Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, in 2012 was er een programma voor de versterking van handelskernen. 13 miljoen euro was daarvoor uitgetrokken, en in dit specifieke onderdeel stond er 1,3 miljoen euro op de begroting. Vandaag is daar 78.000 euro aan subsidies van opgevraagd. De reden lijkt mij voor de hand te liggen. Het is best een administratief geharrewar. Gemeenten moeten hun subsidiereglementen aanpassen om in aanmerking te komen of om projecten in aanmerking te laten komen voor de subsidie. Het is ook een kleine subsidie. Het is maar de vraag of ze haar doel kan bereiken en of het niet een snippersubsidie is.
Ik ben er bovendien niet van overtuigd dat alle maatschappelijke problemen met subsidies worden opgelost, collega’s. En deze regering is dat ook niet. Er is een voorontwerp van decreet voor het handelsvestigingsbeleid. Er is een recent in commissie goedgekeurd decreet over tijdelijke huur voor handelszaken: de pop-upwinkels. Er is bovendien ook nog een batterij aan initiatieven tegen leegstand. Ik denk dan ook dat er andere middelen zijn om deze problematiek aan te pakken. Minister, kunnen we deze subsidie niet beter afschaffen en schrappen, en het geld beter besteden?
Minister Muyters heeft het woord.
Neen, collega Schiltz, dat kunnen we niet. Mijn voorganger heeft in 2013 een oproep rond de renovatie van handelspanden gelanceerd. Twaalf steden en gemeenten zijn daar toen op ingegaan en hebben een programma voorgesteld dat goedgekeurd is. Er is hun de belofte gegeven dat als ze dat realiseren, tot 30 procent subsidie mogelijk is, en ook nog eens 30 procent subsidie vanuit de gemeente, want het is ‘een euro voor een euro’ tussen de gemeenten en Vlaanderen. En de rest komt dan van de handelszaak zelf. Dat is beloofd. Dat is toegewezen.
Die programma’s zijn nog niet afgelopen. In functie van wanneer ze afgesloten zijn, lopen die nog tot in de eerste helft van 2017. Tot dan kan het dus best zijn dat er een versnelling komt en dat die programma’s nog uitgevoerd worden door die steden of gemeenten.
We hebben wel twee vragen gekregen. We hebben de vraag gekregen – en collega Parys heeft die ook geformuleerd na de schriftelijke vraag – om horecabedrijven mee te nemen als een handelszaak. Een tweede vraag was om ook eigenaars toe te laten om van die subsidie te genieten, en niet alleen de exploitant. Ik zal op die twee punten ingaan. Ook dat kan nog een extra boost geven aan die twaalf steden en gemeenten die daarop zijn ingegaan.
We hebben ook nog een EFRO-oproep (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) gedaan waar 23 steden en gemeenten op hebben ingeschreven. Ik ben het ermee eens dat we – en we zijn daar volop mee bezig met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) – misschien veeleer tools en instrumenten moeten ontwikkelen die de steden en gemeenten helpen om een versterking van de handelskern te kunnen realiseren. Ook daar ben ik dus mee bezig. Maar een afschaffing van de huidige subsidie zou niet eerlijk zijn, nadat we ze eerst hebben toegekend en de mogelijkheid ertoe hebben geboden.
Bedankt, minister. Dat is meteen zeer duidelijk en helder.
Collega’s, de versterking van onze lokale handelskernen is enorm belangrijk. Het is ook een stukje het DNA van Vlaanderen. U hebt het gehoord: er is nog geld in Vlaanderen, niet enorm veel, maar toch. Een euro voor een euro, dat kan alleen maar helpen.
Ik ben ook blij te vernemen, minister, dat u overweegt om een handboek of een instrument aan te bieden, want ik denk dat veel steden en gemeenten daarmee worstelen: ze hebben niet altijd door welke maatregelen ze zelf kunnen nemen om leegstand aan te pakken en om hun handelskernen te versterken. We zijn in blijde verwachting van het verdere verloop van het decreet inzake het handelsvestigingsbeleid en hopen dat uw verruiming van het toepassingsgebied van deze steunmaatregel het beoogde effect zal genereren. Dank u wel.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik moet u feliciteren met uw flexibiliteit. In uw vraag stelt u voor om de subsidie af te schaffen, en op het einde van de rit feliciteert u de minister met het antwoord en doet u een oproep om vast te stellen dat er geld is en dat er mogelijk projecten kunnen worden ingediend. Minister, wat u in het midden laat – we hebben u daar naar aanleiding van de begroting al over ondervraagd – is hoe u omgaat met de vaststelling dat er naast de twaalf steden en gemeenten die iets hebben ingediend, er wel een pak meer steden en gemeenten zijn die kampen met problemen in hun handelskernen. Uieraard kunt u verwijzen naar het handelsvestigingsbeleid. Dat is een heel interessant debat dat we zullen aangaan, maar waarvan we ook weten dat de effecten zich ten vroegste op de middellange termijn zullen bevinden.
Ik herhaal mijn vraag van bij de begroting: zult u op de korte termijn dit instrument opnieuw vitaliseren, of is dit een aflopend verhaal van uw voorganger, dat u uit respect voor juridische zekerheid, aanhoudt maar het dan ook gewoon laat liggen?
De heer Parys heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral de heer Schiltz danken voor de vraag omdat ze de aandacht vestigt op een vraag die ik gesteld heb en die vandaag in De Tijd staat. Ik wil uiteraard ook de minister danken om in te gaan op mijn suggestie om zowel eigenaars van handelspanden als horecaondernemers in aanmerking te laten komen voor deze subsidie.
