Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, over de taalvereiste van buitenlandse professoren in ons hoger onderwijs is in dit parlement al heel wat gediscussieerd. Het huidige decreet, dat dateert uit 2012, voorziet in een regeling dat wanneer een buitenlandse docent vast benoemd wil worden aan een Vlaamse universiteit, hij of zij voor een taaltest niveau B2 moet slagen. Die docent heeft drie jaar tijd om dat taalniveau te bereiken. Wanneer we een kwalitatief hoger onderwijs willen, is een zeer goede kennis van het Nederlands een absolute vereiste. Nederlands is de onderwijstaal maar ook de bestuurstaal, is belangrijk voor de integratie in het onderwijsveld en de hogescholen, om te discussiëren met collega’s, te kunnen deelnemen aan deliberaties enzovoort. Dat uitgangspunt staat als een huis.
Om die reden is in de Codex Hoger Onderwijs ingeschreven dat universiteiten en hogescholen zelf voldoende inspanningen moeten doen om begeleiding en cursussen Nederlandse taal te geven. We mogen echter niet blind zijn voor de realiteit en doof voor de vragen die leven. Volgens heel wat scholen en universiteiten en volgens de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) is die taalvereiste een rem op de internationale mobiliteit en haken daardoor een aantal internationale professoren af om zich in Vlaanderen te vestigen. Dat is een rem op de noodzakelijk buitenlandse expertise in ons hoger onderwijs.
Minister, u hebt gezegd dat u die taalregeling wilt evalueren. Wat is uw visie daarop? Wat zijn de voorstellen om tot een aangepaste taalregeling in het hoger onderwijs te komen?
Minister Crevits heeft het woord.
De taalregeling voor professoren situeert zich op twee niveaus. Ten eerste moet men zeer goed de taal beheersen die men doceert. Dat kan het Nederlands zijn maar bijvoorbeeld ook het Engels. Daar scoren onze professoren heel goed, bijna iedereen haalt niveau C1.
Het tweede niveau is de bestuurstaal. Professoren en onderzoekers die bij ons aan de slag gaan, maken deel uit van het personeel en functioneren mee aan de universiteit. Zij moeten zich op een bepaalde manier integreren binnen het Vlaanderen waarin zij werken. Om die reden is in 2012 in het decreet de regel ingevoerd waarin we vragen dat professoren ook de bestuurstaal zouden beheersen. Binnen de drie jaar moeten zij het niveau B2 halen. Die termijn om dat niveau te halen, is nu afgelopen en het academiejaar is gestart. Ik heb de noodkreet gelezen waaruit blijkt dat niet iedereen dat niveau haalt. Dat verrast me op zich wel een beetje omdat het toch gaat over mensen die bijzonder knap zijn inzake aanpassingsvermogen in de materie die zij doceren. Ik ben dan ook niet van plan om die taalregeling af te schaffen. Ik vind het heel belangrijk dat men zich integreert, en taal is de sleutel tot integratie.
Ik ben zeker bereid om eens te kijken naar de modaliteiten. Vorig jaar was er plots een vraag om de taalvereiste te vervangen door een integratietraject dat zou worden doorlopen. Dit jaar wordt er wat meer tijd gevraagd om het niveau te halen. Het eerste wat we nu moeten doen, is ervoor zorgen dat onze inspecteurs en regeringscommissarissen het verslag brengen van wie wel en wie niet de test heeft gehaald. Dan kunnen we ook bekijken hoe groot het probleem is en beslissen hoe we dat kunnen remediëren. Van afschaffen kan geen sprake zijn, maar ik ben wel bereid na de evaluatie te remediëren, daar zijn verschillende mogelijkheden voor. Maar ik ben ook vragende partij om eerst goed na te gaan wie wel en wie niet het niveau behaalt. Er is een verschil tussen een professor die 10 procent les geeft of hier maar twee maanden per jaar is en toch benoemd is, en iemand die voltijds functioneert in het korps. Ik wacht de cijfers en de precieze omstandigheden af waardoor mensen er niet in slagen niveau B2 te halen.
