Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking en het Provinciedecreet van 9 december 2005.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Meremans, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de commissie besprak op 12 april 2016 het ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking (IGS) en het Provinciedecreet van 9 december 2005.
De toelichting werd gedaan door de minister. Ik zet eventjes kort en bondig de zes belangrijkste wijzigingen op een rijtje.
Een eerste belangrijke wijziging is dat de deelname van private partners in een nieuwe vorm van intergemeentelijk samenwerkingsverband mogelijk wordt gemaakt. Deze vorm noemt men de ‘opdrachthoudende vereniging met private deelname’. Die is ingrijpend maar blijft uitzonderlijk en begrensd.
Het mag enkel gaan om een intergemeentelijke samenwerking die als enige doelstelling heeft om opdrachten te realiseren in de sectoren afval of energiedistributie, voor zover de private deelnemers samen maximum 25 procent van de stemmen in de algemene vergadering hebben, geen controlerende of blokkerende macht oplevert en geen beslissende invloed met zich meebrengt.
Een tweede belangrijke wijziging regelt de mogelijke deelname van de politie- en de hulpverleningszones in een IGS.
Ten derde regelt het ontwerp van decreet de uittreding van de provincies uit de IGS. Die uittreding is gepland tegen uiterlijk 31 december 2018. Tegen die datum moeten de statuten aangepast zijn. De partijen dienen een overeenkomst te zoeken over de overname van de provinciale aandelen en de waarde van de aandelen.
Een vierde belangrijke wijziging regelt de versoepeling van de doelstellingen van de zuivere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als middel tegen verdergaande verrommeling.
Ten vijfde regelt het ontwerp van decreet de overname van installaties bij ontbinding van een IGS aan onderhandelde waarde in plaats van aan boekwaarde.
Tot slot regelt het ontwerp van decreet de wijzigingen als gevolg van het samenwerkingsakkoord van 13 februari 2014, dat de drie gewesten sloten over de gewestgrensoverschrijdende intercommunales.
Ik geef dan even snel een overzicht van de verschillende betogen. De heer Doomst stelt dat het IGS-decreet van 2001 meer zuiverheid beoogde. Nu is er de aanpassing. Hij stelt het zo: de maagdelijkheid moet worden verzoend met efficiëntie.
CD&V steunt het voornemen om private partners op te nemen in kapitaalintensieve sectoren. Ook de meervoudige doelstellingen nastreven, vindt men oké. Het regeerakkoord wil de meerlagigheid beperken. In het verlengde ervan ligt het weren van de provincies uit de intergemeentelijke samenwerking. De heer Doomst hoopt dat er bij verdere stappen nog een evaluatie zal komen.
De discussie over de waarde van de provinciale aandelen zorgt voor enige onduidelijkheid. Wat bij discussie? Wat is de waarde van het totale pakket van aandelen van de provincies in de intergemeentelijke samenwerking?
De huidige aanpassingen zijn voor de heer Doomst geen eindpunt. Een probleem is dat een lokale mandataris die ook lid is van een wetgevende vergadering, geen bestuurder kan zijn van een IGS-verband. De spreker stelt zich daar vragen bij.
De heer De Meulemeester sprak namens Open Vld. Hij verwees naar het regeerakkoord. Het evalueren en aanpassen van het IGS-decreet wordt ook geïntegreerd in het decreet Lokaal Bestuur. Het is een omvangrijke operatie, die tijd vergt.
De heer Demeulemeester is wel verheugd over de kortetermijnaanpassingen aan het decreet, onder meer het samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De inbreng van de private partners inzake afval- en energiedistributie beschouwt hij als cruciaal, net als de mogelijke toetreding van de politie en de hulpverleningszones tot de IGS.
Het ontwerp van decreet geeft volgens de heer De Meulemeester uitvoering aan belangrijke doelstellingen zoals de afslanking van de provincies, het tegengaan van de wildgroei aan intercommunales, het bijdragen aan de regiovorming die de gemeenten kan versterken en het bieden van ruimte om bevoegdheden over te dragen van Vlaanderen aan de lokale besturen.
De heer Kennes is namens CD&V verheugd dat er in de toekomst mogelijks toetreding is van politie en hulpverleningszones tot intercommunales en sluit zich eveneens aan bij de heer Doomst, dat het een probleem is dat een lokale mandataris die ook lid is van een wetgevende vergadering, geen bestuurder kan zijn van een IGS-verband. Dat zou leiden tot gebrekkige doorstroming en bundeling van informatie op lokaal, bovenlokaal, regionaal en nationaal niveau.
Volgens de heer Meremans wordt met dit ontwerp van decreet de bestuurlijke verrommeling tegengegaan. De beperking op meervoudige doelstellingen wordt immers opgeheven. Bedoeling is om tot minder samenwerkingsverbanden te komen en tot meer samenvallende samenwerkingsverbanden. Dat is ook een vraag van de werknemers- en werkgeversorganisaties. Het mag echter niet gaan over een mastadont. (Opmerkingen. Gelach. Rumoer)
Een mastadont is de missing link in de evolutieleer.
Het is niet de bedoeling dat IGS een mastodont wordt die zich met alles bezighoudt want dat ondergraaft de gemeenteraad. Als we dan toch op verschillende terreinen gaan samenwerken met meervoudige doelstellingen, waarom komt men dan niet tot één gemeente, aldus de heer Meremans. Op die manier krijgt men sowieso minder samenwerkingsverbanden.
De heer Gryffroy focust voornamelijk op het terugtreden van de provincies. De provincies zijn volgens hem ingetreden om financiële redenen en niet om rechtstreeks inhoudelijke betrokkenheid. Hun uittreding is dan ook geen inhoudelijke verarming.
