Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn de voorstellen van decreet van Joris Poschet, Koen Daniëls, Jo De Ro, Karl Vanlouwe, Kathleen Helsen en Kris Van Dijck houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft, en van Elke Van den Brandt en Elisabeth Meuleman houdende wijziging van artikel 110/5 van de Codex Secundair Onderwijs, wat het recht op inschrijving betreft.
Het voorstel van decreet van mevrouw Elke Van den Brandt en mevrouw Elisabeth Meuleman werd door de commissie verworpen.
Bij mail van 9 november 2016 hebben mevrouw Elke Van den Brandt en mevrouw Elisabeth Meuleman verzocht het op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen.
Conform de artikelen 62, punt 3, en 68, punt 8, van het Reglement van het Vlaams Parlement moeten wij ons bij zitten en opstaan uitspreken over het aanvatten van de bespreking van het voorstel van decreet van mevrouw Elke Van den Brandt en mevrouw Elisabeth Meuleman.
Is het parlement het eens met het aanvatten van de bespreking van dit voorstel van decreet? (Instemming)
Dames en heren, ik stel voor de algemene besprekingen van beide voorstellen van decreet samen te voegen tot één enkele algemene bespreking.
Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer Poschet heeft het woord.
Het voorstel van decreet voorziet in een verlenging van een reeds bestaande maatregel. De Codex Secundair Onderwijs voorziet in de mogelijkheid om aan kinderen van wie minstens een van de ouders het Nederlands voldoende machtig is, voorrang te geven als ze zich willen inschrijven in scholen voor het Nederlandstalig secundair onderwijs gelegen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
Twee jaar geleden, meer bepaald op 17 december 2014, werd al een vijfde lid toegevoegd aan artikel 110/5, tweede paragraaf van de Codex Secundair Onderwijs waardoor een verscherpte voorwaarde voor de erkenning als Nederlandstalige voor de duur van het schooljaar 2015-2016 werd uitgesteld. Vorig jaar werd een gelijkaardige toevoeging doorgevoerd en een aanpassing voor het schooljaar 2016-2017. Het huidige voorstel van decreet zorgt voor een tweede aanpassing, met name voor het schooljaar 2017-2018.
We willen hiermee zekerheid creëren voor ouders in afwachting van een hangend arrest bij het Grondwettelijk Hof dat sowieso een impact kan hebben op dit decretale kader. We willen vermijden dat er chaos ontstaat. Duidelijkheid is noodzakelijk voor het lokaal overlegplatform Brussel secundair onderwijs en voor alle betrokken actoren van het secundair onderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Ook met het oog op de communicatiecampagne over het recht op inschrijving voor het schooljaar 2017-2018 moeten we vlug duidelijkheid kunnen geven of de uitzondering verlengd wordt.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dames en heren, ik weet dat het laat is en dat velen honger hebben, maar ik wil hier mijn tijd voor nemen. Ik wil dit voorstel van decreet toelichten en erop wijzen wat we vandaag doen omdat dit belangrijk is voor de kinderen in Brussel.
Waar gaat het over? Als je in Brussel naar een Nederlandstalige school gaat, dan moet je je inschrijven en dan zijn er voorrangsregels. Sommige groepen hebben voorrang en kunnen zich eerder inschrijven dan andere. Dat is onder meer zo voor Nederlandstaligen. Ze hebben 55 procent voorrang. Op het moment dat het decreet werd goedgekeurd, moest dit worden gedefinieerd. Hoe bepaal je ‘Nederlandstalig’? Het ging toen vooral over kleuters. Hoe ga je kijken wat de taal van een kleuter is, omdat veel kleuters nog niet eens kunnen praten? De decreetgever, dit Vlaams Parlement, heeft toen in al zijn wijsheid beslist om te kijken naar de thuistaal en de taal van de ouders, wat me logisch lijkt op die leeftijd. Ouders kunnen op verschillende manieren hun taal aantonen.
Diezelfde principes zijn overgenomen voor het secundair onderwijs. Ook daar bestaan voorrangsregels voor Nederlandstaligen. Daarmee is ook het principe overgenomen om te kijken naar de taal van de ouders. Bij kleuters van 2,5 jaar kun je moeilijk afleiden wat hun taal is. Bij 12-jarigen kun je dat natuurlijk wel, zeker wanneer ze al van de kleuterklas tot nu in dat onderwijs hebben gezeten. Aangezien ze negen jaar in het Nederlandstalig onderwijs hebben gezeten, kun je er redelijkerwijs van uitgaan dat ze het Nederlands machtig zijn. Als dat niet zo is, moeten we ernstig nadenken over ons Nederlandstalig onderwijs.
