Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Coppé, verslaggever, heeft het woord.
Er werden in de commissie drie verslaggevers aangeduid, maar we hebben afgesproken dat ik kort het verslag zou brengen.
Op 26 april en 31 mei 2016 besprak de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin het ontwerp van decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming. Tussenin werd op 10 mei een hoorzitting georganiseerd over het ontwerp van decreet. Het verslag van de hoorzitting is verspreid als Parlementair Document Vlaams Parlement 2015-16, nr. 715/4. De amendementen op dit ontwerp van decreet zijn eveneens verspreid.
In het Vlaamse regeerakkoord is ervoor gekozen om de overgedragen zorgbevoegdheden in het kader van de zesde staatshervorming op te nemen in een Vlaams verzekeringsmodel dat voortbouwt op de zorgverzekering. Op die manier wordt een soort Vlaamse sociale zekerheid uitgebouwd die de federale sociale zekerheid aanvult. Die visie werd neergeschreven in de conceptnota Vlaamse sociale Bescherming.
De Vlaamse sociale bescherming wil personen met een zorgnood aangepaste, kwalitatieve en betaalbare zorg bieden, thuis of in een residentiële context. Het uitgangspunt is het cirkelmodel dat ook gehanteerd wordt in de persoonsvolgende financiering voor personen met een beperking. Mensen worden in hun langdurige zorgnood ondersteund om de regie van hun zorg in eigen handen te houden en hun leven verder te leiden, ingebed in de samenleving, met de steun van familie, vrienden, mantelzorgers en vrijwilligers waar mogelijk, en van professionele en gespecialiseerde zorg waar nodig.
Het uitbouwen van een Vlaamse sociale bescherming zal gefaseerd verlopen. In een eerste fase – en daarover gaat deze bespreking – worden de Vlaamse zorgverzekering, de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en het basisondersteuningsbudget opgenomen in het decreet Vlaamse Sociale Bescherming. Het voorliggende decreet integreert die drie pijlers en zet dus een eerste stap naar een Vlaams verzekeringsmodel. Eerst gaat het dus om de Vlaamse zorgverzekering, de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en het basisondersteuningsbudget. Die tegemoetkomingen hebben met elkaar gemeen dat het gaat om cashvergoedingen, die ook kunnen worden opgenomen door wie nog thuis kan wonen dankzij een combinatie van mantelzorg en al dan niet beperkte professionele zorg. Dankzij die cashvergoedingen kunnen ook personen die hoofdzakelijk een beroep doen op mantelzorg, een beperkte financiële vergoeding krijgen voor de meerkosten. Met dit decreet worden waar mogelijk de bepalingen van de verschillende onderdelen op elkaar afgestemd.
De inkanteling houdt ook in dat dit ontwerp van decreet vertrekt van een aantal gemeenschappelijke principes: het realiseren van de regie over de eigen zorg, vereenvoudiging waar mogelijk, naar een meer eenvormige inschaling van zorgnood, de inschaling via de BelRAI-screener, het automatisch toekennen van rechten, en een loket waar men terechtkan voor alle rechten en dossiers. De zorgverzekering wordt grotendeels ongewijzigd overgenomen. De sanctie ‘opschorting met verlies van rechten’ wordt geschrapt. Verder wordt gezorgd voor de decretale basis om de wachttijd in Brussel terug te brengen tot vijf jaar. Ook de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt overgenomen en gekoppeld aan het nieuwe Vlaamse verzekeringsmodel waarbij rechten gekoppeld zijn aan een premie van 25 of 50 euro. Ten derde wordt vanaf september 2016 een basisondersteuningsbudget uitbetaald ingevolge dit decreet. Grote wijzigingen worden met dit decreet niet beoogd. Dat zou op twee jaar tijd ook niet realiseerbaar zijn. In eerste instantie wordt ingezet op continuïteit, vereenvoudiging en automatisering. Kortom: met dit decreet zetten we een stap naar een efficiënter Vlaanderen voor de zorgbehoevende persoon.
Het decreet is een kaderdecreet dat later zal worden aangevuld met nieuwe pijlers. In een volgende fase worden ook andere onderdelen in de Vlaamse sociale bescherming ondergebracht: de financiering van de woonzorgcentra, de mobiliteitshulpmiddelen, de revalidatie, de psychiatrisch verpleegtehuizen, initiatieven beschut wonen en de financiering van de thuiszorg.
Dit zal vanuit dezelfde filosofie van regie over de eigen zorg, vereenvoudiging en automatisering uitgebouwd worden. Bij het ontwerp van decreet zijn zowel vanuit de meerderheid als de oppositie amendementen ingediend. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, de Open Vld-fractie toont zich tevreden met dit ontwerp van decreet. De omzetting van de zorgverzekering in de Vlaamse sociale bescherming en de integratie van de nieuwe bevoegdheden die zijn overgekomen in het kader van de zesde staatshervorming, zijn een niet te onderschatten operatie die over de hele legislatuur heen zal gebeuren.
Met dit decreet zetten we de eerste stap en geven we de Vlaamse sociale bescherming een eerste inhoudelijke invulling met de inkanteling van de reeds bestaande Vlaamse zorgverzekering en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden die geregionaliseerd werd. We voeren ook het basisondersteuningsbudget in als component.
Vanuit onze partij zijn we blij met de basisprincipes van het ontwerp van decreet, in het bijzonder met het principe van de zorg op maat die gegeven kan worden en het engagement om maximaal via persoonsvolgende financiering de regie in handen van de mensen te geven. Dit zijn zeer liberale principes. Voeg daaraan toe dat we gaan voor maximale efficiëntie en maximale automatische toekenning van rechten. We hopen dat we op die manier een stap vooruit zetten ten voordele van de patiënt en, ook belangrijk, van zijn of haar mantelzorger. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, we hebben hier in de commissie een lang debat over gevoerd en het is niet de bedoeling om dit hier over te doen. Ik wil de essentie van de kritiek van Groen op dit ontwerp van decreet herhalen. Ik wil teruggaan naar de conceptnota die aan de basis van dit ontwerp lag. Daarin waren de contouren voor een nieuw Vlaams sociaal beleid uitgezet. We hebben daar een heftig debat over gevoerd. In sommige dingen konden we ons vinden, in andere niet.