Mevrouw Robeyns zal straks de toelichting geven vanuit de oppositie.
Volgens de minister staat de afslanking van de provincies los van het ontwerp van decreet. Het ene heeft niet onmiddellijk met het andere te maken, het debat daarover moet op een ander moment worden gevoerd.
IGS is het verlengde van het lokale bestuur dat de basis is en zelf de verantwoordelijkheid moet nemen als sterk bestuur. Dat past in de evolutie naar meer autonomie en meer beslissingsrecht voor de lokale besturen.
De provincies bezitten 14,4 procent van de aandelen. De minister heeft begrip voor de frustratie over het cumulverbod. Dit wordt wel degelijk aanbevolen in het evaluatierapport. Men wil beïnvloeding vanuit een ander bestuursniveau tegengaan.
Ze wil ook het debat voeren over onverenigbaarheid in de toekomst maar in het kader van IGS is het gerechtvaardigd dit zo te behouden. Een schaalvergroting van IGS betekent niet automatisch minder betrokkenheid van het lokale bestuur. Dat heeft vooral te maken met terugkoppeling en informatiedoorstroming. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Robeyns, u gaat nu het verslag brengen vanuit de oppositie? Ik vind dat een heel merkwaardige weergave van de verslaggeving. De verslaggeving begint met het betoog van de heer De Loor, dan is het de beurt aan de heer De Meulemeester, de heer Meremans, de heer Kennes en de heer Gryffroy, en dan krijgen we de antwoorden van de minister. En u gaat nu zeggen wat de oppositie heeft gezegd? Ik vind dat een zeer merkwaardige verslaggeving. Een verslaggever brengt objectief verslag uit en geeft de volgorde weer van wat er in het verslag staat, niet meer en niet minder.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Wat mij betreft, had de heer Meremans het volledige verslag mogen brengen maar hij heeft aan mij gevraagd om kort toelichting te geven bij de uiteenzettingen van de oppositie.
De heer De Loor benadrukt in zijn betoog dat sp.a dit ontwerp van decreet met gemengde gevoelens onthaalt. De uitgangspunten om dit ontwerp van decreet te evalueren en te wijzigen en vervolgens te komen tot een nieuw decreet lokaal bestuur zijn volgens hem lovenswaardig. Sp.a wil eveneens bestuurlijke verrommeling tegengaan.
Wat de mogelijke deelname van private partners betreft, benadrukt de heer De Loor het belang van de randvoorwaarden die worden gesteld alsook dat het maatschappelijk belang altijd voorop moet staan. De verplichte uittreding van de provincies noemde hij een zoveelste rondje provinciepesten. Als we ervan uitgaan dat de afgeslankte provincies de hun toegewezen grondgebonden bevoegdheden zo goed mogelijk moeten kunnen uitoefenen zoals in de beleidsnota en de beleidsbrief staat, dan moet de minister de daad bij het woord voegen, niet door de provincies uit de IGS-verbanden te gooien, maar door hun integendeel de kans te geven om op basis van hun grondgebonden bevoegdheden nauw samen te werken met de lokale besturen. Welke bestuurlijk inzicht ligt nu immers aan de basis om de provincies verplicht te laten uittreden uit IGS-verbanden die zich bijvoorbeeld toeleggen op streekontwikkeling?
Collega De Loor vroeg zich ten slotte af wat de mogelijke kostprijs voor de lokale besturen zal zijn voor het uittreden van de provincies uit IGS-verbanden. De lokale besturen zijn zeker geen vragende partij om diep in de buidel te tasten voor een bijkomend aandelenpakket. Bovendien zal het uittreden van de provincies er ook niet toe leiden dat de gemeente of de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden door de overname van de aandelen opeens slagkrachtiger zullen worden. De vrees bestaat integendeel dat er op het einde van de rit door financiële kunstgrepen net zwakkere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zullen zijn.
Collega Pira merkt op dat bij alle discussies over de interne staatshervorming steeds de hybride situatie tussen de N-VA en CD&V opvalt. Geen van beide partijen is volgens haar tevreden. De minister heeft een halfslachtige beslissing genomen met betrekking tot de provincies, en die halfslachtigheid is ook terug te vinden in dit ontwerp van decreet met verplichte uittreding van de provincies uit intergemeentelijke samenwerking. Die halfslachtige situatie is volgens collega Pira voor niemand goed en zeker niet voor de mensen op het terrein. Tot slot benadrukte zij dat de Groen-fractie de finaliteit van de minister niet deelt. De minister wil komen tot twee bestuursniveaus, het lokale en het Vlaamse niveau, terwijl Groen echter sterk gelooft in een intermediair tussenniveau met name stads- en streekgewesten tussen de gemeenten en het Vlaamse niveau. In afwachting daarvan zou volgens Groen het best de huidige structuur worden behouden. Met de voorliggende hervorming dreigt men immers belangrijk menselijk kapitaal te verliezen.
Voorzitter, tot zover toch wel een objectief verslag.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega’s, dit ontwerp van decreet is belangrijk genoeg om een aantal punten onder de aandacht te brengen.
