Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, deze week konden we lezen dat Kind en Gezin een positieve balans opmaakte omtrent het decreet Kinderopvang, dat van start is gegaan in april 2014. Men gaf aan dat er 2000 extra plaatsen zijn gecreëerd, dat er meer ouders een bijdrage betalen volgens inkomen en dat er een betere kwaliteit zou zijn. Dat is allemaal zeer positief, maar ik wel enkele kanttekeningen maken.
Naast starters zien we dat er toch ook heel wat stoppers zijn. In 2015, zo blijkt uit een vraag om uitleg van mezelf, zijn er meer dan 3000 plaatsen verloren gegaan in de gezinsopvang en meer dan 1000 plaatsen in de groepsopvang. Vier vijfde daarvan zijn private initiatiefnemers. Die zijn ook zeer belangrijk in het creëren van bijkomende plaatsen. Ze zijn een zeer belangrijke factor in het starten.
Er zijn twee oorzaken waarom ze hun activiteiten stoppen. Dat is enerzijds de financiële leefbaarheid. Als we weten dat sommige private initiatiefnemers geen subsidie krijgen, dan lijkt het mij zeer moeilijk om te concurreren met de gesubsidieerde sector. Anderzijds is er de administratieve rompslomp. Dat is niet enkel in trap 0 en trap 1, maar ook in de gesubsidieerde sector.
Minister, wat zult u ondernemen om de private initiatieven duurzamer te maken, zowel qua financiële leefbaarheid als qua administratieve belasting?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Kind en Gezin heeft naar aanleiding van twee jaar decreet een evaluatie gemaakt. Men geeft inderdaad aan dat het aantal plaatsen in onze kinderopvang is gestegen, dat 74 procent van de ouders een inkomensgerelateerd tarief betaalt en dat we nu in één kwaliteitssysteem en één vergunningensysteem zitten. Het is bijna het grootste ICT-project geweest van de Vlaamse overheid. Het is een onlineapplicatie die het administratief een heel stuk vereenvoudigt.
U stelde een vraag over de leefbaarheid. Ik heb altijd aangegeven dat het budget dat we nodig hebben voor de kinderopvangsector, niet alleen kan gaan naar uitbreiding van het aantal plaatsen, maar ook zou moeten gaan naar investeringen die de leefbaarheid van de sector ten goede komen. We zullen nog een stuk van die weg moeten afleggen. Maar toch, sinds ik hier in 2009 begon, herinner ik me nog zeer goed het moment waarop de private sector aan de alarmbel trok omdat plotseling door de intrede van de sector in het paritair comité, een aantal collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) van toepassing werden inzake loonbarema’s enzovoort. Dat gaf een enorme cascade en chaos aan consequenties omdat er zes verschillende systemen waren van erkenning, financiering enzovoort. Aan dat verhaal is een einde gekomen. Die sector is ook qua cao op een juridisch sluitend traject gezet, waarbij we stelselmatig bijkomend financieren zonder dat dit capaciteitsuitbreidingen met zich meebrengt maar om de loonkost en de zelfstandigen uit de sector beter te financieren. Zo hebben we in het pakket 2015-2016 uitbreidingsbeleid en versterking van de kinderopvang, 9,5 miljoen euro gebruikt om de groep die niet tot de erkende en gesubsidieerde sector van vroeger behoorde maar die toch inkomensgerelateerd werkt, beter te financieren en daarmee hun leefbaarheid te versterken.
Wij gaan dit jaar ook de basissubsidies optrekken voor diegenen die met het vrije tarief werken – in het jargon trap 0 of trap 1. Als alles goed gaat, komt dat een van de volgende weken op de Vlaamse Regering. We doen dus stelselmatig de inspanning om die levensvatbaarheid te vergroten. We moeten die blijven voortzetten.
We hebben veel inspanningen gedaan om het pedagogische ondersteuningsbeleid Bijstand in het ondernemerschap te organiseren voor de sector zonder dat zij daarvoor veel financiële inspanningen hebben moeten doen. We moeten verder gaan op dat spoor. De voortgangsgroep blijft voortwerken aan die administratieve vereenvoudigingen. We moeten daarop blijven doorgaan.