Op een gegeven moment komen er conflicten naar boven. Aanvankelijk viel dat mee omdat het plaatstekort in het secundair onderwijs redelijk was. De babyboom trekt nu naar het secundair onderwijs en we voelen de druk steeds groter worden. Steeds meer jongeren en ouders stellen de vraag hoe het kan dat twee kinderen die samen in de lagere school hebben gezeten, niet dezelfde rechten hebben om in te schrijven in de secundaire school. Hoe komt het dat twee kinderen waarvan de ene thuis Nederlands spreekt en de andere een andere taal maar wel negen jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd, niet op een gelijke manier kunnen doorstromen naar de middelbare school?
In Brussel spreekt 50 procent van de kinderen thuis noch Frans, noch Nederlands. Ze spreken een andere taal.
Die kinderen gaan ook naar school. 20 procent van die kinderen loopt school op Nederlandstalige scholen. Het zijn kinderen die Frans noch Nederlands spreken, maar die op hun 12 jaar, omdat hun ouders ook geen Nederlands spreken, niet tot die voorrangsgroep Nederlandstaligen behoren. Je zegt die kinderen dus: ‘Fijn, je mag naar de middelbare school, maar wel na de inschrijvingsronde voor de Nederlandstaligen, want jij behoort niet tot de Nederlandstaligen, ook al heb je gekozen voor een Nederlandstalige school. Ook al is Nederlands jouw onderwijstaal, ook al is Nederlands de taal waarin jij al negen jaar functioneert, jij bent geen Nederlandstalige. Wij nemen jou niet mee naar die voorrangsgroep.’
Collega’s, daarin moeten we verandering brengen. We hebben dit debat al een paar keer gevoerd. De vorige keer hebt u ook gezegd: ‘We zullen dat fundamenteel opvangen en oplossen. We zullen een heel nieuw decreet schrijven over de inschrijvingsregels.’ Groen heeft toen geargumenteerd: ‘Dit is een klein probleem, we kunnen dat kort aanpassen. Laat ons dat al doen.’ U zei: ‘Nee, nee, we zullen het in één keer doen. Het zal niet lang duren.’ Het was een kwestie van een jaar. Dat jaar is voorbijgegaan en er is nog een jaar voorbijgegaan. Ondertussen zijn we al een paar jaar verder en is er nog altijd geen oplossing. Er is nog altijd geen algemeen decreet.
Ik heb samen met jullie in de kranten moeten lezen dat die oplossing binnen de meerderheid niet voorhanden is. Jullie liggen daarover in ruzie. Het is jullie volste recht om in ruzie te liggen, maar neem dan toch al dit concrete, kleine element op. Dit gaat over iets dat geen geld kost. Het is een principekwestie. Neem dit al op. Verander deze wetgeving al en geef die Brusselse kinderen de boodschap dat je, als je naar het Nederlandstalige onderwijs gaat, deel uitmaakt van die Nederlandstalige gemeenschap, dat je welkom bent en dat je evenveel waard bent.
De heer De Ro heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, u zegt dat het algemeen Inschrijvingsdecreet er niet binnenkort zal zijn en dat de meerderheid had beloofd dat het zou worden opgelost. Ik zal u alvast één illusie ontnemen. Zelfs mocht de conceptnota al zijn ingediend, zou dit stuk noch door Kris, noch door Kathleen of door mij gewijzigd zijn. We hebben vorig jaar namelijk al gezegd dat het niet alleen zo is dat er een algemeen nieuw inschrijvingsbeleid moet komen. Als wetgevende macht willen wij ook het respect opbrengen voor de procedure die nu nog loopt bij het Grondwettelijk Hof. Wat wij doen, kun je omschrijven als ‘Men steekt het in de diepvries en wacht. Men kan niet beslissen.’ Maar wij argumenteren als volgt: dit aspect van het Inschrijvingsdecreet of van de conceptnota rond inschrijving, is een stuk waarmee een aantal belanghebbenden naar het Grondwettelijk Hof zijn getrokken. We hadden in juni van dit jaar al verwacht dat er een uitspraak zou gebeuren. Maar er zijn door verschillende partijen bijkomende conclusies neergelegd. Het Grondwettelijk Hof heeft nog altijd geen uitspraak gedaan.
U mag gerust uw inhoudelijke verantwoording en argumentatie weergeven voor het voorstel van decreet dat u samen met mevrouw Meuleman hebt ingediend. Maar laat dan toch degenen die zich engageren om een nieuw inschrijvingsbeleid te voeren, hier even de realiteit tonen en de waarheid meegeven voor het Woordelijk Verslag van deze plenaire vergadering.