We spreken in het totaal over zes hervormingen. Ik zal ze niet in de volgorde opnoemen zoals ze in het ontwerp van decreet staan of zoals ze gepresenteerd en besproken zijn in de commissie. Er is een overkoepelende wijziging die ook van belang is voor gewestoverschrijdende intergemeentelijke samenwerking. Dat is puur juridisch belangrijk. De waarde van het provincieaandeel – als men uittreedt, gaat het niet noodzakelijk over de boekwaarde, maar wordt er onderhandeld – is een tweede belangrijk aspect. De versoepeling van de doelstelling in de zuivere intercommunales is een derde hervorming. In de toekomst zal men de scheiding nog moeten kunnen maken tussen de dienstverlenende en de opdrachthoudende doelstelling. Binnen de dienstverlenende zou men wel meerdere beleidsdomeinen kunnen samenbrengen. Dit zou er moeten voor zorgen dat er minder ‘verrommeling’ is binnen de intergemeentelijke samenwerking. Verschillende doelstellingen samen maar, zoals gesteld in het ontwerp van decreet, ook duidelijk afgelijnd, zonder open einde en statutair verankerd. Daaruit volgt dan ook dat de politie- en hulpverleningszones ook kunnen toetreden tot de IGS. Dit is de vierde hervorming. De vijfde hervorming is de uittreding van de provincies. Wat ik niet zo goed begrijp van de oppositie, is dat men, volgens mij, een veel te belangrijke rol geeft aan de provincie. Historisch gezien zijn provincies toegetreden tot een intercommunale of IGS om een financiële reden. Ik ga een voorbeeld geven. PBE is zelfs opgericht door de provincie. Later zijn er gemeenten toegetreden. Maar ik heb nooit geweten dat het om inhoudelijke redenen gebeurde. Men had een bankgarantie en een kapitaalsverhoging nodig. Men zocht waar men het geld kon vinden: niet bij de bank, maar bij de bevriende overheid, de provincie.
Als we nu naar een meer bottom-upbenadering gaan, dan vind ik het niet goed dat men plots alarmeert en zegt dat er een groot probleem is. Alsof de gemeenten zichzelf niet sterker kunnen maken en daardoor beter kunnen samenwerken. Waarom kunnen we het momentum niet aangrijpen voor die lokale besturen die een te kleine schaal of een gebrekkige bestuurskracht hebben? Zij kunnen dit aanbod dan grijpen en efficiënter beginnen te werken. Ze kunnen nadenken over fusies op maat.
Men wil niet dat de provincies uittreden uit de IGS’en, puur om financiële redenen. Vanuit de provincie zou men dan ook wat neerbuigend kunnen doen naar de gemeenten toe, die, ocharme, niet zonder de provincie kunnen. Wel, jullie vertegenwoordigen hier vooral de gemeenten. Neem het heft in handen en zorg ervoor dat ze kunnen samenwerken en efficiënter zijn zodat ze zonder kunnen.
Het geplaatste kapitaal van de provincies in het geheel van alle intercommunales bedraagt 96 miljoen euro. Dat is geen 15 procent van het totaal. Waar zit die 96 miljoen euro hoofdzakelijk? 7 miljoen euro gaat naar afvalintercommunales, 73 miljoen euro naar energie-intercomunales. Een kwart van die 73 miljoen euro gaat naar financiering, maar driekwart gaat naar de pure energie-intercommunales. Is dat een financieel probleem? Neen, in principe laat dit ontwerp van decreet een aantal pistes open waardoor er ook voor die intercommunales geen probleem is. Zij kunnen in de toekomst met privaat kapitaal werken, onder zeer strikte voorwaarden qua bestuursmandaten en centen die ze kunnen inbrengen. Of ze het dan al dan niet doen, is de keuze van die intercommunale of van de gemeentelijke samenwerkingen. Zij beslissen daarover. Wij verplichten hen daar niet toe, maar ze hebben wel de mogelijkheid.
Moeten ze dan werken met kapitaalsverminderingen enzovoort, zoals werd aangehaald en bijvoorbeeld wordt geïnsinueerd door de werknemersorganisaties van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV)? Neen, net die IGS’en hebben een enorme behoefte aan kapitaal voor de toekomst. Er moet enorm veel worden geïnvesteerd, zeker in het afval, maar nog veel meer in alles wat met energie te maken heeft. We spreken hier niet van louche constructies met kapitaalsvermindering om de provincie te kunnen uitbetalen. Neen, men zal de opties moeten bekijken om het kapitaal te verhogen. Op dat ogenblik kan de private partner ingrijpen en eventueel het aandeel van de provincie overnemen. Nogmaals, ik lanceer hier slechts ideeën. Die moeten lokaal worden uitgewerkt door de IGS’en zelf.
Wat behoort er nog tot die 96 miljoen euro? Wel, 11 miljoen euro provinciaal kapitaal is geplaatst in de streekontwikkelingsintercommunales. U weet dat minister Muyters er door middel van een decreet voor heeft geijverd om te werken met een nieuwe formule voor streekontwikkeling, bottom-up. Met andere woorden, die 11 miljoen euro zal op een of andere manier worden opgevangen. Dan is er nog water. Geloof het of niet, maar daar gaat maar 650.000 euro naartoe. Het saldo, bijvoorbeeld voor crematoria enzovoort, is zo’n 4,5 miljoen euro.
Met andere woorden, het grootste stuk van het geplaatste kapitaal door de provincies in de verschillend IGS’en is hoofdzakelijk gericht naar afval en energie. En net voor afval en energie is er eigenlijk een soort oplossing.
De laatste belangrijke hervorming is de private inbreng. Ik moet daarbij wijzen op wat door de SERV wordt geadviseerd in een niet-eensluidend advies, waarbij de werknemersorganisaties een paar opmerkingen maken. Ten eerste vragen ze zich af of het wel nodig is dat je met privaat kapitaal werkt voor inbreng. Je kunt knowhow namelijk ook binnenbrengen via publieke aanbestedingen.