Hoe moet het nieuwe huis dat we willen bouwen, eruitzien? Dat is een boeiend debat. Wat ligt er nu op de tafel? Dit is een ontwerp van decreet waarin wat al bestaat op verschillende plekken of al is goedgekeurd, wordt verankerd. We hebben al een zorgverzekering. We krijgen de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden erbij. Dat komt erbij als een bijbouw. Er komt een basisondersteuningsbudget, en ook dat zetten we erbij. In plaats van een mooi nieuw huis te bouwen, doet u aan Vlaamse koterij en zet u een aantal uitkeringssystemen naast elkaar. Dat is een gemiste kans.
Als de bomma binnenkort zorg nodig heeft, dan kan ze aankloppen bij de zorgverzekering en bij de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Dat zit onder dezelfde Vlaamse sociale bescherming. Ze zal op twee plaatsen eventueel een uitkering kunnen krijgen of niet. Het is niet transparant en niet eenvoudig. Het is ook niet wat de mensen nodig hebben. Voor ons staat centraal dat wie zorg nodig heeft, die ook krijgt. Dat is ook het federale model van de sociale zekerheid: wie ziek is, krijgt geneeskundige zorg. Het uitgangspunt zou ook hier moeten zijn dat wie zorg nodig heeft, welzijnszorg krijgt. Het uitgangspunt van dit ontwerp van decreet was echter dat er een staatshervorming is die uitgevoerd moet worden. Dat is te weinig ambitieus.
Ik wil nog even herhalen wat het ‘groene’ huis is, hoe Groen graag het nieuwe huis van de Vlaamse sociale bescherming had gezien. In dat model worden er bijdrages geleverd in functie van de draagkracht: mensen die meer verdienen, betalen meer bijdrages, en mensen die minder verdienen, betalen minder bijdrages. Dat is anders dan bijvoorbeeld de zorgverzekering, waarbij iedereen 50 euro betaalt. Dat is voor sommige mensen veel geld. Voor andere mensen is dat draagbaarder. We willen ook een model waarin het budget dat iemand krijgt, geen forfaitair bedrag is. Ook bij de zorgverzekering krijg je 130 euro, of je nu in een rusthuis zit of je een beetje zorg nodig hebt. Iedereen krijgt hetzelfde bedrag. Dat is geen zorg op maat. De ene persoon heeft meer zorg nodig dan de andere en dus heeft de ene meer ondersteuning nodig dan de andere. Dat is zorg op maat, maar dat zien we niet in dit model. Dit is het voortzetten van wat er al is.
Er zijn een aantal mooie woorden en plannen, zoals eigen regie, automatische rechtentoekenning, maar in de praktijk is het vooral de voortzetting van wat al bestaat. We zien vooral de kracht van de status quo. Dat is niet de groene visie op zorg. Daarom zullen we dit ontwerp van decreet niet goedkeuren.
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, deze eerste aanzet naar een volwaardige Vlaamse sociale bescherming komt voor het Vlaams Belang geen dag te vroeg. Sinds 2014 zijn een aantal zorgbevoegdheden immers overgedragen van het federale niveau naar Vlaanderen, in het kader van de zesde staatshervorming. In deze Vlaamse sociale bescherming zou heel veel vervat moeten zitten. Mevrouw Coppé heeft daarnet al een opsomming gegeven.
Het zal u niet verwonderen dat dit voorliggend ontwerp van decreet voor het Vlaams Belang niet meer is dan een eerste aanzet om eindelijk werk te maken van een eigen Vlaamse sociale zekerheid. Het spreekt voor zich dat daarvan enkel sprake kan zijn als alle onderdelen van de sociale zekerheid worden overgeheveld naar Vlaanderen.
Daarnaast heeft onze partij altijd gesteld dat er nood is aan een zorg op maat. Wij durven te hopen dat er met dit ontwerp van kaderdecreet daaraan een verdere invulling kan worden gegeven. Het zou immers al te gemakkelijk zijn om te stellen dat de wachtlijsten in de ouderenzorg of de gehandicaptenzorg nu zouden zijn weggewerkt.
Minister, er is dus nog heel veel werk aan de winkel. Wij kijken dan ook uit naar de verdere initiatieven die u daar verder rond zult nemen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, we hebben tot nu toe een aantal relatief korte betogen gehoord. Nochtans zou je op basis van de agenda kunnen besluiten dat we hier een heel belangrijk moment meemaken. Op de agenda staat ‘ontwerp van decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming’. Dat klinkt wel. Louter op basis van de agenda moet je zeggen dat je hier een momentum zou kunnen creëren, een moment zou kunnen meemaken waarin twee grote politieke stromingen die de Vlaamse politieke geschiedenis hebben gekenmerkt, een stuk tot een synthese komen: de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en de strijd voor een degelijk sociaal stelsel voor herverdeling, voor een goed welzijns- en gezondheidsbeleid dat toegankelijk is voor iedereen.
Het zou dus, op basis van de agenda, een heel belangrijke dag kunnen zijn. Een dag waarop er elektriciteit in de lucht hangt, waarop we de debatten net iets intenser voeren. Zo’n dag, mijnheer Somers, waarin u met licht bezwete handen iets bewuster op de stemknop duwt, in de wetenschap dat we blij mogen zijn dat we hier volksvertegenwoordigers zijn, dat we een steen kunnen verleggen in de rivier, dat we een beetje geschiedenis schrijven in de hoop dat een volgende generatie opzoekingswerk doet, terugkijkt en zegt: “Toen hebben ze dat vastgelegd.” Louter op basis van de agenda, ‘ontwerp van decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming’, zou je deze suggestie kunnen hebben.
