Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, de kranten hebben bericht over diverse aspecten van de doorlichting door de inspectie. Een daarvan betreft de doorlichting van onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN). We dompelen die leerlingen onder in het Nederlands om hen zo snel en zo functioneel mogelijk de taal te leren begrijpen en gebruiken en hun schoolloopbaan een succesvol traject te bieden.
Minister, het positieve nieuws van de inspectie is dat heel veel OKAN-teams heel enthousiast en geëngageerd lesgeven. Ze doen moeite om in de leefwereld van de kinderen te komen. Ze houden rekening met de diversiteit in die groepen en slagen erin om de vooropgestelde doelen te bereiken.
Het spijtige is dat de helft van deze scholen er niet in slagen. We maken een aantal uren daarvoor vrij binnen de reguliere werking en er zijn extra uren speciaal voor dat OKAN-onderwijs, maar die uren leerkracht worden blijkbaar niet volledig benut om die doelstellingen te bereiken.
Ik vind dat wel spijtig. We hebben vorig jaar een discussie gevoerd over hoe we de kleuters hierbij kunnen betrekken. De scholen gaven toen aan dat zij dat zeker wilden doen. Maar het is voor hen heel belangrijk dat daar extra omkadering tegenover staat, anders kunnen zij dat niet waarmaken. Nu blijkt dat die uren de voorbije vijf jaren niet voldoende benut werden.
Minister, in welke mate zult u erop toezien dat alle uren en alle mogelijkheden die wij vrijmaken om van dit verhaal een succesverhaal te maken, zullen worden benut?
Dank u voor uw vraag. U haalt een ander aspectje uit het rijke verslag van onze onderwijsinspectie. Het zal wellicht ook nog in de commissie worden toegelicht.
Collega’s, het is inderdaad de allereerste keer dat het OKAN werd doorgelicht door de inspectie. Het gaat om een doorlichting of controle van de voorbije vijf jaar. Dat levert heel interessante informatie op. We zien dat de leerkrachten in het OKAN bijzonder enthousiast aan de slag gaan. Er wordt heel veel gedaan voor de kinderen. Maar er zijn een paar pijnpunten. Dat was ook voor mij niet zo’n positieve vaststelling.
Er zijn drie soorten middelen die we aan het OKAN geven. De gekleurde middelen moeten sowieso onmiddellijk worden gegeven tijdens het schooljaar. Geen probleem, die worden uiteraard aangewend. De middelen voor de vervolgcoaches moeten in de toekomst misschien wat meer gericht zijn op waar de kinderen effectief naartoe gaan. Nu worden ze automatisch gegeven aan die school waar die kinderen het OKAN hebben gevolgd. Maar het is natuurlijk niet zeker dat ze daar blijven. Daar moeten we, denk ik, regelgevend optreden. En dan zijn er de uren in het totale reguliere pakket, waarbij scholen vandaag de vrijheid hebben om uren aan te wenden voor het OKAN of niet.
De inspectie stelt vast dat in die scholen waar men de uren ook voor het OKAN aanwendt, de resultaten sterker en beter zijn. Dat is logisch. Ik vind het van belang dat elke euro die we uittrekken voor het OKAN, daar ook effectief aan wordt besteed. Je kunt onmogelijk verwachten dat je met kinderen goede resultaten behaalt op school als ze bijvoorbeeld niet eens de taal kennen.
Ik ga dus zeker de resultaten bespreken met de scholen. Wij hebben in september trouwens ook de oplevering van een twee jaar durend onderzoek naar de beste OKAN-praktijken. Dan zullen we zien wat het beste resultaat oplevert in de Vlaamse scholen. Gewapend met deze informatie moeten we dan bekijken of we dat derde deel van de middelen toch moeten kleuren, dan wel of we met de scholen duidelijk moeten afspreken dat ze alle middelen die ze krijgen voor het OKAN, effectief voor de taalondersteuning of voor de totale OKAN-ondersteuning moeten inzetten.
Ik geef een nuance bij het kleuren van middelen: het is mogelijk dat kinderen heel snel de taal aanleren en al na een paar maanden kunnen meedraaien in een gewone klas. Dan is het natuurlijk op basis van de gewone reguliere middelen. Er zijn dus wel wat argumenten om te zeggen dat je in een aantal gevallen de middelen niet meer als puur OKAN nodig hebt, maar dan moet je ze wel in het gewone onderwijs inzetten. De lijn is dus niet zo duidelijk te trekken, maar uit het inspectieverslag blijkt overduidelijk dat er betere resultaten worden geboekt als je de reguliere middelen ook voor het OKAN gaat inzetten. Dat is voer voor bespreking en, als het noodzakelijk is, voor een aanpassing van de regels.
Minister, het is inderdaad goed dat die uren volledig worden benut om de kinderen de omkadering te geven die nodig is. Ook daar is natuurlijk een reden te vinden waarom doelen niet bereikt kunnen worden.
U had het even over het vervolgtraject en de vervolgcoaches. De scholen die het OKAN inrichten, krijgen inderdaad sowieso 22 uren voor het vervolgtraject. Daarmee moet rekening worden gehouden in de evaluatie omdat daaruit blijkt dat wanneer er maar weinig vestigingen zijn, men met die 22 uren toekomt. Maar wanneer er meerdere vestigingen zijn, komt men daarmee in de problemen, en is de werkbelasting niet meer in overeenstemming met die 22 uur. Dat is ook een belangrijk punt om rekening mee te houden in de evaluatie of de verdere ontwikkeling hiervan.
