelopen dagen met de eer zijn gaan lopen.
Wat betreft uw verdere bedrijfsontwikkeling en dergelijke, stel ik bijvoorbeeld vast dat dit witboek het over de toekomst heeft, maar we moeten ook over het heden durven spreken. Gisteren werd er in de commissie opnieuw een open oorlog uitgevochten tussen enerzijds minister Schauvliege en anderzijds uw collega de heer Vandaele. Dan vraag ik mij af hoe het er in de toekomst aan toe zal gaan, want daar ging het nog niet alleen over bedrijfsontwikkeling maar gewoon over het neerplanten van een aantal kantoren.
Collega Sintobin, het is niet omdat de Vlaamse Regering het unaniem eens is over het feit dat ons ruimtebeslag naar beneden moet, en het is niet omdat de Vlaamse Regering het unaniem eens is over het feit dat er nog maximum 24.600 hectare aan ruimtebeslag bij mag komen, dat we het niet oneens kunnen zijn over bescherming van bijvoorbeeld poldergraslanden en over bijvoorbeeld de aanpak van een aantal andere zaken in het kader van ruimtelijke planning. We zijn het, voor alle duidelijkheid, hier steevast over eens. Ik denk dat het historisch is en dat het nog nooit gebeurd is dat een Vlaamse Regering zo een duidelijke visie en beslissing heeft voorgelegd.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik heb twee opmerkingen voor de heer Sintobin. Ik citeer hem: ‘We organiseren hier een debat zonder te beschikken over enig document.’ Dat beklag deed u op 25 mei 2016. Ik vind het raar dat u hier nu zegt: ‘Waarover zijn we hier nu aan het debatteren?’ Het document is er nu, dus u zou moeten applaudisseren omdat hier een debat wordt gevoerd.
Vandaag zeggen dat hier een volledig plan moet zijn met alle maatregelen en alle toeters en bellen erbij, dat zou natuurlijk totaal ondemocratisch zijn. We werken stap voor stap. Vandaag ligt hier een witboek. Het komende jaar zal heel belangrijk zijn. Er zal een openbaar onderzoek worden georganiseerd door alle gemeentebesturen, waardoor elke Vlaming hier inspraak in kan hebben en waar alle gemeentebesturen en alle provinciebesturen inspraak in krijgen. Als we daarna landen met een definitief Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dan is het tijd om samen te gaan nadenken over en te werken aan de maatregelen die ons uiteindelijk tot het doel brengen dat in dit Beleidsplan Ruimte Vlaanderen staat. (Applaus bij CD&V)
Collega’s, nogmaals, door onze fractie worden drie zaken zeer duidelijk gesteld: we gaan niemand grondwaarde afpakken, we verplichten niemand om in de stad te gaan wonen en we voeren geen bouwstop in. We zullen inzetten op verdichting en op hergebruik van ruimte, en het concept van verhandelbare bouwrechten, waar een studie over lopende is, is cruciaal.
Wie bouwrechten heeft op plaatsen waar bouwen niet langer aangewezen is, zal die kunnen inruilen voor bouwrechten op plaatsen waar bouwen wel aangewezen is.
Minister, voor onze fractie is de drive van lokale besturen wezenlijk. Lokale besturen kunnen voorschriften aanpassen zodat meersgezinswoningen en andere maatregelen die bijdragen tot verdichting, mogelijk zijn. De Confederatie Bouw staat te trappelen om dit witboek in de praktijk om te zetten, maar wees terecht op het feit dat regelgeving en voorschriften moeten worden vernieuwd. Vlaamse ontwikkelaars en architecten staan klaar, zijn creatief en voluntaristisch, maar mogen niet botsen op stugge voorschriften. Er zijn vandaag trouwens al goede voorbeelden gekend. Kijk maar naar de vele stadskankers die worden aangepakt.
Het nieuwe normaal, collega’s, is een verantwoordelijkheid van ieder van ons: overheid, burgers, ontwikkelaars, bedrijven. Een zeer belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de lokale besturen. Mijn eigen stad Kortrijk heeft alvast als eerste aangekondigd zich volledig in te schrijven in het witboek.
Collega’s, de Vlaamse Regering heeft de ruimtelijke ordening grondig hervormd. Dankzij de omgevingsvergunning worden vergunningsaanvragen aan slechts één openbaar onderzoek onderworpen, plan-MER- (milieueffectenrapport) en RUP-procedures (ruimtelijke uitvoeringsplan) worden geïntegreerd, het decreet Integrale Handelsvestiging laat lokale besturen toe om via ruimtelijke voorschriften een handelsbeleid die naam waardig te voeren, en vorige week nog keurde het Vlaams Parlement een decreet goed dat beroepen tegen bouw- en milieuvergunningen sterk vereenvoudigt.
Collega’s, ik weet wel dat ruimtelijke ordening technisch is. Maar als we slimmer gebruik maken van ruimte, als we woningen en kavels eenvoudig kunnen opsplitsen, als we verlaten sites kunnen omvormen tot aangename buurten, dan is het witboek voor onze fractie geslaagd. De krijtlijnen zijn er, de politieke wil is er. Nu moet er werk gemaakt worden van de concrete uitvoering. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil nog even reageren op collega Ceyssens.
U hebt gelijk, mijnheer Ceyssens, dat de concrete uitwerking van het witboek nog moet komen in de komende maanden en jaren. Maar ik zou van de fracties ook wel een aantal concrete antwoorden willen krijgen op concrete vragen vanuit onze fractie.
Er is heel wat discussie in de plattelandsgemeenten. En er zitten hier toch een aantal burgemeesters van plattelandsgemeenten. Gemeenten zijn afhankelijk van de inkomsten, en de inkomsten zijn afhankelijk van het aantal inwoners dat in een gemeente woont. Daardoor is er die commotie geweest. Maar wij hebben niet voor die commotie gezorgd door over een betonstop en een herziening van het kadastraal inkomen (ki) te spreken. Wat denkt u over een totale herziening van het ki, mijnheer Ronse? Moeten we daar iets mee doen? Of blijft u van die doos van Pandora af?
Plattelandsgemeenten die minder inkomsten hebben, moeten natuurlijk op een of andere manier gecompenseerd worden door de overheid. Is uw fractie van mening dat in dit geval de Vlaamse overheid de plattelandsgemeenten beter en meer moet ondersteunen?
Collega Sintobin, ik heb hier het witboek BRV bij me. Ik zal het meteen aan u overhandigen. Er staat daar niets in over de punten die u hebt aangehaald. Daar staat wel veel meer inspirerends in. Ik hoop dat u het leest – u bent de laatste spreker, denk ik – zodat we dan met u over het witboek kunnen debatteren.
Ik heb twee concrete vragen gesteld, voorzitter.
Het gaat over het witboek, mijnheer Sintobin. Als hij zegt dat het er niet in staat, zal hij dus niet antwoorden. Daar kan ik niets aan doen.
De heer Tobback heeft het woord.
Dat is toch geen debat? De vragen uit de weg gaan, ja. (Opmerkingen van Axel Ronse)
Voorzitter, ik heb mijn betoog uitgeschreven. Dat is niet mijn gewoonte, maar het was mijn bedoeling om constructief te zijn. En in moeilijke omstandigheden heeft een mens een geheugensteuntje nodig. (Opmerkingen. Gelach)
Ik wil eerst iets rechtzetten. Er wordt al eens gedacht dat het vervelend moet zijn voor de oppositie als er goede dingen gedaan worden. Dat is natuurlijk een spijtig misverstand. Zeker in deze legislatuur bestaat de oppositie immers bijna uitsluitend uit welwillende en constructieve politici.
Minister Homans, minister Tommelein en collega’s van de meerderheid, ik heb geen enkele moeite om hier namens de sp.a-fractie te zeggen dat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen een goede beslissing zou kunnen zijn. Ik zeg ‘zou kunnen’, want het is natuurlijk geen beslissing, het is een witboek, maar als u het meent, zou het een keerpunt kunnen zijn in het rommeltje dat we in Vlaanderen in het verleden van ruimtelijke ordening hebben gemaakt. Ik zeg niet toevallig ‘we’.
Eigenlijk dient ruimtelijke ordening maar een paar simpele antwoorden te geven op simpele vragen. Mensen willen betaalbaar wonen, ze willen een leefbare omgeving met ruimte om zich te ontspannen, om zich te verplaatsen of om iets te ondernemen. Eigenlijk is het alleen maar dat.
Alleen hebben we in Vlaanderen een aloude methode om dat waar te maken. Dat was door de markt te overspoelen met een overaanbod aan gronden, waardoor de prijzen liefst laag bleven en iedereen aan zijn trekken kwam. Alleen op het vlak van de prijzen heeft dat minstens voor een tijd gewerkt, maar voor de rest heeft het geleid tot een ruimtelijke soep die in de wereld zijn gelijke niet kent en die als erfenis voor komende generaties eigenlijk een pure schande is.
Het is de verdienste van het BRV dat het erkent dat die methode op zijn einde is gekomen, dat het tijd is om daarmee te stoppen, in de eerste plaats om de eenvoudige reden dat de grond die we daarvoor kunnen gebruiken, op is, en als die er wel nog is, vaak afgelegen, slecht gelegen, onaantrekkelijk, onveilig of onbereikbaar is, omdat het gevoerde beleid tot nu toe heeft geleid tot een collateral damage in de vorm van verkeersellende, wateroverlast, dure gemeenschapsvoorzieningen en gezondheidsproblemen – allemaal problemen die alleen maar kunnen worden opgelost met royaal besteed belastinggeld, overkappingen, overstromingsbestrijding enzovoort –, omdat het bovendien vandaag maar al te duidelijk is dat die versnippering ons belet om een aantal opportuniteiten te grijpen. Lintbebouwing is zowel voor warmtenetten als voor de inplanting van windmolens compleet nefast. Ik ben blij dat ook u dat begrijpt. Ik hoop dat uw partij daar met evenveel vuur voor gaat.
Als we naar de realiteit kijken, dan hebben burgers dat vandaag al een hele tijd begrepen, want heel wat jonge en oude gezinnen gaan liever niet meer wonen in een verkaveling op een natte wei ver van alle voorzieningen, ver van de dichtstbijzijnde kern en alleen bereikbaar voor wie bereid is er zeven dagen op zeven verkeersellende bij te nemen. Die tijd is voorbij. Mensen willen iets anders, als ze ten minste de keuze hebben.
Daar begint natuurlijk het probleem met het misschien iets minder constructieve deel van mijn tussenkomst. Uw job is niet af met het opstellen van een beleidsvisie, die begint daar pas mee.
Mijnheer Ronse, het BRV bevat inderdaad mooie principes en woorden. Zeker de collega’s van CD&V, die dit debat heel graag wilden, weten beter dan wie ook dat het woord zonder de werken, dood is, en dat het om gered te zijn niet volstaat om uw weesgegroetjes op te zeggen, maar dat de overtuiging ook moet blijken uit uw daden. Daadkracht zult u nodig hebben als u dit wilt waarmaken. Die zult u nodig hebben om te voorkomen dat speculanten opnieuw mee aan het stuur gaan zitten van de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen, zoals dat al te vaak het geval is geweest.