Collega, het is waar dat er een zaak is bij het Grondwettelijk Hof. Er zijn enerzijds politici die dat van hieruit proberen te veranderen, vanuit de Groenbanken, met steun vanuit de banken van sp.a. Anderzijds zijn er mensen die dat vanuit het Grondwettelijk Hof proberen te doen. Dat Grondwettelijk Hof kan twee uitspraken doen. Het kan zeggen dat de regel niet oké is. Dan moet je die sowieso vervangen. Of het kan zeggen dat de regel wel oké is.
Wat is het standpunt van Groen? Stel dat het Grondwettelijk Hof zegt dat de regel oké is. Dan nóg willen wij die veranderen. Het is niet omdat het grondwettelijk kan, dat het wenselijk is. Het is niet omdat iets juridisch kan, dat het wenselijk is. Voor ons is het níét wenselijk om kinderen die tot hun 12 jaar in het Nederlandstalig onderwijs hebben gezeten, de boodschap te geven: ‘Fijn dat je in het Nederlandstalig onderwijs zat, maar je bent nog net niet evenveel waard als je klasgenootje dat naast jou zit.’ Ongeacht de uitspraak van het Grondwettelijk Hof, willen wij deze wijziging doen.
Collega, u wilt mij de realiteit tonen. Maar ik wil ú de realiteit tonen. Ik nodig u uit om te praten met die kinderen. Praat met die 12-jarigen en vraag hun wat dat doet. Vraag hun wat dat psychologisch met je doet. Je bent 12 jaar, je hebt Nederlands geleerd terwijl je een andere thuistaal hebt. Je hebt die inspanning geleverd. Je kiest ervoor en gaat ervoor. Je doet je best op school. Maar op het moment dat het ertoe doet, op het moment dat je naar het middelbaar gaat, krijg je de boodschap: ‘Eventjes wachten, nadat we deze groep hebben ingeschreven, zullen we zien of er nog plaats is.’ Dat kwetst. Het kwetst.
Vandaag de dag in Brussel is de boodschap die we aan anderstalige kinderen moeten geven dat ze erbij horen, dat ze een deel van onze gemeenschap zijn, een deel van ons. Dat is zo belangrijk vandaag: we mogen de kinderen niet uitsluiten, maar we moeten hen insluiten in het Brussel van vandaag.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, u trekt het een beetje op flessen. U hebt het in het begin gezegd, maar nu herhaalt u het niet meer: de voorrangsregeling voor bewezen Nederlandstaligen geldt maar voor 55 procent van de plaatsen in het Nederlandstalig onderwijs. Met andere woorden, u doet alsof ze niet welkom zijn bij ons. Jawel, ze zijn wel welkom, maar als Vlaamse Gemeenschap subsidiëren wij het Nederlandstalig onderwijs. En ja, dat wil zeggen dat als er zich meer aandienen dan nodig, we dan van iets meer dan de helft zeker willen zijn. Maar ze zijn welkom.
Ik vind het opmerkelijk in uw redenering dat u zegt dat die kinderen al zes, zeven, acht, negen jaar in het Nederlandstalig onderwijs hebben gezeten. Dat wil dan ook zeggen dat die ouders al zes, zeven, acht, negen jaar de tijd hebben gehad om Nederlands te leren. Dus als die ouders kiezen voor dat Nederlandstalig onderwijs omdat ze de Vlaamse Gemeenschap in Brussel zo belangrijk vinden – ze kunnen ook een andere keuze maken – dan hebben ze zes, zeven, acht, negen jaar de tijd gehad om een niveau B1 of B2 Nederlands te halen, in hun eigen belang, in het belang van de kinderen en in het belang van de gemeenschap waarnaar ze zich richten. U komt nu zeggen dat wij die kinderen niet willen. Neen, ik stel me gewoon de vraag hoe het komt dat die ouders, als ze zo vurig zijn voor de Vlaamse Gemeenschap, zo vol van dat Nederlands dat ze zo fantastisch vinden en waar ze alles voor over hebben, dan toch geen Nederlands leren. Dat begrijp ik niet.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik sluit aan bij en wil onderstrepen wat de heer Daniëls zegt. Mevrouw Van den Brandt, het gaat om een voorrangsregel. Die voorrangsregel wordt gecreëerd vanwege een capaciteitsprobleem. Mijn vraag is heel duidelijk: als u uw groep wenst voor te trekken, welke groep gaat u dan uitsluiten? Gaat u dan zeggen tegen onze Vlaamse kinderen: ‘Sorry, u bent niet meer welkom in ons Vlaams onderwijs in Brussel.’? Er zal immers iemand geen plaats hebben, want er is een capaciteitsprobleem. Wanneer dat capaciteitsprobleem opgelost is, is het probleem sowieso opgelost.