Veel mensen zouden die verwachting kunnen bijtreden. Heel veel mensen zouden ons daarin steunen om dat groot momentum te creëren. Vlaanderen heeft hier effectief een unieke kans om te bouwen aan een eigen stelsel van sociale bescherming. Dat is ook hard nodig. Steeds minder mensen kunnen met hun pensioen de rusthuisfactuur betalen, steeds meer mensen met een beperking wachten op gepaste zorg. In een welvarende regio als Vlaanderen moet iedereen een beroep kunnen doen op de zorg die hij of zij nodig heeft, op de manier die hij of zij wil.
De zesde staatshervorming – er is al naar verwezen – bood hier vandaag inderdaad een uniek perspectief. 4,2 miljard euro werd overgedragen aan de gemeenschap. Daarmee werd de post Welzijn bijna tot op het niveau getrokken van Onderwijs, voordien historisch de grootste post binnen Vlaanderen. Het Vlaamse budget werd ook groter dan het federale budget. Dat is een immense operatie. Met dat budget zou je ook heel wat kunnen doen om die grote en nog groeiende behoefte aan zorg in Vlaanderen te lenigen.
En als je even terugkijkt naar de krantenartikels uit die periode, zie je titels die zeggen ‘Vlaanderen kan nu een eigen beleid gaan voeren, van de wieg tot in het rusthuis’. Een eigen beleid, gebaseerd op een eigen visie.
Er waren ook sociale bewegingen die ons vroegen om die kans te baat te nemen om die operatie herverdelend te maken, om er armoede mee te bestrijden, om op die manier ook de mogelijkheid te bieden om de broodnodige sociale bescherming in Vlaanderen nog te versterken. Samen met vele anderen heeft mijn partij, sp.a, er ook voor gepleit om een stevig stelsel op te zetten, gebaseerd op solidariteit, op nabijheid, op preventie en op vraagsturing. Minister, ik heb het daarbij graag over een beschermingsbiotoop, waar alle onderdelen op elkaar inwerken. Wat we doen voor iemand met een beperking, is immers ook heel vaak batig voor iemand die zorg nodig heeft op oudere leeftijd. Een systeem waarbij hulpmiddelen soepel en op maat ter beschikking worden gesteld, is nuttig voor iedereen die die op dat moment nodig heeft. Wat je voor het ene doet, werkt vaak besparend bij het andere.
We willen er dus voor zorgen dat mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen, zo lang mogelijk, zo veel mogelijk in hun eigen omgeving, via betaalbare thuishulp, via assistentie, maar ook door die hulpmiddelen ter beschikking te stellen, ook door aanpassingen mogelijk te maken. Wie toch naar een rusthuis of een zorginstelling gaat, zou nooit mogen gaan bedelen bij zijn kinderen om de factuur betaald te zien. We laten ook de zorgbehoevende zelf mee bepalen hoe de zorg er precies zal uitzien. Dat, collega’s, veronderstelt een heel krachtig engagement, een medebeheer ook van alle actoren, zeker ook van zorgkassen en ziekenfondsen. Het is immers gebleken dat dat een van de belangrijke kritische succesfactoren is van de federale sociale zekerheid: wie mee in de cockpit zit, laat een vliegtuig niet crashen.
Daar schept dit ontwerp van decreet wel degelijk het kader voor. Het probleem is dus niet zozeer de inhoud van het ontwerp. Er staan immers nog wel een paar goede principes in, zoals de automatische toekenning van rechten, een performant systeem of zorg geven aan wie het nodig heeft. Dat zijn op papier prima doelstellingen, maar, laten we eerlijk zijn, vandaag ook alleen maar vrome voornemens. Dát is het probleem: het gebrek aan ambitie van deze regering, het gebrek aan ambitie ook van u, minister. Daardoor ontstaat er zo’n groot contrast tussen noden en verwachtingen, tussen de agenda en het dossier. Het is niet zo dat dit contrast te wijten is aan een gebrek aan ideeën. Integendeel, er waren heel veel verschillende ideeën, vooral bij de meerderheidspartijen. We waren in de commissie herhaaldelijk getuige van hoogoplopende meningsverschillen over heel fundamentele zaken met betrekking tot dit dossier.
Het is die onenigheid die ertoe heeft geleid dat men nu, omdat 1 januari in zicht komt, heel snel moet doen wat absoluut nodig is om een aantal dingen geregeld te krijgen, niet om de noden van onze burgers te lenigen. Dus schuift men nu de zorgverzekering in de Vlaamse sociale bescherming. Ik ben er zeker van dat heel veel mensen zich zullen afvragen waarom ze nu plots 50 euro moeten betalen. Dus schuift men nu onveranderd de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden in de Vlaamse sociale bescherming. Dus haalt men het basisondersteuningsbudget voor mensen met een handicap uit de persoonsvolgende financiering, schuift men het hierin en bevriest men het op 300 euro. Daarmee zal men vandaag moeten rondkomen, maar eigenlijk ook voor onbepaalde tijd. Uit het debat is immers gebleken dat ter zake wetens willens niet in indexering is voorzien. Dat vind ik echt een pijnpunt. Met andere woorden, we starten vandaag en elk jaar opnieuw zal dat bedrag een stukje minder mogelijk maken dat mensen met een handicap zelf hun leven gaan organiseren. Minister, als ik daar nog aan toevoeg dat we starten met een kleine groep, maar dat het hoogst onzeker is waar we naartoe gaan met minderjarige mensen met een handicap, dan vind ik dit absoluut een pijnpunt in dit ontwerp van decreet.