De doelstelling voor de betonstop of hoe u dat ook noemt, betekent dat er meer dan 20.000 hectare ingekleurd bestemd gebied voor harde bestemmingen niet zal kunnen worden ontwikkeld. U zult dus een instrument nodig hebben – als u dat beslist, is het een terechte beslissing – om te beslissen waar wat wel en niet kan. Dan heb ik het nog niet over de 100.000 hectare landbouwgrond die officieel landbouw als bestemming heeft, maar die daar niet voor gebruikt wordt. Vaak wordt dat in afwachting van de kans op een lucratieve bestemmingswijziging niet voor landbouw gebruikt – terwijl u er aan de andere kant maar niet in slaagt om de luttele paar duizend hectaren beloofde bestemmingen voor groen- en bosgebied te realiseren.
Met andere woorden, ik hoor de woorden, maar ik zie vandaag in elk geval geen daden. Dat instrument is er niet. Als u geen instrument kunt bieden dat het algemeen belang laat primeren – bijvoorbeeld betaalbare huisvesting – op gelobby achter de schermen, dan zullen dit inderdaad woorden blijven.
Minister van Binnenlands Bestuur, als u niet de middelen geeft aan de lokale besturen om de grote taak die ze krijgen, in te vullen, dan zal dat niet lukken. U zult ze in de juiste richting moeten sturen, onder meer door ervoor te zorgen dat de incentives om samen te werken groter zijn dan die om elkaar tegen te werken zoals vandaag gebeurt, door de lasten van bepaalde voorzieningen door te schuiven, en de lusten in de vorm van welgestelde belastingbetalers in de eigen gemeente te hebben aan de andere kant. Dat gebeurt vandaag.
Het BRV stelt terecht dat we die discussie moeten overstijgen, dat we besturen van naburige gemeenten moeten doen samenwerken aan een gedeelde visie. Vandaag zien we dat de zeldzame gemeenten die besluiten tot een fusie dat dikwijls doen omdat ze daarmee uit de greep van de stad kunnen blijven, zelfs als die stad het vriendelijke Genk is, mijnheer Ceyssens. Dat belooft niet veel goeds wat betreft die ambities.
Hoe absurd is het, dat we in een land of in een regio – het is nog altijd een regio, voorzitter – die noch echt grote steden noch echt platteland kent, ons als bestuurders bezighouden met aan de burgers uit te leggen dat we de stad en het platteland uit elkaar moeten houden en ruzie moeten laten maken. Hoe dwaas is dat? Als we er niet in slagen om dat te overstijgen en tot een gedeelde fusie te komen, zal dit witboek een loos woord en een leeg blad blijven.
U zult als Vlaamse Regering misschien zelf wat consequenter willen zijn. Het is natuurlijk niet genoeg dat u zegt dat u voortaan zult streven om wonen en werken te verenigen en te plaatsen op locaties die goed ontsloten zijn door collectief vervoer, als u zelf niet in dat vervoer voorziet.
Ik las vanmorgen in De Standaard dat er 8 miljoen minder ritten gereden zijn voor De Lijn tussen januari en september van dit jaar. Tegelijk maakt u een witboek dat zegt dat we meer moeten gaan wonen en werken langs assen van collectief vervoer. Aan de ene kant moet het, aan de andere kant schrapt u het. Blijkbaar waren de bussen die minister Weyts geschrapt heeft, toch niet zo leeg.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijnheer Tobback, ik begrijp niet wat u onder het woord ‘constructief’ verstaat, maar uw betoog vind ik niet zo constructief.
Wat is dit witboek? We moeten teruggaan naar de kern van de zaak. Dit witboek is de strategische visie die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd. Dit is geen bijbel, geen wettekst, dat zal nu allemaal in de volgende stappen moeten komen.
Dit witboek borduurt verder op het groenboek. Dat groenboek waar u zelf aan hebt meegeschreven en dat als inspiratiebron diende om te komen tot dit witboek en om straks te komen tot een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
U zegt: eindelijk is iedereen wakker geworden, eindelijk wil iedereen weg uit de verkaveling en wil iedereen in de stad wonen. Dat is helemaal niet waar, mijnheer Tobback. Ik kom uit Limburg, dat weet u wellicht, en ik moet zeggen, de persberichten van de voorbije weken hebben inderdaad bij heel wat mensen voor paniek gezorgd en zorgen teweeggebracht. Dat is waar we nu opnieuw aan willen werken.
We hebben nu een strategische visie en een plan. Dat plan wordt door de voltallige Vlaamse Regering gedragen en ik denk ook door iedereen hier in het Vlaams Parlement. Ons ruimtelijk rendement moet omhoog. Onze inname van ruimte moet omlaag. Daar zijn we het wel allemaal over eens. Het is nu een zaak om daar straks allemaal met de juiste instrumenten werk van te maken. Ik hoop dat u daar op een constructieve wijze, maar dan in de echte betekenis van het woord, aan wilt meewerken.
Collega, ik ben het niet die – als er al paniek zou zijn en ik vind dat dat heel goed meevalt – paniek heb gecreëerd. Ik heb dat witboek niet geproduceerd of gepubliceerd. Ik ben aan het zeggen dat ik het grotendeels eens ben met de inhoud, als u constructiviteit wilt.
Ik stel alleen maar vast dat u het aan de ene kant mee goedkeurt in de regering en het aan de andere kant in de praktijk niet uitvoert.
Misschien zou u heel wat van die ongerustheid wegnemen bij de mensen als u de daad bij het woord zou voegen en tonen wat het betekent. Misschien moet u tonen welke instrumenten u zult hebben om bijvoorbeeld eigendomsrechten te garanderen, want dat moet gebeuren. Misschien moet u tonen welke instrumenten u echt in de praktijk brengt om geconcentreerder en verdichter te wonen, en dat wil niet zeggen: allemaal in de stad. Dat gaat u van mij nooit horen, dat heb ik nooit gezegd. Ik stel alleen maar vast dat er inderdaad steeds meer vraag is, en dat het geen toeval is dat de prijzen in de stad sneller stijgen dan buiten de stad. U bent een liberaal, u zou moeten begrijpen dat dat de wet van vraag en aanbod is, dat er meer op de ene dan op de andere plaats willen wonen.
Vandaag dwingen we heel wat mensen – doordat de instrumenten voor betaalbaar wonen in de stad ontbreken – om daar te gaan wonen waar ze – alle bedrijfswagens ten spijt – veel meer van hun tijd besteden aan rondrijden met zichzelf en met de kinderen dan ze graag zouden willen.
Ze vinden de levenskwaliteit die zij zoeken immers niet voor een betaalbare prijs, daar waar zij eigenlijk zouden willen wonen.
Als u dus de principes van dit witboek wilt waarmaken, dan zal – en in die zin ben ik zeer constructief – de sp.a daar heel graag aan meewerken. Ik zeg alleen maar dat er nog zeer veel staties zullen moeten worden gepasseerd vooraleer het woord in dit BRV ook realiteit kan worden. Als dat gebeurt, zullen we misschien eindelijk de stap kunnen zetten naar een ruimtelijk beleid dat de belangen van iedereen op een eerlijke en duurzame manier afweegt. Dan zullen we de kleine dorpspolitiek, die ook in steden wordt gevoerd, eindelijk achter ons kunnen laten. Dan kan dit BRV inderdaad een kans zijn om de zaken ten goede te veranderen en de last van het verleden van ons af te schudden.
Als u die kans wilt grijpen, zullen we daar graag aan meehelpen. Als u het al wilt nuanceren voor u goed en wel begint, of als u alleen maar loze principes wilt debiteren en in de praktijk precies het omgekeerde gaat doen, verder de speculatie vrij spel geven, verder maken dat Vlamingen in Vlaanderen in steeds slechtere omstandigheden en met steeds moeilijker vervoer moeten leven, dan zult u daar niet met een weesgegroetje vanaf komen, want dan zullen wij daarin onze rol van oppositie heel hard blijven spelen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mijnheer Tobback, wat mobiliteit en openbaar vervoer betreft, bent u wél goed in het zaaien van paniek en van nodeloze ongerustheid. De socialisten blijven dat maar doen. Als socialist hebt u één voordeel: u weet heel goed hoe de aantallen reizigers worden geteld.
U bent een socialist. Ja? U moet de tabellen erbij nemen. Ik heb ze hier liggen. U weet perfect dat het aantal abonnementen is gestegen met 2,85 procent. U weet perfect dat het aantal biljettenkaarten is gestegen met 2,51 procent. U weet ook perfect – of u zou het moeten weten, uw collega’s in uw fractie kunnen u dat vertellen – dat het enkel is door de derde-betalerabonnementen, dat zijn de gratis abonnementen, min 56 procent, dat ook de cijfers nu dalen. Dat weet u. U weet ook hoe die geteld werden. Je kreeg in het verleden een sinterklaascadeautje van een socialistische burgemeester, een gratis abonnement. Dan werd je meegeteld voor bijna honderd ritten, die je geacht werd te maken per maand. Als het aantal gratis abonnementen daalt, daalt ook het aantal fictieve reizigers. Die gaan eruit.
Wat wél telt – en dat is voor mij veel belangrijker dan die fictieve cijfers – is het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag. Daaruit blijkt dat voor de eerste keer, onder het beleid van een Vlaams-nationalistisch minister, het aandeel van het openbaar vervoer in het totale verplaatsingsgedrag van de Vlaming stijgt met 0,5 procent. Dat is wat telt. Stop dus met die bangmakerij en de onwaarheden die u hier vertelt over het aantal reizigers van De Lijn. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw De Ridder, ik verontschuldig mij dat ik in mijn toespraak slechts de cijfers heb geciteerd die ik in de krant heb gelezen: 8 miljoen verplaatsingen. Ik had uitgebreider moeten zijn. Ik had ook moeten wijzen op iets wat uw verhaal een beetje nuanceert: bijvoorbeeld dat de daling groter is in de provincie West-Vlaanderen dan in de provincie Oost-Vlaanderen. Bij mijn weten wonen er niet meer gepensioneerden in West-Vlaanderen dan in Oost-Vlaanderen. Integendeel zelfs. Dat betekent simpelweg dat dit te wijten is aan het feit dat men een aantal buslijnen geschrapt heeft. Men heeft keer op keer beweerd dat het allemaal lege bussen waren, die dus konden worden afgeschaft. Maar in de praktijk zat daar toch blijkbaar redelijk wat volk op, dat vandaag gedwongen is om de auto te nemen.