Wat doe je met ouders die het Nederlands niet willen leren? Ik wil heel duidelijk stellen dat ik het met u eens ben dat als kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs gaan, je als ouder het engagement moet aangaan om Nederlands te leren. Ik ben het ermee eens dat dat absoluut noodzakelijk is om te kunnen communiceren met de school, de leerkrachten van het kind en met collega-ouders en om uw kind te begeleiden met huiswerk enzovoort. Daar ben ik het absoluut mee eens. Er worden ook enorme inspanningen geleverd door het Huis van het Nederlands en dergelijke, letterlijk tot in de klaslokalen. Tijdens de schooluren kun je op de schoolbanken als ouder Nederlandse les volgen. Er gebeuren sterke initiatieven en er zijn heel veel ouders die die kans grijpen met het oog op de toekomst van hun kind en om het kind goed te begeleiden.
Je hebt ook ouders die dat niet doen. Dat is een feit. Dat is een probleem. Daar moeten we mee aan de slag gaan. Maar de vraag is wat je dan doet met de kinderen. Wat doe je met een kind dat thuis geen Frans en geen Nederlands spreekt en dat door zijn ouders is ingeschreven in een Nederlandstalige school en wiens ouders het vertikken om Nederlands te leren of niet de capaciteiten hebben of een andere reden om het niet te leren? Wat doe je met de kinderen die wel Nederlands hebben geleerd, die wel hun best hebben gedaan en in het zesde leerjaar een diploma krijgen en naar de middelbare school kunnen? Straf je die omdat de ouders niet mee willen? Of, wat ik verwacht van goede liberalen, kijk je naar de kansen voor dat kind en straf je het niet vanwege de ouders? Dat is een belangrijk principe: geef dat kind de kans en zet intussen verder in op alles om de ouders mee te krijgen. Zorg voor maatregelen, ga er assertief op in, maar straf het kind niet omdat de ouders niet willen meegaan, want je hypothekeert de toekomst van dat kind.
Het tweede argument is het volgende. Slechts 55 procent geniet van voorrang; de anderen zijn ook welkom. Dat klopt, al kan men discussiëren over het woord ‘slechts’, want 55 procent is veel. We zullen daarover debatteren wanneer we het hebben over het algemeen Inschrijvingsdecreet. De inschrijving gebeurt in twee fasen. Er is de fase wanneer de Nederlandstalige broers en zussen eerst kunnen inschrijven, en nadien, als er dan nog vrije plaatsen zijn, de anderstaligen. Zo krijgen die laatsten de boodschap dat ze op de tweede plaats komen. Wat betekent dat in de praktijk? Niet alle secundaire scholen zitten vol. Er is een probleem, maar het is minder prangend dan in het lager onderwijs. In sommige regio’s van Brussel zijn meer plaatsen dan in andere. De eerste keuze bestaat er dikwijls in om in de school waar men de lagere school heeft gevolgd ook middelbaar onderwijs te volgen. Nederlandstaligen geraken gemakkelijk aan die optie, maar nogal wat anderstaligen vallen uit de boot. Ze gaan dan naar een andere secundaire school – elders in Brussel, of in de Rand.
Die kinderen komen uit het Nederlandstalig lager onderwijs; die gaan dan niet naar het Franstalig secundair onderwijs. Ze kennen geen Frans. Het enige wat u dus doet, is hen verplaatsen. In plaats van hen mee te nemen, zorgt u ervoor dat in Vilvoorde, Grimbergen en Halle almaar meer kinderen uit Brussel schoollopen. Het klopt dat er een capaciteitsprobleem is. Minister Crevits zei plechtig dat alles is opgelost. Ik ben blij dat u nu bevestigt dat dit niet zo is, want er is geen oplossing. Zelfs al was er genoeg capaciteit, dan nog zou ik deze regel willen aanpassen. Al was het maar om de symbolische impact ervan. Dat zou kinderen het signaal geven dat ze na negen jaar schoollopen in het Nederlands bij ons horen.
Mevrouw, u haalt twee zaken door elkaar. Er is de capaciteit en de eerste keuze van de school. Maar maakt u zich geen illusies: er zijn nog steden in Vlaanderen waar men voor de tweede of zelfs voor de derde keuze moet gaan. Voorts stel ik vast dat u het probleem ontwijkt. Zegt u dat de Nederlandstalige broers en zussen geen voorrang mogen krijgen? Dat zegt u niet. Hoe zult u het dan wel regelen? Als er tien plaatsen zijn en twaalf gegadigden, welk criterium zult u dan gebruiken om er twee uit te sluiten? Bekent u eens kleur?