Laten we immers eerlijk zijn, als 50 procent van de senioren zijn of haar rusthuisfactuur niet kan betalen, is het onbegrijpelijk dat de regering, dat de meerderheid zou weigeren om een maximumfactuur in de ouderenzorg in te voeren. Minister, als het u menens is om mensen met een beperking volwaardig te laten deelnemen aan de samenleving, waarom wordt dat basisondersteuningsbudget dan bevroren op een niet-geïndexeerde 300 euro, als we zien dat de levensduurte toch ook stijgt voor mensen met een handicap?
Als we een echte solidaire en eerlijke Vlaamse beschermingsbiotoop willen laten groeien, waarom dan mordicus vasthouden aan een oneerlijke forfaitaire zorgpremie die voor iedereen nagenoeg identiek is?
Vandaag roepen we een systeem in het leven dat het voor een Brusselaar moeilijker maakt onder Vlaamse sociale bescherming te komen dan voor een EU-onderdaan. Het moet me dan van het hart dat we enkele pijnpunten en gemiste kansen hebben.
En dus, collega’s, keurt u vandaag niet de Vlaamse sociale bescherming goed; u keurt een decreet goed dat aankondigt dat er ooit een decreet komt. En in afwachting blijft alles zoals het was. In het Vlaanderen van de wachtlijsten is dat echt geen goed nieuws. Hoe we in de toekomst zullen omgaan met ouderenzorg, met hulpmiddelen voor mensen met een beperking, met revalidatie of met geestelijke gezondheid: het blijft koffiedik kijken, en dat baart ons zorgen.
Ik hoop dat we wat meer ambitie aan de dag kunnen leggen om Vlaanderen die broodnodige sociale bescherming te bieden. We hebben al een aantal amendementen ingediend. We gaan ze opnieuw indienen. Het zijn voorstellen waarvan we denken dat het nuttig is dat we er vandaag al mee op het fundament, op de eerste steen willen voortbouwen. Ik hoop oprecht dat we het debat kunnen voeren op basis van die amendementen en niet op basis van de vraag of ze uit de oppositie, dan wel uit de meerderheid komen. We gaan een amendement indienen – collega Bertels zal het toelichten – over een maximumfactuur in de ouderenzorg en een amendement dat mogelijk maakt de 300 euro voor personen met een handicap te indexeren als het nodig is.
Als ik heel dit proces in één zin moet samenvatten, vond ik inspiratie in de geschiedenis. Minister, ik weet niet of u het hebt meegemaakt, onze voorzitter zeker wel, maar er was een tijd waarin de katholieke kerk boeken beoordeelde. Verboden boeken werden op de index gezet. Die kon je niet lezen. Andere kregen de stempel: nihil obstat. Er belet niets om dit te lezen. In slecht Latijn schreven studenten er al eens bij: quod nihil instat. Er belet niets omdat er niets in staat.
Dat gevoel heb ik ook een beetje bij dit ontwerp van decreet. We leggen een eerste steen, en we willen graag die eerste steen mee met u leggen, maar we willen veel sneller en concreter de rest van het huis vorm geven. Omdat mensen daar nood aan hebben, maar ook omdat we weten dat de onenigheid in de regering er wel eens zou kunnen toe leiden dat na deze legislatuur het huis een hele andere vorm krijgt dan waar we vandaag naar zitten te kijken.
Dus ja, we willen graag mee die eerste steen leggen en voortbouwen. Maar dat zal geen afbreuk doen aan onze kritiek, minister. We zullen dus van u nooit willen horen: ja, maar, u hebt toch meegestemd, als we het hebben over het oneerlijk zijn van forfaitaire bijdragen. Dat zeggen we nu, dat zullen we later ook blijven zeggen. We zullen nooit van u aanvaarden: ja maar, u hebt het toch goedgekeurd, als we wijzen op de tekortkomingen van het basisondersteuningsbudget, het bevriezen van die 300 euro, het niet bereiken van minderjarigen. We zullen van u nooit die kritiek aanvaarden als het gaat over de maximumfactuur of over het feit dat u hulpmiddelen in twee aparte systemen giet, in plaats van voor een eenvoudig systeem te zorgen.
Voor de staatshervorming hadden we twee systemen voor hulpmiddelen; na de staatshervorming hebben we nog twee systemen voor hulpmiddelen. Het is echter belangrijk dat dit huis op een brede basis kan rekenen. Een volksverzekering is een zodanig belangrijk project dat het niet alleen het project kan zijn van een tijdelijke meerderheid. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mijnheer Van Malderen, ik ben zeven jaar ouder dan minister Vandeurzen. U denkt misschien dat ik voor de Tweede Wereldoorlog ben geboren, maar dat is niet het geval. (Gelach)
De heer Persyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, voor mijn fractie is het vandaag wel een belangrijke dag. We zetten wel een belangrijke stap in de richting van een solide Vlaamse sociale bescherming, en op termijn een echte Vlaamse sociale zekerheid.
Zoals de collega’s geschetst hebben, is het een kaderdecreet waarin verschillende tegemoetkomingen, rechten en premies voor personen met een lange zorg- of ondersteuningsnood in één stelstel worden gebracht. Voor onze fractie zijn transparantie en vereenvoudiging daarbij heel belangrijk, net als zorg op maat. Wie langdurige zorg nodig heeft, moet niet nodeloos tijd verliezen. We zijn ook voor de automatische rechtentoekenning: mensen moeten niet regelmatig zelf de procedures overdoen.