Mevrouw De Ridder, proficiat met uw stijging van het aandeel. Nog eens: ik ben niet beschaamd om goede dingen mee te bevestigen. Als ze goed zijn, zijn ze goed. Maar met wat u nu aan het doen bent, bent u het aanbod niet aan het versterken. U bent het aanbod niet aan het uitbreiden. En dus bent u een holle, lege doos aan het maken van de bewering dat u het wonen langs openbaarvervoerassen gaat stimuleren. Het is het een of het ander. U kunt niet met een uitgestreken gezicht het ene zeggen met de ene hand, en met de ander hand het andere doen.
Mevrouw De Ridder, dan zwijg ik nog – want de twee hangen evengoed aan elkaar – over wat u op het federale vlak aan het doen bent. Uit de cijfers van de NMBS blijkt dat u ook daar, allemaal samen… (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Maakt u geen deel uit van de Federale Regering, mijnheer Diependaele? Alleen de Vlaamse Regering telt voor u? Bij mijn weten zit u daarin. Het is een beetje te gemakkelijk om te zeggen dat we naar deze hand moeten kijken en niet naar de andere. Ik weet niet of het in de Bijbel staat, dat van de twee gezichten, maar u hebt blijkbaar naargelang het u uitkomt, een statistiek voor alles wat goed uitkomt, en een waar u niets mee te maken hebt voor het andere.
Het is een beetje zoals de voorzitter. Voorzitter, ik moet erop wijzen dat ons daarstraks, toen u aan het zeggen was wat er allemaal was gebeurd in de mooie geschiedenis van het Vlaams Parlement, spontaan de opwelling bekroop dat al die dingen eigenlijk zijn goedgekeurd tegen de Volksunie en haar opvolger in de politiek in. Dat is een beetje hetzelfde.
Ik mag me niet mengen in het debat.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik kan veel verdragen, maar niet dat u hier je reinste nonsens staat te verkondigen. U zegt enerzijds dat dit wordt afgebouwd, dat er minder reizigers zijn, en anderzijds feliciteert u de regering omdat dit met een halve procent toeneemt. U kunt niet de twee beweren: het is het ene of het andere. Ik hecht meer belang aan een bevraging bij de Vlaming waaruit blijkt dat het aandeel van het openbaar vervoer met een halve procent stijgt dan aan uw gratisverhaaltje en uw nattevingertellingen, waarbij de aantallen werden opgeklopt met fictieve reizigers om te komen tot betere aantallen.
Nog een laatste zaak wat de afbouw van aanbod betreft: er wordt nu meer geïnvesteerd dan ooit. In 2017 wordt er 50 miljoen euro meer aan openbaar vervoer besteed dan eind vorige legislatuur het geval was, en dat is investeren in infrastructuur, maar ook in mensen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw De Ridder, het is niet het ene of het andere. 8 miljoen ritten minder.
De heer Dochy heeft het woord.
Mijnheer Tobback, ik wil u er gewoon even op wijzen dat uw redenering met betrekking tot de verkoop en de prijzen van bouwgronden niet zo lineair is als u zou denken. In het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft men in het verleden immers reeds een opdeling gemaakt tussen enerzijds de stedelijke gebieden en anderzijds het buitengebied, met een algemene verdeling van 60/40 op Vlaams niveau. Vandaag zijn er heel wat kleine, landelijke dorpen waar er gewoon geen aanbod van bouwgrond is. De vergelijking van de prijzen is in dezen dus niet zo relevant. Als men vandaag als bewoner van het platteland een huis wil, dan moet men zich richten op die stedelijke gebieden, dan moet men zich richten op die verkavelingen die binnen de stedelijke gebieden gelegen zijn. Dat is vandaag gewoon de realiteit. Dat was even gewoon wat achtergrond voor u.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, het overkomt me niet zo vaak dat ik akkoord ga met collega Tobback, en het is ook niet echt van harte, maar toch. (Gelach)
Ik weet wel dat we wat het openbaar vervoer betreft alleen bevoegd zijn voor De Lijn, en ik ga ook niet debatteren over de cijfers waarover hier wordt geredetwist, maar openbaar vervoer is niet alleen De Lijn, maar ook de NMBS. Inderdaad, mijnheer Tobback, vanmorgen konden we nog lezen in de krant dat vorig jaar alleen al 36.000 treinritten werden afgeschaft. Dagelijks moeten we meemaken dat de treinen met vertraging rijden, of helemaal niet rijden. Ik ga akkoord met het punt van het doen verhuizen van mensen naar plaatsen waar ze beter openbaar vervoer hebben, maar dan moeten we er ook voor zorgen dat dat openbaar vervoer er is, en dat is niet alleen aan de Vlaamse Regering, maar ook aan de Federale Regering, en bij mijn weten zijn dat identiek dezelfde partijen.
Voor de duidelijkheid, ik ga daar al even node mee akkoord. (Opmerkingen)
Nu gaat u te ver.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Tobback, u zegt geen onrust te hebben gezaaid en prompt daarop begint u onrust te zaaien door te insinueren dat al die maatregelen die nodig zijn, er wel niet zullen komen. Ik vind dat ‘straffe toebak’. Mochten we nu hier vandaag al een plan hebben voorliggen met alle maatregelen en alle instrumenten, dan vraag ik me af hoeveel minuten het zou duren voor u een tweet zou versturen waarin zou staan dat dit volledig ondemocratisch is, en u zou nog gelijk hebben ook.
Mijnheer Tobback, voor een schip zonder haven is geen enkele wind de juiste. Ik denk dat dat de verdienste is van dit BRV, dat we de richting hebben bepaald, dat we nu naar de Vlaming toestappen zodat die zich daarover kan uitspreken. Als we weten dat dit definitief de juiste richting is, dán ontwikkelen we de instrumenten en dan doen we dat allemaal samen. (Applaus bij CD&V)
Collega Ceyssens, ik kan u geruststellen over één ding: die tweet, dat zou heel lang duren. Ik tweet niet.
U laat uw partijgenoten tweeten.
Zelfs dat niet. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Neen, die zeker niet. (Gelach)
Ik zou misschien een aantal van uw maatregelen hebben gekritiseerd, want uiteindelijk is een parlement een plaats waar je dingen tegen het licht kunnen houden en met elkaar van mening kunt verschillen, maar ik zou het op zich veel constructiever hebben gevonden indien u al een begin zou hebben gemaakt met het in de praktijk brengen van de principes die u nu met veel vuur verdedigt, waarbij ik blij ben dat u ze verdedigt.
En dat is niet wat ik vandaag zie. Ik heb maar een willekeurig aantal voorbeelden uit het recente verleden genomen. Ik kan een hele waslijst maken. We gaan dat trouwens in de commissie ook wel doen. Maar waar ik vooral op heb willen wijzen, is dat de hinderpalen om deze visie in de praktijk te brengen, nog zeer groot zijn. Ze liggen op het niveau van de Federale Regering, op het niveau van de Vlaamse Regering met al haar bevoegdheden, op het vlak van, bijvoorbeeld, de provincies, die inzake het uitreiken van vergunningen nog heel wat gekke dingen doen, waar we de afgelopen maanden ook al vaak op hebben moeten wijzen. Ze liggen ook op het vlak van de gemeenten, waar het nog altijd een feit is dat het bestuurskader en het financieel kader eigenlijk aanzetten om dingen te doen die niet altijd even verstandig zijn. En het feit dat het probleem dat planschade door de ene moet worden betaald en planbaten door de andere geïnd, is ook nog altijd niet opgelost. Bij mijn weten zijn al die zaken zelfs in het BRV, met zijn visie, geen melding waard als potentieel probleem.
Ik mag hopen – en dat is een constructieve hoop – dat u niet een lege doos met holle slogans, ook al zijn het hele mooie slogans en is het een hele mooie doos, hebt geproduceerd, dat u zich ook bewust bent van wat dat betekent, en dat u bereid bent dat aan de burgers uit te leggen, en daar een win-winsituatie van te maken. Want hier kunnen heel wat mensen beter van worden, veel meer dan vandaag het geval is bij ruimtelijke ordening, en dat u ook weet wat daartegenover moet staan.
En we zullen in de komende weken en maanden in het kader van het openbaar onderzoek, maar ook daarna, die instrumenten en die discussiepunten keer op keer op tafel leggen in de commissie. En niet om paniek te zaaien, maar om te tonen wat de mogelijkheden en opportuniteiten zijn voor duurzame ontwikkeling, voor duurzame energie, voor betaalbare woningen. Want die mogelijkheden zijn er als men dit wil uitvoeren. Maar als u dit echt wilt uitvoeren, dan is er verdorie nog heel veel werk aan de winkel. En daar willen we graag aan meewerken.
Mijnheer Tobback, uit uw tussenkomst maak ik toch vooral op dat u het eens bent met alles. Ik hoor ook dat u zegt dat de zaken niet zijn uitgetest. Ik wil gewoon wijzen op de twaalf proefregio’s van het afgelopen jaar. Daar is heel wat uitgetest en daar is heel wat uit gekomen. Gemeenten, burgers, ontwikkelaars, architecten, intercommunales werden daarbij betrokken. Daar is heel wat interessante informatie uit gehaald. In de commissie, waar u ook deel van uitmaakt, gaan we daarmee het volgende jaar aan de slag. Daar zullen die instrumenten verder worden uitgewerkt.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, vandaag blaast het Vlaams Parlement 45 kaarsjes uit. Bij zo’n verjaardag hoort een cadeau. En welk mooier cadeau kon vandaag worden geschonken dan dit beleidsplan, dat de open ruimte van Vlaanderen zal beschermen, zonder dat het Vlaanderen zal fnuiken in zijn verdere ontwikkeling? Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is dat cadeau, waarvoor dank, mevrouw de minister en de voltallige Vlaamse Regering.
Laat me toch toe om een klein minpunt te formuleren bij dat cadeau. En dat is het etiket dat erop kleeft. Iemand heeft op dit cadeau het etiket met daarop de naam ‘betonstop’ gekleefd. En dat is niet het juiste woord voor dit plan. Tot mijn ontzetting hoorde ik trouwens deze morgen op de radio dat ‘betonstop’ genomineerd is als een van de tien woorden om ‘woord van het jaar’ te worden. Ik doe bij dezen een oproep aan alle collega’s en jonge ouders om voor ‘samsonseks’ te stemmen, zodat het niet ‘betonstop’ wordt. (Gelach)
Wat is het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen dan wel? Dit plan zal ervoor zorgen dat onze kleinkinderen en, voorzitter, uw achterkleinkinderen ook nog zullen weten wat open ruimte is. Dat ze daarvoor niet naar het buitenland hoeven te reizen, en dat ze daarvoor niet in een of ander museum op zoek moeten gaan naar foto’s uit de oude doos.
Neen, ook zij moeten die open ruimte nog kunnen beleven en kunnen beseffen waarvoor de open ruimte belangrijk is: voor ons klimaat, voor natuur en bos, voor waterbuffering, voor voedselvoorziening, voor onthaasting, voor ontspanning en zoveel andere belangrijke dingen.