Ik ga ervan uit dat u mijn voorstel van decreet hebt gelezen. Ik stel voor om de broers en zussen voorrang te geven. Ik stel voor om de voorrang voor de 55 procent Nederlandstaligen te behouden. Wel stel ik voor om diegenen die tot die voorrangsgroep behoren uit te breiden met iedereen die 12 jaar is en Nederlands kent, en die groep niet te beperken tot de stamboek-Vlamingen die komen uit verschillende generaties van Vlamingen. Ik hoop dat deze meerderheid erin slaagt om voor die groep van 12-jarigen die Nederlands kennen in een capaciteitsuitbreiding te voorzien. Ik hoop dat minister Crevits op dat punt haar beloftes nakomt en dat die groep van Nederlandstalig onderwijs kan genieten. De vraag is dus wie men als Nederlandstaligen beschouwt. Ik smeek u dan om niet naar het stamboek te kijken, maar naar het kind zelf.
Mevrouw, het is straf dat u spreekt over stamboek-Vlamingen. Het gaat over mensen die B1- of B2-Nederlandstalig zijn. Ze hebben in het Huis van het Nederlands Nederlands geleerd, in het kader van integratie en inburgering. Als Brussel al eens zou beginnen met een echte integratie en inburgering zoals we dat in Vlaanderen hebben, dan zouden we dat probleem niet hebben. U spreekt over stamboek-Vlamingen. Dat staat er niet. Voorts hebt u niet geantwoord op mijn vraag. Als er tien plaatsen zijn en twaalf gegadigden, welk criterium zult u dan gebruiken om twee leerlingen te zeggen dat ze niet naar hun voorkeursschool kunnen?
Jawel, u zult die twaalf kinderen een plaats geven op een school, zo eenvoudig is het. Ik zal de vraag terugspelen. Welk onderscheid zult u maken in het geval van twaalf perfect Nederlandstalige – volgens uw definitie van Nederlandstalig – kinderen? Het antwoord zal zijn dat we voldoende capaciteit moeten creëren.
U maakt opnieuw de fout van die 55 procent voorrang. Op die andere plaatsen is er geen voorrang voor Nederlandstalige kinderen.
Het gaat over de voorkeursschool. Wanneer men daar geen plaats vindt, gaat men naar de tweede- of naar de derdekeuzeschool. Dat is de kern van de zaak.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, u doet hier eigenlijk alsof er in Brussel enkel een probleem zou bestaan bij het Nederlandstalig onderwijs. U weet zeer goed wat Vlaanderen in Brussel doet ten aanzien van het onderwijs. Er wordt nu bijkomend geïnvesteerd in de capaciteitsuitbreiding. Er zullen dus scholen bij komen.
Vlaanderen doet extra investeringen, ook voor het Nederlandstalig onderwijs. U weet zeer goed dat er in onze scholen in Brussel niet alleen stamboek-Vlamingen zitten. Ik vind dat u hier trouwens zeer zware woorden gebruikt: er zullen kinderen worden uitgesloten, er zullen kinderen worden gestraft. Ik heb het verslag van de commissievergadering hier bij me, en daarin zegt u dat de voorrangsregeling een vorm van segregatie is. Dat zijn de woorden die u hebt gebruikt.
U kent het onderwijs goed. De Vlaamse gemeenschap is zeer open en inclusief. Wij nodigen iedereen uit. De scholen in Brussel zijn al lang niet meer de witte scholen die ze ooit zijn geweest. Dat zijn nu grijze scholen, waar Vlamingen en nieuwkomers welkom zijn.
We hebben een voorrangsregeling van 55 procent ingevoerd. Dat is destijds door verschillende ouders aangevochten, maar het Grondwettelijk Hof heeft verklaard dat de regeling geldig is. Er is nu een nieuwe procedure voor het Grondwettelijk Hof om dat aan te vechten. Wij gaan echter uit van het belang van het kind. Wij denken dat het belangrijk is dat de ouders van kinderen die naar het middelbaar onderwijs gaan, ook Nederlands kennen. Zij moeten die kinderen kunnen opvolgen. Zij moeten weten wat er in de agenda en in de opdrachten van hun kinderen staat. Het is in het belang van het kind dat wij die eis van kennis van het Nederlands voor de ouders opleggen. U doet telkens alsof het Nederlandstalig onderwijs aan uitsluiting of segregatie doet, terwijl u goed weet dat dit niet het geval is.
U zou ook eens kunnen kijken naar de verantwoordelijkheid van de Franse Gemeenschap in Brussel. U weet ook dat er in Brussel nog altijd sprake is van ‘des écoles poubelles’. Dat zijn niet de Vlaamse scholen. Ik wil niet gaan naar een systeem waar uw partij voorstander van is, namelijk Brussels onderwijs waarbij het Brusselse Gewest bepaalt wat de eindtermen zijn en wat de voorrangsregeling zou zijn. In dat geval zou het Nederlandstalig onderwijs volledig verdwijnen.