Daarnaast wou ik nog een link leggen naar de SES-werkingsmiddelen (socio-economische status), de middelen die gebaseerd zijn op SES-indicatoren. Uit een inspectieverslag is gebleken dat ook daar niet altijd de middelen worden ingezet waarvoor ze nodig zijn. Ook daar maken taaltrajecten en taalbaden een belangrijk onderdeel uit van deze werkingsmiddelen. We zouden willen dat u daar ook rekening mee houdt in het geheel van de evaluatie met betrekking tot taal.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, eerst en vooral wil ik mijn grote waardering uitdrukken voor de inspanningen van de mensen die in het OKAN actief zijn.
Het rapport zegt dat de kwaliteit van het OKAN sterk verschilt van school tot school.
Tegelijkertijd doet ze drie aanbevelingen. Over de eerste aanbeveling is al gesproken: reguliere uren gegenereerd door het onthaalonderwijs moeten effectief hiervoor worden gebruikt. Dit lijkt me evident. De tweede aanbeveling is dat de uren-leraar voor vervolgcoaching beter zouden worden verdeeld volgens het aantal leerlingen. De derde aanbeveling is dat de nascholingsaanbieders en de lerarenopleidingen meer aandacht zouden moeten hebben voor anderstalige nieuwkomers. Minister, ik vraag voor de tweede en derde aanbeveling ook aandacht.
De heer De Ro heeft het woord.
Het is inderdaad niet de eerste keer. Ik herinner me dat middelen die door bso-leerlingen worden gegenereerd, ingezet worden voor het onderhouden van kleine aso-richtingen. U verwijst naar SES. We lezen dat ongeveer de helft van de scholen een aanzienlijk deel van hun uren niet gebruiken voor het onthaalonderwijs. Er is het inhoudelijk en kwalitatief oordeel van de inspectie dat aangeeft dat waar het correct gebeurt, de kinderen erop vooruitgaan. Rapport na rapport – vorige week nog van UNICEF – stelt dat Vlaanderen te weinig doet voor de kansarmsten, voor diegenen die de minste kansen krijgen. We kunnen niet naast dit soort vaststellingen kijken. Ik stel voor dat we zo snel mogelijk in de commissie dat aspect van het onderwijsinspectierapport uitbenen en er wettelijk paal en perk aan stellen. Dit is onverkoopbaar en doet het kwalitatief werk dat in de onthaalscholen door leerkrachten gebeurt, echt teniet.
Ik stel voor dat de inspectie heel snel langskomt in het parlement. Het is cruciaal dat er kamerbreed consensus over bestaat dat elke euro voor OKAN moet worden besteed aan het onthaalonderwijs.
Mijnheer De Ro, ik maak de nuance dat het mogelijk is dat kinderen sneller weg kunnen uit de OKAN-klas en instromen in het gewoon onderwijs, mits individuele begeleiding. Het is mogelijk dat die uren ook daarvoor worden gebruikt. Dat moeten we uitklaren. Daarom ben ik op mijn hoede om nu al te zware uitspraken te doen.
Het zou erg nuttig zijn dat we het onderzoek dat wordt opgeleverd in september 2016 en waarin alle best practices staan en waardoor we een dieptezicht krijgen op de resultaten die worden bereikt met OKAN, onder de loep nemen. Een van de zaken die onze inspectie opmerkt, is dat het voor veel scholen moeilijk is om effectmetingen te doen. Ze zijn wel goed en zinvol bezig, maar de doelen die moeten worden bereikt, worden niet altijd getoetst. Dat is hetzelfde probleem in OKAN. Laat ons de best practices erbij nemen om te kijken hoe we moeten bijsturen.
Mijnheer De Meyer, ik ga akkoord dat er ook aandacht moet zijn voor de tweede en derde aanbeveling.
Uit het inspectieverslag kunnen we vooral halen dat de investeringen die we doen in OKAN, een zeer goede zaak zijn. Er is geen enkele reden om daar in te snijden, integendeel. We kunnen dat best nog versterken. Voor mij is het zeker bespreekbaar om ook het laatste deeltje middelen te kleuren. Vooraleer we dat doen, wil ik zien of de bijkomende uren dan niet vooral worden besteed om ook die bepaalde kinderen in kleinere klasgroepen in het gewoon onderwijs te laten meelopen. Dat is dan weer een goede zaak. Om die redenen hebben we een diepteonderzoek nodig. De basisstelling dat elke euro die we geven als overheid aan onthaalonderwijs ook effectief daarnaar moet gaan, onderschrijf ik volledig en daar moeten we op toezien.
Als N-VA-lid kan ik niet anders dan nogmaals benadrukken hoe belangrijk we taalbeleid vinden. We zijn er echt van overtuigd – ik denk samen met u – dat dit de sleutel is tot integratie, participatie, persoonlijke ontwikkeling en zelfredzaamheid. We mogen inderdaad niet twijfelen om de beschikbare middelen daarvoor in te zetten. Daar is uiteraard de nodige professionalisering en deskundigheid voor nodig bij diegenen die het moeten geven.
De actuele vraag is afgehandeld.