We hadden vorige week de discussie over de mantelzorg. We denken dat de sociale bescherming ook de aspecten van mantelzorg volledig in rekening zal brengen. We weten dat de Vlaamse sociale bescherming zal worden uitgevoerd door de zorgkassen, en als u zegt dat er hevige discussies geweest zijn, doelt u wellicht daarop. Welnu, ook daar kan mijn fractie zich volledig achter scharen, op voorwaarde, en dat is in de discussies telkens aan bod gekomen, dat de zorgkassen transparant, efficiënt, klantvriendelijk en vraaggericht werken. We hebben van de minister die garanties gekregen, en de spelregels die uitgeschreven zijn, zullen in de toekomst nauwlettend gevolgd worden, en wij gaan ervan uit dat die ook gerespecteerd worden.
In tegenstelling tot – wat ik zou noemen – uw polemisch pessimisme zijn wij voor een constructief voluntarisme, mijnheer Van Malderen. Dat is misschien ingegeven door het feit dat wij – de N-VA-leden in de commissie Welzijn – vooral vanuit de zorg zelf komen. Een van de vuistregels is dat we de mensen nooit bang maken als we hen willen beschermen en verzorgen. Als ik één verwijt heb aan u, dan is het dat u dat al te vaak doet: de buitenwacht – en dat is wellicht ingegeven door electorale overwegingen en gespin – bang maken. Hier ligt iets geweldigs voor. Deze regering hakt eens te meer de knoop door en zet een grote werf in de steigers.
Wij zullen, zoals ik daarnet zei, vasthouden aan de vastgelegde spelregels en principes. Ik heb ze net genoemd: efficiëntie, zorg op maat, transparantie, klaarheid. We zullen die leesbril ophouden. Mijn fractie zal volmondig het ontwerp van decreet goedkeuren. Wij kijken ernaar uit. We gaan met volle goesting participeren in de volgende stappen in het traject. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, ook onze fractie is tevreden met het ontwerp van decreet dat een belangrijk aspect van ons verkiezingsprogramma en van het Vlaams regeerakkoord uitvoert. Dat de Vlaamse Regering het pad van de geleidelijkheid bewandelt door nu alvast in een eerste fase te zorgen dat zowel de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden als de zorgverzekering geregeld wordt, is een goede zaak.
We weten dat we niet starten, wat de Vlaamse sociale bescherming betreft, van een wit blad. CD&V heeft altijd een voortrekkersrol gespeeld in dezen. Dan denken we vooral aan het ontstaan in 1999 van de Vlaamse zorgverzekering.
Er is de kritiek van de oppositie dat het ontwerp van decreet weinig inhoud heeft. Collega’s hebben het hier al verwoord, en ook al in de commissie: het is een eerste fase. Zoals de minister in de commissie terecht meermaals heeft gezegd: om het volledig ontwerp van decreet uit te rollen, is nog bijkomend wetenschappelijk onderzoek nodig, en wij zijn net als de coalitiepartners verheugd dat er nu een eerste stap kan worden gezet. We hopen om verder te kunnen meewerken om in de loop van de legislatuur het ontwerp van decreet volwaardig uit te bouwen. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik wil de collega’s oprecht danken – en dat zeg ik niet bij wijze van formaliteit – voor de discussies, ook in de commissie, niet alleen naar aanleiding van de formele tekstbespreking, maar ook naar aanleiding van de discussie over de conceptnota. Een aantal bekommernissen die leven en die betrekking hebben op het bredere perspectief dat wij vanuit onze nieuwe Vlaamse bevoegdheden moeten kunnen geven aan een goede toegankelijke zorg voor mensen die nood hebben aan zorg, deel ik natuurlijk.
Het decreet herneemt inderdaad, zoals een aantal onder u hebben naar voren gebracht, een aantal bestaande systemen en voegt daar de regeling van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden aan toe.
Het is natuurlijk tegelijkertijd ook het fundament waarop de volgende ontwikkelingen moeten kunnen plaatsvinden. Er is een timing die ons is opgelegd door de zesde staatshervorming. Dat wil zeggen dat er een systeem moet zijn om de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden te kunnen uitkeren vanaf 2017. Nu kun je heel veel discussie hebben over het concept, maar we moesten in ieder geval – ook de andere gemeenschappen – een formule zoeken om deze overdracht van bevoegdheden op een goede manier te kunnen realiseren. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat door een wettelijk kader te creëren, door de continuïteit te verzekeren en door een aantal zaken te hergroeperen in dit decreet, het kader is gecreëerd voor de ontwikkelingen die in de volgende jaren en wellicht volgende legislatuur nog zullen doorgaan.
Collega’s, ik hoor af en toe pleiten voor een meer geïntegreerde benadering van de zorgverzekering, de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Er worden een aantal suggesties gedaan. Voor mij zijn dat pertinente vragen en denkoefeningen, maar ze moeten wel op een zorgvuldige manier kunnen gebeuren en inschalingsinstrumenten herijken en een nieuwe methode van inschaling, liefst unieke inschalingsmethoden met afgeleide automatische rechtentoekenning, ontwikkelen. Dat doen wij niet op enkele maanden, daar heb je echt wel het nodige wetenschappelijke ondersteunende werk voor nodig. Wij hebben het steunpunt heringericht om ons wat dat betreft te helpen. Ik ben ervan overtuigd dat dit ontwerp van decreet, als dat door u wordt goedgekeurd, daarmee een baken zal zijn waarop heel wat discussies rond de positionering van revalidatie, ouderenzorg, psychiatrisch verzorgingstehuis (pvt) en hulpmiddelen verder kunnen worden gepositioneerd.
In die zin besef ik heel goed dat dit een eerste decreet is en heb ik steeds aangekondigd dat we, uiteraard in deze legislatuur, aan het parlement nog een tweede, breder ontwerp van decreet zullen voorleggen.
Ik wil nog een kleine opmerking maken ten aanzien van degenen die vragen waarom het BOB nu in het decreet moet. In het vorige decreet op de persoonsvolgende financiering stond uitdrukkelijk vermeld dat die uitkering op deze manier zou gebeuren. Dan is het natuurlijk logisch dat je dat op deze manier integreert in het hele verhaal.