Wij willen een voorrangsregeling en wij willen in het belang van het kind dat ook de ouders inspanningen doen. We moeten inderdaad geen kinderen straffen, maar met uw regeling zullen we evenzeer kinderen straffen. Nu gaan wij ervan uit dat ouders inspanningen moeten doen in het belang van hun kinderen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Poschet heeft het woord.
De kern van de oplossing zit natuurlijk in de capaciteitsuitbreiding. Dat erkennen we allemaal. Er is op dat vlak nog nooit zoveel geïnvesteerd, zowel vanuit de Vlaamse Gemeenschap met minister Crevits als vanuit de Vlaamse Gemeenschapscommissie met collegevoorzitter Vanhengel. Er hebben ook nog nooit zoveel kinderen als vandaag in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel gezeten. Het is echter net iets ingewikkelder om in Brussel scholen bij te bouwen dan buiten Brussel en in landelijke gebieden.
Mevrouw Van den Brandt, u doet uitschijnen alsof die 55 procent een enorm aantal is als voorrang voor Nederlandstaligen, maar dat is niet zo. Wanneer men werkt met de bestaande voorrangsregels, geeft men voorrang aan broers en zussen van kinderen die al ingeschreven zijn en aan kinderen van personeel dat in het onderwijs is tewerkgesteld. Nadien schiet er op heel veel scholen niet veel plaats meer over. Van de plaatsen die overblijven, wordt voor 55 procent voorrang gegeven aan kinderen die onder de definitie Nederlandstalig vallen. Dat aantal moet dus echt wel genuanceerd worden.
Met het Grondwettelijk Hof hebt u mij niet overtuigd. Als we nu alles beginnen aan te passen, en het Grondwettelijk Hof doet een aanpassing of schorsing in december of januari, dan moet men de procedure voor de inschrijving omgooien en helemaal opnieuw in gang zetten. Die discussie hebben we ondertussen al vijf keer gevoerd, in 2014 en 2015 en dit jaar in de commissie en de plenaire vergadering. We groeien niet naar elkaar toe op dit punt, toch niet in deze plenaire vergadering. We kennen elkaars standpunt en dus stel ik voor om er niet te lang meer over te discussiëren. (Applaus)
Dat laatste is een goede suggestie, mijnheer Poschet. Jammer dat u geen ondervoorzitter bent, dan kon u me vervangen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik zal toch nog reageren op alle tussenkomsten. Dit is al een paar keer aan bod gekomen, en ik beloof dat ik het aan bod zal laten komen zolang het nodig is, zolang die ongelijkheid in Brussel bestaat. Dat mag vervelend zijn, maar dat kan politiek soms zijn. (Opmerkingen van de heer Karl Vanlouwe)
Mijnheer Vanlouwe, u kunt nog altijd het woord vragen, u mag altijd reageren. Dan weten we ten minste wat u zegt. Mijnheer Vanlouwe, alstublieft.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, ik wil antwoorden op uw tussenkomst als u mij toelaat. U zegt dat onze voorrangsregels indertijd door het Grondwettelijk Hof zijn goedgekeurd. Inderdaad, er is een klacht geweest van het Grondwettelijk Hof, maar u moet het arrest grondig en volledig lezen. Het Grondwettelijk Hof heeft gezegd: wat nu gebeurt met voorrangsregels, kan op voorwaarde dat de Vlaamse Gemeenschap een proportioneel deel opneemt van de anderstaligen in haar onderwijs. Dat gebeurt momenteel. 20 procent van de anderstaligen is opgenomen in ons onderwijs. De vraag is wat er gebeurt als daar iets aan verandert.
U zegt dat het Franstalig onderwijs ook zijn deel moet doen en dat is waar. Ik heb niet gezegd dat de Franstaligen heilig en fantastisch zijn. Ook de Franstaligen moeten daaraan werken. Ter vergelijking wil ik de cijfers geven van hoe het de laatste jaren met het onderwijsveld in Brussel is gesteld.
Vlaanderen heeft heel veel geld in de Brusselse scholen gestoken, maar ook de Franse Gemeenschap heeft geïnvesteerd. De verhouding van het aantal Franstaligen in Nederlandstalige scholen is 80-20 en dat is zo gebleven. De inspanningen die door de twee gemeenschappen zijn geleverd, zijn proportioneel dezelfde, want anders zou de verhouding veranderen. Is dat onvoldoende van de Franstaligen? Ja. Is het onvoldoende van het Nederlandstalig onderwijs? Ja. Ik ben verkozen in het Vlaams Parlement, dus ik beoordeel de minister in de Vlaamse Regering en ik zal mijn Ecolo-collega’s vragen om hun collega’s evenzeer te ondervragen over diezelfde thema’s in de Franse Gemeenschap.