De grote uitdaging is om ondertussen, terwijl we de ruimte-inname stoppen, Vlaanderen verder te laten groeien. Het klinkt misschien paradoxaal, maar dat is het allesbehalve. Terwijl dit plan verder uitvoering krijgt, moeten er in Vlaanderen tegen 2040 nog meer dan 365.000 woningen bij komen, moeten bedrijven zich hier kunnen vestigen, moeten we sport en cultuur kunnen blijven beleven enzovoort. We zullen ervoor moeten zorgen dat mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling op elkaar worden afgestemd, ook door de missing links in Vlaanderen versneld weg te werken.
Dit is ambitieus. Is dit combineerbaar? Ja, maar daarvoor zullen we de juiste instrumenten moeten ontwikkelen. Minister Schauvliege is hier alvast mee begonnen. Ik verwijs naar het voorstel van de Vlaamse Regering om voorschriften van oude ruimteverslindende verkavelingen en BPA’s op een eenvoudige manier te kunnen wijzigen. Dergelijke verouderde regelgeving mag efficiënt ruimtegebruik niet langer in de weg staan.
We zullen gebruik moeten maken van meerdere instrumenten: meeneembare bouwrechten, het mengen van functies faciliteren, bijvoorbeeld het wonen boven scholen of winkels. Omdat Vlaanderen nog ongeveer 70.000 hectare harde bestemming heeft waarvan we volgens dit plan ongeveer een derde kunnen ontwikkelen, moeten we ervoor zorgen dat de eigenaars van die gebieden correct vergoed en behandeld worden.
Dit beleidsplan legt de fundamenten van het Vlaanderen van morgen. Samen zullen we dit nu concreet moeten invullen. Ik heb begrepen vandaag dat we dat kunnen doen over de partijgrenzen heen, en – veel belangrijker – over de legislaturen en over alle bevoegdheidsniveaus heen, en vooral ook met elke Vlaming.
Daarin zullen onze gemeentebesturen een belangrijke rol spelen, alle gemeentebesturen. Ongetwijfeld liggen er grote uitdagingen voor de steden die een verdere verdichting zullen moeten combineren met kwaliteitsvol water en natuur in de stad. We mogen nooit vergeten dat onze plattelandsgemeenten de beheerders zijn van het meest kostbare goed dat we met dit plan proberen te beschermen, namelijk onze open ruimte. De plattelandsgemeenten zullen ondersteund moeten worden in het vervullen van hun belangrijke taak: onze open ruimte beschermen en kwaliteitsvolle leefkernen ontwikkelen. Wonen, werken en leven op het platteland moeten ook in de toekomst mogelijk blijven, maar met respect voor de open ruimte. Vele plattelandsgemeenten wijzen daar vandaag al de juiste weg door in te zetten op kernversterking. In densere woonkernen ligt de toekomst van dynamische plattelandsgemeenten met een bruisend middenstandshart. Ook in de dorpskernen moet het nog leuker worden. Gekoppeld aan een goede ontsluiting door middel van een hertekend openbaar vervoer, zullen, ook door het wegwerken van de missing links, deze versterkte woonkernen het aantal autoverplaatsingen terugdringen.
Dit plan heeft pas een kans op slagen wanneer wij en de politici na ons bereid zijn Vlaanderen letterlijk ademruimte te gunnen. Als we allemaal samen verder bouwen op de fundamenten die vandaag gelegd zijn, zal Vlaanderen een modelregio zijn: een welvarende regio met daarin de open ruimte die we allemaal broodnodig vinden.
Voorzitter, ondanks het feit dat ik nog jonger ben dat dit Vlaams Parlement, zal ik in 2040 ouder zijn dan u vandaag. Ik hoop dat ik er dan nóg beter uitzie dan u, maar ik hoop vooral dat Vlaanderen er beter uitziet. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik ga toch nog een poging doen, op het gevaar af het antwoord te krijgen dat het maar een witboek is en nog geen concrete maatregelen.
Ik ondersteun natuurlijk het pleidooi van u, collega Ceyssens, over de plattelandsgemeenten en de betere ondersteuning ervan. Wat bedoelt u met betere ondersteuning? Gaat het over financiële middelen? Wilt u meer financiële middelen voor de plattelandsgemeenten?
Ik krijg geen antwoord van de N-VA, maar ik vraag u om de visie van CD&V op de piste die werd gelanceerd door de Vlaamse Bouwmeester om het kadastraal inkomen te herzien. Dit zijn belangrijke zaken.
Collega Sintobin, ik vind dat we vandaag in het parlement over onze eigen plannen moeten spreken en niet over de plannen van iemand anders. Ons eigen plan ligt hier vandaag op tafel en het is heel duidelijk. Wat mij betreft, wat we zeker niet moeten doen in dit plan – en ik denk dat ik dat heb beklemtoond in mijn toespraak –, is een wig drijven tussen platteland en steden. Beide zijn onmisbaar in het plan en zijn heel erg belangrijk.
U weet, ook uit de vorige legislatuur, dat ik een vurig pleitbezorger ben van het Plattelandsfonds. Ik zal een verdediger zijn van alles wat het platteland ten goede komt, maar we moeten zeker niet insinueren dat het platteland door dit beleidsplan Ruimte Vlaanderen en zieltogend gebiedje is dat enkel bezig is met open ruimte. Integendeel, met de vele voorbeelden van verdichting en versterking van plattelandskernen zullen de dorpen in de toekomst sterker worden dan ze vandaag zijn. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil beginnen met een probleem. Collega Ronse, is er al een alternatief voor het woord betonstop? Ik geef toe dat het een verkeerde indruk wekt. Het wordt vertaald in bouwstop, verkavelingstop enzovoort. Is dat goed?
Voor ons is het witboek en wat in die meer dan 70 pagina's aan vernieuwende voorstellen en ambities staat, veel belangrijker dan het feit dat een journalist – denk ik – ooit een onnozele naam, zijnde betonstop, heeft gelanceerd. Ik zou het liever hebben over wat er in die ruim 70 pagina's staat. U bent altijd welkom om suggesties te doen. Het zou inderdaad leuk zijn om een mooie, wervende naam te hebben. Laat ons eerst werken aan een deftig plan. De ambitie is er al.
Collega Pira, ik stel voor dat u onmiddellijk overschakelt naar de echte problemen, want dit is geen probleem. Dit plan draagt de naam Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Mijnheer Ceyssens, het is een daadwerkelijk probleem dat we gisteren in de commissie hebben besproken. Ik wil er hier geen zaak van maken.
Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is er en dat is, collega's, een goede zaak. (Applaus bij de N-VA)
Ruimtebeslag nul in 2040. Tussentijdse doelstelling in 2025. U weet – ik heb het vorige week al gezegd – dat wij daar best mee kunnen leven. Bovendien vinden wij – als ik de kranten en de debatten uit het weekend overloop – dat het debat goed in de markt is gezet. Voor het eerst – en dat is de verdienste van de minister-president – is er een duidelijk verband gelegd tussen klimaatdoelstellingen en een slechte ruimtelijke ordening. Iedereen weet nu dat een slechte ruimtelijke ordening files veroorzaakt, energieverspilling en luchtvervuiling. Iedereen weet nu dat het wonen van de toekomst niet meer in ‘the middle of nowhere’ zal zijn, maar dicht bij kernen van steden en dorpen, dicht bij openbaar vervoer.
Minister, dit keer moet het lukken. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen had ook goede doelstellingen, collega’s, dat vergeten we misschien. Maar het is niet gelukt om het verder verkavelen van Vlaanderen te stoppen. Want nog altijd is er een ruimtebeslag van 6 hectare per dag. 6 hectare per dag!
U, minister, krijgt nu, met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, een tweede kans, en het is de laatste. Dit keer moet het lukken. Dus is onze vraag en ook wel onze bezorgdheid: wat gaat er nu concreet op het terrein gebeuren? En vooral: wat gaat er nog deze legislatuur gebeuren?
Minister, u zegt dat u 47.000 hectare van de 72.000 die vandaag nog bestemd zijn voor wonen en industrie, niet zult ontwikkelen. Collega’s, het zijn gebieden waar nu zonevreemde waardevolle bossen op staan, signaalgebieden, waar het niet slim is om te bouwen wegens het overstromingsgevaar, en onbebouwde woonuitbreidingsgebieden die we niet nodig hebben. Minister, wat zult u concreet doen zodat die niet meer ontwikkeld zullen worden?
U weet, ik hou mij al een tijdje bezig met de woonuitbreidingsgebieden. Wij hebben daarover in de commissie ook al veel vragen gesteld.
Mijnheer Ceyssens, u zegt dat er eerst een plan moet zijn, een openbaar onderzoek, instrumenten en dat we dan zullen bekijken hoe we concreet aan de slag kunnen gaan op het terrein. Wij vinden van niet. Wij vinden dat er nu onmiddellijk actie kan worden genomen rond bepaalde gebieden die eigenlijk niet afhangen van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Zo zijn er bijvoorbeeld de woonuitbreidingsgebieden. Minister, u treuzelt daarmee. U hebt al in mei van het jaar 2015 gezegd: ‘Ik kom met een lijst van woonuitbreidingsgebieden.’ Voor het talrijk opgekomen volk in de publiekstribune: woonuitbreidingsgebieden zijn gebieden die in de jaren 70 op de gewestplannen werden gezet en die toen reserve waren, maar nu eigenlijk voor een groot deel overbodig geworden zijn.
In mei 2015 hebt u gezegd dat u zou komen met een lijst van woonuitbreidingsgebieden die u zou schrappen. Wij wachten, wij stellen vragen. Er komt niets. Wij kijken naar de beleidsbrieven 2016-2017 en er komt niets concreets. Er is het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. En nog altijd zegt u dat u de intentie hebt om een lijst, een positieve maar ook een negatieve, te maken met te schrappen woonuitbreidingsgebieden. Maar daar blijft het ook bij.
Minister, wanneer zult u eindelijk met een concreet voorstel komen voor die 12.000 hectare onbebouwd woonuitbreidingsgebied die er nu zijn?
Collega’s, waarom hamer ik daar zo op? Het zijn op dit moment heel concrete dossiers. Het gaat op dit moment over bedreigde woonuitbreidingsgebieden die dikwijls slecht gelegen zijn, niet bij kernen, dikwijls in waterziek gebied, en die nu worden bedreigd door ontwikkeling. Dikwijls gebeurt dat tegen de zin van gemeenten. Dikwijls worden gemeenten overruled door de deputatie van de provincie. Het zijn gebieden die nu worden bedreigd en waarover nu duidelijkheid moet worden gecreëerd. Dat verlangen vele gemeenten.
Mevrouw Pira, ik denk dat u wat vervalt in wat we gisteren hebben besproken in de commissie.
Ik ga ervan uit dat u het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen aandachtig hebt gelezen. Misschien moet ik de vraag onmiddellijk terugkaatsen: hoe vaak komt het woord woonuitbreidingsgebieden voor in dit Beleidsplan Ruimte Vlaanderen?