Voor mij is het dus een eerste stap. Mijnheer Persyn, ik wil u uitdrukkelijk aanspreken als u zegt dat de mantelzorg een cruciaal element is, ook in dit verhaal. Dat is ook zo. Als wij naar unieke inschalingsinstrumenten kunnen gaan, dan kunnen we daarin de positie van de mantelzorg ook beter plaatsen en kunnen we zorgen dat zorgverstrekkers op diezelfde manieren een zorgplan maken en daarin, afgeleid, inschalingsinstrumenten meenemen, zodat ze ook inderdaad die positie van de mantelzorger beter kunnen opnemen. Ik ben het er helemaal mee eens. Proberen zoveel mogelijk unieke inschalingsinstrumenten te ontwikkelen – en dat zal niet helemaal lukken want elke zorgvraag is een stukje specifiek –, proberen automatische rechtentoekenning te organiseren en een uniek aanspreekpunt of een loket organiseren, dat zijn toch fundamentele voorwaarden om een zorg uit te bouwen voor een langdurige ondersteuning van mensen met een zorgvraag, of ze nu veroorzaakt is door een chronische ziekte, een handicap of ouderenzorg. Ik denk dat dat wezenlijke bestanddelen zijn. In deze zin vind ik het ontwerp van decreet een belangrijke start voor de ontwikkeling van onze eigen Vlaamse sociale bescherming.
Ik wil kort nog op een aantal zaken reageren. Ik merk dat de N-VA plots heel enthousiast is over het ontwerp van decreet terwijl ze er toch een vrij fundamentele kritiek op hebben geuit in het traject ernaartoe. Ik hoor een aantal argumenten, transparantie bijvoorbeeld. Een ouder of iemand met een zorgnood drie verschillende soorten uitkeringen voorschotelen vind ik weinig transparant. Automatische rechtentoekenning zegt u, terwijl we nu al weten dat voor het BOB er te weinig budget is om het aan iedereen beschikbaar te stellen, dus is de groep alvast verkleind. Dat is geen automatische toekenning, dat is beperking van wie het krijgt. Er is vanalles voor mantelzorgers: ik zie niet wat er in dit decreet gebeurt voor mantelzorgers. Ik hoor de minister spreken over het inschalingsinstrument daartoe, terwijl de onderzoekers net zeggen dat ze het element van het inschalingsinstrument nog niet hebben opgenomen en dat het nog moet worden uitgewerkt.
Wat de zorgkassen betreft, zegt u dat de minister u helemaal heeft gerustgesteld dat het transparant, efficiënt en vraaggericht zal zijn. Misschien heeft de minister daar met u een geheim gesprek over gehad, maar in dit ontwerp van decreet staat weinig anders dan wat daarover in de conceptnota stond, waarop u zo’n felle kritiek had.
Minister, u erkent eigenlijk onze kritiek vanuit de oppositie dat dit een status quo is. U zet voort wat er is. U verwijst naar de deadline van de staatshervorming. Die staatshervorming is niet meer van gisteren, die is toch al van een paar jaar geleden. Toen was iedereen enthousiast over wat de mogelijkheden allemaal zouden zijn, maar ondertussen moeten we vaststellen dat we in die paar jaar niet de fundamentele debatten hebben kunnen voeren die gevoerd moeten worden en dat we niet de stappen hebben kunnen zetten die we kunnen zetten.
Nu pas wordt er een steunpunt opgericht, als dit ontwerp van decreet in uitvoering is. Het moest er al twee jaar zijn. Hetzelfde voor het debat rond thuiszorg: al tien jaar lees je in de verslagen van dit parlement dat we een debat moeten hebben over hoe we de thuiszorg organiseren enzovoort, maar het gebeurt niet. Het komt er niet. U verliest heel veel tijd, en dan moeten wij vandaag blij zijn met een beetje Vlaamse koterij, waarbij bestaande systemen naast elkaar blijven bestaan. Dit is niet wat het moet zijn. Dit is niet wat het had kunnen zijn, dit is een gemiste kans.
Minister, net als collega Van den Brandt aanvaard ik uw motivering die u uit de chronologie van de zesde staatshervorming haalt, niet. Het is de onenigheid binnen uw meerderheid die ertoe heeft geleid dat er een hele periode aan tijd verloren is gegaan, waardoor we nu over een minidecreet moeten stemmen, dat inderdaad dan een eerste stap is, maar een stap die volgens ons niet groot genoeg is, omdat hij groter had kunnen zijn en, afgaande op de behoeften, groter had moeten zijn.
Ik ben mij wel bewust van het feit dat we inderdaad in een veel grotere werf zitten. U en mevrouw Coppé verwijzen naar wetenschappelijk onderzoek – ‘fair enough’. Ik zou daar kunnen aan toevoegen dat men er in hoorzittingen voor gepleit heeft om ook eens heel goed te kijken naar het mattheuseffect dat we mogelijk zouden kunnen oproepen enzovoort. Er zijn dus heel veel aspecten aan, die we in het kader van een grotere werf op een volgend moment zouden kunnen bespreken.
Al die zaken beletten echter niet dat we vandaag al de stappen kunnen zetten die nodig zijn en die we effectief ook kunnen zetten. Wij zijn als oppositie zelfs bereid om ze u voor te leggen, in de vorm van twee amendementen: eentje rond de indexering van het basisondersteuningsbudget, de 300 euro, en eentje in het kader van de maximumfactuur. Dat beantwoordt aan problematieken die niemand betwist. Ik vind dat een bijzonder constructieve houding, collega Persyn. Het is net vanuit dat voluntarisme, omdat we willen beantwoorden aan de noden die er zijn, omdat we ons zo constructief willen opstellen, dat we u die twee amendementen voorleggen. Ik ga er dan ook van uit, collega Persyn, aangezien we het constructief voluntarisme delen, dat u straks even constructief zult zijn en die amendementen goedkeurt.
