Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de resultaten van de studie naar de prevalentie van informele zorg in Vlaanderen
Actuele vraag over de daling van de informele zorg in Vlaanderen en de uitwerking van een globaal mantelzorgplan
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, wij, de sp-a-fractie, maar ook u, zijn allemaal voor een zorgzame samenleving. We willen allemaal dat onze grootouders, onze ouders, onze kinderen, onze buren, onze kinderen met een handicap de zorg krijgen die ze verdienen. Het Vlaams welzijnsbeleid is daarvoor een belangrijke hoeksteen en daarin moet u als minister van Welzijn investeren en acties ondernemen. Dat is het uitgangspunt.
Een vaststelling: nu al zijn mantelzorgers heel belangrijk in de zorg voor ouderen, personen met een handicap en chronisch zieken en hun belang neemt nog altijd toe.
Nog een vaststelling, een pijnlijke vaststelling: de vermaatschappelijking van de zorg is een van de pijlers van uw zorgbeleid. Dat kunnen we nog begrijpen, maar een recente studie heeft nog maar eens bevestigd dat we een probleem hebben. Het aantal mantelzorgers daalt en dat steeds kleinere aantal mantelzorgers moet steeds meer taken op zich nemen, steeds langer, steeds meer dagen en ook zwaardere zorgtaken.
Daarom moeten we die mensen heel dringend een perspectief geven. We moeten zorgen voor concrete ondersteuning voor de mantelzorgers. Daarvoor zijn al heel veel initiatieven gelanceerd. Kom op tegen kanker heeft u nog maar enkele maanden geleden meer dan tien concrete beleidsinitiatieven voorgesteld.
Daarom deze heel concrete vraag: wanneer zorgt u ervoor dat de mantelzorgers beter en concreter worden ondersteund dan vandaag het geval is?
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, ik moet het u niet zeggen, maar zorg dragen voor elkaar maakt deel uit van het DNA van onze partij. We kunnen dan ook vaststellen dat er van nu tot 2018 enorm veel bijkomende middelen worden geïnvesteerd in bijkomende woonzorgvoorzieningen en dergelijke, in dagcentra, nachtopvang, dagverzorgingscentra.
Natuurlijk verdient ook mantelzorg de nodige steun en de discussie daarover hebben we al meermaals in de commissie gevoerd. Het is immers niet de eerste keer dat we u daarover ondervragen. Het mantelzorgplan is aangekondigd voor juni 2016.
Het recente onderzoek van Kom op tegen kanker door de Boudewijnstichting toont aan dat een op de vier mensen nog aan mantelzorg doet. De reden waarom het aantal mantelzorgers daalt, kan echter niet meteen worden aangetoond. Er moet wel heel veel informatie worden gegeven en promotie worden gemaakt, zodat de mensen weten waar ze terechtkunnen voor ondersteuning van de zwaar belaste mantelzorger.
Van u wil ik vandaag vooral weten of u reeds contact hebt gehad met de federale collega om na te gaan welke steun voor het mantelzorgbeleid en de mantelzorger in het algemeen daar bestaat.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, ik stond hier vorig jaar ook met een vraag over de mantelzorg en ik sluit me aan bij de vragen van de collega’s.
De problematiek is uitvoerig beschreven en is goed gekend. Mijn partij ondersteunt de vermaatschappelijking van de zorg volop. Dat past in onze filosofie van de versterking van de burger en sluit ook aan bij wat de Vlaamse burger zelf aangeeft. Hij wil zo lang mogelijk zo goed mogelijk thuis blijven.
De cijfers liegen echter inderdaad niet. Een recente SEV-studie, een sociaal-emotionele vragenlijst die peilt naar de waarden en opvattingen over maatschappelijk relevante thema’s, toont aan dat er een vermindering is van de informele zorg. Dat gaat over meer dan alleen mantelzorg. Het gaat ook over occasionele contacten. We weten dat er een spanning is tussen belasting en draagkracht van mantelzorgers en dat geldt ook voor alle informele zorgers.