Nu, voor de energie-intercommunales gaat het niet over het inbrengen van knowhow op zich over de techniek van elektriciteit en aardgas, maar vooral over het inbrengen van kapitaal voor de toekomst. Wat ze bijkomend zullen inbrengen, is corporate governance. Die twee aspecten zijn voor iedereen die in een raad van bestuur zit interessante uitdagingen. Dat is zo voor ons, maar ook voor mensen uit de privésector die misschien niet altijd dezelfde manier van denken hebben als de politieke logica.
Bovendien zeggen de werknemersorganisaties: men zou beter de winsten van de publieke monopolies teruggeven aan het publiek via dividenden over de gemeenten heen. De afvalintercommunales hebben geen enorm publiek monopolie met enorme publieke winsten. Mocht dat zo zijn, dan zou de vuilniszak straks veel goedkoper worden.
Dan gaat het over de energie-intercommunales. Goed, daar wil ik over spreken. De enorme publieke winsten worden momenteel inderdaad naar de gemeenten gebracht. Het gaat om 250 miljoen euro netto per jaar. Bruto kost dat 375 miljoen euro per jaar. We kunnen daarover discussiëren, maar dan moeten we ook discussiëren over het feit dat de gemeenten 250 miljoen euro minder ontvangen en hun kas eventueel op een andere manier zullen moeten spijzen.
Met andere woorden, deze zes hervormingen zijn mijns inziens zeer nuttig, zeer goed en zeer noodzakelijk. Er zullen altijd nog wel hier en daar lokale problemen opduiken. Daar ben ik 100 procent van overtuigd. We werken met mensen. We werken met meer dan honderd verschillende intercommunales. Dan is het aan ons om te bewijzen dat de gemeenten wel sterk genoeg zijn om ons te organiseren en te verenigen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijn fractie denkt dat elk uitgangspunt van deze decreetswijziging in elk geval vrij smakelijk is. Men denkt heel subsidiair en zorgt ervoor dat de tussengemeentelijke structuur zoveel mogelijk teruggegeven wordt aan de steden en gemeenten die daarmee zo sterk mogelijk moeten werken. Wie kan daarin als partner nog een meerwaarde zijn? We moeten dat objectief bekijken. Er is geoordeeld dat inzake afval en energie de privé een surplus kan zijn. We zijn blij met dat voortschrijdend inzicht want dat had CD&V al bij de wijziging in 2001 aangebracht. Wij zijn daar voorstander van en blij dat we daarin gelijk hebben gekregen.
Voor de provincies – het is hier al gezegd –, die vaak geldelijke inbreng hadden maar in het verleden ook vaak initiatiefnemer waren op dat vlak, is geoordeeld dat ze onvoldoende significant zijn in heel het verhaal. Als zij vandaag uittreden, moeten we dat op de voet blijven volgen. Is dat inderdaad die significante verbetering waar men hier van uitgaat?
Heel positief is dat we enkele meervoudige doelstellingen kunnen nastreven en dat politie- en hulpverleningszones kunnen deelnemen.
In verband met de toekomst zitten we wel met bedenkingen, waar de minister straks misschien toch even kan op ingaan. Er zal nog veel werk zijn om bijvoorbeeld de overname van de provinciale aandelen juist te bepalen. Het is zoals bij elke erfenis: men moet eerst met mensen een erfenis regelen om te weten wie ze zijn. Deze discussie zal aandacht en opvolging vragen.
Het is hier al gezegd, de lokale mandatarissen met een parlementair mandaat worden onterecht buitenspel gezet.
Voor ons is dit geen eindpunt. Wij zullen ook het intergemeentelijk werk evalueren. Vandaar dat we ook moeten durven na te denken over een interbestuurlijk model tussen overheden. Zoals in het voetbal, moet men blijven nadenken.
De hoofdbedoeling en het goede uitgangspunt van deze wijziging is dat men lokaal zo sterk mogelijk kan scoren. In dat perspectief zullen we het ontwerp van decreet graag goedkeuren. (Applaus)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Open Vld steunt het ontwerp van decreet, hoewel er enkele technische verbeteringen voortvloeien uit het evaluatierapport van de administratie Binnenlands Bestuur en de VVSG. Het geeft immers uitvoering aan belangrijke doelstellingen van de regering, zoals de afslanking van de provincie en het tegengaan van de wildgroei aan intercommunales, waarop onvoldoende democratische controle kan worden uitgeoefend.
Met dit ontwerp van decreet laten we de gemeenten toe om samen te werken. Ze krijgen zelfs extra mogelijkheden door onder meer politiezones en hulpverleningszones van de brandweer op een meer uniforme manier te laten toetreden.
Dit moet regiovorming in de hand werken, waarbij gemeenten er binnen een bepaald geografisch gebied voor kunnen kiezen om op diverse inhoudelijke vlakken samen te werken via één intergemeentelijk samenwerkingsverband. Zo’n regiovorming zal de bestuurskracht van de lokale besturen versterken en ruimte bieden om op termijn nog meer bevoegdheden van Vlaanderen over te dragen aan de lokale besturen en hun samenwerkingsverbanden.
Dit decreet zal dus bijdragen tot het verminderen van de keizer-kostermentaliteit van Vlaanderen en tot meer autonomie van onze lokale besturen. Daarom zullen we dit ontwerp van decreet goedkeuren. (Applaus)
De heer De Loor heeft het woord.