Waar zijn de witte scholen in Brussel? Waar zijn de elitescholen in Brussel? Durft u ze opsommen? Waar zijn de elitescholen, waar je in de klassen alleen nog maar blanke kinderen ziet? Moet ik ze opsommen? In de Franstalige scholen in Woluwe en in Ukkel. Waar zijn de grijze scholen waar veel nieuwkomers zitten? Dat zijn allemaal Vlaamse scholen. Dat is het grote verschil.
Er zijn zwarte scholen en er zijn witte scholen aan Franstalige kant, want daar is geen decreet Gelijke Onderwijskansen, absoluut niet. Er is ook geen voorrangsregeling want men gaat ervan uit dat iedereen Franstalig is. Wij doen inderdaad inspanningen, maar dan is het ook logisch dat er voorrangsregels komen voor mensen die van thuis uit Nederlands spreken, en dat er van mensen wordt verwacht dat ze inspanningen doen om Nederlands te leren en te kennen. (Applaus bij de N-VA)
Het aantal anderstaligen in het onderwijs is verdeeld volgens dezelfde verhouding als er scholen zijn. We nemen een proportioneel deel op van de anderstaligen, net als de Franse Gemeenschap. Ik heb niet gezegd dat het Franstalig onderwijs in België fantastisch is. Het is niet omdat het Franstalig onderwijs slechter of beter is, dat het hier anders is. Ik voer hier het debat over het Vlaams onderwijs op basis van onze bevoegdheid.
We kunnen discussiëren over de vraag of we die bevoegdheden anders willen, maar vandaag is de Vlaamse Gemeenschap bevoegd voor de scholen in Brussel en ben ik als verkozene in dit parlement enkel bevoegd om minister Crevits en dit parlement daarop te wijzen. Ik vraag mijn collega’s van Ecolo in de Franse Gemeenschap om hetzelfde te doen. Ik garandeer u, zij doen dat. Het is jammer dat u geen zusterpartij hebt aan de anderstalige kant, anders kon u dat ook doen.
Collega’s, er zijn al heel veel argumenten op tafel gelegd. Mevrouw Van den Brandt, ik heb daarstraks niet geprobeerd om onder het debat uit te geraken. Dat inhoudelijke debat gaan we hier immers ooit voeren. Als indieners van het eerste voorstel van decreet dienen we dit voorstel in, dat een kopie is van het vorige, maar met een jaar extra uitstel, omdat we niet alleen op een uitspraak van het Grondwettelijk Hof willen wachten, maar ook op de argumentatie. Dat is een belangrijk element in een discussie. Anders moeten we ook geen Grondwettelijk Hof hebben, dat zich uitspreekt over de vraag of er hier sprake is van een ongelijkheid of niet, of de Grondwet is geschonden of niet. Zoals u zegt, moet er na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof nog altijd een politieke discussie komen. Dat is evident. Wordt het huidige decreet nu geschorst of vernietigd of niet, nadien komt er sowieso een nieuw debat. Blijft het bestaan, dan kunnen er altijd voorstellen komen om het te wijzigen. Valt de regeling weg, dan moet er sowieso een nieuwe regeling komen, want anders is er geen regeling. Dan valt de voorrang weg, en ik denk dat geen enkele fractie hier in het Vlaams Parlement geen voorrangsregel wil.
Op het moment dat de discussie er zal komen, zal elke fractie moeten uitleggen wat ze wil. Tot nu is het aan mijn rechterkant, uw linkerkant heel stil gebleven. Ik heb me altijd afgevraagd waarom in de vorige legislatuur toenmalig minister Smet de lat van B1 op B2 heeft gelegd. Ik ben zelf nog eens gaan lezen wat de beschrijving is van B1 en B2, en vraag me het volgende af. Stel u voor dat er geen gemeenschappen zouden zijn in Brussel, dat men allemaal zou behoren tot een Brusselse Gemeenschap, en er zou toch een voorrangsregel moeten komen, zouden alle Vlamingen, mensen die al jaren Nederlands spreken, hun ouders, Vlaamse kinderen in Vlaanderen in een taaltest B1 of B2 slagen? Vooral de verhoging naar B2 zou het dan interessant maken: welke groep valt af? Ik zie de studieresultaten in Vlaanderen en denk niet dat elke Nederlandstalige in Vlaanderen een einddiploma in het onderwijs haalt met het niveau B2 voor Nederlands. Ons voorstel van decreet gaat niet in op de inhoud. Het stelt een maatregel van de vorige regering, onder minister Smet, die een verhoging van B1 naar B2 doorvoerde, met een jaar uit. Ik heb het al gezegd in de commissie Onderwijs en de collega’s binnen de meerderheid weten dat: wanneer de inhoudelijke discussie komt, dan heb ik, als humanist en liberaal, en dan heeft onze partij daar zowel in de VGC als in dit parlement een uitgesproken mening over. Het heeft vandaag voor mij echter weinig zin om daar nu uren mijn Latijn in te steken als we hier spreken over een voorstel van decreet dat uitstelt. U mag gerust uw argumenten hebben om dat nu dringend te doen, maar ik stel vast dat u 9 van de 124 leden vertegenwoordigt. Dit is immers gemeenschapsmaterie. Als u er 63 kunt verenigen achter dat voorstel van decreet, dan zou ik voorstellen dat we niet alleen nog lang discussiëren, maar dan ook stemmen. Op dit moment is er echter geen meerderheid om in eender welke richting iets te veranderen, noch qua verstrengen, noch qua verbeteren.