Wij zijn altijd voluntaristisch, maar ik kan u niet meer volgen, mijnheer Van Malderen. U hebt daarnet brandhout gemaakt van het basisondersteuningsbudget als onderdeel van de Vlaamse sociale bescherming. En nu pleit u voor indexering. Nu pleit u eigenlijk, met alle respect voor de noodzaak van een indexering, voor een kleine cosmetische ingreep op iets dat u daarnet hebt afgekraakt. Ik zal uw amendement daarom al niet steunen.
Bovendien hervalt u – ik zal het misschien wijten aan uw beider jeugdige leeftijd – in dezelfde zonden van problematiseren en polemiseren. Hier ligt een grote werf voor u, u erkent het zelf. Grijp die mee aan. Laat ons die samen uitbouwen.
Ik heb mij vorig jaar inderdaad fel geroerd in de commissie. Ik daag iedereen uit om de verslagen erop na te lezen. Ik heb noch collega Van den Brandt, noch uzelf toen horen participeren aan de discussie. We zijn nu een jaar verder. Wat wij als meerderheid niet doen, maar Groen en uw partij misschien wel, is voortdurend herkauwen. Wij gaan vooruit. Wij hakken knopen door. Wij zetten belangrijke stappen op weg naar een beter Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
Goede collega Persyn, misschien moet u de verslagen er toch eens goed op nalezen. Bij de bespreking van de conceptnota hebben we al de kritiek geuit die we hier geuit hebben – ikzelf ook, trouwens. We zagen de bui toen al hangen.
Over het basisondersteuningsbudget slaat u de bal toch echt wel mis. Ik raad u aan om de notulen van deze vergadering heel goed na te lezen.
Wat is de realiteit? In de vorige legislatuur hebben we het decreet Persoonsvolgende Financiering mee opgesteld. Je kunt kritisch zijn ten aanzien van dat compromis – dat woord is hier vandaag al een paar keer gevallen –, maar er zitten een paar belangrijke antwoorden in op noden die zich stellen. Waar ik het echter veel moeilijker mee heb, is de manier waarop deze legislatuur, deze regering, deze meerderheid invulling geeft aan de transitie in de sector van personen met een handicap. Door het feit dat we moeten vaststellen dat er absoluut geen zekerheid is over de manier waarop we zullen omgaan met minderjarigen, door het feit dat we moeten vaststellen dat het bedrag wordt vastgeklikt op 300 euro en dat er geen bijkomende budgetten zijn, hoewel uw partij gepleit heeft voor meer rechtstreeks toegankelijke hulp, door het feit dat er geen uitbreiding is waar het gaat over minderjarigen, kun je toch alleen maar tot de vaststelling komen dat voor een hele grote groep mensen die 300 euro voor een heel lange tijd het budget zal zijn waarmee ze het zullen moeten rooien. Als je dat bedrag ook nog eens niet indexeert, dan haalt u – niet wij – de bodem zelf uit het vat dat nodig is om die hervorming door te voeren. Dat is de realiteit, mijnheer Persyn. Ik brand het BOB dus niet af. Waar ik kritiek op heb, is de manier waarop er mee wordt omgegaan en dus probeer ik constructief voluntaristisch vandaag ervoor te zorgen dat u die fout niet maakt. Dat is in het belang van al die personen met een handicap.
Mijnheer Persyn, u hebt ons tot twee keer toe verweten dat de oppositie niet gewoon klapt en enthousiast is en blij is en dat wij mensen bang maken en onrust stoken. Ik kan uw exacte woorden niet herhalen, maar ze zullen wel in het verslag staan. Ik vind dat een bijzonder moeilijke kritiek. Het is niet omdat ik jong ben dat ik klakkeloos wil aanvaarden wat er is. Dit is geen ontwerp van decreet dat wij kunnen steunen.
Een van uw elementen is het BOB. U wilt ons amendement niet steunen omdat u niet akkoord gaat met het feit dat we oppositie hebben gevoerd. Groen heeft van in het begin vragen gehad bij het basisondersteuningsbudget. 400 euro is voor de ene veel, voor de andere is het te weinig. Wij willen mensen een budget op maat geven. Wij hadden een bondgenoot. De bondgenoot in de campagne was de N-VA. De N-VA heeft mee campagne gevoerd tegen het basisondersteuningsbudget. In jullie programma staat dat het geen goede manier van ondersteunen is. Nu verwijt u ons dat wij dat nooit hebben gezegd. U keurt nu een systeem goed om dit te verankeren. Het is er nu en het wordt dus uitgevoerd. Wij vragen om, als je het uitvoert, de bedragen alstublieft te indexeren zodat de 300 euro mee stijgt met de levensduurte. Dat is een eenvoudige vraag, en dit niet willen goedkeuren omdat u het niet terecht vindt dat sp.a nog commentaar geeft op het BOB omdat ze het de vorige legislatuur hebben goedgekeurd, vind ik flauw en kort door de bocht. (Applaus bij Groen)
U zegt ook dat we in de commissie te weinig te horen waren en te weinig hebben gedaan. Ik nodig iedereen uit om de verslagen na te lezen, niet enkel die van de laatste maanden maar die van de laatste jaren. Dit is het samenkomen van heel veel en heel lange debatten. Het verbaast me dat hier zoveel enthousiasme is voor iets wat echt de kracht van de status quo is, het behouden van wat is. Hier verandert heel weinig. De mensen die zorg nodig hebben en op wachtlijsten staan, verdienen beter.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 715/5)
– De artikelen 1 tot en met 54 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot toevoeging, aan titel 3, hoofdstuk 2, van een artikel 54/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 715/6)
De heer Bertels heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de woorden van de minister over goede en toegankelijke zorg. We hebben een amendement ingediend, en dat werd door alle leden van de commissie erkend, dat ingaat op een maatschappelijke uitdaging die iedereen aanvoelt, namelijk de betaalbaarheid van de rusthuisfacturen. Neen, mijnheer Persyn, we willen hier geen onrust mee stoken. We willen hiermee net mensen geruststellen dat ze de nodige zorg kunnen krijgen als ze die zorg nodig hebben in een woonzorgcentrum.