Ik ben er wel van overtuigd dat we na twee jaar kunnen zeggen dat er een stabiel kader is. We zien duidelijk dat we de volgende jaren een aantal financiële inspanningen zullen moeten opbrengen. Het kader om tot een eerlijk level playing field te komen, waarbij iedereen naar dezelfde vergunningsvoorwaarden en financiering kan evolueren, is definitief verworven. Na twee jaar kun je zeggen dat dat ook het kader is waarin we de nieuwe investeringen kunnen blijven situeren.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik erken zeker dat er bijkomende inspanningen zijn gedaan naar die zelfstandigensector. Toch wil ik benadrukken dat we een tandje bij zullen moeten steken. De mensen van op het terrein geven duidelijke signalen dat het water hun echt aan de lippen staat. Ze zeggen ook dat ze enorm veel werkdruk ervaren door de administratieve rompslomp. Het Vlaams Welzijnsverbond heeft zelf aangegeven dat ze een administratief bediende zouden aannemen voor die initiatieven. Het is nogal duidelijk: we moeten geen bedienden aannemen, maar ervoor zorgen dat de administratieve rompslomp wordt weggewerkt. Dat kunt u zelf toch niet ontkennen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
De vraag van mevrouw Saeys is zeker gerechtvaardigd, alleen ontgaat de actualiteit ervan mij wat. De discussie is de afgelopen maanden en jaren zeer uitgebreid gevoerd in de commissie. We moeten die ook verder voeren.
Minister, u zegt dat er een stabiel kader werd gecreëerd. Ik kan u daarin heel duidelijk volgen. De lijnen zijn uitgezet. Maar mijn oproep is vooral om die lijnen in de praktijk verder uit te werken.
Ik heb al een pleidooi gevoerd om vanaf dit jaar veel meer in te zetten op flexibele kinderopvang. Vandaag de dag werkt niet iedereen meer van 9 tot 17 uur. Er wordt in posten gewerkt, men moet als gezin flexibel zijn. De kinderopvang moet daar ook op zijn afgestemd.
Minister, ik roep u ertoe op om, naast het budgettaire aspect, de financiële leefbaarheid – die zeer belangrijk is – ook in te zetten op administratieve vereenvoudiging en dit jaar nog stappen te zetten richting flexibele kinderopvang. Ik heb gevraagd om in de commissie daarover een voortgangsrapportage te krijgen. Die zal er binnenkort komen. Dan kunnen we daarover zeker verder discussie voeren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De aanleiding van de actuele vraag van mevrouw Saeys is inderdaad twee jaar decreet Voorschoolse Kinderopvang en de berichtgeving die we daarover konden lezen. Het is een positieve evolutie: bijna 2000 bijkomende plaatsen, waarvan er heel wat inkomensgerelateerd zijn. Maar Kind en Gezin legt er zelf de nadruk op dat we toch de sociale functie van de kinderopvang zouden kunnen versterken en ervoor zouden kunnen zorgen dat meer kwetsbare kinderen kunnen worden toegeleid.
Minister, hoe zult u ingaan op die vraag? Welke maatregelen zullen daarrond worden genomen? Is er sprake van specifieke toeleiding of uitbreiding van de plussubsidie voor trap 3, kinderopvang voor echt kwetsbare gezinnen?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag. De tarieven voor mensen met een laag inkomen zijn vermenigvuldigd met drie. U hebt dat in deze legislatuur beslist, minister. Ze betalen drie keer zoveel en toch vinden die kwetsbare kinderen zeer moeilijk een plaats in de kinderopvang. Een op de vier eenoudergezinnen heeft het moeilijk om een plek te vinden.
Gaat u die maatregel terugtrekken uit eerlijke schaamte omdat die mensen niet eens plaats hebben? Of gaat u iets doen in uw uitbreidingsbeleid voor die kinderen die kwetsbaar zijn door een armoedeproblematiek van de ouders of omdat de ouder er alleen voor staat en niet anders kan dan een beroep doen op die opvang?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dat was net ‘Tout va bien, madame la marquise’. Kind en Gezin communiceert dat de doelstelling gehaald is inzake voldoende capaciteit, terwijl iedereen die recent nog een opvangplaats gezocht heeft, weet dat er nog een enorm tekort is.
U werkt eraan, maar er is een reëel probleem bij de aanbieders. Genoeg mensen willen kinderopvang aanbieden. U wilt een gelijk speelveld voor al die ondernemers, maar dat is er enkel in theorie. In de praktijk hebben meer dan duizend kinderopvanginitiatieven geen aanspraak kunnen maken op de laatste oproep die u hebt gedaan. Van degenen die wel een aanvraag deden, heeft minder dan een derde effectief de steun gekregen die ze aanvroegen. De sector kreunt en snakt naar deregulering en naar de steun die hen decretaal beloofd werd, en die komt niet.
Als u dat gelijke speelveld wilt, als u wilt garanderen dat iedereen gelijke kansen krijgt, wanneer zult u dan zorgen dat alle opvanginitiatieven kunnen instappen op de trap die zij zelf wensen?