Minister, u zegt terecht dat een grondige kennis van het Nederlands, ook als bestuurstaal, cruciaal is en dat het afschaffen van de taalregeling uit den boze is, dat was trouwens niet het voorwerp van mijn vraag. We moeten echter wel aandacht hebben voor de internationalisering van ons hoger onderwijs. Wanneer we een echte kenniseconomie in Vlaanderen willen opbouwen en internationale topexperten naar Vlaanderen willen halen, dan moeten we nagaan of de modaliteiten niet hier en daar moeten worden aangepast.
Zult u ook in gesprek gaan met de instellingen uit het hoger onderwijs om te kijken of zij hun inspanningen op het vlak van begeleiding, ondersteuning en vorming van buitenlandse gastdocenten kunnen opvoeren? Ik denk dat daar ook wel een mogelijkheid zit.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, er zijn al belangrijke dingen gezegd, maar ik stip ze toch nog even aan. Ook de instellingen hoger onderwijs hebben aangegeven dat ze ondubbelzinnig het belang van hoogstaand Nederlands, zowel als bestuurstaal als als onderzoekstaal, willen vooropstellen. Ik ben daar zeer blij mee. We hebben andere tijden gekend.
Het is juist dat er wordt gezegd dat die bestuurstaal cruciaal is. Beeld u in, collega’s. Deliberaties van studenten gebeuren in het Nederlands. Onderwijscommissies in het Nederlands. Faculteitsraden in het Nederlands. Het gaat inderdaad over docenten en professoren die hier een vaste benoeming krijgen, op kosten van de belastingbetaler. Dan is het ook logisch dat die zich integreren. Alle instellingen onderschrijven dat. Dat is een goede zaak.
We moeten dat debat goed zuiver houden, collega De Potter. U spreekt over gastdocenten. Gastdocenten zijn hier niet van toepassing. Dit gaat over vastbenoemden. Dat valt er dus buiten.
Minister, collega’s, naast de taalvereisten zijn er ook nog andere zaken om professoren naar hier te halen: loon, omkadering en dergelijke meer. We moeten ons ervoor hoeden op één punt te focussen. Als N-VA willen we zeker kijken om, als we kunnen, daarmee aan de slag te gaan.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, het is belangrijk om stil te staan bij het gebruik van die bestuurstaal. Als collega Daniëls het over een vaste benoeming heeft, hebben we het niet over de eerste drie jaar. Ik ben er wel gevoelig voor als de universiteiten aan de alarmbel trekken en wat meer flexibiliteit vragen. We moeten op zijn minst luisteren naar wat de precieze problemen zijn.
Op het niveau van de salarissen zijn we al niet hyperconcurrentieel met bepaalde andere Europese landen. We willen toponderzoekers aantrekken, want we moeten de Vlaamse universiteiten niet tegen elkaar uitspelen. We moeten een internationaal profiel hebben dat sterk genoeg is. Voor de reputatie van die instellingen is het belangrijk om niet geblokkeerd te worden door regelgeving, maar om regelgeving te hebben die soepel genoeg is zodat men geen kwaliteit verliest. En laten we eerlijk zijn: de academische wereld in Vlaanderen gebruikt uiteraard voor een groot stuk het Nederlands, maar ook het Engels is er zeer gangbaar. Je kunt dus niet zeggen dat men zich niet integreert als men het Engels meester is. Daarom zijn wij vanuit onze fractie vragende partij voor een luisterend oor en een eventuele versoepeling.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Vanuit onze fractie steunen wij zowel de vraag naar de kennis van het Nederlands en de garantie daarop bij de buitenlandse professoren, als de vraag naar flexibiliteit voor het leren van de taal. Een Duitstalige professor bijvoorbeeld zal in drie jaar wellicht veel gemakkelijker het vereiste niveau B2 Nederlands kunnen verwerven, terwijl dat voor een bekwame professor uit China veel minder evident zal zijn. Daarom staan wij voor die flexibiliteit, vooral om ervoor te zorgen dat wij dat internationale academische toppersoneel blijven aantrekken en naar ons land krijgen.
Er is voor ons wel nog één voorwaarde verbonden aan die flexibiliteit. Elke student moet ook bij elke prof zijn recht kunnen doen gelden om zijn examens desgewenst in het Nederlands af te leggen. Er moet dus een garantie zijn voor de beide partijen, zowel voor de professoren als voor de studenten. Dat standpunt kunnen wij volgen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, dit is iets wat u eigenlijk al lang hebt aangekondigd en waar nog niet echt werk van is gemaakt. Bij het begin van de legislatuur hebt u in uw beleidsnota aangekondigd: “Ik evalueer de huidige taalregeling met het oog op dit evenwicht en bekijk of de administratieve last ervan in verhouding staat met de beoogde doelstellingen: het aantrekken en tewerkstellen van internationale toponderzoekers.”