U hebt het misschien niet geteld. Dus zal ik u het antwoord zelf al maar geven. Het komt er welgeteld één keer in voor. Waarom? Omdat dit witboek opnieuw een strategische visie is van de Vlaamse Regering. De nuttige en nodige instrumenten moeten worden gecreëerd om alles te realiseren. Iedereen zit te wachten op lijsten met positieve en negatieve woonuitbreidingsgebieden. Maar opnieuw – ik herhaal wat ik gisteren heb gezegd: ik denk dat lokale besturen het best geplaatst zijn om te oordelen welke woonuitbreidingsgebieden slecht gelegen zijn en welke woonuitbreidingsgebieden het best kunnen worden geschrapt.
Die oefening is gemaakt voor alle lokale besturen bij de opmaak van hun eigen structuurplan en zal straks bij de opmaak van de lokale beleidsplannen opnieuw worden gemaakt. Ik denk echter dat deze discussie niet thuishoort bij het debat over het witboek waarin de term woonuitbreidingsgebied welgeteld eenmaal voorkomt.
Mevrouw Pira, u maakt een grote fout door te zeggen dat dit een trendbreuk is en dat we in de toekomst alles anders zullen doen dan in het verleden, en dan toch terug zullen grijpen naar de gewestplannen van vroeger om maatregelen te nemen. Dat is wat u hier vandaag doet, terwijl het BRV precies zegt dat we die ruimte efficiënt moeten gebruiken.
Mevrouw Pira, er zijn woonuitbreidingsgebieden die soms beter gelegen zijn dan bepaalde woongebieden om te ontwikkelen. In de conceptnota van de minister staan een aantal lovenswaardige uitgangsprincipes van geïsoleerde woonuitbreidingsgebieden en dergelijke meer. Ik denk trouwens dat gemeentebesturen heel wat van die oefeningen al hebben gemaakt in hun eigen gemeentelijk structuurplan.
Wat het snel aansnijden van die woonuitbreidingsgebieden betreft, hebben de gemeenten een prioritisering moeten opnemen, dat gaat dus echt niet zo snel als u hier vandaag laat uitschijnen. Wat ik echter bijzonder merkwaardig vind, is dat u zegt dat dit een goed plan is voor de toekomst terwijl u zich voor de eerste maatregel al baseert op een plan uit de jaren 70. Die twee zaken krijg ik niet gerijmd.
De heer Doomst heeft het woord.
Mevrouw Pira, ik vind dat u net als de heer Tobback onderschat in welke mate het lokale niveau daar momenteel mee bezig is. Er zijn heel wat evoluties die zij wel juist inschatten. Zij denken na over woonuitbreidingsgebieden en over alternatieve woonvormen. U moet kijken naar het terrein en beseffen dat 308 Vlaamse bouwmeesters wel degelijk bezig zijn met dat project. Dit witboek is een duw in de goede richting, maar we moeten vertrouwen geven aan het lokale bestuur om dat op het terrein ook waar te maken.
Mijnheer Doomst, het is vanuit mijn bezorgdheid over datgene waarmee de lokale besturen worden geconfronteerd dat ik dit hier zeg. Ik kom zelf uit een lokaal bestuur en zetel er nog altijd in en ik heb daar het volste vertrouwen in.
Dit BRV is nog maar een ontwerp van witboek, het moet nog een beleidsplan worden en een openbaar onderzoek doorlopen. Dat duurt wellicht nog enkele jaren, maar we hoeven dat proces niet af te wachten om iets te doen aan die woonuitbreidingsgebieden waarover de minister al in 2015 zei dat ze een lijst zou opstellen. Gemeenten zijn daar inderdaad mee bezig en sommige zijn daar goed mee bezig.
Ik weet echter uit ervaring – mijn partij heeft daarover een rondvraag gedaan – dat heel veel gemeenten bouwpromotoren moeten afhouden en ze soms niet kunnen afhouden omdat de bestemming nu eenmaal wonen is en dat de provincie in die gevallen de gemeente overrulet. Die situaties bestaan op dit moment op het terrein en ik vraag u, minister, om u daar bewust van te zijn en daar komaf mee te maken. Of het nu gaat over woonuitbreidingsgebieden, signaalgebieden of zonevreemde bossen die waardevol zijn, wij vragen u om daar snel werk van te maken. Wat is uw timing, en wat zult u deze legislatuur doen en hoe zult u dat doen? U bent voor ons pas geslaagd wanneer u deze legislatuur concrete stappen zet die voelbaar zijn op het terrein. Het is voor u nu of nooit. (Applaus bij Groen en bij sp.a)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil in eerste instantie minister Schauvliege feliciteren dat er eindelijk een witboek is. Het proces is opgestart in januari 2011. In mei 2013 kregen we een groenboek. In de vorige beleidsbrief kondigde de minister aan dat 2016 het jaar van de doorbraak zou worden. Het is nu eind 2016 en we hebben effectief een witboek. Proficiat, minister.
Collega’s, in mei hebben we hier al een actualiteitsdebat gehad over het vieze woordje ‘betonstop’. Sommigen stellen zich de vraag hoe men toch aan dat woord komt. Ik heb nog eens even de krantenkoppen van mei 2016 erbij gehaald. De kranten blokletterden toen: ‘Minister Schauvliege wil een betonstop’, ‘Minister Schauvliege wil weg met de villa, wil minder pseudoboeren en wil verplicht groen’. Ik heb toen al, hier in de plenaire vergadering, ervoor gewaarschuwd dat ruimtelijke ordening veel te belangrijk is en zich niet laat prangen in slogantaal en oneliners. Dat hebben we vorige week in de plenaire vergadering nog eens gezegd. Stop met slogantaal inzake ruimtelijke ordening. Het is veel te belangrijk.
We hebben nu een witboek. Wat staat er niet in het witboek? Dit wil ik heel erg benadrukken: het woord betonstop staat daar niet in. Het woord bouwstop staat daar niet in. Daar staat nergens dat we verplicht zouden zijn om in steden te gaan wonen. Er staat ook geen verbod in om nog op het platteland te wonen. Dat wil ik heel duidelijk meegeven. Ik hoop uiteraard dat iedereen die 170 bladzijden goed heeft gelezen. Nergens komt dat erin voor. Dat witboek is geen bijbel, geen dwingende wettekst, neen, het is de strategische visie waar deze Vlaamse Regering en ik denk heel het Vlaams Parlement naartoe wil met onze ruimtelijke ordening. (Opmerkingen van Bart Caron)
Mijnheer Caron, wat staat er wel in? Ik vind het eigenlijk een beetje spijtig dat dat hier zo weinig aan bod komt. Ik wil u alleszins verzekeren dat onze fractie zeker niet geneigd is om te geloven in verbodsbepalingen of gebodsbepalingen, die er gelukkig niet in staan. Onze fractie is wel heel tevreden met een aantal belangrijke principes en sleutelkwesties die in dit witboek staan. Omdat dit nog niet echt aan bod is gekomen, wil ik daar toch even op hameren. Zuinig ruimtegebruik: ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn. Ruimtebeslag, een moeilijk woord, dat door velen verkeerd wordt gebruikt. Ik ga daar niet verder op in. Dat het ruimtelijk rendement omhoog moet, of met andere woorden, dat we meer moeten doen met minder ruimte, daar zijn we het allemaal over eens. We kennen allemaal het landschap met heel veel verkavelingen en heel veel lintbebouwing, maar ook het landschap met heel wat leegstaande panden waar niets gebeurt, terwijl elders nieuwe woningen uit de grond rijzen.
We hebben wat dat betreft nood aan nieuwe instrumenten en stimulansen – het witboek is daar een goede aanzet toe – voor de burgers maar ook voor de administratie om te komen tot nieuwe ontwikkelingen. Zo kunnen we ervoor zorgen dat enerzijds die verkrotte kankerplekken weggaan en anderzijds dat er wordt gefocust op het verdichten en versterken van onze kernen, een zeer belangrijk item in dit witboek. Met kernen bedoel ik heel duidelijk niet alleen de steden, maar ook de dorpen.
Een debat dient om elkaar beter te begrijpen. Ik probeer collega Peeters te begrijpen. Om te beginnen begrijp ik dat u veel meer liefde voor beton hebt dan ik, want op zich heb ik geen probleem met de term ‘betonstop’. Ik word ’s morgens niet wakker met de hoop dat ik meer beton zal zien tegen dat het avond is. Voor mij mag dat ‘à la limite’ stoppen. Ik krijg van die term geen kriebels, maar u blijkbaar wel. Dat is al duidelijk.
Ik wil toch één ding klaar en helder van u weten. De regeringspartijen hebben een document goedgekeurd waarin staat dat we tegen 2025 nog maximum 3 hectare ruimtebeslag per dag in Vlaanderen zullen hebben. Vandaag is dat 6 hectare per dag. Dat betekent dat over enkele jaren de helft niet meer in beslag zal worden genomen. Maar ik begrijp van u dat dat niets te maken heeft met verbieden. Het zal niet verboden zijn om nog altijd 6 hectare per dag in beslag te nemen. Als uw tekst spreekt over 0 hectare bijkomend ruimtebeslag tegen 2040, zegt u ook dat het niet verboden zal zijn om in 2040 nog altijd extra ruimte in beslag te nemen. Dat zal gewoon allemaal nog kunnen. Die 0 en die 3, dat is niet verboden. U gaat in elk geval geen instrument maken dat zegt dat dat niet meer kan. ‘We gaan gewoon zeggen dat het niet meer kan, maar daar iets aan doen? We menen dat eigenlijk niet.’
Is het dat wat ik moet begrijpen? Is dat uw boodschap aan de Vlaamse bevolking? Als je een grote projectontwikkelaar bent en hier en daar wat verkeerd gelegen bouwgronden of woonuitbreidingsgebieden hebt liggen, moet je je geen zorgen maken. We zeggen wel dat je dat niet zult mogen ontwikkelen, maar we gaan dat niet echt doen. Is het dat? Ik probeer eraan uit te kunnen.
Mijnheer Tobback, voor uw gemoedsrust: onze fractie gaat volledig akkoord met de volledige inhoud van dit witboek.
Ik krijg het niet warm of koud van beton. Ik zeg alleen dat ruimte in Vlaanderen veel te belangrijk is om dat terug te brengen tot slogantaal, oneliners en woorden als ‘betonstop’, omdat dat volledig verkeerd wordt geïnterpreteerd.
Eigenlijk moet ik de vraag naar u terugkaatsen, mijnheer Tobback. Wat begrijpt u onder het woord ‘ruimtebeslag’? U zegt dat we op dit ogenblik een ruimtebeslag van 6 hectare hebben en dat we van 12 hectare komen, maar wat begrijpt u exact onder ‘ruimtebeslag’? Misschien kunt u dat even verduidelijken.