In het decreet staat dat er in 2016 voor vijftig kinderen op honderd tussen 0 en 3 jaar toegang moet zijn tot kinderopvang. Had Kind en Gezin die doelstelling niet gehaald, dan was hier ongetwijfeld een grote discussie gestart. Dan had u gezegd: de minister heeft gefaald en Kind en Gezin is onder de lat gegaan. Nu heeft Kind en Gezin na twee jaar gerapporteerd in 2016. Die tussentijdse doelstelling van 50 op 100, die is gehaald. Dat er nog meer kinderopvang nodig is, klopt. Kind en Gezin heeft tegen 2020 nog een grotere ambitie. Men heeft daar niet mee gepocht, men heeft alleen gezegd: wat in het decreet staat, is gerealiseerd. Mocht het anders geweest zijn, uw protest zou luid geweest zijn.
Ik heb gezegd dat het kader nieuw is. We kiezen voor uniformiteit, voor gestroomlijnde kaders. Ik heb zeker niet gezegd dat voor de levensvatbaarheid van de initiatieven alles nu in orde is. We zullen nog stappen moeten zetten, dat is duidelijk. In trap 1 – ik heb het u deze morgen nog eens uitvoerig kunnen toelichten – moeten we ook de sector met het vrije tarief steunen, want dat kan ruimte creëren voor andere doelgroepen in het inkomensgerelateerde tarief. We moeten daar nog stappen zetten, daar ben ik me heel goed van bewust. Dat zal budgettair de volgende jaren ook nog moeten gebeuren. 2015, en zeker 2016, zijn geen evidente jaren geweest.
De nieuwe tariefstructuur is natuurlijk een aanpassing en dat betekent inderdaad dat er ook meer inkomsten van binnenkomen. Maar vergis u niet, collega’s, dat heeft veel te maken met het feit dat de kindkorting die vroeger tot 18 jaar liep – voor kinderen beneden de 18 kreeg men een bijkomende verlaging – nu tot 12 jaar loopt. Het is zeker niet zo dat al die opbrengsten toe te schrijven zijn aan de mensen met de laagste inkomens. De grote stukken van die extra ontvangsten komen niet uit het systeem, vergis u niet.
Ik wil ook nog eens benadrukken dat er voor de eenoudergezinnen in het nieuwe stelsel een bijzonder tarief gemaakt is van 3 euro. Wie er alleen voorstaat en een inkomen heeft onder een bepaald bedrag, kan dat tarief verkrijgen. Ik kan best wat simulaties tonen waarin de eenoudergezinnen het vandaag beter hebben dan onder het oude regime.
Dat is dus een verhaal waarin een aantal nuances moeten worden gebracht. Maar het is heel duidelijk dat we de komende jaren stappen zullen moeten zetten op de weg van de verdere vereenvoudiging van de administratieve procedures, op de weg van de flexibele kinderopvang, op de weg van de nieuwe dynamiek voor de gezinsopvang. Uw aansporing om te blijven inzetten op die administratieve vereenvoudiging moet ernstig worden genomen door Kind en Gezin. We zullen hun ook vragen om daar in de commissie tekst en uitleg over te geven.
Dat systeem met die zes verschillende stelsels met allerlei vormen van normering en financiering, met sociale statuten die met haken en ogen aan elkaar hingen en helemaal niet consistent waren met de federale wetgeving ter zake, was niet langer houdbaar. Ik heb hier in die periode herhaaldelijk uitleg moeten geven over kwaliteitsvraagstukken en inspecties. Men moet toch kunnen toegeven dat er met het decreet grote stappen vooruit zijn gezet.
Is de situatie opgelost? Neen, maar we zitten wel op een traject waarin die oplossing haalbaarder is en juridisch en technisch correct kan worden gerealiseerd. Ik zal rekening houden met de vraag om door te gaan met een aantal vereenvoudigingen en met de flexibilisering. Ik zal ervoor zorgen dat daar in de commissie tekst en uitleg over kan worden gegeven. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Minister, ik erken zeker dat u al veel inspanningen hebt gedaan om de kinderopvang leefbaarder te maken, maar u kunt ook niet ontkennen dat er nog veel bijkomende stappen moeten worden gezet voor de financiële leefbaarheid en voor het verminderen van de administratieve rompslomp.
Veel jonge mensen zijn gemotiveerd om te ondernemen. In dit klimaat moeten we dat zeker en vast stimuleren. Mensen doen dit uit idealisme en zijn enthousiast om een zaak te starten en het zou dan ook heel spijtig zijn als zij van een kale reis zouden terugkomen. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.