Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de toeleiding naar openstaande vacatures bij bedrijven
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, gisteren was er een nieuwe noodkreet van de Vlaamse bedrijven. Het ging niet over de vennootschapsbelasting of de meerwaardebelasting, waar de politiek de voorbije weken mee bezig was, maar over een probleem dat heel veel bedrijven dagelijks ondervinden en dat een echte hinder is bij verdere groei, namelijk de moeilijke zoektocht naar geschikt en gekwalificeerd personeel. Uit een enquête van Manpower bleek dat een op de drie Vlaamse bedrijven echt moeilijkheden ondervindt om geschikt personeel te vinden.
Het is geen nieuw probleem, minister. U doet ook al heel wat inspanningen. U hebt bijvoorbeeld, samen met de collega van Onderwijs, het systeem van duaal leren, dat onderwijs en arbeidsmarkt dichter bij elkaar moet brengen. Ook bij VDAB gebeurt heel wat, met meer werkplekleren en inspanningen om ook rond knelpuntopleidingen een en ander te organiseren.
Ik heb wel vastgesteld dat die knelpuntopleidingen zelf de voorbije twee jaar veeleer in dalende dan in stijgende lijn gaan. Als we 2015 vergelijken met 2013, zijn er 9 procent minder knelpuntopleidingen georganiseerd door VDAB. Daar is dus zeker nog ruimte voor verbetering en bijsturing.
Niet alleen op onze eigen arbeidsmarkt zit er potentieel om die knelpuntvacatures in te vullen. Ook over de grens zit er potentieel, niet alleen over de landsgrens, maar ook over de taalgrens. Met Wallonië en Brussel zijn er samenwerkingen actief rond interregionale mobiliteit, maar ik ben ervan overtuigd dat er meer mogelijk is en dat er een win-winsituatie kan worden gecreëerd door Waalse en Brusselse werkzoekenden in Vlaamse knelpuntjobs aan de slag te krijgen. Dat is goed voor die werkzoekenden, goed voor de Vlaamse bedrijven en goed voor de sociale zekerheid, die minder uitkeringen moet betalen en meer bijdragen kan binnenhalen.
Minister, wat zult u bijkomend doen om het bijkomende probleem van de knelpuntvacatures in onze economie aan te pakken?
De heer Ronse heeft het woord.
Beste collega’s, tot spijt van wie het benijdt, stijgt het aantal vacatures inzake private tewerkstelling in ons land, en in het bijzonder in Vlaanderen. We stellen bovendien vast dat die vacatures – en dat doet mij bijzonder veel plezier – vooral bij kmo’s voorkomen. Kmo’s zijn wat mij betreft, ook in het licht van de recente actualiteit, de beste garantie op duurzame tewerkstelling. Gisteren was het nog vrij spectaculair om te zien, bij de finalisten voor Onderneming van het Jaar. Allemaal toonden ze op hun laatste slide een spectaculaire toename in de laatste twee jaar van personeel, van talent dat kansen krijgt.
Natuurlijk heeft die positieve situatie ook een schaduwzijde. De poel met beschikbaar talent wordt kleiner en er zijn meer en meer werkgevers die erin vissen, vandaar ook het belang van knelpuntopleidingen. In tegenstelling tot mijn collega stel ik vast dat die net fors toenemen in succes. Er is op twee jaar tijd 8 procent meer uitstroom in knelpuntopleidingen. 64 procent van de mensen die zo’n opleiding volgen, vindt na drie jaar werk. Twee jaar geleden was dat nog 58 procent. Collega Bothuyne heeft ook verwezen naar de opportuniteiten in Wallonië en Noord-Frankrijk. Vandaar mijn vraag, minister: op welke manier zult u de toeleiding naar openstaande vacatures versnellen?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, ik ben heel blij met wat Manpower naar voren heeft gebracht. Het aantal vacatures stijgt enorm, maar de werkloosheid daalt nu al vijftien maanden op rij. Als je die twee dingen samenbrengt, is het nogal logisch dat de matching moeilijker wordt. Als de visvijver van werkzoekenden kleiner wordt en het aantal mensen die gezocht worden, groter wordt, dan is die matching moeilijker.
Ik vind het dan ook raar dat er soms wordt gezegd dat men het in Brussel en Wallonië beter doet. Die vergelijking gaat niet echt op. Spanje was een goed voorbeeld van matching: er waren veel werklozen en weinig vacatures, en dan vul je dat snel in. Ik denk dat we blij mogen zijn met de vaststelling die hier is gebeurd. Wil dat zeggen dat we die matching nog beter kunnen doen? Ik denk dat we daar al heel veel rond doen.