Ik zal de vraag simpeler herformuleren, mevrouw Peeters. Een van de vorige sprekers sprak over 70.000 hectare bestemd als harde bestemming: woongebied, woonuitbreidingsgebied, industriegebied. In wat u nu hebt geschreven, als ik het maximaal uitreken, komt u nog hooguit aan 30.000 hectare die u echt mag gebruiken voor wonen, woonuitbreiding of industrie.
Wat gaat u met de andere tienduizenden hectare doen? Is het uw plan om dat gewoon woongebied te laten? Of gaat u die van bestemming veranderen? Als u die van bestemming verandert, is het heel simpel: dan mag daar niet meer op gebouwd worden. We kennen allebei de wetgeving goed genoeg.
U maakt nu allerlei bochten om duidelijk te maken dat het allemaal maar flou termen zijn, maar dat zijn geen flou termen. Het mag of het mag niet. U zegt: we zeggen dat het niet mag, maar het zal mogen. Is dat de boodschap? Ik kan niet volgen.
U schept hier onduidelijkheid. Iedereen die duidelijkheid vraagt, zaait volgens u paniek. Maar eigenlijk is het zo dat u dit wel wilt kunnen beweren, maar u wilt het niet hard maken.
Mijnheer Tobback, als iemand het simpeler zal moeten uitleggen, zal ik het waarschijnlijk zijn, want u begrijpt het inderdaad niet. U weet dat wij een Structuurplan Ruimte Vlaanderen hebben, waarin bestemmingen zijn vastgelegd: bestemmingen voor wonen, voor industrie, voor parken, voor militaire domeinen, noem maar op. Op dit ogenblik zitten bijvoorbeeld de recreatiegebieden of de bedrijventerreinen die nu misschien nog braak liggen, allemaal in het ruimtebeslag. Gaat u nu zeggen dat dat allemaal niet bebouwd mag worden? Gaat u die paniek creëren door te zeggen: sorry, maar dat kaveltje dat je tot nu toe niet gebruikt hebt, mag je niet meer bebouwen? Dat is alleszins niet wat wij zeggen. Dat is niet wat deze Vlaamse Regering zegt. Maar dat is klaarblijkelijk iets dat u hier als beeld wilt ophangen. Dat is zeker niet het verhaal dat wij willen brengen, voor alle duidelijkheid.
Nu moet u volgens mij toch eens met collega Ceyssens gaan praten. Ik zal het nog een keer simpel zeggen: als het vandaag wel bestemd is, maar niet in gebruik is, valt het niet onder ruimtebeslag. Een woonuitbreidingsgebied, ergens in een natte wei, waar niets op staat, waar geen vergunningen, geen verkavelingen zijn, waar geen hut op staat, is vandaag geen ruimtebeslag. Echt niet, mevrouw Peeters. (Opmerkingen van Lydia Peeters)
Wat mij ongerust maakt, is dat u nu blijkbaar zegt: we gaan die eerst nog allemaal bebouwen, en dan gaan we zien wat we doen. Is er eigenlijk wel een akkoord binnen de meerderheid dat iedereen volgt, of niet? (Opmerkingen)
Mijnheer Tobback, de krijtlijnen zijn heel duidelijk: het is 3 hectare tot 2050 en nul hectare vanaf 2040. Ik hoor mevrouw Peeters vooral zeggen dat we dat op een andere manier zullen moeten doen, dat het niet zozeer een inneming van de open ruimte is – voor een deel wel: die 3 hectare en uiteindelijk nul hectare –, maar dat het vooral reconversie is van bestaande ruimte. Dat is misschien simpel uit te leggen aan u: dat het niet zo is dat onze kinderen en kleinkinderen niet meer zullen kunnen bouwen. Dat is even simpel uitgelegd. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer Tobback, laat me beginnen met iets positiefs: ik ben ervan overtuigd dat u slimmer bent dan u zich op dit ogenblik voordoet. (Applaus bij de meerderheid)
Helaas heb ik het exemplaar van het witboek aan de heer Sintobin gegeven, maar hij heeft me beloofd dat hij het aan u zal doorgeven. Hij zal dat onmiddellijk doen, want hij heeft het al uitgelezen, hij was wat stil de laatste tien minuten.
Mijnheer Tobback, wat er is beslist, en gebetonneerd zo u wilt, is dat van 70.000 hectare die vandaag zijn bestemd maar nog niet bebouwd, die als open ruimte worden gezien, we er maar 24.600 hectare effectief zullen benutten. Dat is een verschil van ongeveer 46.000 hectare. De minister heeft daarover verklaard – en het staat duidelijk in het witboek – dat er een evaluatie zal komen en waar dat zal gebeuren.
We hebben duidelijk gesteld dat eigendomsrechten van belang zijn. De minister heeft via haar kabinet laten weten dat het neerkomt op ongeveer anderhalf miljard euro planschade. Dat wordt bekeken en we gaan dat uiteraard niet rap, rap doen. Hadden we vandaag verklaard waar wel en waar niet, dan zou het kot te klein zijn geweest.
Als we zeggen dat er geen bouwstop komt en dat betonstop een afschuwelijk woord is … Mijnheer Tobback, ik hoop dat u morgen opstaat en zegt: potverdorie, we moeten een ander woord vinden voor ‘betonstop’. Ik ben overtuigd dat u daar met uw spitsvondigheid en creativiteit zeker een ander woord voor vindt. Het is essentieel dat we binnen ons bestaand ruimtebeslag, binnen hetgeen vandaag niet als open ruimte wordt beschouwd, van alles gaan doen. Als ik sprak over voorschriften en als u de reactie van de Confederatie Bouw leest over waar we meer gezinswoningen en het splitsen van woningen gaan toelaten, dan bedoelen we net dat we met de bestaande ruimte – wat dus nog niet wordt gezien als open ruimte – veel meer gaan doen.
Mijnheer Tobback, ik hoop dat we in u en uw partij – ik ben ervan overtuigd dat dat zo is, ik was even mijn kluts kwijt toen ik de heer Termont hoorde, maar de heer Vandenbroucke heeft ons onmiddellijk gerustgesteld, en u ook vandaag – een partner vinden om op een intelligente manier aan politiek te doen, want deze zaak is te belangrijk om over te laten aan gezwets en onzin. Mijnheer Tobback, ik ben ervan overtuigd dat we met u daarin verder zullen kunnen werken. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Ronse, ik dank u oprecht voor uw vertrouwen in mijn creativiteit enzovoort en voor het aanbod om mij die kopij van het BRV te bezorgen, maar ik moet u geruststellen: ik heb het al eens gelezen. Wat me zorgen baarde, is dat u die kopij eens aan mevrouw Peeters moet geven, want uw uitleg over die 70.000 hectare staat volledig haaks op wat zij vijf minuten geleden op het spreekgestoelte stond te verkondigen. Hebt u allebei wel degelijk hetzelfde document gelezen en ondertekend?
Ik doe me niet dommer voor dan ik ben, misschien ben ik gewoon niet slim genoeg om het te verstaan, maar volgens mij klopt er iets niet tussen jullie twee.
Mijnheer Tobback, ik zal u geruststellen. Van uw constructieve houding van daarstraks is totaal niets meer over, maar we zitten alleszins op dezelfde golflengte.
Ik kom dan tot de kern van wat in het witboek staat. Dat is dat we moeten gaan naar verdichting, dat we het ruimtelijk rendement moeten verhogen. We hebben zoveel mensen op wachtlijsten voor sociale woningen, we hebben zoveel nood aan extra woningen. Daarom moeten we inzetten op die verdichting, op de versteviging van de kernen, niet alleen de stadskernen maar ook de dorpskernen. Dat is heel belangrijk. Hoogbouw moet ook mogelijk zijn. Veel mensen hebben een lelijk beeld of een doemscenario voor ogen als ze denken aan hoogbouw, daar ligt heel wat werk op tafel voor een bouwmeester en voor de administratie om de goede praktijken van hoogbouw die we hebben – ook in dorpen – naar buiten te dragen en zo het ruimtelijk rendement te verhogen.
Wat ook heel belangrijk is – en dat heb ik hier vandaag nog niet gehoord – is de inzet op de multifunctionaliteit van die ruimtes. We moeten stoppen met de afbakening van bepaalde gebieden: die gebieden dienen alleen voor wonen, andere alleen voor ondernemen, voor recreatie of voor openbaar nut. Daar moeten we mee stoppen.
Er is nog een heel belangrijk gegeven – en daarom ben ik zo blij dat hier eindelijk een witboek ligt dat een heel groot draagvlak zal kennen – en dat is het verhaal dat ook de energietransitie ruimte krijgt. Dat is vandaag inderdaad een groot probleem. Wie vandaag een windmolen wil plaatsen, botst op tal van problemen. Ik lees in dit witboek dat er geen bestemmingen meer moeten worden vastgelegd, dat alles omtrent groene energie bestemmingsneutraal kan zijn. Dat is zeer positief. Groene energie moet straks ook in groengebieden komen. Ik zal niet alle bossen vol zetten met windmolens, want ik wil uw kritiek vóór zijn, maar ik vind wel dat naast een klaverblad of een drukke autosnelweg omgeven door natuurgebied perfect een windmolen kan komen. Dat is wat dit witboek zegt: zorg voor meer ruimtelijk rendement, zorg voor meer multifunctionaliteit en verwevenheid. Dat is alleszins heel belangrijk: ruimte voor energie enerzijds en ruimte voor economie anderzijds.
Iedereen heeft het vandaag over leegstand, vooral in de handelskernen. Opnieuw: hier hebben wij een belangrijke taak. Dat vind ik terug in de principes van het witboek: ga de verkrotting tegen, geef extra stimulansen, maak er een positief verhaal van. Reik extra stimulansen aan aan de burgers en aan de administratie zodat er straks veel meer kan in al die kernen, zowel in steden als gemeenten.
Collega’s, we hebben hier een witboek dat straks vertaald moet worden naar een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Dat is het beeld dat we straks definitief moeten krijgen. We moeten nu de boer op. We moeten draagvlak zien te creëren voor dat plan. Dat draagvlak kan er maar zijn als we één taal spreken, en de meerderheid spreekt duidelijk één taal, mijnheer Tobback. We moeten samen met de lokale en de provinciale besturen en zeker ook met inspraak van de burger, straks komen tot een gedragen verhaal. Ruimte is heel belangrijk, alsook de synergieën die we nu kunnen teweegbrengen door al de principes van het witboek om te zetten naar realiteit. Dat kan alleen maar door de juiste instrumenten te creëren.
Die instrumenten moeten enerzijds rechtszekerheid bieden – dat hebben we vorige week in de plenaire vergadering ook al aangehaald –, zodat straks, zoals de heer Ceyssens al zei, onze kinderen en kleinkinderen ook nog kunnen, mogen en willen bouwen. Anderzijds kijken we uit naar het Instrumentendecreet. Ik hoop dat het niet louter een opsomming wordt van de bestaande instrumenten, maar dat het een slimme mix wordt van instrumenten die de positieve dingen die in het beleidsplan worden opgenomen mogelijk maken. Dat is voor mij heel belangrijk, te komen tot een gedragen Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Peeters, ik heb voor u een vraag over een thema dat nog niet aan bod gekomen is in dit debat. Ik vraag het aan u omdat wij soms in de commissie Leefmilieu op dezelfde golflengte zitten als het gaat om het verdedigen van de land- en tuinbouw in Vlaanderen, zeker als het gaat over de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) en de programmatische aanpak stikstof (PAS).