Ik wil mij aansluiten bij de vraagstellers.
Minister, u hebt al een paar keer aangekondigd dat er een groot nieuw mantelzorgplan komt. Kunt u al een tipje van de mantel oplichten met betrekking tot nieuwe maatregelen voor de ondersteuning van de mantelzorgers?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik wil dat graag doen omdat het thema heel belangrijk is. Wij moeten, binnen onze bevoegdheden maar ook door een appel te doen en samen te werken met andere bestuursniveaus, absoluut proberen om de mantelzorger zo goed mogelijk te ondersteunen. Wij vinden dit idee ook terug in het Vlaams regeerakkoord.
De recente studie die is verschenen, zegt inderdaad dat het aantal situaties waarin mantelzorg gestopt is, stijgt. Het gaat dan om de categorie ‘hulp gestopt in de loop van het referentiejaar’. Die daling is veel kleiner als je het hebt over de groep in lopende zorgsituaties. De studie kan daar geen duidelijke verklaring voor geven. Het punt is dat de mantelzorg in Vlaanderen niet meer de grootste vanzelfsprekendheid heeft die hij een aantal jaren geleden misschien heeft gehad. Dat voelen wij allemaal aan.
U weet dat wij een grote bevraging doen bij vierduizend mantelzorgers. Dat moet ons een inzicht geven in levenssituatie, prioritaire verwachtingen, en dat soort zaken meer. Die studie is zo goed als afgerond.
Mijnheer Persyn, we zijn inderdaad bezig met de redactie van een mantelzorgplan, dat op korte termijn moet kunnen worden gefinaliseerd. Ik wil een aantal dingen die daarin aan bod zullen komen, hier even naar voren brengen.
Wij moeten acties ondernemen om in de samenleving meer ontvankelijkheid en begrip te laten opbrengen voor de situatie van de mantelzorgers. Beeldvorming, informatie die daarover moet beschikbaar zijn, maar ook samenwerking met andere bestuursniveaus zijn uiteraard het issue dat op het federale niveau in het debat over werkbaar werk aan bod moet komen. We bespreken inderdaad met de federale collega bevoegd voor werk het thema van de zorgverloven. Hij heeft daar trouwens een aantal aanzetten voor gedaan in zijn startnota. We organiseren ook een aantal financiële ondersteuningen. U kent de zorgverzekering en het basisondersteuningsbudget, enzovoort. Een aantal zaken moeten financieel duidelijk worden gehonoreerd, zeker als het gaat over de mogelijkheden om daarmee ook de mantelzorg te faciliteren en te ondersteunen.
De tweede grote pijler van dat plan zal erin bestaan om een heel specifieke ondersteuning vanuit het perspectief van de mantelzorger te bekijken. Men moet duidelijke, eenduidige en eenvoudige informatie kunnen verkrijgen. Dat is een van de issues die regelmatig terugkomen. Daarover moeten wij kunnen spreken met patiëntenverenigingen en noem maar op.
Wij moeten inzetten op het idee van de zorgzame buurten. Wij moeten de mantelzorg meer inbedden in lokale sociale netwerken en samenlevingsmomenten. De rol van de dienstencentra zullen wij daarin opnieuw uitdrukkelijk moeten expliciteren, en uiteraard ook de verwachtingen ten aanzien van de lokale besturen in het kader van lokaal sociaal beleid. Het versterken van de sociale cohesie is daarin wat ons betreft zeker aan de orde.
Een derde groot thema dat aan bod zal komen, zal te maken hebben met het respecteren van draagkracht door in te zetten op respijtzorg en dagopvang, op alle mogelijke diensten die wij kunnen organiseren vanuit de professionele wereld om de mantelzorger behoorlijk te ondersteunen. Daarin moeten wij ook lotgenotencontacten stimuleren, kortom een aantal zaken die vanuit de professionele hoek kunnen helpen bij de ondersteuning van de mantelzorger.