Wat de instroom betreft, is het duaal leren al aangehaald. Ik wil ook graag Science, Technology, Engineering and Mathematics (STEM) aanhalen. We hebben gemerkt dat de instroom in de technische studierichtingen is verbeterd. Ook de uitstroom, het aantal gediplomeerden, is gestegen.
Op dat vlak gebeurt al veel. We geven de jongeren goede informatie. We zorgen ervoor dat ze de juiste keuzes kunnen maken. De schoolverlatersenquête is een boeiend instrument. Natuurlijk werken we ook aan de matching. Voor het competentiegericht werken worden we in het buitenland benijd. Dit wordt zelfs in het buitenland aangekocht.
Uit de studie van Manpower blijkt dat 48 procent van de bedrijven momenteel in de niet-klassieke doelgroepen op zoek gaat om de eigen vacatures in te vullen. De mindswitch om meer te kijken naar wat mensen kennen en kunnen, is volgens mij echt ingezet.
Over de knelpuntopleidingen hebben we het in de commissie en tijdens voorgaande plenaire vergaderingen al uitvoerig gehad. Ik ben dan ook een beetje teleurgesteld dat er volgens sommigen nog marge is omdat er minder knelpuntopleidingen zijn. Volgens mij is niet het aantal knelpuntopleidingen, maar de uitstroom belangrijk. Die uitstroom is enorm gestegen. We zullen de knelpuntopleidingen elk jaar opnieuw bekijken. In functie van de markt zullen we aanpassen wat moet worden aangepast.
Wat we ten aanzien van de bedrijven doen, is er niet enkel op gericht tot betere vacatures te komen. De mentaliteitsverandering stroomt blijkbaar ook hier door. Uit het onderzoek van Manpower blijkt dat vorig jaar 17 procent van de vacatures dankzij opleidingen en doorstroming in het bedrijf zijn ingevuld. Dat is tot 51 procent gestegen. De mensen krijgen in de bedrijven meer kansen om op basis van competenties, talenten en opleidingen door te groeien. Ik vind dit een prachtig resultaat, waar we gerust fier op mogen zijn.
Ik wil het ook even over de interregionaliteit hebben. We hebben het daar in de commissie en tijdens plenaire vergaderingen al vaak over gehad. De bestaande samenwerking tussen VDAB, Actiris en het Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi (Forem) verloopt zeer goed. Er is een uitwisseling van vacatures met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest. Er wordt op eenzelfde manier aan competenties gewerkt. Ik heb samenwerkingsovereenkomsten met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest die het VDAB toelaten voor de opleidingen en de bemiddeling te betalen. We doen daar alles wat we kunnen doen. Het punt is natuurlijk dat ik een persoon uit Brussel of uit Wallonië, zelfs als hij werkzoekend is, nooit kan verplichten in Vlaanderen te komen werken. Dit kan enkel in zeer uitzonderlijke gevallen.
Mijn conclusie is dat ik blij ben met dit resultaat. We hebben meer vacatures en minder werkzoekenden. We beschikken over een heel instrumentarium om de vacatures optimaal in te vullen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De realiteit op de arbeidsmarkt verandert snel. De demografie doet haar werk. Wat de jobcreatie betreft, werpt het succesvol beleid van de Federale Regering en de Vlaamse Regering zijn vruchten af. Gelukkig trekt ook de conjunctuur weer aan. Er worden samen met het onderwijs inspanningen geleverd, onder meer betrekking tot de STEM-studiekeuze. De bedrijven passen zich aan en kijken niet langer enkel naar de klassieke doelgroepen. Ze voorzien ook in interne opleidingen en brengen een doorstroming tot stand. Er is echter nog veel meer mogelijk. Ook wij kunnen nog meer doen.
Wat de interregionale mobiliteit betreft, heeft VDAB, ondanks de vaststelling dat er 2015 veel meer vacatures waren dan in 2014, in 2015 30 procent minder vacatures naar Brussel en naar Wallonië doorgestuurd. Slechts een achtste van die vacatures is uiteindelijk ingevuld. Er is nog veel meer mogelijk om de interregionale mobiliteit aan te zwengelen. Onze bedrijven wachten daar echt op. Ik hoop dat u, samen met de bevoegde Brusselse en Waalse ministers, op dat vlak nog een tandje kunt bijsteken.