Vanzelfsprekend is sp.a er voorstander van de bestuurlijke ‘verrommeling’ tegen te gaan. In het voorgestelde ontwerp van decreet zit een mogelijkheid om het intermediair landschap te vereenvoudigen, onder meer door een versoepeling van de beperking van de doelstellingen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
We moeten er echter geen wonderen van verwachten, want voor een echte omslag zal meer nodig zijn dan deze decreetswijziging. Dit stellen ook de werknemers- en de werkgeversorganisaties binnen de SERV.
Wat de mogelijke deelname van private partners betreft, wil ik verwijzen naar de opmerkingen en bedenkingen van de werknemersorganisaties die werden gemaakt in de SERV. Vandaar het grote belang van de randvoorwaarden indien private partners aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden deelnemen.
Voor sp.a is het overduidelijk: het maatschappelijk belang moet steeds vooropstaan. Voor sp.a is het tevens cruciaal dat voor de financiering ook een beroep kan worden gedaan op de middelen van gebruikers van intercommunale diensten in de vorm van aandeelhouderschap in coöperatieve vennootschappen.
Het is voor sp.a belangrijk dat ook coöperatieven van gebruikers hun intrede in gemengde intercommunales kunnen doen. Zo kan onzes inziens meer aandacht worden besteed aan burgerparticipatie en wordt de gecreëerde meerwaarde lokaal verankerd. We begrijpen evenwel nog steeds niet waarom de provincies verplicht moeten uittreden uit de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, en al zeker niet uit deze met grondgebonden bevoegdheden, aangezien in de beleidsnota en de beleidsbrief letterlijk dit staat: “We gaan ervan uit dat de afgeslankte provincies de aan hen toegewezen bevoegdheden zo goed mogelijk moeten kunnen uitoefenen.” Hoe haaks kunnen woorden op daden staan? Qua autonomie van de provincies – de heer De Meulemeester had het hier over een keizer-kostermentaliteit – kan dit ook tellen! Het verbaast me dan ook dat alle meerderheidspartijen dit steunen.
Minister, ik vraag me af of u ondertussen al hebt berekend wat de mogelijke kostprijs zal zijn voor de lokale besturen. Het ontwerp van decreet vermeldt dat de uittreding gebeurt tegen een door de partijen overeengekomen waarde. Tot wat dit gaat leiden, laat zich al raden: deze Vlaamse Regering heeft zowel de provincies als de gemeenten immers al bittere financiële pillen laten slikken. Ook de werknemersorganisaties vragen aandacht voor de problematiek van de financiële draagkracht bij de overname van de provinciale aandelen. En ook CD&V, bij monde van de heer Doomst, verwees in de commissie terecht naar ‘de grote discussie’ over de waarde van de provinciale aandelen, wat leidt tot enorm veel onduidelijkheid. Hij stelde zelfs voor om dit aan een evaluatie te onderwerpen.
Sp.a kan achter een aantal uitgangspunten staan, zoals de ambitie in het Vlaams regeerakkoord om een evaluatie te houden van het decreet over de intergemeentelijke samenwerking, de wil om het intermediair landschap te vereenvoudigen en de doelstelling om de beperking van de doelstellingen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden te versoepelen. Toch zal sp.a dit ontwerp van decreet – gezien de bovenvermelde bedenkingen en bezwaren – niet goedkeuren.
Mijnheer De Loor, u kent ons standpunt zeer goed. Wij weten niet wat de toegevoegde waarde is voor het financieel beheer van de provincies. Het geplaatste kapitaal is goed voor minder dan 15 procent. Ik heb de cijfers gegeven. Ze zijn via de website beschikbaar, want ik heb ze in een antwoord op een schriftelijke vraag verkregen. Maar wat is voor u de toegevoegde waarde voor de provincies dan wel?
Mijnheer Gryffroy, u gaat ervan uit dat de provincies enkel voor een financiële toegevoegde waarde zorgen. Dat denken, is uw goed recht, maar wij denken daar anders over. Die mening zegt veel over uw visie over de provincies. Zo-even is dat in een actuele vraag van mevrouw Fournier ook al aan bod gekomen. Ze zei dat uw visie over de meerwaarde van provincies bedenkelijk is. Wij gaan ervan uit dat provincies een inhoudelijke meerwaarde aanleveren, en dat blijkt ook elke dag uit de werking van de intercommunales. Ik wacht nog steeds op een antwoord op een vraag die ik tot vervelens toe stel, zowel hier in de plenaire vergadering als in de commissie: op welke bestuurlijke inzichten is uw mening over het vertrek van de provincies uit intercommunales met grondgebonden bevoegdheden gebaseerd?
Ik heb er nog geen antwoord op gekregen. Diverse collega’s, ook van de meerderheid, hebben die vraag al gesteld. Tot op heden hebben we dat antwoord niet gekregen. Als we een antwoord krijgen, dan is dat: “Omdat het in het regeerakkoord staat.” Dat is het standaardantwoord van de minister. Waarom? Daarom. (Applaus bij sp.a)
Voorzitter, als ik me niet vergis, is dit vorige week dinsdag uitgebreid besproken in de commissie Bestuurszaken. Mijnheer De Loor, u hebt toen ook gezegd wat u elke keer herhaalt, namelijk dat mijn antwoord altijd “daarom” is. Neen, ik heb u heel duidelijk gezegd dat dit niet zomaar uit de lucht is komen vallen. Die aanpassingen zijn gebaseerd op het evaluatierapport van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), in samenspraak met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), toch een bron die u altijd zeer graag aanhaalt als referentie in mijn commissie. Zij hebben die evaluatie uitgevoerd, en op basis daarvan zijn die hervormingen doorgevoerd. U komt hier nogmaals, net als vorige week, stellen dat dit uit de lucht komt vallen en dat er geen objectieve basis voor is, maar dat klopt niet.