Ik heb nog van niemand gehoord welke garanties er met dit witboek zijn dat er nog een verdere ontwikkeling mogelijk is voor de land- en tuinbouw in Vlaanderen, en welke uitbreidingsmogelijkheden er nog zijn. Er is natuurlijk de bewaring van de open ruimte, maar u weet net zo goed als ik dat voor grote bedrijven schaalvergroting aan de orde is in Vlaanderen en dat daarvoor natuurlijk wel wat ruimte nodig is.
Mijnheer Sintobin, ik woon nu niet in de landbouwgemeente bij uitstek, maar ik ben alleszins, zoals ook de andere collega’s in het Vlaams Parlement, wel van oordeel dat er straks natuurlijk ook open ruimte moet blijven, en dat er ook ruimte moet blijven voor onze landbouw. U hebt nu het witboek gekregen van de heer Ronse. Daarin leest u duidelijk dat de open ruimte ook belangrijk is voor de voedselproductie, voor alles wat landbouwgerelateerd is. Wat dat betreft, heb ik er alle vertrouwen in dat er straks ook voor onze landbouw nog voldoende ruimte zal zijn. (Opmerkingen van Bart Caron)
Hier wil ik, vanuit een meer-landbouwgemeente dan de hare, mevrouw Peeters volmondig bijtreden. Mijnheer Sintobin, ik verwachtte die vraag van u. Daarom stond het ook al in de toespraak die ik heb gehouden. Ik heb daarin de functies van open ruimte opgesomd. Voedselvoorziening is er een van. Laat dat een heel duidelijk signaal zijn naar de land- en tuinbouw in Vlaanderen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, u haalt hier het IHD/PAS-dossier aan. Het is hier nu niet echt de plaats om daarover te discussiëren. We kunnen dat ooit nog wel eens doen. Maar we kunnen wel stellen dat er voor de landbouw wel degelijk ruimte blijft bestaan. Na de beslissing van de Vlaamse Regering van vorige week is er wat extra ruimte. Zeker voor de oranje bedrijven die in de buurt van natuurgebieden liggen en daar een behoorlijke impact op hebben, zijn er extra mogelijkheden gecreëerd. Vorige week zei ik al in het debat dat we allemaal weten dat er, helaas, heel veel landbouwbedrijven buiten gebruik zijn. Er zijn mensen die stoppen. Ook op die plekken blijft er zeker ruimte voor extra landbouwactiviteiten, als dat nodig kan zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw Peeters, we komen elkaar soms tegen in de commissie Landbouw. Ik wil toch even kwijt dat die 100.000 hectare waarnaar werd verwezen en die vandaag niet zijn aangegeven als landbouwgebruik, wel deel uitmaken van de 750.000 hectare die voor land- en tuinbouw bestemd zijn in Vlaanderen. Als we morgen zorgvuldig omspringen met onze open ruimte, is dat alleen maar goed voor de land- en tuinbouw. Niet alleen voor de land- en tuinbouw, maar vooral voor de land- en tuinbouw. Want waar vinden we anders nog reserve om te bebouwen of om er een industrieterrein op te plaatsen? Het kan alleen maar landbouwgrond zijn die we daarvoor innemen.
Een verstandige omgang met de open ruimte komt niet alleen de leefkwaliteit van mensen, maar ook de voedselproductie in Vlaanderen ten goede. Dan kunnen we ook oplossingen creëren voor de bedrijven die vandaag in het kader van de IHD/PAS-regeling rood of oranje zijn en een te grote uitstoot hebben op nabijgelegen natuurgebieden. Dan zal het ook mogelijk zijn om oplossingen te creëren, zeker, minister, als we die 100.000 hectare verrommelde, onduidelijk gebruikte gebieden, die niet zijn aangegeven voor landbouw, effectief kunnen inzetten. Daar zit ons arsenaal, daar is een goed gebruik van de open ruimte mogelijk, zeker voor landbouw.
Mijnheer Caron, u kent ook de cijfers of de percentages zoals ze zijn vastgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De monitoring daarrond is recent verschenen in de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND). Daar ziet u dat ruim 70 procent nog altijd open ruimte is en bestemd wordt voor enerzijds natuurgebieden en anderzijds voor landbouwareaal. Ik denk dus dat er wel degelijk nog voldoende open ruimte zal zijn daarvoor. Wil dit nu zeggen dat wij die percentages willen bebouwen? Ik denk niet dat wij ooit die schijn gewekt hebben. Dat is alleszins niet aan de orde. Dat is, denk ik, toch duidelijk.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, wat me duidelijk is na dit debat, is dat heel tv-kijkend Vlaanderen nu weet wat een witboek is en dat de bezorgde vragen van de Vlamingen niet zijn beantwoord. Ik heb geprobeerd om aan de fracties een aantal vragen te stellen, concrete bezorgde vragen van burgers naar aanleiding van de spijtige term ‘betonstop’. Inderdaad, mijnheer Tobback. Collega Ronse, daar is het eigenlijk allemaal mee begonnen. Het maatschappelijke debat is verscherpt door het gebruik van die term en door de invulling die onder andere – en dat is het spijtige van de zaak – werd gegeven door de media. Eigenlijk werd men opgejut door de media. Laten we dus inderdaad met zijn allen creatief zijn en een ander woord zoeken. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Collega Diependaele, ik denk dat ik niet de meest creatieve ben in dit Vlaams Parlement, maar ik wil dat wel proberen, op voorwaarde dat u het goedkeurt, natuurlijk.
Minister, ik heb het ook al gezegd bij het begin: ik denk dat alle fracties genuanceerd akkoord gaan met de uitgangspunten van dit witboek. Dat is duidelijk gebleken. Collega’s, u kunt het me echter niet kwalijk nemen dat ik als oppositielid, en ook als volksvertegenwoordiger, die hier het volk wil vertegenwoordigen, de vragen van de burger formuleer. Ik begrijp dat er nog wat tijd over moet gaan en dat er de komende maanden, jaren, weken aan moet worden gewerkt. Ook mijn fractie is bereid om daar een constructieve bijdrage aan te leveren. Minister, aangezien de fracties echter de vragen uit de weg gaan, denk ik dat er al heel wat ongerustheid bij de bevolking zou kunnen worden weggenomen als u toch enige duidelijkheid zou scheppen. Dat hoeft niet vandaag te gebeuren, maar in de toekomst, in de komende weken.
Een aantal collega’s verwijzen naar het witboek, nu het witboek van collega Ronse, maar ik kan niet aan iedere Vlaming een witboek gaan geven opdat die zou weten waar er nu nog mag worden gebouwd, waar er in de toekomst nog zal mogen worden gebouwd, welke criteria daarvoor zullen worden gehanteerd, waar de beslissingsbevoegdheid ligt. Is dat bij de gemeente, de provincie, de Vlaamse overheid?
Er zou 1,5 miljard euro nodig zijn voor het afkopen van gronden. Is dat nattevingerwerk? Minister, waar komt die 1,5 miljard euro vandaan? Waarop is dat gebaseerd? Ik zou dat toch graag willen weten. Vanwaar moeten die middelen komen? Bouwen in open ruimte zal moeten worden gecompenseerd. Mensen begrijpen dat niet. Ze vragen wat dat betekent. Een stuk groene ruimte elders, hoe moet dat in zijn werk gaan? Dat zijn allemaal van die concrete vragen. Welk effecten heeft dit BRV op de prijs van de bouwgrond? Collega Ceyssens, iedereen zegt dat er nog voldoende zal kunnen worden gebouwd, maar onder andere in uw provincie maakt de bouwsector zich zorgen naar aanleiding van dit witboek, omdat er een negatieve impact zal zijn voor de bouwsector. U zult het artikel ongetwijfeld hebben gelezen.
Minister, er zijn dus toch wel een aantal vragen die hier vandaag niet zijn beantwoord en waarop ik toch graag enigszins een antwoord zou krijgen, als dat mogelijk is.
Collega, ik wil toch nog eens even reageren op de denkfout die u maakt. U vraagt of er in de toekomst nog kan worden gebouwd. Uiteraard kan er in de toekomst nog worden gebouwd. Alleen denk ik dat de toekomst zo zal zijn dat we op een andere manier gaan bouwen dan vandaag, dat we dichter, met meer densiteit gaan bouwen, en dat we vooral veel meer gaan inzetten op transformatie, op reconversie en op multifunctionaliteit, veeleer dan te kiezen voor de gemakkelijkste weg, het aansnijden van de open ruimte.
Ik denk niet dat ik een denkfout maak. Ik vertolk alleen maar wat er leeft bij de bevolking. Dat zijn de vragen die leven bij de mensen. Het zijn niet de vragen die ik stel. Mijnheer Ronse, ik begrijp het witboek wel, maar de meeste Vlamingen lezen alleen wat in de krant staat. Vandaar deze concrete vragen.
Mijnheer Sintobin, als u zegt een vertegenwoordiger van het volk te zijn, dan moet u ook mee de antwoorden op die vragen formuleren.
Oké, dan zullen we tijdens de volgende legislatuur samen het beleid voeren. Het cordon sanitaire staat nu immers toch ter discussie, hoewel dat volgens mevrouw Rutten niet het geval is.
Ik heb u geen beleidsdaden toegedicht. Ik had het over uw functie als volksvertegenwoordiger en dat u dan ook antwoorden moet geven op de vragen, antwoorden waarvan u zegt dat u er vandaag al over beschikt.
Ik heb daarnet gezegd dat, net zoals de andere fracties, mijn fractie bereid is om constructief mee te werken en na te denken over de concrete invulling van het witboek.
Laat me toe nu af te sluiten. Als we het hebben over het uitstippelen van het beleid en over een toekomstvisie, moeten we natuurlijk ook durven te kijken naar de oorzaken. Een aantal ervan werden hier al aangehaald. Over één zaak heeft echter niemand gesproken, namelijk de demografische oorzaak met betrekking tot het toenemend ruimtebeslag en de impact op de woonmarkt. Ik heb het dan over de massa-immigratie. De natuurlijke aangroei van onze bevolking is bijna nul. Dankzij het opengrenzenbeleid komen er in Vlaanderen jaarlijks ongeveer 50.000 immigranten bij. Op 5 jaar tijd betekent dat 320.000 immigranten.