Ook de relatie van de mantelzorg tot die professionelen is een belangrijk thema. Hoe kan de partner zijn in dat ondersteuningsplan? Hoe kan de toegang tot gegevens geregeld worden, uiteraard met toestemming van de patiënt of cliënt? Hoe kunnen we op dat vlak ervoor zorgen dat in zorgsituaties in ziekenhuizen dat perspectief van de mantelzorger voldoende mee in de zorgsetting komt?
Dat zijn de grote lijnen die in dat plan aan bod zullen komen en waarrond een aantal concrete acties zullen worden opgebouwd. Ik maak een voetnoot – en we hebben dat wel al eens gezegd: jonge mantelzorgers blijven voor ons een issue dat we zeker met specifieke aandacht moeten benaderen. Het is toch wel een heel bijzondere situatie als je al op jonge leeftijd wordt geconfronteerd met dit soort zorgtaken en zorgvragen.
Ten slotte moet men zich ervoor hoeden het idee te creëren dat dé mantelzorger in Vlaanderen bestaat. Het beeld is veel genuanceerder. Er zijn heel wat situaties, en ook heel wat situaties waarin er sprake is van meer dan één mantelzorger. We zullen dat beeld dus ook voldoende genuanceerd moeten brengen. Ik gaf u hier echter de grote lijnen van het plan dat u mag verwachten van de regering.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar u ontgoochelt me toch echt. Het is alsof de tijd is blijven stilstaan. Ik nodig de collega’s uit om de commissiebesprekingen van mei 2015, dus meer dan een jaar geleden, na te lezen: 90 procent van wat u hier net hebt verteld, is hetzelfde. Er was sprake van vier grote thema’s. U zei dat u nog acties zou moeten ondernemen, dat u nog een duurzaam globaal mantelzorgplan moest maken. Op de Dag van de Mantelzorg van 23 juni 2015 zei u er werk van te zullen maken. Nu zegt u eigenlijk, met de Dag van de Mantelzorg van 2016 over drie weken, dat u er werk van gaat maken.
Neen, minister, het is tijd voor acties. Er zijn concrete initiatieven te nemen. Zorg ervoor dat die mantelzorger perspectief krijgt. Richt dat informatiepunt op. Zorg ervoor dat hij kan participeren aan dat zorgplan met de professionele zorgverleners. Dat kunt u allemaal zelf. Zorg voor psychosociale begeleiding. Dat zijn Vlaamse bevoegdheden. Daarvoor moeten we niet kijken naar de federale overheid voor het sociaal statuut. Dat kunnen we zelf.
U hebt ook altijd aangekondigd een voorstander te zijn van een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid. Hoe past de afschaffing van de eindeloopbaanregeling voor het Vlaams openbaar ambt in dat mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid?
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw antwoord toont eigenlijk aan dat het niet zo simpel is. Wat is een mantelzorger? Dat is een heel brede definitie. Er zijn veel verschillen. Gaat het over jonge mantelzorgers? We hebben hier de resolutie goedgekeurd in het najaar. Als ik u hoor, dan zal daar werk van worden gemaakt.
Natuurlijk kies je er niet voor mantelzorger te worden: dat word je. Dat is nu net het moeilijke. Als men er zelf voor kiest om voor een kind te zorgen, bijvoorbeeld als men oma wordt, dan is dat een keuze en gaat men daarvoor. Mantelzorger zijn is net iets anders: men wordt daar van de ene dag op de andere mee geconfronteerd, men maakt de keuze niet, en dat maakt het net moeilijk om daar een goed beleid voor te voeren. Ik hoor u wel zeggen dat het mantelzorgplan, waarvan u nu reeds enkele facetten hebt prijsgegeven, binnenkort zal kunnen worden besproken in de commissie wanneer het er is. We blijven het belangrijk vinden dat er naar goede oplossingen wordt gezocht, want ik denk dat de draagkracht van mantelzorgers ons beider bekommernis is.
Minister, u stelt me niet teleur. U hebt in vogelvlucht een overzicht gegeven van wat er allemaal op de plank ligt, waarvoor dank. Ik kijk natuurlijk wel uit naar het lang aangekondigde plan.