Voorzitter, ik blijf op mijn honger. Als ik opnieuw vraag op welke bestuurlijke inzichten dit is gebaseerd, dan wordt daar opnieuw geen antwoord op gegeven. Dat is de bewuste waarom-daaromstrategie. Dat is niet het eerste dossier: we hadden dat al bij Jobpunt Vlaanderen. We hebben dat nog al dikwijls meegemaakt. Collega Van Dijck, een mens leert ermee leven, maar dat is een trieste vaststelling.
Collega De Loor, u hebt ook nog altijd niet geantwoord op mijn vraag, en blijkbaar gelooft u ook niet in de sterkte van de lokale besturen, aangezien u het helpende handje van de provincie nodig hebt.
Collega Gryffroy, als u de discussies in de commissies volgt, dan zult u vaststellen dat ik wél absoluut geloof in de lokale besturen en hun sterkte. Ik geloof echter ook in de autonomie van lokale besturen. Daar sta ik voor 100 procent achter. Deze Vlaamse Regering en deze Vlaamse meerderheid hebben de mond vol van autonomie, maar opnieuw op basis van dit ontwerp van decreet stel ik wel vast dat die autonomie eenzijdig wordt benaderd. Blijkbaar geldt die autonomie niet voor intercommunales als het gaat over de vraag of die al dan niet kunnen beslissen of er kapitaal van provincies, of er een inbreng van provincies gewenst is. Ik stel vast dat die autonomie voor lokale besturen, waarin ik heel sterk geloof, op dat vlak echt niet wordt getolereerd door deze meerderheid.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Collega’s, wij zullen ons onthouden over dit ontwerp van decreet. Het is al aangehaald in het verslag en ook enigszins door de vorige spreker: onze onthouding heeft te maken met het onderdeel van het ontwerp dat bepaalt dat de provincies uit de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden moeten terugtreden. Die maatregel heeft te maken met de afslanking van de provincies, dat weet u. En wat u ook weet, is dat we wel achter compromissen staan, maar niet achter niet-werkbare en lauwe compromissen tussen partijen die de provincies willen behouden en partijen die de provincies willen afschaffen. Dan is het maar half-en-half. Het afscheiden van de persoonsgebonden materies en het behouden van de grondgebonden materies: dat is het compromis dat CD&V en N-VA hebben bereikt. Het gevolg is een hervorming die vis noch vlees is en die veel politici, ambtenaren, organisaties en burgers ongelukkig heeft gemaakt.
Het is trouwens een compromis dat soms niet klopt, en dat het soms gewoon niet klopt, is in dit ontwerp van decreet te merken. Ik geef een voorbeeld. Bij de afslanking blijven de provincies verantwoordelijk voor grondgebonden zaken. Wat gebeurt er in dit ontwerp? De provincies moeten weg uit de intercommunales. Waar houden vele intercommunales zich mee bezig? Juist, met grondgebonden zaken. Provincies moeten dus weg uit bestuursorganen die zich bezighouden met hun corebusiness, en zo leidt een lauw en onlogisch compromis tot een lauw en onlogisch beleid.
Voor alle duidelijkheid – en dat is misschien het verschil met sp.a – we zijn niet voor het afschaffen en ook niet voor het behoud van de provincies. We zijn voor een sterk, intermediair niveau tussen gemeenten en Vlaanderen. Dat is een essentieel verschil met de N-VA, die aanstuurt op enerzijds sterke gemeenten en anderzijds op Vlaanderen. Wij blijven ervan overtuigd dat het intermediair niveau tussen gemeenten en Vlaanderen nodig is. Dat heet niet provincies, maar regio’s. Die regio’s, dat is geen uitvinding. Al decennialang zijn die aan het groeien. Minister Vandeurzen stuurt aan op welzijnsregio’s, minister Schauvliege wil regio’s inzake ruimtelijke ordening, minister Weyts heeft het over vervoersregio’s. Er wordt heel veel aan regiovorming gedaan. Wij vinden de gebiedsomschrijving van de regio ideaal voor het dagelijks leven van de mensen dat zich afspeelt tussen school, werk, shoppen, ziekenhuis, openbaar vervoer enzovoort.
Wij zien de regio’s als een democratisch verkozen tussenniveau. Dat is het verschil met deze regering, die wel inzet op regiovorming. Wij zien het als een intermediair niveau dat sterk is en democratisch verkozen, waar Vlaanderen en de gemeenten op termijn bevoegdheden aan zullen afstaan.
We zullen jullie binnenkort allemaal de mogelijkheid geven hierover te stemmen, want wij dienen hiervoor een voorstel van decreet over stads- en streekgewesten in. Zolang de regio’s niet bestaan, zijn we voor het behoud van provincies. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Pira, in het ontwerp van decreet is er geen sprake van het woordje ‘regio’. U zou de provincies dan toch afschaffen, maar dan misschien niet, en wel overgaan naar regio’s. Hebt u er al eens over nagedacht hoe u het geplaatst kapitaal in de provincies, die statutair verankerd zijn, op de een of andere manier naar die regio’s zult brengen?
We zijn voor het vervangen van de provincies door regio’s. Hoe dat concreet moet, gaan we hier niet decreteren. Dat zal onderwerp zijn van een proces dat niet in een legislatuur klaar is.
Dan hebt u evenveel regio’s als provincies?
Mijnheer Gryffroy, daar ga ik nu geen uitspraken over doen. Er zullen meer regio’s dan provincies zijn, dat in elk geval. Ik stel vast dat u heel enthousiast mee zult discussiëren over het voorstel dat we binnenkort zullen indienen.