Ik zit op hetzelfde spoor als de heer Bothuyne. Hoe kan het ook anders als West-Vlaming? Mijn tongval verraadt me op dat vlak. West-Vlaanderen grenst aan Noord-Frankrijk en Henegouwen. Ik stel vast dat de instroom aan Noord-Fransen bijzonder hoog ligt. VDAB zet daar alles op alles. Het enige wat nog kan worden verbeterd, is het aantal mensen in een individuele beroepsopleiding (IBO). Dit moet echter met Pôle emploi worden bediscussieerd. Minister, een aantal jaren geleden hebt u het mogelijk gemaakt voor Fransen om in het IBO-statuut in West-Vlaanderen te werken. We stellen echter vast dat Pôle emploi dat in de eigen communicatie weinig pusht en daar de turbo zou mogen aanzetten. Misschien kunt u hierover nog even met hen overleggen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, collega’s, ik steun de bezorgdheid van mijn collega. De toestand is nog frappanter in West-Vlaanderen en zeker in de Westhoek. Er is daar een structurele personeelskrapte, enerzijds door de bijzonder lage werkloosheidsgraad en anderzijds door gebrekkige mobiliteit. Het gaat vooral over knelpuntvacatures. Wij hameren voortdurend op heroriëntering naar knelpuntberoepen. Ik wil zeker ook een lans breken voor de interregionale arbeidsmobiliteit. We stellen vast dat de Fransen al de weg vinden naar de West-Vlaamse bedrijven; ook voor werkzoekenden uit Wallonië moet die weg duidelijk zichtbaar zijn.
Wat positief is, is dat de bedrijven zelf initiatieven nemen en niet bij de pakken blijven zitten en intern opleidingen organiseren. Het is een echte bottom-upaanpak die wij zeker ondersteunen. Ook de Vlaamse overheid moet dit mee ondersteunen en faciliteren. Mensen hebben heel wat talenten en het gaat niet zozeer om wat je vandaag kunt maar om wat je morgen zou kunnen doen met de juiste bijstand, motivatie en opleiding.
Minister, hoe zou Vlaanderen de bottom-upaanpak verder kunnen stimuleren?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, de algemene werkloosheidsgraad daalt en dat is positief. We zien toch ook wel een andere trend, zeker in de steden, waar de jeugdwerkloosheid toch nog schrikbarend hoog is. In Antwerpen blijft de jeugdwerkloosheid trouwens nog stijgen. We zitten nu aan 30 procent. Spreken van krapte op de arbeidsmarkt is zeer relatief. In West-Vlaanderen kan men dat zeggen, maar zeker niet in de steden. Het is dus belangrijk dat we nog verder inzetten op het vormen van die jongeren. In de opleidingen zien we echter dat laaggeschoolden ondervertegenwoordigd zijn.
Minister, hoe wilt u werk maken van een betere vertegenwoordiging van laaggeschoolde werkzoekenden in de opleidingen die VDAB aanbiedt?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, openstaande vacatures op de arbeidsmarkt zijn op zich positief. Het zijn kansen voor werkzoekenden. Minder positief is dat België bovenaan de lijst staat van het aantal niet-ingevulde vacatures. Dat is al zes kwartalen zo. We stagneren ongeveer rond 2,5 procent van het totale aantal jobs dat niet ingevuld raakt. Dat we werkzoekenden activeren en zorgen dat ze allerlei opleidingen volgen om door te stromen naar knelpuntberoepen, is een goede zaak. Dat werkgevers investeren in opleidingen voor hun eigen personeel, is ook een goede zaak. Het toont aan dat ze willen investeren en opleidingen willen geven en dat ze tijd willen geven om ervoor te zorgen dat knelpuntberoepen ingevuld geraken. Alleen lijkt het mij een betere zaak als werkgevers zouden investeren in diezelfde opleidingen, niet voor hun eigen personeel, maar wel voor werkzoekenden. In die zin denk ik dat VDAB een heel belangrijke rol kan spelen.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat er inderdaad niet binnen de vijver van reeds werkende mensen wordt gevist naar mensen om die knelpuntberoepen in te vullen, maar dat werkzoekenden worden betrokken en we dus in een veel grotere vijver vissen?
Mijnheer Annouri, het is duidelijk dat als in een bedrijf een doorstroming kan gebeuren, de vorige functie van die persoon open komt. Dat geeft net kansen aan mensen die niet de job erboven, maar wel de vorige job kunnen invullen.
Ik kan een prachtig voorbeeld geven. Ik ben op bezoek geweest bij een zuivelbedrijf waar men voor de eerste keer in het eigen bedrijf heeft gevist om een aantal technische jobs op te vullen. Het gevolg was dat niet alleen de jobs ingevuld geraakten – ook al hadden bepaalde mensen de vereiste diploma’s niet –, maar dat ook andere mensen konden instromen in dat bedrijf. Een bijkomend voordeel was dat er zich plots veel meer mensen kandidaat stelden, want men wist dat men binnen het bedrijf kon doorstromen. Dat is de weg die we moeten gaan.