Uiteraard is rechtszekerheid heel belangrijk. Dat heeft de minister onderstreept. Er is ook het andere element, het flankerend beleid, dat op zijn minst even belangrijk is, het decreet Handelsvestigingsbeleid, de projecten die met de VVSG op stapel staan, de pop-uphuur die we vorige week in de commissie hebben besproken en waarover we hebben gestemd.
Mijn vraag gaat over het derde deel van het subsidieprogramma dat in 2012 was goedgekeurd. Ik kan me ergens wel vinden in de opmerking dat als je 12 of bijna 13 miljoen euro ter beschikking stelt en er is bijna de helft niet van aangewend na een aantal jaren, er dan een probleem is. Minister, hoe zit het met het derde luik, de aankoop van handelspanden? Daar is nog 2,3 miljoen euro beschikbaar. Kunt u daar wat meer uitleg over geven?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, het is een interessante vraag over een heel belangrijk onderwerp, het kernversterkend beleid dat onder de vorige regering onder toenmalig minister-president Kris Peeters is opgestart. Het is belangrijk voor ons economisch beleid en voor onze distributiesector, maar ook voor de leefbaarheid van onze steden en gemeenten. De collega’s en de minister hebben al heel wat initiatieven opgenoemd die uit dat initiatief van Kris Peeters zijn gegroeid, met uiteraard het decreet Handelsvestigingsbeleid als kers op de taart.
Ik ben een trouwe lezer van alle publicaties van de minister. Een van die publicaties, de belangrijkste, is de beleidsbrief. Minister, in de beleidsbrief wordt melding gemaakt van een onderzoek dat u hebt gevoerd naar de leegstand van handelspanden in de steden en gemeenten. Dat onderzoek zou moeten leiden tot een project dat ontwikkeld wordt om de regierol van steden en gemeenten te ondersteunen en te versterken. Kunt u wat meer uitleg geven bij de stand van zaken van dat project om de regierol te gaan versterken? Wat mogen we wanneer verwachten? Wat mogen de steden en gemeenten van u in dezen verwachten?
Mijnheer Bothuyne, ik wil toch een kleine correctie aanbrengen in verband met het handelsvestigingsbeleid. Het was mijn toenmalige collega Kris Peeters en ikzelf als minister van Ruimtelijke Ordening, en vandaag ben ik het, samen met minister Schauvliege, die dat doen. Ik wil die wetgeving helemaal niet op mijn conto schrijven, maar de andere twee ministers, zowel Kris Peeters als Joke Schauvliege, hebben daar ook hun verdienste in.
De handelskernenversterking oproep twee is in ieder geval afgesloten. Er kunnen geen gemeenten meer bij. Onder Kris Peeters hebben twaalf gemeenten die oproep kunnen volgen. Als je ziet dat na anderhalf jaar er maar 100.000 euro is gebruikt – dat was uw vraag, mijnheer Van Malderen – dan zou het niet wijs zijn om die oproep te herhalen. Je ziet immers dat er weinig gemeenten op hebben ingespeeld en dat het gebruik tot op heden relatief beperkt is.
Ik zei het al: gemeenten en steden hebben nog steeds de kans om een versnelling hoger te schakelen. Ik geef een positief antwoord op de twee vragen die mij zijn gesteld. Het zou wel kunnen dat we op die manier de pot die voor hen is bestemd voor een deel of zelfs helemaal op een positieve manier kunnen aanwenden. De programma’s zijn goedgekeurd. Het is de bedoeling om aan kernversterking in die twaalf steden en gemeenten te werken. We ondernemen voorts ook andere acties. Ik heb ze al vermeld. Mijnheer Bothuyne, u vraagt ernaar. Met een van die projecten willen we samen met de VVSG zorgen voor tools opdat steden en gemeenten op een gemakkelijkere, eenvoudigere wijze de kernen kunnen versterken. Dat wordt uitgerold. Voorts is eind 2015 de EFRO-oproep gedaan waarop 23 gemeenten hebben ingeschreven.
De heer Parys vraagt hoe het zit met de derde oproep. Die derde oproep gaat over handelspanden die steden en gemeenten kunnen kopen, om ze met het oog op verkoop of verhuur op te kalefateren. Die oproep geldt nog steeds. Tot vandaag is de helft van de middelen gebruikt. Om de twee of drie maand loopt er een nieuwe aanvraag binnen. Die oproep blijft geldig tot de middelen op zijn, want we geloven nog steeds dat we zo steden en gemeenten een extra duwtje in de rug kunnen geven om de handelskernen te versterken. We beschikken dus over een waaier van instrumenten die deels worden gesubsidieerd.
Ik deel uw mening, mijnheer Schiltz: we moeten veel meer die tools ontwikkelen, dankzij de EFRO-projecten. Ik kijk nu al uit naar de handelsvestigingswetgeving die we hier de komende weken in de commissie zullen bespreken.
Voorzitter, minister, collega's, het is duidelijk dat veel parlementsleden bezorgd zijn over de gezondheid van de handelskernen van Vlaanderen. Ik dank de heer Parys, die met zijn schriftelijke vraag het initiatief nam. Mijnheer Van Malderen, het is evident dat we zorg moeten dragen voor de middelen die op een begrotingspost staan en die niet worden besteed. Ofwel wordt die post geschrapt, ofwel zorgt men ervoor dat ze nuttig worden besteed waarvoor ze bedoeld zijn. Dat is ook wat u zei, minister. Bovendien bent u ook bereid om alle niet-gesubsidieerde instrumenten in te schakelen die ook de andere steden en gemeenten zullen kunnen gebruiken.
De actuele vraag is afgehandeld.