In elk geval zijn er in alle partijen veel politici, ook op het lokale niveau, die voor de regiovorming zijn. Die staat trouwens de fusie van te kleine gemeenten niet in de weg. De regiovorming is een zeer organisch niveau dat al lang aan het groeien is. We moeten het vastpakken, collega’s. Deze regering stimuleert heel sterk de regiovorming. Minister Vandeurzen stuurt aan op welzijnsregio’s, minister Schauvliege wil regio’s inzake ruimtelijke ordening, minister Weyts heeft het over vervoersregio’s. Het gevaar is dat er weer verschillende gebiedsomschrijvingen komen. Voor ons moet daar ook de brandweer en de politie bij. We moeten nagaan hoe we die gebiedsomschrijvingen op elkaar kunnen laten vallen, zodat we echt kunnen vereenvoudigen en echt aan de verrommeling kunnen werken.
Mevrouw Pira, dit ontwerp van decreet gaat hier duidelijk niet over. Het gaat niet over de afschaffing van provincies en het heroprichten van zoveel regio’s. Het gaat over het feit dat provincies financieel niet meer kunnen bijtreden in de intercommunales. Dat is een onderdeel van het ontwerp van decreet. Daarover gaat het.
Ik ben begonnen met te zeggen dat onze onthouding te maken heeft met een onderdeel van het decreet. Dat hebt u zeer juist gezien.
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil kort iets zeggen over de energie-intercommunales, namelijk de distributienetbeheerders. Ik ben heel bezorgd over wat daar gaat gebeuren.
Bij een aantal van hen – en het zijn er maar een aantal – zien we een dubbele beweging: de provincies willen zich terugtrekken als gevolg van dit ontwerp van decreet, en men heeft sowieso nood aan bijkomend eigen vermogen. Eandis zet ongeveer 20 miljoen euro in vanuit de provincies, en voor Infrax was dat ongeveer 50 miljoen euro. Ik rond de bedragen af.
Er is al gesproken over de waarde van de provinciale aandelen. Dat probleem zal allicht opgelost worden. Dat is niet mijn grootste zorg. Maar ik ben wel erg bezorgd om het volgende. Hier wordt de indruk gewekt dat het private kapitaal dat mogelijk zal worden aangetrokken vooral een goede zaak is omdat het knowhow zal meebrengen. En er wordt over corporate governance gesproken. Dat kan allemaal wel zijn. Maar het zou ook kunnen dat dat helemaal niet het geval is en dat grote jongens uit het buitenland naar hier komen om te investeren in onze distributienetten, gewoon om een zeker rendement te halen. Dat kan een maatschappelijke of ideologische keuze zijn, mij niet gelaten, maar het is alleszins niet onze keuze, zeker in het licht van de steeds stijgende energiekosten, waarvan de stijgende distributienettarieven een belangrijk onderdeel uitmaken. Ik maak mij daar echt zorgen over en ik vind dat we hierin iets strikter hadden moeten zijn. De distributiekost die de netbeheerder aanrekent, wordt dan een middel om privaat kapitaal te dienen, dat dan vervolgens naar het buitenland zal vloeien, ten koste van de burgers. Is het in de context van steeds stijgende distributienettarieven verantwoord om dat op die manier te doen, om zomaar in dezen vrijgeleide te geven aan privaat kapitaal?
Mijn fractie vindt het een gemiste kans omdat we hier geen grotere rol wegleggen voor coöperatief kapitaal. Ik weet dat de mogelijkheid geboden wordt, maar ik had het sterker verankerd willen zien in dit decreet. De zoektocht naar privaat kapitaal voor de distributienetbeheerders biedt mogelijkheden om burgers nauwer te betrekken bij de energietransitie. Het is toch heel logisch, net zoals het bijvoorbeeld in Duitsland gebeurt, dat een distributienet voor zo’n publieke dienst daar de burger, mét zijn kapitaal, meer bij betrekt. Het oprichten van een coöperatief fonds of het openen van een obligatielening waarop burgers zouden kunnen intekenen, zou een perfect alternatief kunnen zijn. Daarom vind ik het een gemiste kans dat dit niet sterker in dit decreet verankerd is.
Mijnheer Danen, ik begrijp uw bezorgdheid. Maar het een sluit het ander niet uit. U moet er rekening mee houden dat in de toekomst honderden miljoenen euro moeten worden geïnvesteerd bij de distributienetbeheerders, om nieuwe leidingen te leggen, om een slim netwerk te plaatsen, enzovoort. De gemeenten zijn er niet toe in staat om die 500 miljoen euro en meer as such op tafel te leggen. Je vindt dan bij manier van spreken een methode waarbij je de private partner weliswaar met centen maar met beperkte bestuursmandaten mee aan boord kunt nemen – en waarbij die private partners dan ten dele groeperen met coöperatieven of niet, dat laten we over aan de beslissingsnemers op dat niveau. De gemeenten die in de DNB’s zitten en in de raden van bestuur, moeten het doen. Wij moeten hen daartoe niet verplichten. Laat hun die vrijheid. Zorg dat daarin sterke lokale mandatarissen vertegenwoordigd zijn. Dan kun je daarmee nog alle richtingen uit.