Detectie is één probleem. Die buurtgerichte werking zal dat verhelpen. Men moet de mensen die problemen hebben met mantelzorg, eerst vinden. Je merkt echter dat er dan vaak nog iets schort met de doorstroming van het aanbod, dus van de hulp die kan worden geboden. Kunt u concreet iets meer zeggen over de maatregelen in het nieuwe plan met betrekking tot een betere informatiedoorstroming, en dan in het bijzonder eventueel de digitale ondersteuning daarvan?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De afgelopen jaren is mantelzorg inderdaad zwaarder geworden. Mensen vinden het meer belastend, vaak omdat men zelf kinderen heeft, of kleinkinderen, waardoor er natuurlijk meer een beroep wordt gedaan op de oma of de opa. Dat maakt het natuurlijk niet evidenter.
Er is ook een moeilijkheid wat de combinatie van arbeid, zorg en gezin betreft. Ik denk dat we daar vooral aandacht aan moeten besteden. Een op de zes personen zegt dat de eisen die de job stelt, de zorg belemmeren, en ook omgekeerd, dat die zorg ervoor zorgt dat men zijn job niet goed meer kan uitoefenen. We weten echter ook dat een professionele activiteit ook een beschermende factor is bij de mantelzorger. Minister, u komt met een mantelzorgplan. Welke richting wilt u uitgaan met betrekking tot die combinatie van arbeid, gezin en zorg?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het model waarbij beide partners gaan werken in een gezin is standaard geworden. Mensen moeten harder werken en langer blijven werken. Dan hoef je geen wiskundige te zijn om te weten dat het aantal mensen dat daarnaast nog zorgtaken opneemt, onder druk komt te staan en zal afnemen. We moeten dus niet enkel een plan hebben om de mantelzorg te ondersteunen maar ook een andere visie op de maatschappij om een zorgzame maatschappij mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat mensen meer tijd en ruimte krijgen om voor elkaar te zorgen, want mensen willen dat ook.
Minister, u hebt een aantal elementen uit uw mantelzorgplan toegelicht. Ik heb één zaak niet gehoord, maar ik vermoed en hoop dat het er wel in zit. Heel veel mensen beseffen niet dat ze mantelzorger zijn, zij zorgen voor elkaar maar die term kennen ze niet. Op welke manier zult u ervoor zorgen dat u de mensen die effectief die steun nodig hebben, te pakken krijgt en de steun biedt waar zij nood aan hebben?
De heer Depoortere heeft het woord.
Minister, op de website van het netwerk voor mantelzorg wordt gewag gemaakt van het feit dat mantelzorgers in enkele gemeenten aanspraak kunnen maken op een gemeentelijke mantelzorgpremie. Ook in sommige provincies kan ondersteuning worden geboden. Men merkt daarbij wel op dat elke gemeente zelf de regels en de voorwaarden bepaalt voor het krijgen van zo’n premie. Ook tussen de provincies onderling kan deze tegemoetkoming verschillen. Om deze wirwar van regels weg te werken wil ik u vragen of de Vlaamse Regering niet de rol op zich kan nemen om deze regels te stroomlijnen zodat die voor iedereen duidelijker en eenvoudiger worden.
Wat dat laatste betreft, is er natuurlijk de lokale autonomie. Op federaal niveau bestaat er een wet waarin een definitie van het begrip wordt gegeven. We kunnen proberen om op Vlaams niveau duidelijk te maken dat er een gedragen definitie bestaat van het begrip, maar we kunnen niet in de plaats van de lokale overheden de modaliteiten regelen van premies waarover zij zelf beslissen.