Het doet me dan ook heel veel plezier dat 51 procent van de bedrijven die doorstroming wel onderzoeken – 17 procent vorig jaar, 51 procent dit jaar. Dit betekent echt een mentaliteitswijziging bij de bedrijven. 48 procent van de bedrijven gaat zoeken naar talent buiten de klassieke segmenten. Ook dat vind ik heel positief. Beide kunnen een boost geven, ook aan doelgroepen die vandaag nog achter zijn.
Mevrouw Kherbache, wat kan ik doen met de opleiding van de VDAB? Dat is nogal logisch. We gaan voor elk individu naar maatwerk, dat weet u. Dat wil zeggen dat we, als we de indruk hebben dat we met een traject naar werk, met opleiding, iemand naar de reguliere arbeidsmarkt kunnen brengen, dat uiteraard zullen doen. We willen verder gaan op die weg, met maatwerk.
Mevrouw Talpe, jullie in West-Vlaanderen zouden blij moeten zijn met het feit dat er zoveel mensen aan het werk zijn en dat de werkloosheidsgraad er laag is. Ik denk trouwens ook dat jullie blij zijn.
Nu richt ik me ook tot de heer Bothuyne. Moet je gaan kijken of je de vacatures die open blijven staan, toch niet ingevuld krijgt, bijvoorbeeld vanuit Henegouwen? Ja, absoluut. En dat doen we ook, maximaal. Ik ken de cijfers over het aantal vacatures dat zou zijn gedaald niet zomaar uit het hoofd. In elk geval is er een groot verschil. De heer Ronse zegt dat men in Noord-Frankrijk de weg vindt naar West-Vlaanderen, maar in Henegouwen niet. De wetgeving is natuurlijk ook wel verschillend. De wetgeving rond werkloosheidsuitkeringen is in Noord-Frankrijk niet dezelfde als in Wallonië of België. Die elementen kunnen ook meespelen bij de vaststelling dat men vanuit Noord-Frankrijk wel komt werken in West-Vlaanderen, maar vanuit Henegouwen dan misschien toch maar niet.
Mijnheer Bothuyne, mijnheer Ronse, ik zal zeker doorgeven dat IBO meer kenbaar moet worden gemaakt. Ik zal ook navragen waarom er minder vacatures werden doorgestuurd. Als daarvoor redenen zijn, bijvoorbeeld dat er minder vacatures waren, dan is dat goed. Anders zullen we nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat er meer interregionaliteit is op vrijwillige basis – want dat wil ik blijven benadrukken –, hoe we ervoor kunnen zorgen dat die vacatures in West-Vlaanderen nog beter worden opgevuld. Maar dat geldt ook voor de rest van Vlaanderen.
Minister, ik dank u voor uw engagement om er toch nog eens achterna te gaan. Het is vreemd dat, in tijden waar we in Vlaanderen tientallen procenten meer vacatures hebben, er 30 procent minder vacatures naar Wallonië en Brussel worden gestuurd, net op het moment dat onze bedrijven het moeilijk hebben om goede mensen te vinden.
Minister, er is nog meer mogelijk. Ik geef u een paar voorbeelden. VDAB stuurt vacatures door naar Service Public Wallon de l’Emploi et de la Formation Professionelle (Forem), naar Wallonië, maar krijgt daarover niet systematisch feedback. Wat gebeurt er dan met die vacatures? Ik denk dat u akkoorden kunt sluiten met uw collega uit Wallonië om die informatie-uitwisseling te verbeteren en op die manier de invulling van vacatures te versterken.
VDAB krijgt jaarlijks te maken met duizenden vacatures die door werkgevers worden geannuleerd, wellicht omdat daarvoor geen of onvoldoende kandidaten worden gevonden. VDAB weet het niet en gaat het ook niet vragen aan de werkgevers. Nochtans is het een elementair onderdeel van kwaliteitscontrole om werkgevers te vragen waarom zij hun vacatures annuleren. Het is dus dringend nodig.
Op dat vlak heb ik een andere visie dan mijn collega, de heer Bothuyne, die ik zal uitnodigen om eens samen naar Doornik te gaan, waar VDAB en Forem in een gemengd team opereren, als één arbeidsbemiddelingsdienst. Zij doen die opvolging gezamenlijk. VDAB doet dat trouwens ook met Pôle emploi. Het pijnlijke is dat we ooit, toen ik in een vorig leven nog bij de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) werkte, hebben voorgesteld om dat zelfs tripartiet te doen: Pôle emploi, VDAB en Forem. Maar welke dienst voor arbeidsbemiddeling paste? De Forem.
Mijnheer Bothuyne, ik denk dat we de handen in elkaar moeten slaan en ook op federaal niveau een aantal maatregelen moeten nemen waarnaar de minister heeft verwezen, zoals een beperking van werkloosheidsuitkeringen in de tijd, om zo het Waals talent dat er is effectief naar hier te activeren. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.