Maar nu a priori zeggen wat wel en wat niet kan, neen. Het gaat hier om het bieden van de mogelijkheid aan de energiedistributienetbeheerders om privaat kapitaal aan te trekken uit sectoren die niet uit de energie komen. Dan moet het lokaal worden uitgemaakt wat of hoe. Dan hangt uw rendement daar automatisch aan vast. Wat gaat u doen met het rendement van de gemeenten? Die krijgen nu ook een dividend. Gaat u dat afschaffen? Dat is 250 miljoen euro. Geen probleem, maar er zitten hier ik-weet-niet-hoeveel burgemeesters en schepenen enzovoort, hoe gaan zij de financiën van hun gemeente op orde krijgen? Dat is een beslissing uit 2001, 2002 of 2003, maar wij waren toen nog niet aan de orde.
Dat is nu net mijn punt. Het gaat om publiek goed. Er zijn grote investeringen nodig. Dat zijn leidingen die mensen voor hun deur hebben lopen. Mensen zijn echt wel bereid om daarin te investeren, als ze tenminste de kans krijgen. Ik weet hoe de DNB’s ermee om zullen gaan. Zij zullen op zoek gaan naar een zogenaamde stabiele buitenlandse partner die enkel voor het dividend hierin investeert. Dit ontwerp van decreet laat dit duidelijk toe. Ik had heel graag een sterkere verankering gezien van coöperatief kapitaal waarbij burgers mee investeren. Ik weet best wel dat de mogelijkheid bestaat, maar ik had het graag decretaal meer verankerd gezien.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, het voorliggende ontwerp van decreet behelst een zestal wijzigingen, waarvan ik er enkele uithaal.
De Vlaamse Regering klopt zich op de borst dat het uitgangspunt van zuivere intergemeentelijke samenwerking met alleen publieke deelnemers die enkel het algemeen belang dienen, behouden blijft. We zijn van mening dat die IGS-verbanden weinig transparante constructies zijn waarop gemeenteraadsleden moeilijk zicht krijgen. In nogal wat gevallen voeren intercommunales taken uit die voor een gemeente heel belangrijk zijn, zoals inzake energie, afval, water, streekontwikkeling enzovoort. In plaats van hun taak als verlengde van de gemeente op te nemen, stellen bepaalde intercommunales zich met hun expertise en financiële mogelijkheden wel eens in de plaats van de gemeente. Er heerst dan duidelijk een democratisch deficit.
Een tweede element is de versoepeling van de doelstellingen van de zuivere IGS die de Vlaamse Regering ziet als een middel tegen de verrommeling, omdat hierin een mogelijkheid zou zitten om het intermediair landschap te vereenvoudigen. Indien we de verrommeling van het bestuurlijk landschap echt willen aanpakken – wat moet impliceren dat het democratisch deficit wordt aangepakt, de gemeenten worden versterkt en het bestuurlijk landschap vereenvoudigd –, dan zal dat niet lukken door intercommunales te versmelten tot grotere entiteiten. Er moet alleszins vermeden worden dat intercommunales ontstaan die zich met een zo ruim gamma aan taken bezighouden dat zij de facto de gemeenteraden ondergraven. Terecht werd in de commissie door de heer Meremans opgemerkt dat: “Als kleine gemeenten op veel verschillende vlakken intens moeten gaan samenwerken, men zich wel de vraag kan stellen of die dan niet beter samen één gemeente zouden vormen.” Dat is een pleidooi voor fusies van kleine of grotere gemeenten die we kunnen onderschrijven. Het is voor kleine gemeenten inderdaad niet altijd evident om voldoende kwaliteitsvolle dienstverlening te leveren. Fusie kan daarvoor een oplossing zijn.
Een operatie die leidt tot minder, maar grotere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met een ruimere taakstelling, geeft geen afdoende oplossing aan de verrommeling noch aan het democratisch deficit. Een verregaande samenwerking die zich uit in bestuurskrachtige gemeenten, geeft die oplossing wel. Die oplossing verkiezen we boven het bestendigen van het intercommunale landschap dat de facto de verkozen gemeenteraden uitholt.
Politie- en hulpverleningszones zullen kunnen aansluiten bij de intercommunales. Een politiezone is al een vorm van intergemeentelijke samenwerking. Het ontwerp van decreet maakt het mogelijk dat die zich inbedt in een andere IGS. Dit vereenvoudigt alleszins de structuur niet. Hiermee ontstaat een beslissingsstructuur die ver afstaat van de verkozen raadsleden. Men zou zich kunnen afvragen of het niet beter is of het beschot dat nu politiezones zou weerhouden gebruik te maken van de expertise van de gemeenten die de zones samenstellen, wordt weggehaald.
Wat de provincies betreft, zijn we tevreden over het uittreden van de provincies uit de IGS. We zullen later uiteraard nog het debat voeren over de afslanking van de provincies en in welke mate de Vlaamse Regering daar ver in wil gaan.
Maar het was beter geweest, wat het voorliggende ontwerp betreft en het ontwerp dat nog moet komen over de provincies, om ze helemaal af te schaffen en de lokale besturen door schaalvergroting te versterken en de macht van de intercommunales terug te schroeven. Om al die redenen, voorzitter, zullen wij ons straks bij de stemming onthouden.
Minister Homans heeft het woord.
Ik wil degenen die dit ontwerp van decreet zullen steunen, bedanken. Het is inderdaad een belangrijk ontwerp van decreet.
Iedereen die aanwezig was tijdens de commissievergadering van vorige week, weet dat toen dezelfde vragen zijn gesteld en dat heel het debat daar is gevoerd. Het is dus onnodig om nu ook nog eens alle replieken, die u in het verslag kunt lezen, over te doen.
U verwijst dus naar het verslag om te weten wat de antwoorden zijn. Wij danken u daarvoor, minister.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2015-16, nr. 668/1)
– De artikelen 1 tot en met 23 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.