Mevrouw Van den Brandt, mijnheer Persyn, u vraagt wat ik kan doen om mensen tijdig te informeren en toe te leiden naar de ondersteuning die zij nodig hebben, ook wanneer zij zich zelf misschien niet realiseren in welk engagement zij terecht zijn gekomen. Dat is een heel belangrijk punt. In ons plan zullen wij inderdaad moeten inzetten op een veel grotere systematiek in de vroegdetectie en het vroeg toeleiden naar de juiste informatie. Ik denk dat daar een rol is weggelegd inzake het sensibiliseren van zorgverstrekkers, in wat wij definiëren als breed onthaal. Er moeten een aantal plaatsen zijn waarvan we kunnen zeggen dat men erop kan rekenen dat mensen die kennis nemen van de concrete situatie van een gezin, kunnen doorschakelen naar eenduidige en juiste informatie, en indien nodig begeleiding.
Mijnheer Bertels, het is natuurlijk niet zo dat er intussen niets gebeurt. Wij blijven een aantal zaken erkennen zoals dagopvanginitiatieven. Daarnaast is het psycho-educatieve pakket voor de mantelzorgers bij mensen met dementie gelanceerd. De capaciteit die we kunnen inzetten via onze expertise blijft overeind. We zijn het dementieplan Vlaanderen aan het updaten en intussen probeer ik nog initiatieven te nemen. Ik probeer de timing die vorig jaar is aangegeven, te handhaven, maar ik kan die niet op een week of een maand na bepalen. Ik probeer alleen aan te geven wanneer ongeveer die zaken zullen worden gefinaliseerd.
Wat de combinatie met het werk betreft, speelt ook het federale niveau een rol zodra er sprake is van de effecten op sociale rechten en de impact op arbeidsovereenkomsten. Er moeten ook een aantal zaken worden geregeld tussen de sociale partners. Ik heb daarover contact met de federale minister van Werk, Kris Peeters. In zijn voorstellen over werkbaar werk zijn daarover een aantal zaken opgenomen. Dit soort kwesties heeft een veel groter aanknopingspunt met de bevoegdheden van minister Peeters dan met die van de Vlaamse Regering.
Minister, ik heb niet gevraagd om uw timing aan te passen, maar u hebt vorig jaar zelf gezegd dat er in juni een duurzaam mantelzorgplan zou zijn en dat er actieplannen uit zouden voortvloeien. Wij kijken er met aandrang naar uit.
Vermaatschappelijking van de zorg is een piste die wij als sp.a-fractie kunnen onderschrijven. Daarvoor zijn er mantelzorgers nodig. Wij gaan niet mee in een verhaal van doorgeslagen individualisering van de zorg. Als u zover wilt gaan, gaan wij niet mee. Er is ook een gemeenschapsverantwoordelijkheid in de zorg voor alle mensen die zorg nodig hebben. Minister, mantelzorgers spelen daar een cruciale rol in. Zorg ervoor dat de draagkracht en draaglast van die mantelzorgers niet onevenwichtig wordt. Geef hun perspectief zodat ze een evenwicht vinden tussen arbeid, gezin en zorgverlening. Wij als Vlaamse overheid moeten daarvoor zorgen. Wij hebben een cruciale verantwoordelijkheid. U ook. (Applaus bij sp.a)
Minister, ik heb begrepen dat onze zorg ook uw zorg is. Wij zullen niet nalaten om te discussiëren over de mantelzorgers, wat in de commissie al meermaals is gebeurd. De zorg om de mantelzorg is groot. Er zijn reeds veel inspanningen gedaan, maar we zijn er nog niet. We zullen blijvend aandacht voor de mantelzorgers moeten hebben, want we hebben hen zeker nodig bij de vermaatschappelijking van de zorg.
Minister, ik kom terug bij het begin: de vermaatschappelijking van de zorg en het belang van de thuiszorg. We leggen het gewicht van de zorg meer en meer bij thuiszorg en eerstelijnszorg. We moeten er dan ook budget, aandacht en middelen aan besteden. We hebben allemaal een warm hart voor de zorg. Ik ben zelf een koele minnaar van IT, maar als je het kunt gebruiken voor het goede doel, wil ik er ook op inzetten. Probeer wat meer systematiek te brengen in het aanbod dat er is en waar mogelijk, IT-ondersteuning maximaal te benutten.
De actuele vragen zijn afgehandeld.