Collega’s, het verband tussen immigratie en ruimtebeslag ontkennen, is het licht van de zon ontkennen. De massa-immigratie is een belangrijke oorzaak van de stadsvlucht en dus ook van het aansnijden van alsmaar meer open ruimte. Een beleid ontwikkelen over ruimtebeslag zonder de oorzaken te erkennen, is niet alleen hypocriet maar zelfs surrealistisch. Wanneer u allemaal het werkelijk meent met onze open ruimte, kiest u niet alleen voor een betonstop maar des te meer voor een immigratiestop. (Applaus bij Vlaams Belang)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, elke Vlaming, maar ook iedereen in deze vergadering, zo heb ik toch begrepen, beseft dat de dagelijkse ruimte-inname van zes hectare per dag onhoudbaar is. We staan in de file, we kennen wateroverlast. Het kost handenvol geld om ons water te zuiveren. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan.
De Vlaamse Regering doet daar ook iets aan. Vorige week keurde de Vlaamse Regering het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. De doelstellingen die daar in staan, maar ook de ruimtelijke principes, zijn bergenverzettend. Ze geven uiting aan de vaste wil van deze Vlaamse Regering om inzake ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen een drastische andere weg in te slaan. We verlaten de weg van het aanbodbeleid, dat het ruimtelijk beleid tot nu toe altijd heeft gekenmerkt.
We slaan dus een andere weg in, de weg van het transformatiebeleid. We gaan voor het verdichten en veranderen van het huidige ruimtebeslag. We gaan voor het efficiënter gebruik van de bestaande, reeds ingenomen ruimte. We gaan voor het tijdelijk gebruiken van ruimte. We gaan voor het verweven van bestaande, ingenomen ruimte met bijkomende functies. We gaan ook voor het invoeren van een groennorm, zodat er bij ontwikkeling voldoende kwalitatieve recreatie- en groene omgeving is.
De beslissing die we hebben genomen en die het volgende jaar moet uitmonden in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, brengt ons in een tijdsframe van halvering van de dagelijkse extra ruimte-inname tegen 2025 en een stop van de extra inname van de open ruimte tegen 2040.
Ik wil van dit debat gebruikmaken om een aantal zaken te verduidelijken. Eerst en vooral: ruimte-inname en verharding zijn twee verschillende doelstellingen. De ruimte-inname staat gelijk met het gebruik door de mens van ruimte voor zichzelf. Dat kan een huis zijn, maar ook een tuin, een weg, de inrichting naast een weg, een vakantiepark of een speel- of voetbalplein. Dat valt onder ruimte-inname. Verharding is iets anders. Ik hoef u dat niet uit te leggen. Dat gaat over het effectief afdekken, verdichten, verharden van de ondergrond. Daarover staat in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen een andere doelstelling, die loopt tot 2050. Het gaat bijvoorbeeld over wegen, gebouwen, parkings en dergelijke meer. Daar gaan we voor een standstill in stedelijk gebied en zelfs een afbouw van 20 procent in het buitengebied.
Ik wil ook verduidelijken dat het hier niet gaat over een bouwstop, maar wel over anders bouwen. Mensen moeten er geen schrik voor hebben dat alles onbebouwbaar zal worden. Ten eerste lopen de doelstellingen langer dan een generatie. Ten tweede kan ruimte-inname ongedaan worden gemaakt, waardoor er dus in de toekomst nieuwe ruimte kan ontstaan om elders ruimte in te nemen. Ten derde is dit geen plan dat de groeikansen en de leefbaarheid van het platteland aantast. Het gaat wel om het versterken van kernen. Als we over kernen spreken, dan spreken we over zowel stedelijke kernen als over dorpskernen. Voor alle duidelijkheid: het eigendomsrecht is heilig en ook een hoeksteen van het beleid van de overheid.
In elk geval zullen we ervoor moeten zorgen dat een groot deel van het juridisch aanbod voor wonen, industrie, recreatie niet meer kan worden gerealiseerd. Hoeveel dat precies zal zijn, staat nog niet vast omdat we dit in nauw overleg met de lokale overheden op een zeer doordachte manier willen doen. We willen dit doen zonder te raken aan het eigendomsrecht. Als men mij dan vraagt waar een aantal lijsten blijven over bijvoorbeeld de woonreservegebieden, dan moet ik u antwoorden dat we ook hier in overleg zijn met de lokale besturen. We gaan niet over één nacht ijs. We moeten ook beseffen dat een aantal woonreservegebieden soms beter gelegen zijn dan woongebieden. We mogen het ene niet isoleren en daar alleen een beslissing over nemen. We moeten een goede rechtsgrond hebben en op basis daarvan die beslissing nemen.
Als we de doelstellingen zoals die goedgekeurd zijn in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen lineair doortrekken, dan zal ongeveer – ik benadruk dat het richtcijfers zijn – 24.600 hectare van het juridisch aanbod ingenomen kunnen worden. Wat dit dan in een maximaal ruw scenario zou kunnen betekenen, blijkt uit een nota van onze diensten waarin een aantal ruwe ramingen staan. Dan komt het inderdaad neer op een ruwe schatting van 1,5 miljard euro die gespreid wordt over een volledige generatie. Dit is een raming zonder rekening te houden met de inkomenszijde. Ik benadruk bijvoorbeeld dat de planbaten in deze ruwe schatting van onze diensten niet in rekening zijn gebracht.
We hebben in het witboek de principiële beslissing over de ruimtelijke doelstellingen en de principes zelf vastgelegd. Deze strategische principes moeten natuurlijk na het definitief goedkeuren van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen worden vertaald in concrete plannen, maar ook in beleidskaders. Naast deze concrete plannen en de beleidskaders die in het beleidsplan zullen staan, komt er ook een Instrumentendecreet.
Wat is dat, een Instrumentendecreet? Stel u dat voor als een soort van instrumentenkoffer, een koffer waar heel wat instrumenten in zitten waar de lokale overheden, de provincies en Vlaanderen instrumenten uit kunnen kiezen om in te zetten met respect voor de rechtszekerheid en het eigendomsrecht en op basis van de ambitie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Het is heel belangrijk dat het een set aan instrumenten is waar men op basis van de heel concrete situatie uit zal kunnen kiezen. Het Instrumentendecreet zal in ieder geval gefinaliseerd worden samen met het definitieve Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en zal ook sneller mee in consultatie en in het openbaar onderzoek van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zijn beloop kennen.
Wil dat zeggen dat we vandaag niets doen, dat we vandaag nog niet bezig zijn? Neen, integendeel. We zijn nu al bezig met acties, maar ook met beslissingen en maatregelen die nu al uitvoering geven aan de principes van het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
De Vlaamse Regering heeft de eerste keer op 15 juli en onlangs voor de tweede keer – en dat zal opnieuw gebeuren na advies van de Raad van State –, al beslissingen genomen om de codex Ruimtelijke Ordening aan te passen, net om tegemoet te komen aan een aantal opmerkingen vanuit de sector en de lokale besturen. Het gaat over de regelgeving ruimtelijke ordening. Ze zeggen dat als je creatief met de ruimte wilt omgaan en als je een aantal experimenten op het terrein wilt opzetten, je op verouderde voorschriften botst, verouderde bijzondere plannen van aanleg (BPA), verouderde verkavelingsvoorschriften. Net daarom heeft de Vlaamse Regering nu al beslist, en staat er dus in de codex zodra die definitief zal zijn goedgekeurd, dat je die oude verkavelingen en voorschriften op een veel soepeler manier zult kunnen wijzigen om redenen van ruimtelijk rendement. Dus, we zijn er al volop mee bezig.
Wat staat er nog in de codex? Het stimuleren van projecten ruimtelijk rendement via de ruimtelijke investeringsprojecten. Ik wil ook verwijzen naar het Functiewijzigingsbesluit dat werd verruimd om meer mogelijkheden te geven voor functies in bestaande bebouwing. Je hebt natuurlijk niet alleen een bouwvergunning nodig om effectief de stenen te bouwen, je hebt ook een vergunning nodig voor wat je in een gebouw doet. Als je aan een gebouw meerdere functies wilt kunnen geven, dan moet ook de functiewijziging op een meer flexibele manier kunnen gebeuren.
Er zullen ook maatregelen worden genomen om een bestaand juridisch aanbod voor verbouwing niet langer bebouwbaar te maken. Dat zal gebeuren zoals het vandaag ook gebeurt: via ruimtelijke uitvoeringsplannen op basis waarvan we maatregelen kunnen nemen. In de codex zitten ook een aantal opstappen die we met z’n allen heel binnenkort al zullen kunnen gebruiken. Ook in de codex zit de rechtsgrond om werk te maken van de zogenaamde signaalgebieden, gebieden die gevoelig zijn voor wateroverlast en overstromingen. We zullen op basis van die rechtsgrond ook de lijst maken waardoor die gebieden niet meer kunnen worden ontwikkeld omdat het voor niemand een goede zaak is.
We zijn dus al volop bezig, maar ook op het terrein gebeurt er van alles. We zijn volop bezig met een aantal proefprojecten. Er zijn twaalf quick wins, snelle realisaties, uitgerold op basis van het groenboek Ruimtelijke Ordening. We zien dat het goed loopt. Er zijn twee projecten per provincie. Maar we willen nog meer proefprojecten realiseren. Op basis van die proefprojecten willen we nog meer Vlamingen overtuigen van de goede beslissing die we hebben genomen en van het feit dat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen heel veel kansen biedt en geen bedreiging vormt.
We zullen heel concreet de verhandelbare bouwrechten uittesten via een proefproject in Vlaams-Brabant. We zijn ook gestart met een proefproject met sociale huisvestingsmaatschappijen die zich hebben aangemeld om in een proefproject te starten.
Collega’s, dit is een historische beslissing. Ik heb in MO* gelezen dat columnist Geert Van Istendael hulde brengt aan het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Hij zegt dat het plan getuigt van leeuwenmoed omdat het snoeihard ingaat tegen decennia van ongebreidelde ruimtelijke boulimie.
En ook gemeenten zijn enthousiast. Gemeenten zoals Grimbergen, maar ook bijvoorbeeld de stad Kortrijk, steken de kop op en gaan er prat op dat zij reeds maatregelen nemen in die zin.
Ik voel, ook hier in dit parlement, een breed draagvlak voor deze beslissing. En dat is natuurlijk bijzonder goed.
De komende maanden gaat dit witboek in brede consultatie. De proefprojecten zullen mensen overtuigen met mooie voorbeelden, voorbeelden van verdichting zonder te raken aan ons wooncomfort, integendeel. Zo zullen we het draagvlak nog vergroten.
Waar het nu op aankomt, is dit momentum vast te houden en er met zijn allen voor te gaan. Alle diensten van de Vlaamse overheid, maar ook lokale besturen, huisvestingsmaatschappijen, projectontwikkelaars, burgers: iedereen moet de handen in elkaar slaan om deze belangrijke doelstelling ook effectief te bereiken. Collega’s, samen moeten we grenzen verleggen. Niet alleen voor onszelf, maar ook vooral voor degenen die na ons komen.
Ik dank u voor dit boeiende debat en voor uw aandacht. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Het Vlaams Belang kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 17.15 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.