Het amendement is inhoudelijk heel simpel. Het zorgt ervoor dat mensen die nu hun rusthuisfactuur niet kunnen betalen omdat ze te weinig inkomen hebben dat in de toekomst wel zullen kunnen. Voor ouderen die nu noodgedwongen financieel moeten aankloppen bij hun familie of kinderen of bij het OCMW wordt door dit amendement de mogelijkheid gecreëerd om de rusthuisfactuur te begrenzen naargelang van hun inkomen. Hoe dat onrust zaaien bij de mensen is, dat gaat mijn petje te boven. Ik denk dat u dat niet hebt bedoeld. Als u dat hebt bedoeld, dan hebt u het totaal verkeerd begrepen. Maar ik had u zo niet begrepen tijdens de commissiebesprekingen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mijnheer Bertels, houdt dat voorstel van sp.a, gezien uw toelichting, nu eigenlijk in dat men enkel rekening houdt met het pensioen of met het hele vermogen en dus met de totale draagkracht van de oudere die is opgenomen in het woonzorgcentrum?
Ik zal het voor mevrouw Schryvers nog eens herhalen. Wij hebben een berekening gemaakt op basis van de totale draagkracht van de betrokkene. We zijn gekomen op twintigduizend mensen die nu behoefte hebben aan ondersteuning van familie of OCMW. Daarvoor hebben wij een systeem uitgewerkt op basis waarvan zij hun rusthuisfactuur kunnen betalen. Dat is gebeurd op basis van een inkomenstoets. Mevrouw Schryvers, ik heb u in de commissie die techniek proberen uit te leggen, maar ik ben daar blijkbaar niet volledig in geslaagd. Er bestaan verschillende inkomenstoetsen. Dit kan ook worden toegepast op deze maximumfactuur voor de rusthuizen.
Dus gaat wat u in de commissie hebt gezegd over de volledige draagkracht. Dat is iets anders dan wat in jullie communicatie staat. Collega’s, ik heb de avond van de bespreking in de commissie een mooie infografiek van sp.a zien verschijnen. Voor wie deze infografiek niet gezien heeft, wil ik even citeren wat daarin staat: “Een rusthuis mag niet meer kosten dan je pensioen. Punt. Dat is eerlijk.”
Jullie verspreiden dus een boodschap die eigenlijk niet overeenkomt met wat jullie zelf als amendement in de commissie hebben voorgesteld. Dat vind ik pas mensen een rad voor de ogen draaien, collega’s. Dat vind ik echt oneerlijk, in plaats van wat jullie eerlijk noemen.
Jullie stellen dat er 20.000 mensen zijn die de factuur in het woonzorgcentrum niet zouden kunnen betalen. Wij hebben gezegd dat wij ook bezorgd zijn, dat mensen die worden opgenomen in een woonzorgcentrum daar voldoende middelen voor hebben. Er zijn ondertussen al heel wat voorzieningen op Vlaams niveau die daar mee aan tegemoetkomen. Er is zorgverzekering, dat weten jullie: 130 euro voor iedereen die is opgenomen. En er is de tegemoetkoming, de hulp aan bejaarden, die voor de 27.000 mensen die zijn opgenomen in een woonzorgcentrum een bijkomende tegemoetkoming verleent, gaande van 80 euro tot 550 euro per maand.
Mijnheer Bertels, uit cijfers die ik heb opgevraagd over het aantal personen waarvoor de OCMW’s moeten tegemoetkomen, blijkt dat die tendens duidelijk dalend is. Het gaat niet om 20.000 mensen. Het ging in de periode 2009-2012 over 5052 door het OCMW gesteunde bewoners op een totaal van 68.712 bezette bedden. Dat is dus een heel ander cijfer dan die 20.000 mensen die door u worden genoemd. Wij zijn vanzelfsprekend bekommerd om die 5000 mensen. Daarom is het juist dat de OCMW’s tussenkomen. U weet dat er ook een garantie is van een zakgeldregeling. Ik heb nog niemand gehoord die niet in een woonzorgcentrum zou kunnen verblijven omdat een OCMW weigerde – integendeel.
Mevrouw Schryvers, wij hebben het er in de commissie over gehad: u weet dat er nu – wat technici noemen – een ‘non-pick-up’ is: mensen durven niet naar een woon- en zorgcentrum omdat ze met hun eigen inkomen de rusthuisfactuur niet kunnen betalen.
Dat zijn de mensen bij wie jullie paniek zaaien.
Wij geven ze net een geruststelling.
Ze kunnen dat zeker niet als ze met twee tegelijk moeten gaan.
Uw berekeningen doet u waarschijnlijk heel bewust, mevrouw Schryvers. Bij ons gaat het over mensen die een beroep moeten doen op hun familie en/of kinderen, en/of het OCMW, en niet alleen over die vijfduizend van het OCMW, want die hebben al een hele fase moeten doorlopen omdat ze geen voldoende inkomen hebben om hun rusthuisfactuur te betalen. Wij willen ervoor zorgen dat iedereen die rusthuisfactuur kan betalen zonder dat hij of zij moet aankloppen bij andere instanties, maar met het maandelijks inkomen.
Vraagt hierover nog iemand het woord? (Neen)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
– Artikel 55 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 56. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 715/6)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 57 tot en met 91 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.