Op 26 maart 2015 volgde er een discussie. We wilden toen aanpassingen doen bij het verzameldecreet. U hebt toen gezegd dat u daar een discussie over wilde voeren, dat ten gronde aanpakken en dan eventueel met een autonoom decreet die aanpassingen doen. U hebt toen ook aangegeven dat we moeten opletten dat we niet voor te veel planlast zorgen, voor een overkill aan controle, voor drempels die we invoeren om die topacademici met bijzondere expertise en kennis aan te trekken. U loopt hier dus wat achterop, minister. Ik vraag me af wanneer we die discussie ten gronde zullen voeren.
Mevrouw Meuleman, ik ben het totaal oneens met uw opmerking. Het decreet is ingevoerd in 2012. Wat betreft de bestuurstaal was er drie jaar de tijd. Die termijn is net verstreken. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Mevrouw Meuleman, ik ben aan het woord. U hebt daarnet ook zeer uitgebreid het woord gekregen. Het zou aangenaam zijn, mocht u luisteren en niet, doordat u spreekt, mij niet meer horen. (Opmerkingen van de voorzitter)
De termijn is net voorbij. Nu moeten we eerst bekijken hoeveel professoren het hebben gehaald en hoeveel niet. Ik wil niet dat de inspanningen die werden geleverd door een aantal proffen en nog niet vastbenoemde mensen, plots allemaal worden weggevaagd omdat we de normen willen veranderen en de ingevoerde regeling onmiddellijk willen veranderen.
Ik herhaal: er zijn twee niveaus. Er is de onderwijstaal, waarover er ook heel wat commotie is geweest. Wat hebben we gezien? Een enorm aantal haalt het niveau. Of je nu in het Nederlands, Frans of Engels lesgeeft, qua onderwijstaal scoren we bijzonder goed.
Het tweede niveau is de bestuurstaal. Ook hier zou het best kunnen dat de resultaten zeer goed zitten. We weten het echter nog niet. De regeringscommissarissen zijn de evaluatie aan het maken. Ik heb gezegd dat ik bereid ben om bij te sturen. Gelukkig hebben we vorig jaar niet plots bijgestuurd. We kunnen dat doen op twee manieren. Vorig jaar zei men: ‘Je moet dat in de vuilbak gooien en aan een integratietraject werken.’ Dit jaar zegt men: ‘Neen, het is misschien toch een goed idee om het zo te doen, maar geef wat meer tijd.’ Ik sta open voor de beide opties.
Mevrouw Brusseel vraagt om het gesprek te voeren met een open geest. Ik zal dat doen, binnen de contouren die zelfs door sp.a werden geschetst, maar met de harde cijfers in de hand en met een blik naar wie het niet haalt. Zoals de heer Vandenberghe zegt, zou het kunnen dat iemand uit een niet-Engelstalig continent veel meer moeite heeft dan iemand uit een land dichtbij. Het zou ook kunnen dat iemand die hier maar een of twee maanden per jaar vertoeft en toch is aangesteld, ook wat meer moeite heeft. Het zou kunnen dat iemand die maar voor 10 procent is aangesteld, ook wat meer moeite heeft.
Laat ons nu, na het verstrijken van de termijn, kijken naar de resultaten en dan op een passende wijze remediëren, maar wel met respect voor het grote belang dat we hechten aan het goed beheersen van de onderwijstaal en het zeer goed beheersen van de bestuurstaal.
Minister, ik dank u voor uw aanvullende toelichting. Ik denk inderdaad dat we die evaluatie moeten maken. Ik wil niet vooruitlopen.
Ik heb gehoord dat er een vrij grote consensus is om die evaluatie te maken en bij te sturen waar nodig. We willen allemaal buitenlandse professoren naar onze scholen kunnen halen. Het moment is daar om die evaluatie in alle rust en overleg te maken. We kijken uit naar de initiatieven die u daarrond zult nemen.
De actuele vraag is afgehandeld.