Als we het hier inhoudelijk over zullen hebben, dan zullen alle fracties kleur moeten bekennen. Ik kijk dan ook naar de collega’s van de N-VA. Ze zullen moeten zeggen hoe groot ons gevoel is als Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Trouwens, u hebt het altijd over negen jaar onderwijs, maar in uw voorstel staat maar vijf jaar onderwijs. Ik wil echter het volgende zeggen, niet alleen als liberaal en humanist, maar ook als vader: ik vind dat een kind na een hele carrière in het Nederlandstalig basisonderwijs, of dat nu in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is, deel uitmaakt van de Vlaamse Gemeenschap. Dat is echter onze mening, en wij zullen ook onze argumenten op tafel leggen. Ook wij zijn immers niet met 63 op de 124, maar met 19 op de 124.
Ik zag dat iemand aan de linkerkant het woord vraagt.
Neen, we gaan de discussie afronden. Ik denk dat alle elementen zijn aangehaald, dus ik stel voor dat we afronden.
Ik kan alleen maar zeggen dat ik ga antwoorden op de betogen. Als men klaagt dat ik te lang vooraan sta: er zijn ook veel vragen geweest en ik wil die ook beantwoorden.
We zullen straks zien wie hoe stemt, maar als het argument is dat ik maar negen mensen vertegenwoordig, dan zou je nooit meer iets vanuit de oppositie doen. We zijn ervan overtuigd dat we dingen op de agenda moeten zetten en zullen dat ook blijven doen.
Uw voorstel, collega’s, stelt iets uit, voor de zoveelste keer. U argumenteert waarom, en dat is uw volste recht. U mag straks stemmen wat u wilt. Dat is democratie. Alleen vraag ik u om dit deel structureel op te lossen, omdat de huidige generatie, de kinderen die vandaag in het zesde leerjaar zitten, niet kunnen wachten. Die moeten volgend jaar naar het eerste middelbaar. En de kinderen die vorig jaar in het zesde zaten, die zitten nu in het eerste middelbaar. Ieder jaar is er dus een groep kinderen over wie het gaat, en die kunnen helaas niet wachten.
Ik vraag u om voor die groep kinderen nu al, tijdelijk, de oplossing te nemen die ik u voorstel. Dan kunt u later nog fundamenteel veranderen, dan kunt u daar later nog zoveel mee doen als u wilt. En dat is niet in strijd, omdat het over andere zaken gaat dan het Grondwettelijk Hof. U kunt de argumentatie van het Grondwettelijk Hof afwachten, maar wat de uitkomst ook is, ik zal achter dat principe blijven staan. Voor mij is er geen reden om te wachten. Dat wil niet zeggen dat ik niet benieuwd ben naar de uitkomst, maar ongeacht die uitkomst, wil ik dit vandaag veranderen, zodat deze generatie kinderen die zich in september gaat inschrijven, de boodschap krijgt dat zij die in het Nederlandstalige onderwijs zitten, deel uitmaken van onze gemeenschap.
De heer Depoortere heeft het woord.
Wij vinden het de evidentie zelve dat het Nederlandstalige onderwijs in de eerste plaats de Nederlandstaligen, de Vlamingen, ten goede komt. Wij zijn daarom voor een echte voorrangsregeling in het secundair onderwijs, op basis van de taalkennis van de ouders. Wij wensen geen uitholling van dat principe door de voorrang al te zeer uit te breiden tot alle kinderen die les volgden in het Nederlandstalige basisonderwijs.
Het Vlaams Belang wil zelfs verder gaan dan de huidige regeling. Onze partij vindt een absolute voorrang voor Nederlandstaligen in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs niet meer dan een evidentie. Elk Vlaams kind heeft voor ons recht op een Vlaamse school naar keuze, ook in Brussel. Onze partij zal zich dan ook onthouden op het voorstel van decreet van de meerderheid. En wij zullen tegen stemmen bij het voorstel van Groen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.